Herstel na kanker

Initiatief: IKNL Aantal modules: 26

Herstel na kanker - Een nieuwe aanpak van nazorg

Grote toename van patiënten in de komende jaren
De incidentie van kanker en de overleving bij verschillende tumorsoorten nemen naar verwachting de komende jaren sterk toe. Dit betekent dat het aantal mensen dat kanker krijgt en leeft met de gevolgen hiervan sterk toeneemt. De huidige incidentie van kanker van 83.300 [Nederlandse Kankerregistratie 2006] mensen jaarlijks, stijgt tot 2015 naar bijna 100.000 [SCK van KWF 2004]. Het aantal mensen dat leeft met de ziekte en de gevolgen ervan neemt toe van 370.000 in 2000 naar bijna 700.000 in 2015 [SCK van KWF 2004].

Nazorg behoeft een programmatische aanpak
De Gezondheidsraad stelt in haar rapport 'Nacontrole in de oncologie' dat de nacontrole en nazorg bij kanker ontoereikend zijn voor deze groeiende zorgvraag. De optimale inhoud en duur van de nacontrole zijn onduidelijk en bovendien onderhevig aan ontwikkelingen. Inhoudelijke en organisatorische verbeteringen van de nazorg zijn nodig [Gezondheidsraad 2007 (1)].
Om patiënten in de herstelfase na kanker goed te begeleiden is een programmatische aanpak van nazorg noodzakelijk. De Gezondheidsraad adviseert om binnen 5 jaar tumorspecifieke nacontroleprogramma's op te zetten, gekoppeld aan een persoonlijk nazorgplan voor iedere patiënt.

Nazorg en nacontrole zijn gedefinieerd
De Gezondheidsraad definieert nazorg als 'een essentieel onderdeel van de individuele patiëntenzorg na behandeling voor kanker. Het behelst voorlichting, begeleiding, ingaan op klachten en symptomen, beoordelen van directe of late effecten van ziekte en behandeling en aandacht voor sociale gevolgen. De invulling hangt af van de individuele situatie van de patiënt. Het initiatief voor een contact kan zowel uitgaan van de arts als van de patiënt. In principe kan een nazorgcontact plaatsvinden zolang er reden is om een klacht te verbinden aan de eerder gediagnosticeerde kanker'. Nazorg heeft als eerste doel om ziektelast te beperken door verbetering van de kwaliteit van leven en verlenging van de levensduur. Dit kan door signalering, begeleiding bij en behandeling van gevolgen van ziekte en behandeling, van somatische, psychische of sociale aard, direct volgend op de behandeling dan wel later optredend (deze worden beschreven in de module Gevolgen en aanpak 1e jaar). Beperking van de ziektelast kan ook door vroege detectie van nieuwe manifestaties van de primair behandelde kanker of nieuwe daarmee geassocieerde maligniteiten (module Detectie nieuwe manifistaties). De evaluatie van het medisch handelen en de gevolgen daarvan is volgens de Gezondheidsraad vaak ook een doelstelling van nacontrole (module Evaluatie medisch handelen).

De Gezondheidsraad definieert nacontrole als: 'een programmatische vorm van oncologische nazorg die, volgens een bepaald schema terugkerende contacten tussen de patiënt en zijn behandelaar of een door deze ingeschakelde andere hulpverlener, plaats kunnen vinden als een op curatie gerichte behandeling heeft plaatsgevonden en die verband houdt met de behandelde vorm van kanker. In deze zin is nacontrole een aanbod van de hulpverlening. Duur, frequentie en inhoud van het programma van nacontrole wordt op groepsniveau vastgesteld. Vroege opsporing van nieuwe manifestaties van kanker kan alleen via (programmatische) nacontrole plaatsvinden'.

De begrippen nazorg en nacontrole worden niet altijd duidelijk van elkaar onderscheiden. Er is geen duidelijke afspraak over de terminologie. Ook de term follow-up wordt voor beide situaties gebruikt. In deze richtlijn wordt conform de Gezondheidsraad de term nazorg gehanteerd, waarbinnen nacontrole de programmatische aanpak is van nazorg.

Het advies van de Gezondheidsraad richt zich op de patiënt in de ziektevrije periode. Deze periode kan kort of lang zijn en in het gunstigste geval levenslang. In de Verenigde Staten spreekt men van cancer survivors. De richtlijn is voor deze groep opgesteld.

Richtlijn vertaalt de adviezen van de Gezondheidsraad naar de praktijk
De richtlijn geeft professionals handvatten om de nazorg in het eerste jaar na afloop van de behandeling, waarin de meeste gevolgen zich voordoen, in te vullen. Daarna vindt expliciet een moment van heroverweging van de nazorg plaats, met inachtneming van het wettelijke informed consent en zorgvuldigheidseisen.
De richtlijn is een vertaling van het rapport van de Gezondheidsraad naar de praktijk en berust op principes van goede zorg en waar mogelijk op beschikbare resultaten van wetenschappelijk onderzoek. Omdat de beschikbare evidentie veelal onvoldoende is zijn ook ervaringsfeiten, meningen van beroepsgroepen en wensen van patiënten meegenomen in de uiteindelijke richtlijn.

Grenzen van de richtlijn
De richtlijn is van toepassing op patiënten met een solide tumor die curatief behandeld zijn. De afwegingen met betrekking tot de noodzaak van nazorg zijn niet principieel anders voor de hematologische maligniteiten, en patiënten in de palliatieve fase, maar zullen in de praktijk wel vaak anders uitvallen. Differentiatie van nazorg naar patiënt en zorgbehoefte dient bij alle tumoren en in alle fasen van de ziekte plaats te vinden.

Richtlijn als aanzet tot landelijke aanpak en visie
Grunfeld [2006] (2) onderscheidt twee perspectieven voor herstel na kanker (survivorship): het perspectief van controle en het perspectief van zorg. Een verschuiving van controle naar zorg is nodig om te kunnen voorzien in geïntegreerde en gecoördineerde zorg die de groeiende groep patiënten met kanker wensen. Dit vereist ook betere integratie van de zorg in de tweede lijn met de eerste lijn. Hiervoor heeft het Institute of Medicine in de Verenigde Staten in 2005 de aanpak met een Cancer Survivorship Care Plan geïntroduceerd.
Met deze richtlijn geeft Integraal Kankercenrtum Nederland (IKNL) een eerste aanzet voor een 'Herstel na kanker Plan' in Nederland. Dit plan zal de implementatie van deze richtlijn en verder onderzoek op het gebied van herstel na kanker moeten bevatten. Ook de verdere ontwikkeling van de visie op de zorg in de oncologische zorgketen is nodig. Hierbij zullen de eerste en tweede lijn betrokken worden. In het Verenigd Koninkrijk en Denemarken zijn vergelijkbare initiatieven naar integratie tussen eerste en tweedelijn gaande.

Gebruik van de richtlijn vraagt veel van professionals
De landelijke richtlijnwerkgroepen kunnen de aanbevelingen in deze richtlijn gebruiken voor verdere uitwerking in tumorspecifieke richtlijnen. Individuele zorgverleners kunnen deze richtlijn gebruiken bij het opstellen van een nazorgprotocol en zorgpad in het eigen ziekenhuis. Tevens kan deze richtlijn landelijk gebruikt worden bij het opzetten van een zorgstandaard voor het deel van de herstelfase.
Het gebruik van de richtlijn vraagt van de professionals na te denken over zowel de inhoud van de zorg als over de organisatie. Op de werkvloer betekent dat veranderingen (zie module Nieuwe organisatie van nazorg). Naast medisch inhoudelijke en organisatorische argumenten spelen bij het invoeren van de richtlijn ook financiële en economische aspecten een rol (zie module Effecten op de kosten).

Onderbouwing

Grote toename van patiënten in de komende jaren
De incidentie van kanker en de overleving bij verschillende tumorsoorten nemen naar verwachting de komende jaren sterk toe. Dit betekent dat het aantal mensen dat kanker krijgt en leeft met de gevolgen hiervan sterk toeneemt. De huidige incidentie van kanker van 83.300 [Nederlandse Kankerregistratie 2006] mensen jaarlijks, stijgt tot 2015 naar bijna 100.000 [SCK van KWF 2004]. Het aantal mensen dat leeft met de ziekte en de gevolgen ervan neemt toe van 370.000 in 2000 naar bijna 700.000 in 2015 [SCK van KWF 2004].

Nazorg behoeft een programmatische aanpak
De Gezondheidsraad stelt in haar rapport 'Nacontrole in de oncologie' dat de nacontrole en nazorg bij kanker ontoereikend zijn voor deze groeiende zorgvraag. De optimale inhoud en duur van de nacontrole zijn onduidelijk en bovendien onderhevig aan ontwikkelingen. Inhoudelijke en organisatorische verbeteringen van de nazorg zijn nodig [Gezondheidsraad 2007 (1)].
Om patiënten in de herstelfase na kanker goed te begeleiden is een programmatische aanpak van nazorg noodzakelijk. De Gezondheidsraad adviseert om binnen 5 jaar tumorspecifieke nacontroleprogramma's op te zetten, gekoppeld aan een persoonlijk nazorgplan voor iedere patiënt.

Nazorg en nacontrole zijn gedefinieerd
De Gezondheidsraad definieert nazorg als 'een essentieel onderdeel van de individuele patiëntenzorg na behandeling voor kanker. Het behelst voorlichting, begeleiding, ingaan op klachten en symptomen, beoordelen van directe of late effecten van ziekte en behandeling en aandacht voor sociale gevolgen. De invulling hangt af van de individuele situatie van de patiënt. Het initiatief voor een contact kan zowel uitgaan van de arts als van de patiënt. In principe kan een nazorgcontact plaatsvinden zolang er reden is om een klacht te verbinden aan de eerder gediagnosticeerde kanker'. Nazorg heeft als eerste doel om ziektelast te beperken door verbetering van de kwaliteit van leven en verlenging van de levensduur. Dit kan door signalering, begeleiding bij en behandeling van gevolgen van ziekte en behandeling, van somatische, psychische of sociale aard, direct volgend op de behandeling dan wel later optredend (deze worden beschreven in de module Gevolgen en aanpak 1e jaar). Beperking van de ziektelast kan ook door vroege detectie van nieuwe manifestaties van de primair behandelde kanker of nieuwe daarmee geassocieerde maligniteiten (module Detectie nieuwe manifistaties). De evaluatie van het medisch handelen en de gevolgen daarvan is volgens de Gezondheidsraad vaak ook een doelstelling van nacontrole (module Evaluatie medisch handelen).

De Gezondheidsraad definieert nacontrole als: 'een programmatische vorm van oncologische nazorg die, volgens een bepaald schema terugkerende contacten tussen de patiënt en zijn behandelaar of een door deze ingeschakelde andere hulpverlener, plaats kunnen vinden als een op curatie gerichte behandeling heeft plaatsgevonden en die verband houdt met de behandelde vorm van kanker. In deze zin is nacontrole een aanbod van de hulpverlening. Duur, frequentie en inhoud van het programma van nacontrole wordt op groepsniveau vastgesteld. Vroege opsporing van nieuwe manifestaties van kanker kan alleen via (programmatische) nacontrole plaatsvinden'.

De begrippen nazorg en nacontrole worden niet altijd duidelijk van elkaar onderscheiden. Er is geen duidelijke afspraak over de terminologie. Ook de term follow-up wordt voor beide situaties gebruikt. In deze richtlijn wordt conform de Gezondheidsraad de term nazorg gehanteerd, waarbinnen nacontrole de programmatische aanpak is van nazorg.

Het advies van de Gezondheidsraad richt zich op de patiënt in de ziektevrije periode. Deze periode kan kort of lang zijn en in het gunstigste geval levenslang. In de Verenigde Staten spreekt men van cancer survivors. De richtlijn is voor deze groep opgesteld.

Richtlijn vertaalt de adviezen van de Gezondheidsraad naar de praktijk
De richtlijn geeft professionals handvatten om de nazorg in het eerste jaar na afloop van de behandeling, waarin de meeste gevolgen zich voordoen, in te vullen. Daarna vindt expliciet een moment van heroverweging van de nazorg plaats, met inachtneming van het wettelijke informed consent en zorgvuldigheidseisen.
De richtlijn is een vertaling van het rapport van de Gezondheidsraad naar de praktijk en berust op principes van goede zorg en waar mogelijk op beschikbare resultaten van wetenschappelijk onderzoek. Omdat de beschikbare evidentie veelal onvoldoende is zijn ook ervaringsfeiten, meningen van beroepsgroepen en wensen van patiënten meegenomen in de uiteindelijke richtlijn.

Grenzen van de richtlijn
De richtlijn is van toepassing op patiënten met een solide tumor die curatief behandeld zijn. De afwegingen met betrekking tot de noodzaak van nazorg zijn niet principieel anders voor de hematologische maligniteiten, en patiënten in de palliatieve fase, maar zullen in de praktijk wel vaak anders uitvallen. Differentiatie van nazorg naar patiënt en zorgbehoefte dient bij alle tumoren en in alle fasen van de ziekte plaats te vinden.

Richtlijn als aanzet tot landelijke aanpak en visie
Grunfeld [2006] (2) onderscheidt twee perspectieven voor herstel na kanker (survivorship): het perspectief van controle en het perspectief van zorg. Een verschuiving van controle naar zorg is nodig om te kunnen voorzien in geïntegreerde en gecoördineerde zorg die de groeiende groep patiënten met kanker wensen. Dit vereist ook betere integratie van de zorg in de tweede lijn met de eerste lijn. Hiervoor heeft het Institute of Medicine in de Verenigde Staten in 2005 de aanpak met een Cancer Survivorship Care Plan geïntroduceerd.
Met deze richtlijn geeft Integraal Kankercenrtum Nederland (IKNL) een eerste aanzet voor een 'Herstel na kanker Plan' in Nederland. Dit plan zal de implementatie van deze richtlijn en verder onderzoek op het gebied van herstel na kanker moeten bevatten. Ook de verdere ontwikkeling van de visie op de zorg in de oncologische zorgketen is nodig. Hierbij zullen de eerste en tweede lijn betrokken worden. In het Verenigd Koninkrijk en Denemarken zijn vergelijkbare initiatieven naar integratie tussen eerste en tweedelijn gaande.

Gebruik van de richtlijn vraagt veel van professionals
De landelijke richtlijnwerkgroepen kunnen de aanbevelingen in deze richtlijn gebruiken voor verdere uitwerking in tumorspecifieke richtlijnen. Individuele zorgverleners kunnen deze richtlijn gebruiken bij het opstellen van een nazorgprotocol en zorgpad in het eigen ziekenhuis. Tevens kan deze richtlijn landelijk gebruikt worden bij het opzetten van een zorgstandaard voor het deel van de herstelfase.
Het gebruik van de richtlijn vraagt van de professionals na te denken over zowel de inhoud van de zorg als over de organisatie. Op de werkvloer betekent dat veranderingen (zie module Nieuwe organisatie van nazorg). Naast medisch inhoudelijke en organisatorische argumenten spelen bij het invoeren van de richtlijn ook financiële en economische aspecten een rol (zie module Effecten op de kosten).
 
 

  1. 1 - Gezondheidsraad. Nacontrole in de oncologie. Doelen onderscheiden, inhoud onderbouwen. Den Haag: Gezondheidsraad 2007; publicatienr. 2007/10.
  2. 2 - Grunfeld E, Levine MN, Julian JA, Coyle D, Szechtman B, Mirsky D, Verma S, Dent S, Sawka C, Pritchard KL, Ginsburg D, Wood M, Whelan T. Randomized trial of long-term follow-up for early-stage breast cancer: A comparison of family physician versus specialist care. J Clin Oncol. 2006; 24: 848-55.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 17-02-2011

Laatst geautoriseerd  : 17-02-2011

Geplande herbeoordeling  :

De geldigheidsduur van deze richtlijn is vastgesteld op 5 jaar. De geldigheidstermijn voor de richtlijn wordt vanuit het IKNL bewaakt. Om verscheidene redenen kan herziening eerder dan beoogd nodig zijn. Zonodig zal de richtlijn tussentijds op onderdelen worden bijgesteld.

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Integraal Kankercentrum Nederland
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Internisten Vereniging
  • Nederlandse Vereniging voor Heelkunde
  • Nederlandse Vereniging voor Radiotherapie en Oncologie

Algemene gegevens

De houder van de richtlijn moet kunnen aantonen dat de richtlijn zorgvuldig en
met de vereiste deskundigheid tot stand is gekomen. Onder houder wordt verstaan
de verenigingen van beroepsbeoefenaren die de richtlijn autoriseren. Het IKNL is
financieel verantwoordelijk en draagt zorg voor het beheer en de ontsluiting van
de richtlijn.                                                                                                                               

Doel en doelgroep

Doel

De landelijke richtlijnwerkgroepen kunnen de aanbevelingen in deze richtlijn gebruiken voor verdere uitwerking in tumorspecifieke richtlijnen. Individuele zorgverleners kunnen deze richtlijn gebruiken bij het opstellen van een nazorgprotocol en zorgpad in het eigen ziekenhuis. Tevens kan deze richtlijn landelijk gebruikt worden bij het opzetten van een zorgstandaard voor het deel van de herstelfase.

 

Doelgroep

Deze richtlijn is geschreven voor alle professionals, die betrokken zijn bij de herstelfase van kankerpatiënten.

Samenstelling werkgroep

Integraal Kankercentrum Nederland

  • Mw. drs. A.G. Koppejan-Rensenbrink, programmaleider Herstel na kanker, voorzitter richtlijn
  • Mw. dr. Y.E.M. Snel, procesbegeleider projectgroep en stuurgroep
  • Mw. drs. B.C.M. Gijsen, programmacoördinator Herstel na kanker, procesbegeleider werkgroep nazorgplan
  • Mw. C.H.W.G. Leenen, secretariaat

Leden projectgroep

  • Mw. dr. G.H. de Bock, epidemioloog UMC Groningen, Groningen, commissie rapport van de Gezondheidsraad
  • Mw. drs. A. Bögels, directeur Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenorganisaties, Utrecht
  • Dr. J.J.E. van Everdingen (secretaris medisch wetenschappelijke raad tot juli 2008), mw. drs. H.W.J. Deurenberg (senior adviseur), dr. P.N. Post (senior adviseur), Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO, Utrecht
  • Prof.dr. J.A. Roukema, chirurg, hoogleraar Kwaliteit van leven, St. Elisabeth Ziekenhuis/Universiteit van TIlburg, Tilburg
  • Mw. prof.dr. C.A. Uyl, Institute for Medical Technology Assessment, IMTA

Leden stuurgroep

  • Mw. drs. A.M.S. van Aarnhem, huisarts, Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG)
  • Mw. N. Baselmans, werkgroepcoördinator / agendalid in de stuurgroep NPK werkgroep Kankerzorg
  • Mw. drs. J.H.M. Bekker, radiotherapeut-oncolooog RISO, Deventer Nederlandse Vereniging voor Radiotherapie en Oncologie (NVRO)
  • Drs. J. Geurts huisarts, Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG)
  • Mw. prof.dr. J.C.J.M. de Haes, hoogleraar medische psychologie AMC, NPK werkgroep Psychosociale zorg (plaatsvervanger: mw. dr. M. van der Linden, klinisch psycholoog, voorzitter NVPO, NPK werkgroep Psychosociale zorg)
  • Dr.ir. J.J.M. van der Hoeven, internist-oncoloog Medisch Centrum Alkmaar (Nederlandse Vereniging van Medische Oncologie (NVMO)
  • Prof.dr. J. Roukema, chirurg, hoogleraar kwaliteit van leven, St. Elisabeth Ziekenhuis Tilburg/Universiteit van Tilburg, Nederlandse Vereniging van Chirurgische Oncologie (NVCO)
  • Mw. K. Schram, bestuurslid oncologie Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland Oncologie (V&VN)

Werkgroep Nazorgplan

  • Dr. J.P. van den Berg, revalidatiearts Meander Medisch Centrum, afdeling Revalidatiegeneeskunde, Amersfoort
  • Mw. A. Does, nurse practitioner mamma Diaconessenhuis Leiden, Leiden
  • Dr. L. Gualthérie Van Weezel, psychiater Antoni Van Leeuwenhoekhuis/NKI, Amsterdam
  • Mw. drs. J. Hellendoorn-van Vreeswijk, projectmedewerker revalidatie en nazorg Integraal Kankercentrum Amsterdam, Amsterdam
  • Mw. M. Remie, psycholoog, coördinator NVPO, coördinator NPK werkgroep psychosociale zorg, De Vruchtenburg Centrum voor ondersteuning van mensen met kanker, Rotterdam
  • Dr. E. van Rijswijk, huisarts, afd. huisartsengeneeskunde UMC St. Radboud, Nijmegen
  • Dr. J.H. Schagen van Leeuwen, gynaecoloog St. Antonius Ziekenhuis, Nieuwegein
  • Mw. I. Snijders MA, nurse practitioner mamma Atrium Medisch Centrum, Heerlen
  • Prof.dr. H.B. van de Wiel, hoogleraar psychologie, adviseur oncologie UMC Groningen

Afvaardiging van de Landelijke Richtlijnwerkgroep Blaascarcinoom

  • Prof.dr. J.A. Witjes, hoogleraar urologie, UMC St. Radboud, Nijmegen, voorzitter
  • Dr. J.J. Fütterer, radioloog, Ziekenhuis Atrium, Heerlen
  • Dr. M.C.C.M. Hulshof, radiotherapeut-oncoloog, AMC, Amsterdam
  • Mw. J.C.M. Smits-van de Camp MA, nurse practitioner uro-oncologie, UMC St. Radboud, Nijmegen
  • Prof.dr. J.L.H.R. Bosch, hoogleraar urologie, UMC Utrecht, Utrecht
  • Dr. W.J. Kirkels, uroloog, Erasmus MC, Rotterdam
  • Dr. A.P. Visser, psycholoog, De Vruchtenburg, Rotterdam
  • Dr. P.C. Weijerman, uroloog Alysis Zorggroep, Ziekenhuis Rijnstate, Arnhem

Belangenverklaringen

Geen van de leden had persoonlijke financiële belangen bij de aanbevelingen die in deze richtlijn zijn geformuleerd.

Inbreng patiëntenperspectief

Op 29 mei 2008 organiseerde de VIKC (het huidige IKNL) een interactieve bijeenkomst waarin professionals en (ex-)patiënten dilemma's die zij ervaren op het gebied van nacontrole en nazorg met elkaar konden bespreken. Ruim veertig deelnemers discussieerden met behulp van de ‘Open Space methode' over de vraag hoe zij de ideale nazorg en nacontrole voor kankerpatiënten ervaren en zien. Open Space® is een methode voor effectief werken met grote groepen aan complexe thema's in een kort tijdsbestek. Bij deze methode bepalen de deelnemers met hun kennis en expertise de agenda en gespreksonderwerpen. De deelnemers hebben op die manier optimaal invloed op het eindresultaat. Op basis van de agenda kunnen de deelnemers aan verschillende discussies in wisselende samenstelling participeren. Per discussiegroep wordt een kort verslag gemaakt.

Methode ontwikkeling

Evidence based

Werkwijze

Het Integraal Kankercentrum Nederland heeft voor de ontwikkeling van de Richtlijn Herstel na kanker een projectstructuur ingericht met daarin vertegenwoordigd de wetenschappelijke- en de beroepsverenigingen en betrokken organisaties. De projectorganisatie bestond uit een stuurgroep, projectgroep, werkgroep nazorgplan en een afvaardiging van de Landelijke Richtlijnwerkgroep Blaascarcinoom.

Werkwijze richtlijnontwikkeling:

  1. De werkgroepen hebben via verschillende methodieken gewerkt aan de richtlijn. Via interactieve werkvormen zijn verschillende producten ontwikkeld en vervolgens geïntegreerd. De projectgroep heeft regelmatig vergaderd. De werkgroep nazorgplan heeft op interactieve wijze gewerkt aan een generiek nazorgplan. De stuurgroep heeft een startbijeenkomst gehad en drie interactieve werkbijeenkomsten. Een afvaardiging van de Landelijke Richtlijnwerkgroep Blaascarcinoom heeft één interactieve werkbijeenkomst gehad.
  2. De projectgroepleden hebben input geleverd aan het CBO voor het uitvoeren van systematische zoekacties naar relevante literatuur met betrekking tot de uitgangsvragen. De literatuur is geselecteerd door het CBO en de werkgroepleden. De geselecteerde literatuur is samengevat en voorzien van niveau van bewijs door het CBO. De projectgroep heeft vervolgens de conclusies en aanbevelingen geformuleerd. Voor de hoofdstukken 'de meeste nazorg is zelfzorg', 'evaluatie medisch handelen', 'effecten op de kosten' en 'veranderen vraagt inzet en middelen' hebben de projectgroepleden zelf literatuur gezocht en teksten opgesteld.
  3. Voor de ontwikkeling van deze richtlijn was het van cruciaal belang om te weten hoe patiënten de ideale nazorg en nacontrole zien. Een literatuurstudie naar de preferenties, wensen en verwachtingen van patiënten met kanker over nazorg is uitgevoerd. Het patiëntenperspectief is verder op innovatieve wijze geïnventariseerd via een interactieve werkconferentie, waarbij ruim veertig patiënten en professionals de agenda en gespreksonderwerpen bepaalden. Zij gaven nuttige informatie die is gebruikt bij het ontwikkelen van de richtlijn. Tijdens de Kanker Genomics Markt Plaza bijeenkomst op 28 maart 2009  bediscussieerden een panel en 145 (ex-)patiënten tijdens een workshop getiteld 'Eens patiënt, altijd patiënt?' stellingen die betrekking hebben op de Richtlijn Herstel na kanker. De uitkomsten zijn verwerkt in de richtlijn.
  4. In een ronde tafel bijeenkomst op 9 maart 2009 hebben de voorzitters van de Nederlandse Vereniging van Medische Oncologie, de Nederlandse Vereniging van Chirurgische Oncologie en de Nederlandse Vereniging van Radiotherapie en Oncologie, samen met experts, de conclusies en aanbevelingen uit de conceptrichtlijn en de implementatie ervan bediscussieerd. De resultaten van deze bijeenkomst zijn verwerkt in de richtlijn.
  5. Uit de commentaarfase kon geconcludeerd worden dat er behoefte is aan een verdere uitwerking van de samenwerking tussen professionals in het ziekenhuis en de huisartsen. Deze conclusie heeft geleid tot vervolggesprekken met de NVZ, de NVCO, NVMO, NVRO en de NHG in samenspraak met de hoogleraren huisartsengeneeskunde uit de Signaleringscommissie Kanker (SCK) van KWF Kankerbestrijding voor het Signaleringsrapport ‛Kankerzorg in de eerstelijn‛. Naar aanleiding van deze gesprekken is besloten om, na verwerking van het aanvullende commentaar van de NHG, de ontwikkeling van de richtlijn af te ronden.

Zoekverantwoording

Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.

Volgende:
Gevolgen en aanpak 1e jaar