Stereotactische radiotherapie bij HCC-patiënten met onderliggende levercirrose
Uitgangsvraag
Hoe presteert stereotactische radiotherapie als behandeling voor patiënten met hepatocellulair carcinoom met onderliggende levercirrose, in vergelijking met andere niet-operatieve lokale behandelingen?
Aanbeveling
Overweeg stereotactische radiotherapie bij hepatocellulaircarcinoompatiënten als alternatieve behandelmodaliteit voor TACE wanneer zij niet voor RFA in aanmerking komen, of als alternatief voor re-TACE wanneer na eerdere TACE radiologisch residu bestaat.
Overwegingen
Voor- en nadelen van de interventie en de kwaliteit van het bewijs
Stereotactische radiotherapie (SBRT) is op dit moment in Nederland een last resort behandeling bij een selectieve groep patiënten. Het valt niet binnen de standard of care, maar wordt ingezet als alternatief bij een specifieke groep die niet goed reageert op interventies als TACE.
Uit de drie RCT’s die zijn gevonden in de systematische search kan niet met zekerheid worden geconcludeerd wat de effecten zijn van SBRT versus andere interventies. Dit heeft te maken met de kleine aantallen die zijn geïncludeerd, de langzame inclusie van patiënten waardoor twee van de drie trials eerder zijn gestopt dan tevoren gepland, en het open-label karakter van de studies, waardoor de evidentie minder zeker is.
De cijfers laten (met een onzekerheidsmarge) zien dat SBRT niet slechter lijkt te presteren bij het bereiken van lokale controle ten opzichte van TACE. Bovendien lijkt er geen toegenomen toxiciteit te zijn en is er vergelijkbare kwaliteit van leven in beide armen zoals onderzocht in de studie van Méndez Romero (2023). Daarom zou in overleg met patiënt, SBRT als behandelingsmodaliteit kunnen worden overwogen als alternatief voor TACE wanneer patiënten niet voor RFA in aanmerking komen, of als alternatief voor re-TACE wanneer na eerdere TACE radiologisch residu bestaat. Op basis van de beschikbare data komen in aanmerking: patiënten met Child-Pugh A of B7 levercirrose zonder ascites of encefalopathie die 1 HCC hebben van maximaal 6cm of maximaal 3 laesies tot cumulatieve diameter van 6cm.
Ook uit studies met een observationele opzet komt SBRT als behandeling naar voren die voor BCLC0-A patiënten wordt gezien als een alternatieve behandelingsoptie in ontwikkeling, voor ablatie en als brug naar transplantatie (Kim, 2020).
Waarden en voorkeuren van patiënten (en eventueel hun verzorgers)
SBRT kan als alternatieve behandelingsmodaliteit worden aangeboden aan patiënten wanneer eerdere behandelingen met chirurgie, TACE of RFA geen of weinig effect hebben laten zien; zeker gezien deze geen slechtere kwaliteit van leven lijkt te veroorzaken en ook geen hogere kans op bijwerkingen. Het is van belang met de patiënt te bespreken wat de verwachtingen zijn van dit type behandeling als aanvulling op de standaardbehandelingen.
Kosten (middelenbeslag)
De behandeling bestaat over het algemeen uit 1 radiologische interventie voor markerplaatsing. Vervolgens 6 poliklinische sessies om de dag voor fractionele SBRT; kosten voor SBRT zijn ongeveer €7000,- De prijzen kunnen per centrum variëren. Deze kosten zijn niet significant afwijkend van alternatieven als TACE of SIRT.
Aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie
Technisch gezien kan in ieder centrum in Nederland dat SBRT uitvoert voor secundaire levertumoren, ook SBRT voor HCC-patiënten worden uitgevoerd. Er dient een goed protocol te zijn. De complexiteit van de patiënt met levercirrose en HCC leidt ertoe dat deze categorie patiënten over het algemeen in de bekende academische expertisecentra belandt, waar de noodzakelijke apparatuur aanwezig is. In een lokaal MDO wordt op basis van beschikbare expertise en wetenschappelijke data de meest geschikte behandelmodaliteit gekozen.
We verwachten gelijke toegang tot deze behandeling op basis van distributie van de expertisecentra. SBRT voor HCC is verzekerde zorg.
Rationale van de aanbeveling: weging van argumenten voor en tegen de interventies
De evidentie van SBRT is gezien de beperkingen in het opzetten van studies moeilijk hoger te maken. Toch is de aanbeveling op basis van de beschikbare prospectieve en retrospectieve data wat sterker geformuleerd, omdat de patiënt er ten opzichte van andere behandelmodaliteiten geen nadelen van lijkt te ondervinden.
Onderbouwing
Achtergrond
Voor hepatocellulair carcinoom (HCC) is een beperkt aantal behandelingen beschikbaar. Stereotactische radiotherapie kan worden ingezet als alternatief voor TACE of andere lokale behandelmodaliteiten bij een selectieve groep patiënten. Het is onduidelijk hoe deze interventie presteert ten opzichte van andere behandelmogelijkheden. Radiotherapie wordt niet overal gebruikt, omdat niet overal bekend is dat dit een relevante behandeloptie kan zijn. In de praktijk leidt dit tot grote praktijkvariatie binnen Nederland.
Conclusies
Very low GRADE |
The evidence is very uncertain about the effect of SBRT on local tumor control when compared with other non-surgical interventions for hepatocellulair carcinoma patients with liver cirrhosis.
Sources: (Shi, 2022; Méndez Romero, 2023; Comito, 2022) |
Very low GRADE |
The evidence is very uncertain about the effect of SBRT on overall survival when compared with other non-surgical interventions for hepatocellulair carcinoma patients with liver cirrhosis.
Sources: (Shi, 2022; Méndez Romero, 2023; Comito, 2022) |
Very low GRADE |
The evidence is very uncertain about the effect of SBRT on toxicity when compared with other non-surgical interventions for hepatocellulair carcinoma patients with liver cirrhosis.
Sources: (Shi, 2022; Méndez Romero, 2023; Comito, 2022) |
- GRADE |
No evidence was found on the effect of SBRT on relapse rate when compared with other non-surgical interventions for hepatocellulair carcinoma patients with liver cirrhosis.
Sources: (Shi, 2022; Méndez Romero, 2023; Comito, 2022) |
- GRADE |
No evidence was found on the effect of SBRT on liver function when compared with other non-surgical interventions for hepatocellulair carcinoma patients with liver cirrhosis.
Sources: (Shi, 2022; Méndez Romero, 2023; Comito, 2022) |
Samenvatting literatuur
Description of studies
Shi
In the single-centered unblinded randomized study by Shi (2022), that was conducted in Shanghai, China, in total 76 adult patients with HCC were enrolled and randomized to the postoperative adjuvant SBRT arm or the surgery alone arm. Disease free survival and overall survival were compared between the groups (at one year, three years, and five years), and adverse events were monitored. The median follow-up period was 55 months.
Méndez Romero
In the multicenter unblinded RCT by Méndez-Romero (2023), conducted between 2015 and 2020 and coordinated by the Erasmus MC, 30 patients were randomized either to the TACE-DEB arm (transarterial chemoembolization delivered with drug eluting beads) or the SBRT-arm. Endpoints evaluated in this trial were time to progression, local control, overall survival, response rate, toxicity and quality of life. The number of participants was calculated as 100, however, due to slow accrual the trial was stopped when 30 participants were included. The median follow-up period was 28.1 months.
Comito
In the single-center unblinded randomized study by Comito (2022), That was conducted in the Humanitas Research Hospital in Rozzano, Milan, Italy, 40 patients were randomized to either the TAE/TACE arm or the SBRT arm, following multiple TAE/TACE courses. Endpoints were 1-year local control, 1-year progression free survival, distant recurrence-free survival, overall survival and the incidence of acute and late complications. The trial was closed prematurely due to slow accrual. The median follow-up period was 20 months.
Results
Local tumor control
In Shi (2022) no significant difference between the SBRT group (local recurrence 4/16) and the SA group (local recurrence 12/28) (p = 0.236) was reported. In Méndez-Romero et al., the median time to local recurrence was reported as 12.0 months in the TACE-DEB arm (95% CI, 4.9-not reached). In the SBRT arm it had not been reached (>40 months) HR = 0.15, (95% CI 0.02 to 1.21 p=0.075). In Comito et al., 2022, the use of SBRT was significantly correlated with superior LC as compared to TAE/TACE (median not reached versus 8 months, p = 0.0002; HR: 0.15 (CI95% 0.04 to 0.4)), corresponding to a 1-year LC of 84% versus 23%.
Relapse rate
No results were reported considering overall relapse rate.
Overall survival
In Shi (2022) the one-, three-, and five-year OS rates were 100%, 89.5%, and 75.0% in the SBRT group versus 100.0%, 68.4%, and 53.7% in the SA group, respectively (p = 0.053).
In Méndez-Romero (2023) the median OS time was 36.8 months in the TACE-DEB arm (95% CI, 18.1-not reached) and 44.1 months (95% CI, 20.3-not reached) in the SBRT arm (HR = 0.58, 95% CI 0.18 to 1.85, p=0.36). In Comito et al., the median OS time was 31 months (95% CI 22 to 53) in the SBRT arm and 30 months (95% CI 17–35) in the TAE/TACE arm (p = 0.472). OS at 1 and 2 years was 75% and 64% in the SBRT arm and 95% and 57% in the TACE arm, respectively.
Toxicity
In Shi et al (2022) this outcome was only measured for the SBRT-group, and not compared in the two study arms. In the SBRT-group, one patient developed abdominal pain, 2 abdominal distention, 2 dyspepsia, 3 nausea, 9 fatigue, 2 liver injury (ALT peak value 91.1 and 104.5 U/ml, respectively), 2 decreased leucocyte count, 2 decreased platelet count, and 1 anorexia.
In Méndez Romero (2023) two of the 16 patients in the TACE-DEB arm had between them a total of three episodes (13%) of grade ≥3 toxicity. In the SBRT group there were no such episodes. In the TACE-DEB arm, one patient developed an infection with sepsis within one month after treatment. One patient who developed a hepatobiliary disorder grade 3 (hepatic encephalopathy) between 1 and 3 months after treatment In the same period, the same patient developed an increase in bilirubin.
In the study by Comito (2022) the occurrence of toxicity was reported as infrequent (n = 5, 13%) and mainly consisted of grade 1–2 nausea and abdominal pain in 4 out of 5 patients (3 in the SBRT arm occurred during radiation treatment and 1 in the TAE/TACE arm occurred within 24 h of the embolization session). Only one patient experienced acute grade 3 sepsis complicated by pleural effusion following TACE. Overall, no grade >3 toxicity was observed in any treatment arm.
Liver function
No results were reported considering liver function.
Level of evidence of the literature
The level of evidence regarding the outcome measure local tumor control was downgraded with 3 levels: 2 levels because of study limitations (risk of bias), due to the unblinded setup of all included studies and premature termination of the trial due to slow accrual, and 1 level because of indirectness.
The level of evidence regarding the outcome measure overall survival was downgraded with 3 levels: 2 levels because of study limitations (risk of bias), due to the unblinded setup of all included studies and premature termination of the trial due to slow accrual, and 1 level because of indirectness.
The level of evidence regarding the outcome measure toxicity was downgraded with 3 levels: 2 levels because of study limitations (risk of bias), due to the unblinded setup of all included studies and premature termination of the trial due to slow accrual, and 1 level because of indirectness.
Zoeken en selecteren
A systematic review of the literature was performed to answer the following question:
P: Hepatocellulair carcinoma patients with liver cirrhosis (Child-Pugh score max B7 for cirrhosis, BCLC-A/B/C classification);
I: Stereotactic body radiation therapy (SBRT);
C: Other non-surgical local treatment options;
O: Local tumor control, relapse rate, overall survival, toxicity, liver function.
Relevant outcome measures
The guideline development group considered local tumor control, relapse rate and overall survival as a critical outcome measure for decision making; and toxicity and liver function as an important outcome measure for decision making.
A priori, the working group did not define the outcome measures listed above but used the definitions used in the studies.
For overall survival, the working group defined >5% or >3% and a HR <0.7 as a minimal clinically (patient) important difference with a median follow-up of at least 3 years.
Search and select (Methods)
The databases (Medline (via OVID) and Embase (via Embase.com)) were searched with relevant search terms from 2005 until June 5th, 2023. The detailed search strategy is depicted under the tab Methods. The systematic literature search resulted in 440 hits. Studies were selected based on the following criteria: SRs or RCTs, SBRT as one of the treatment arms. Seven studies were initially selected based on title and abstract screening. After reading the full text, 4 studies were excluded (see the table with reasons for exclusion under the tab Methods), and 3 studies were included.
Results
Three studies were included in the analysis of the literature. Important study characteristics and results are summarized in the evidence tables. The assessment of the risk of bias is summarized in the risk of bias tables.
Referenties
- Comito T, Loi M, Franzese C, Clerici E, Franceschini D, Badalamenti M, Teriaca MA, Rimassa L, Pedicini V, Poretti D, Solbiati LA, Torzilli G, Ceriani R, Lleo A, Aghemo A, Santoro A, Scorsetti M. Stereotactic Radiotherapy after Incomplete Transarterial (Chemo-) Embolization (TAE\TACE) versus Exclusive TAE or TACE for Treatment of Inoperable HCC: A Phase III Trial (NCT02323360). Curr Oncol. 2022 Nov 16;29(11):8802-8813. doi: 10.3390/curroncol29110692. PMID: 36421345; PMCID: PMC9689962.
- Kim N, Cheng J, Jung I, Liang J, Shih YL, Huang WY, Kimura T, Lee VHF, Zeng ZC, Zhenggan R, Kay CS, Heo SJ, Won JY, Seong J. Stereotactic body radiation therapy versus. radiofrequency ablation in Asian patients with hepatocellular carcinoma. J Hepatol. 2020 Jul;73(1):121-129. doi: 10.1016/j.jhep.2020.03.005. Epub 2020 Mar 10. Erratum in: J Hepatol. 2020 Nov;73(5):1295-1296. PMID: 32165253.
- Méndez Romero A, van der Holt B, Willemssen FEJA, de Man RA, Heijmen BJM, Habraken S, Westerveld H, van Delden OM, Klümpen HJ, Tjwa ETTL, Braam PM, Jenniskens SFM, Vanwolleghem T, Weytjens R, d'Archambeau O, de Vos-Geelen J, Buijsen J, van der Leij C, den Toom W, Sprengers D, IJzermans JNM, Moelker A. Transarterial Chemoembolization With Drug-Eluting Beads Versus Stereotactic Body Radiation Therapy for Hepatocellular Carcinoma: Outcomes From a Multicenter, Randomized, Phase 2 Trial (the TRENDY Trial). Int J Radiat Oncol Biol Phys. 2023 Apr 8:S0360-3016(23)00308-5. doi: 10.1016/j.ijrobp.2023.03.064. Epub ahead of print. PMID: 37037359.
- Shi C, Li Y, Geng L, Shen W, Sui C, Dai B, Lu J, Pan M, Yang J. Adjuvant stereotactic body radiotherapy after marginal resection for hepatocellular carcinoma with microvascular invasion: A randomised controlled trial. Eur J Cancer. 2022 May;166:176-184. doi: 10.1016/j.ejca.2022.02.012. Epub 2022 Mar 15. PMID: 35303509.
Evidence tabellen
Study reference |
Study characteristics |
Patient characteristics 2 |
Intervention (I) |
Comparison / control (C) 3
|
Follow-up |
Outcome measures and effect size 4 |
Comments |
Shi, 2022 |
Type of study: RCT, single center
Setting and country: Eastern Hepatobiliary Surgery Hospital. Shanghai, China
Funding and conflicts of interest: The research has received funding from the “Clinical science and technology innovation project of Shenkang Hospital Development Center” (SHDC12020104), Shanghai Jiading District Fund’(2016-QN-001), and “Shanghai Municipal Health Commission Program” (202140362). The funding contributed to the job in the collection, analysis, and interpretation of data, in the writing of the report, and in the decision to submit the article for publication.
The authors state no further conflicts of interest. |
Inclusion criteria:
Exclusion criteria:
N total at baseline: 76 Intervention: 38 Control: 38
Important prognostic factors2: age ± SD: I: 56.42 (+/- 10.44) C: 55.74 (+/- 10.19)
Sex: I: 86.8 % M C: 84.2 % M
Groups comparable at baseline? Yes, no differences between the two groups in terms of baseline characteristics and potential confounders.
|
Describe intervention (treatment/procedure/test):
Stereotactic body radiotherapy (SBRT). A total dose of 35 Gy was delivered in a week. |
Describe control (treatment/procedure/test):
Surgery alone (SA): Conventional open partial hepatectomy. |
Length of follow-up: Follow-up was measured at 1, 3 and 5 years. The median follow-up period was 55 months.
Loss-to-follow-up: None
Incomplete outcome data: None
|
Outcome measures and effect size (include 95%CI and p-value if available):
Overall survival
The one-, three-, and five-year OS rates were 100%, 89.5%, and 75.0% in the SBRT group versus 100.0%, 68.4%, and 53.7% in the SA group, respectively (p = 0.053).
Disease free survival
The one-, three-, and five-year DFS rates were 92.1%, 65.8%, and 56.1% in the SBRT group versus 76.3%, 36.8%, and 26.3% in the SA group, respectively (p = 0.005).
Adverse events
The overall incidence of radiotherapy-related AE was 31.6% (12 participants).
Local Recurrence
There is no significant difference between the SBRT group (local recurrence 4/16) and the SA group (local recurrence 12/28) (p = 0.236).
Distal intra-hepatic recurrence
The recurrence rate in the SA group (3/28) was not significantly higher than the rate in the SBRT group (0/16) (p = 0.274). One participant in the SBRT group and two in the SA group had extra-hepatic recurrence after intra-hepatic recurrence in the follow-up period. No singly extra-hepatic recurrence occurred prior to intra-hepatic recurrence.
Toxicity
Only measured for the SBRT-group: One patient developed abdominal pain, 2 abdominal distention, 2 dyspepsia, 3 nausea, 9 fatigue, 2 liver injury (ALT peak value 91.1 and 104.5 U/ml, respectively), 2 decreased leucocyte count, 2 decreased platelet count, and 1 anorexia.
|
|
Méndez Romero, 2023 |
Type of study: RCT, multi center
Setting and country: Coördination by Erasmus MC Cancer Institute
Funding and conflicts of interest: Funding by Dutch Cancer Society, no conflicts of interest |
Inclusion criteria:
Exclusion criteria:
N total at baseline: 28 Intervention: 12 Control: 16
Important prognostic factors2: age ± median range I: 62 (50-85) C: 69 (55-78)
Sex: I: 10 (83%) M C: 14 (88%) M
Groups comparable at baseline? Yes, no differences between the two groups in terms of baseline characteristics
|
A risk-adapted dose prescription of SBRT was applied with a maximum dose of 6x9 Gy (Canadian protocol), while 6x8 Gy was acceptable as lowest total dose. |
Chemoembolization was performed by delivering DEB, i.e., hydrogel-based microspheres (Biocompatibles UK, Ltd, HepaSphere Biosphere Medical) loaded with the chemotherapeutic agent doxorubicin. If 1-month, 3-month or 6-month follow-up CT or MRI scan showed residual enhancement of the treated lesion, a second, third or even fourth TACE-DEB procedure was allowed. |
Length of follow-up: Median follow-up 28.1 months
Loss-to-follow-up: None
Incomplete outcome data: None
|
Outcome measures and effect size (include 95%CI and p-value if available):
Time to progression
Median TTP was 12.0 months in the TACE-DEB arm (95% CI, 4.9-15) and 18.8 months in the SBRT arm (95% CI, 7.6-not reached) (HR = 0.45, 95% CI: 0.16-1.32, p=0.15).
Local control
Median time to local recurrence was 12.0 months in the TACE-DEB arm (95% CI, 4.9-not reached). In the SBRT arm it has not been reached (>40 months) HR = 0.15, (95% CI 0.02-1.21 p=0.075).
Overall survival
Median OS time was 36.8 months in the TACE-DEB arm (95% CI, 18.1-not reached) and 44.1 months (95% CI, 20.3-not reached) in the SBRT arm (HR = 0.58, 95% CI 0.18-1.85, p=0.36).
Response rate
Response rates were 81% (56% CR+25% PR) in the TACE-DEB arm and 92% (67% CR+25% PR) in the SBRT arm.
Liver transplantation
Nine patients had been treated with TACE-DEB with the intention of liver transplantation at a later stage. Ultimately, five of these patients underwent transplantation. Median time from randomization to liver transplant was 10.7 months (range 9.8-17.1 months). The other patients were not transplanted, either because they did not wish to undergo transplantation (two patients) or due to disease progression (two patients). Six patients in the SBRT group were considered for liver transplant, four of whom ultimately received a transplant. Median time from randomization to liver transplant was 10.3 months (range 5.2-14 months). Due to disease progression, two patients did not undergo a transplant.
Toxicity
Only considering adverse events that may have been related to the treatment delivered, two of the 16 patients in the TACE-DEB arm had between them a total of three episodes (13%) of grade ≥3 toxicity. In the SBRT group there were no such episodes. In the TACE-DEB arm, one patient developed an infection with sepsis within one month after treatment. This was scored as grade 4 and as probably related to the procedure. One patient who developed a hepatobiliary disorder grade 3 (hepatic encephalopathy) between 1 and 3 months after treatment was also scored as possibly related. In the same period, the same patient, developed an increase in bilirubin. This was possibly related and scored as grade 3 (grade 2 at base line). |
Power analysis for this study calculated a needed sample size of 100 patients, but due to slow recruitment the study was closed after 30 patients. Two of the 30 included patients were retrospectively considered to be ineligible. Both these patients were randomized in the SBRT arm. |
Comito, 2022 |
Type of study: RCT, single center
Setting and country: Humanitas Research Hospital, Rozzano, Italy
Funding and conflicts of interest: No external funding received, no conflicts of interest declared |
Inclusion criteria: Patients diagnosed with unresectable HCC by histology or non-invasive European Association for the Study of the Liver criteria following prior TAE or TACE with radiologically defined residual disease. Patients also had to be appropriate candidates for locoregional treatment with stage BCLC A-B HCC (without evidence of active extrahepatic disease, including vascular thrombi) and Child–Pugh Class A or B liver disease without existing encephalopathy or ascites.
Exclusion criteria: Patients were excluded from the trial in the event of concurrent malignancy, uncontrolled infection, severe anomalies in blood tests, previous abdominal irradiation and Grade _3 hemorrhagic complications within 4 weeks of enrollment in the study.
N total at baseline: 40 Intervention: 21 Control: 19
Important prognostic factors2:
Sex: I: 71 % M C: 79 % M
Groups comparable at baseline? Yes, no significant differences between the groups
|
In patients randomized to SBRT, a blank and contrast-enhanced 4D-simulated CT was acquired, and, when available, image fusion with magnetic resonance imaging and/or choline positron emission tomography for better target definition was performed. The clinical target volume (CTV) corresponded to the gross tumor volume, as delineated on pretreatment imaging. The planning target volume (PTV) corresponded to the clinical target volume plus a 7–10 mm isotropic expansion. Tumor motion was managed through 4D CT and abdominal compression. SBRT was delivered in 3 to 6 fractions: the dose schedule was adapted on an individual basis in terms of the number of fractions and total delivered dose in order to prioritize with respect to dose–volume constraints for normal tissues, particularly the dose to the residual healthy liver. |
Patients randomized in the TAE/TACE arm were treated with TAE or conventional TACE according to the first embolization treatment received before the randomization. For TAE, the superselective catheterization of feeding vessels with microcatheters (Renegade High Flow; Boston Scientific, Natick, MA, USA) was obtained to perform subsegmental embolizations. Embolization was performed using small, precise and tightly calibrated microparticles (40 +/- 10 and/or 100 +/- 25 µm in diameter) with a hydrogel core and a nanothin coating of Polyzene-F (Embozene Color-Advanced Microspheres; CeloNova BioSciences, Newnan, GA, USA). The injection of 40 µm microspheres was performed until blood flow interruption or the administration of 4 mL. In the case of the residual enhancement and/or patency of feeding arteries, 100 _m microparticles were administered. In patients treated with TACE, 5 mL of iodized oil (Lipiodol) and 50 mg of epirubicin dissolved in 5 mL of non-ionic contrast media were used, followed by particle administration. The procedure was considered completed only when vascular shutdown was confirmed and no feeding vessels to the target tumor were detected at final angiography. |
Length of follow-up: Median of 20 (range 3 to 56) months
Loss-to-follow-up: One patient was lost before randomization
Incomplete outcome data: None |
Outcome measures and effect size (include 95%CI and p-value if available):
Local control
The use of SBRT was significantly correlated with superior LC as compared to TAE/TACE (median not reached versus. 8 months, p = 0.0002; HR: 0.15 (CI95% 0.04–0.4)), corresponding to a 1-year LC of 84% versus. 23%
Progression free survival
Patients treated with SBRT experienced significantly longer PFS in comparison with patients treated with TAE/TACE (median 9 versus 4 months, p = 0.016; HR: 0.43 (CI95% 0.21–0.87)).
Distant Recurrence-Free Survival
Median DRFS was 14 months (95% CI 5–21) in the TAE arm and 9 months (95% CI 7–16) in the SBRT arm (p = 0.494).
Overall survival
Median OS was 31 months (95% CI 22–53) in the SBRT arm and 30 months (95% CI 17–35) in the TAE/TACE arm (p = 0.472). OS at 1 and 2 years was 75% and 64% in the SBRT arm and 95% and 57% in the TACE arm, respectively.
Patterns of failure
At the time of our analysis, local progression occurred in 21 patients following TAE/TACE (n = 15) or SBRT (n = 6).
Toxicity
The occurrence of toxicity was infrequent (n = 5, 13%) and mainly consisted of grade 1–2 nausea and abdominal pain in 4 out of 5 patients (3 in the SBRT arm occurred during radiation treatment and 1 in the TAE/TACE arm occurred within 24 h of the embolization session). Only one patient experienced acute grade 3 sepsis complicated by pleural effusion following TACE. Overall, no grade >3 toxicity was observed in any treatment arm. |
All included patients have received one or more TAE/TACE course, and were unresponsive. |
Risk of bias table
Study reference
(first author, publication year) |
Was the allocation sequence adequately generated?
Definitely yes Probably yes Probably no Definitely no |
Was the allocation adequately concealed?
Definitely yes Probably yes Probably no Definitely no |
Blinding: Was knowledge of the allocated interventions adequately prevented?
Were patients blinded?
Were healthcare providers blinded?
Were data collectors blinded?
Were outcome assessors blinded?
Were data analysts blinded?
Definitely yes Probably yes Probably no Definitely no |
Was loss to follow-up (missing outcome data) infrequent?
Definitely yes Probably yes Probably no Definitely no |
Are reports of the study free of selective outcome reporting?
Definitely yes Probably yes Probably no Definitely no |
Was the study apparently free of other problems that could put it at a risk of bias?
Definitely yes Probably yes Probably no Definitely no |
Overall risk of bias If applicable/necessary, per outcome measure
LOW Some concerns HIGH
|
Shi, 2022 |
Definitely yes
Reason: Randomization was carried out using the random sequence method of Excel on the computer, keeping a 1:1 ratio. |
Definitely no
Reason: Participants and study staff were unmasked to treatment allocation. Blinding was not applied. |
Definitely no
Reason: Patients and healthcare providers were not blinded. It is not mentioned whether the data collectors, outcome assessors and data analysts were blinded. |
Definitely yes
Reason: There was no loss to follow-up. |
Definitely yes
Reason: All relevant outcomes were reported. |
Definitely yes
Reason: No other problems noted |
HIGH
Reason: Lack of blinding, and unclear whether data collectors, outcome assessors and data analysts were blinded |
Méndez Romero, 2023 |
Probably yes
Reason: In this open-label, prospective, multicenter, randomized, phase 2 trial, we randomized patients 1:1 between TACEDEB (standard arm) and SBRT (experimental arm). |
Definitely no
Reason: Unblinded study (open label) |
Definitely no
Reason: Patients and healthcare providers were not blinded. It is not mentioned whether the data collectors, outcome assessors and data analysts were blinded. |
Definitely yes
Reason: There was no loss to follow-up. |
Definitely yes
Reason: All relevant outcomes were reported. |
Definitely no
The study was powered for 100 participants, but after 30 participants was stopped due to slow inclusion. |
HIGH
Lack of blinding, and unclear whether data collectors, outcome assessors and data analysts were blinded, trial underpowered and stopped prematurely due to slow inclusion |
Comito, 2022 |
Definitely yes
A computer-generated minimization program that incorporates a random element was used to ensure that the treatment groups were balanced for gender and Child-Pugh class |
Definitely no
Reason: Unblinded study (open label) |
Definitely no
Reason: Patients and healthcare providers were not blinded. It is not mentioned whether the data collectors, outcome assessors and data analysts were blinded. |
Definitely yes
Reason: There was no loss to follow-up. |
Definitely yes
Reason: All relevant outcomes were reported. |
Definitely no
The study inclusion was stopped prematurely due to slow accrual/number of events was met earlier than expected |
HIGH
Reason: Lack of blinding, and unclear whether data collectors, outcome assessors and data analysts were blinded, trial was stopped prematurely |
Table of excluded studies
Reference |
Reason for exclusion |
Chen et al. Comparing stereotactic ablative radiotherapy (SABR) versus re-trans-catheter arterial chemoembolization (re-TACE) for hepatocellular carcinoma patients who had incomplete response after initial TACE (TASABR): a randomized controlled trial. BMC Cancer (2019) 19:275 |
Research protocol, no results |
Kang et al. Stereotactic body radiotherapy combined with transarterial chemoembolization for hepatocellular carcinoma with portal vein tumor thrombosis. MOLECULAR AND CLINICAL ONCOLOGY (20140 2: 43-50 |
The intervention does not follow the PICO |
Abdel-Rahman, Elsayed. External beamradiotherapy for unresectable hepatocellular carcinoma (Review). Cochrane Database of Systematic Reviews (2017) Issue 3 |
The intervention does not follow the PICO |
Hoegen, P., Zhang, K.S., Tonndorf-Martini, E. et al. MR-guided adaptive versus ITV-based stereotactic body radiotherapy for hepatic metastases (MAESTRO): a randomized controlled phase II trial. Radiat Oncol 17, 59 (2022). https://doi.org/10.1186/s13014-022-02033-2 |
Population does not follow the PICO |
Verantwoording
Autorisatiedatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 01-01-2024
Laatst geautoriseerd : 01-01-2024
Geplande herbeoordeling : 01-01-2029
Algemene gegevens
De ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en werd gefinancierd uit de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS).
De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.
Samenstelling werkgroep
Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is in 2021 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen (zie hiervoor de Samenstelling van de werkgroep) die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met hepatocellulaircarcinoom.
Werkgroep
- Prof. dr. R.A de Man, MDL-arts, Erasmus MC, Rotterdam, NVMDL (voorzitter)
- Dr. K.J. van Erpecum, MDL-arts, UMC Utrecht, Utrecht, NVMDL
- Dr. E.T.T.L. Tjwa, MDL-arts, Radboud UMC, Nijmegen, NVMDL
- Dr. R.B. Takkenberg, MDL-arts, Amsterdam UMC, Amsterdam, NVMDL
- Dr. F.G.I. van Vilsteren, MDL-arts, UMCG, Groningen, NVMDL
- Dr. D. Sprengers, MDL-arts, Erasmus MC, Rotterdam, NVMDL
- Dr. M.J. Coenraad, MDL-arts, LUMC, Leiden, NVMDL
- Prof. dr. B. van Hoek, MDL-arts, LUMC, Leiden, NVMDL
- Dr. N. Haj Mohammad, Internist-oncoloog, UMC Utrecht, Utrecht, NIV
- Dr. J. de Vos-Geelen, Internist-oncoloog, MUMC, Maastricht, NIV
- Drs. J.A. Willemse, Directeur Nederlandse Leverpatiënten Vereniging
- Prof. dr. M.G.E. Lam, Nucleair geneeskundige, UMC Utrecht, Utrecht, NVNG
- Prof. dr. J. Verheij, Patholoog, Amsterdam UMC, Amsterdam, NVvP
- Dr. M. (Michail) Doukas, Patholoog, Erasmus MC, Rotterdam, NVvP
- Dr. A.M. Mendez Romero, Radiotherapeut, Erasmus MC, Rotterdam, NVvR
- Dr. A.E. Braat, Chirurg, LUMC, Leiden, NVvH
- Dr. M.W. Nijkamp, Chirurg, UMCG, Groningen, NVvH
- Prof. Dr. J.N.M. Ijzermans, Chirurg, ErasmusMC, Rotterdam, NVvH
- Drs. J.I. Erdmann, Chirurg, Amsterdam UMC, Amsterdam, NVvH
- Dr. M.C. Burgmans, Radioloog, LUMC, Leiden, NVvR
- Drs. F.E.J.A. Willemssen, Radioloog, ErasmusMC, Rotterdam, NVvR
- Prof. Dr. O.M. (Otto) van Delden, Radioloog, AmsterdamUMC, Amsterdam, NVvR
- J.I. Franken, Verpleegkundig specialist, ErasmusMC, Rotterdam, V&VN
Met ondersteuning van
- Dr. C. Gaasterland, Adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
- Dr. D. Nieboer, Adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
- Dr. N. Zielonke, Adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
- Drs. M. Oerbekke, Adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
- Drs. M. te Lintel Hekkert, Junior adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
- Drs. S van Duijn, Junior adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
- Drs. A. van Hoeven, Junior adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
- D.P. Gutierrez, projectsecretaresse, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
Belangenverklaringen
De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.
Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.
Achternaam werkgroeplid |
Hoofdfunctie |
Nevenwerkzaamheden |
Persoonlijke financiële belangen |
Persoonlijke relaties |
Extern gefinancierd onderzoek |
Intellectuele belangen en reputatie |
Overige belangen |
De Man (vz.) |
Hoogleraar Hepatologie, Erasmus MC Rotterdam |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Haj Mohammad |
Internist-oncoloog, Universitair Medisch Centrum Utrecht |
Penningmeester Dutch Upper GI Cancer (DUCG), onbetaald |
Geen |
Geen |
Geen |
Lid wetenschappelijke raad Dutch Hepato and Cholangio Carcinoma Group(DHCG) |
Geen |
Burgmans |
Sectiehoofd interventie radiologie LUMC |
Voorzitter Nederlandse Vereniging Interventieradiologie |
Geen |
Geen |
PROMETHEUS studie, subsidie KWF, project leider |
Geen |
Geen |
Lam |
Nucleair geneeskundige, UMC Utrecht |
Geen |
Geen |
Geen |
Terumo, Quirem Medical en Boston scientific leveren financiële steun aan wetenschappelijke projecten |
Geen |
Het UMC Utrecht ontvangt royalties en milestone payments van Terumo/Quirem Medical |
Franken |
Verpleegkundig Specialist Levertumoren |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Verheij |
Hoogleraar hepatopancreatobiliaire Pathologie aan de Universiteit van Amsterdam |
lid medische adviesraad NLV (onbezoldigd) |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Sprengers |
MDL-arts Erasmus MC |
Geen |
Geen |
Geen |
Ik doe translationeel onderzoek met als doel behandeling van patiënten met een HCC te verbeteren. Daarbij wordt soms samengewerkt met famaceutische partijen die producten ontwikkelen die hieraan bij kunnen dragen. Te allen tijde betreft dit objectief wetenschappelijk onderzoek zonder winstoogmerk. |
Geen |
Geen |
Van Vilsteren |
MDL-arts UMCG 0,9 fte |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Takkenberg |
Maag- Darm Leverarts met specifiek aandachtsgebied leverziekten. Sinds 1-4-2015 in deinst van het Amsterdam UMC, locatie AMC. |
Geen |
Betaald adviesschap: |
Geen |
Ik ben PI van de PEARL studie. Dit is een dubbelblind gerandomiseerde studie bij patiënten die een transjugulaire intrahepatische portosysthemische shunt (TIPS) krijgen. Patiënten worden gerandomiseerd tussen profylactisch lactulose en rifaximin versus lactulose en placebo. Doel is het voorkomen van post-TIPS hepatische encafalopathie (EudraCT-nummer 2018-004323-37). Deze studie wordt gefinancierd door ZonMW en ondersteund door Norgine. Zij leveren de rifaximin en placebo tabletten. |
Secretaris Dutch Hepatocellular and cholangiocarcinoma Group (DHCG) |
Geen |
Van Erpecum |
MDL-arts UMC Utrecht |
Associate Editor European Journal of Internal Medicine (onbetaald) |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Willemssen |
Abdominaal Radioloog |
Bestuurslid abdominale sectie NVvR (onbetaald) |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Méndez Romero |
Staflid afdeling radiotherapie in het Erasmus MC |
Als staflid in ee adademisch ziekenhuis ben ik in loondienst van het ErasmusMC |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Tjwa |
MDL arts / hepatoloog |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Braat |
chirurg |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Nijkamp |
Chirurg Universitair Medisch Centrum Groningen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Willemse |
Directeur Nederlandse Leverpatiënten Vereniging |
* Bestuurslid Liver Patients International (onbetaald) |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
IJzermans |
Hoofd HPB & Transplantatiechirurgie Erasmus MC |
- |
Niet van toepassing |
Nee |
Niet van toepassing |
Niet van toepassing |
Nee |
Vos, de - Geelen |
* Internist - Medisch Oncoloog Maastricht UMC+ |
Has served as a constultant for Amgen, AstraZeneca, MSD, Pierre Fabre and Servier and has received institutional research funding from Servier |
Has served as a constultant for Amgen, AstraZeneca, MSD, Pierre Fabre and Servier and has received institutional research funding from Servier. Geen directe financiële belangen in een farmaceutisch bedrijf |
Geen |
* Servier: Microbioomonderzoek - Projectleider |
Geen |
Geen |
Hoek, van |
* Hoogleraar Hepatologie, Universiteit Leiden |
* Norgine Pharma - patient voorlichtingsmateriaal maken, onder andere podcast - betaald |
Geen |
Nee |
* Roche - Piranga Studie (hepatitis B) - Projectleider |
Geen |
Nee |
Delden, van |
Radioloog, Amsterdam UMC |
Voorzitter DHCG |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Doukas |
Universitair Medisch Specialist, Patholoog, Afdeling Pathologie Erasmus MC, Rotterdam |
Geen |
Niet van toepassing |
Niet van toepassing |
Niet van toepassing |
Niet van toepassing |
Niet van toepassing |
Coenraad |
Associate professor, MDL arts Leids Universitair Medisch Centrum (1.0 fte) |
Nevenfuncties: |
Niet van toepassing |
Niet van toepassing |
* Horizon2020 - EU Project id 945096. Title ‘Novel treatment of acute-on-chronic liver failure using synergistic action of G-CSF and TAK-242 - Geen projectleider |
Niet van toepassing |
Niet van toepassing |
Erdmann |
Chirurg AUMC |
geen |
geen |
geen |
AGEM - perfusie onderzoek (50K), rol als projectleider |
geen |
geen |
Inbreng patiëntenperspectief
Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door deelname van de afgevaardigde patiëntenvereniging Nederlandse Leverpatiëntenvereniging in de werkgroep. De afgevaardigde heeft meebeslist bij het opstellen van de uitgangsvragen, de keuze voor de uitkomstmaten en bij het opstellen van de overwegingen. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan de Nederlandse Leverpatiëntenvereniging en de eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.
Wkkgz & Kwalitatieve raming van mogelijke substantiële financiële gevolgen
Kwalitatieve raming van mogelijke financiële gevolgen in het kader van de Wkkgz
Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).
Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er geen substantiële financiële gevolgen zijn voor deze richtlijn, gezien het aantal patiënten kleiner is dan 5000.
Werkwijze
AGREE
Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).
Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen
Tijdens de voorbereidende fase inventariseerde de werkgroep de knelpunten in de zorg voor patiënten met Hepatocellulaircarcinoom. De werkgroep beoordeelde de aanbeveling(en) uit de eerdere richtlijn Hepatocellulaircarcinoom op noodzaak tot revisie. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door de deelnemende WV-en, de V&VN en de Nederlandse Leverpatiëntenvereniging.
Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep concept-uitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld.
Uitkomstmaten
Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.
Methode literatuursamenvatting
Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing. Indien mogelijk werd de data uit verschillende studies gepoold in een random-effects model. Review Manager 5.4 werd gebruikt voor de statistische analyses. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.
Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs
De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).
GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).
GRADE |
Definitie |
Hoog |
|
Redelijk |
|
Laag |
|
Zeer laag |
|
Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).
Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)
Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello, 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE methodiek.
Formuleren van aanbevelingen
De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.
In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE-gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.
Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers |
||
|
Sterke aanbeveling |
Zwakke (conditionele) aanbeveling |
Voor patiënten |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet. |
Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet. |
Voor behandelaars |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen. |
Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren. |
Voor beleidsmakers |
De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid. |
Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen. |
Organisatie van zorg
In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van zorg.
Commentaar- en autorisatiefase
De conceptrichtlijnmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.
Literatuur
Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.
Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.
Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.
Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.
Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.
Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. http://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/over_richtlijnontwikkeling.html
Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.
Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.
Zoekverantwoording
Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.