Hematurie en nefrogene oorzaken
Uitgangsvraag
Hematurie en nefrogene oorzaken.
Aanbeveling
Bij alle patiënten die een analysehematurie ondergaan moeten bloeddruk, creatinine, creatinineklaring (MDRD-GFR) en mate van proteïnurie worden bepaald.
Bij beoordeling van het urinesediment dient bij hematurie aandacht te worden geschonken aan de morfologie van de erytrocyten.
Hematurie die samengaat met proteïnurie, dient te worden geanalyseerd door een nefroloog/internist naast eventueel urologische analyse.
Overwegingen
Bij deze module zijn geen overwegingen geformuleerd.
Onderbouwing
Achtergrond
In de diagnostische work-up van hematurie dient vanaf het begin een nefrologische oorzaak te worden meegenomen in de overwegingen. Dit is van belang omdat de aanpak van een nefrologische, veelal glomerulaire, oorzaak duidelijk verschilt van een urologische work-up. Daarnaast kan hematurie een symptoom zijn van een nefrologische aandoening die direct ingrijpen vergt (bijvoorbeeld acute glomerulonefritis of acute nier- insufficiëntie bij IgA-nefropathie).
De maat van hematurie geeft geen richting in een urologische dan wel nefrologische oorzaak: zowel microscopische als macroscopische hematurie kan bij beide voorkomen.1-3 Alleen macroscopische hematurie met stolselvorming is vrijwel altijd van urologische origine.
In tabel 1 van aanverwant product 'Inleiding hematurie' worden de meest frequente oorzaken getoond van hematurie.
In de groot prospectief onderzoek van Khadra et al, bij 1930 patiënten met hematurie, blijkt uiteindelijk bij 9,8% een nefrologische oorzaak te bestaan.3 In 60% van de gevallen wordt er geen diagnose gesteld. Van de nefrologische oorzaken voor hematurie komen IgA-nefropathie en dunnebasaalmembraannefropathie het meest voor. De incidentie van IgA-nefropathie in Nederland is ongeveer 15-40 gevallen per miljoen inwoners per jaar.4 De prevalentie van dunnebasaalmembraannefropathie is lastig exact te bepalen, maar wordt geschat op ongeveer 1% van de bevolking.5 In een prospectief onderzoek van 49 nierbiopsieën bij relatief jonge patiënten (gemiddeld 35 jaar) met idiopathische hematurie zonder proteïnurie had 25% dunnebasaalmembraannefropathie en 25% IgA-nefropathie. In 41% van de biopsieën werd geen afwijking gevonden.2
Conclusies
Niveau 1 |
Zowel microscopische als macroscopische hematurie kan voorkomen bij nefrologische oorzaken van hematurie.
A1 Brenner 2008[1]; Khadra 2000[3]; Nieuwkoop 1996 |
Niveau 1 |
Een percentage van > 40% dysmorfe erytrocyten is een sterke aanwijzing voor een glomerulaire oorzaak van hematurie.
A1 Rodgers 2006[1]; B Fogazzi 2008[17] |
Samenvatting literatuur
1 Onderscheid maken tussen nefrologische en urologische oorzaken van hematurie
Er is geen eenduidige simpele test om onderscheid te maken tussen nefrologische en urologische oorzaken van hematurie. Het onderscheid zal veelal dienen te worden gemaakt op basis van patroonherkenning. Daarnaast is het urinesediment van groot belang. De belangrijkste aanwijzingen voor een nefrogene oorzaak zijn hypertensie, proteïnurie, gestoorde nierfunctie en dysmorfe erytrocyten in het urinesediment. Aanwijzingen voor nefrogene oorzaken voor hematurie zijn opgenomen in tabel 1. Met een gestoorde nierfunctie wordt bedoeld een verminderde geschatte glomerulaire filtratiesnelheid (eGFR). Als grenswaarden voor de eGFR en eiwitverlies in de urine zijn de definities aangehouden zoals gebruikt in de Landelijke Transmurale Afspraak Chronische Nierschade 2009.6
Tabel 1. Aanwijzingen voor nefrogene oorzaak van hematurie
- Voorgeschiedenis van nierziekten en/of systeemziekten Familieanamnese (bijv. cystenieren, sikkelcelziekte, ziekte van Alport)
- Anamnese (bijv. recente luchtweginfectie, vochtretentie, oligurie, hypertensie, huidafwijkingen, gewrichtsklachten, doofheid, oogafwijkingen)
- Medicatie (o.a. NSAID’s)
- Lichamelijk onderzoek: met name verhoogde bloeddruk, oedemen, huidafwijkingen
- Laboratoriumonderzoek (zie ook module 'Diagnostiek hematurie: laboratoriumbepalingen'):
- Urine:
- Afwijkende urinescreening door middel van een urineteststrook (> spoor zwak-positief op de testvelden voor erytrocyten en eiwit)
- Afwijkende urinesedimentanalyse
- Aanwezigheid van erytrocyten-, Hb-, korrel- en celcilinders
- Aanwezigheid van dysmorfe erytrocyten
- Proteïnurie of albuminurie (micro- en macro-) (addendum I)
- Bloed:
- eGFR < 60 ml/min (geschatte/estimated: eGFR, bijv. MDRD-GFR, zie ook aanverwant product 'Urinesediment en creatineklaring') of stijgend kreatinine moet worden beschouwd als een gestoorde nierfunctie
2 Het urinesediment (zie aanverwant product 'Urinesediment en creatineklaring') in de klinische beslisgrens
Er is veel literatuur aanwezig over de onderscheidend vermogen van dysmorfe erytrocyten en de cilinders in urine. Als meest onderscheidende factor wordt de morfologie van de erytrocyten in het urinesediment genoemd. Erytrocyten zijn vooral bij glomeru- laire ziekten dysmorf van vorm (addendum IV). In een systematische review van het Britse Health Technology Assesment-programma uit 2006 zijn alle beschikbare onderzoeken opgenomen naar de analyse van microscopische hematurie. Er kon geen duidelijk afkappunt worden gevonden in het percentage dysmorfe erytrocyten voor het aantonen danwel uitsluiten van glomerulaire ziekte. Geconcludeerd kan worden dat vanaf een percentage van 20% dysmorfe erytrocyten of meer glomerulaire oorzaak waarschijnlijker worden (sensitiviteit 77 tot 100% bij een specificiteit van 35 tot 100%). Een percentage van meer dan 40% dysmorfe erytrocyten in het urinesediment is een sterke aanwijzing voor een glomerulaire oorzaak. Bijna volledige zekerheid van een glomerulaire oorzaak bij geïsoleerde microscopische hematurie (consistent een specificiteit > 95%) wordt pas bereikt bij een percentage dysmorfe erytrocyten van 80% of hoger.7 In de dagelijkse praktijk wordt met name gekeken naar dysmorfe erytrocyten in verse urine, waarbij een percentage boven de 80% zelden wordt gehaald.8 Wel onderscheidend voor een glomerulaire ziekte zou de aanwezigheid van > 5% acanthocyten zijn.9,10 Het vinden van erytrocytencilinders is een zeer sterke aanwijzing voor een renale oorzaak van de hematurie. Daarnaast kunnen ook korrel- en celcilinders op nefrologische oorzaken wijzen.
Het gebruik van automatische urinesediment-analysers (aanverwant product 'Urinesediment en creatineklaring') in plaats van manuele microscopie is veelbelovend, maar geeft op dit moment nog geen verbetering van de resultaten.7,11-14
De aanwezigheid van proteïnurie naast hematurie is sterk voorspellend voor een nefro- logische oorzaak (zie ook module 'Diagnostiek hematurie: proteïnurie').15,1 Als grenswaarde wordt een albumine-uitschei- ding van > 300 mg/24 uur aangehouden. Urinescreening met teststroken is veelal positief vanaf een eiwit(albumine)concentratie van ongeveer 100-300 mg/l. Ook kan gebruik worden gemaakt van de albumine-kreatinineratio in een portie urine. Als grenswaarde van de albumine-kreatinineratio wordt 25 mg/mmol bij mannen en 35 mg/mmol bij vrouwen aangehouden. Een positieve urineteststrook voor eiwit samen met hematurie rechtvaardigt dan ook een nefrologische analyse. Bij forse macroscopische hematurie kan enig eiwit uit het serum in de urine worden aangetoond, maar een proteïnurie van > 1 gram/24 uur past bij een nefrogene oorzaak.
Referenties
- 1. Brenner BM. Brenner and Rectors The Kidney. Philadelphia: Saunders, 2008.
- 2. Nieuwhof C, Doorenbos C, Grave W, et al. A prospective study of the natural history of idiopathic non-proteinuric hematuria. Kidney Int 1996;49:222-5.
- 3. Khadra MH, Pickard RS, Charlton M, et al. A prospective analysis of 1930 patients with hematuria to evaluate current diagnostic practice. j Urol 2000;163:524-7
- 4. Richtlijn behandeling en diagnostiek IgA Nefropathie (2006). www.nefro.nl (laatste raadpleging 12 september 2010).
- 5. Tryggvason K, Patrakka j. Thin basement membrane nefropathy. j Am Soc Nephrol 2006;17:813-22.
- 6. Landelijke Transmurale Afspraak Chronische Nierschade 2009 (NHG/NIV/NfN richtlijn 2009). www.nefro.nl of Huisarts Wet 2009(12^586-97.
- 7. Rodgers M, Nixon j, Hempel S, et al. Diagnostic tests and algorithms used in the investigation of haematuria: systematic reviews and economic evaluation. Health Technol Assessm 2006;10(18):iii-iv, xi-259.
- 8. Snoek BE van der, Hoitsma Aj, Weel C van, et al. Dysmorfe erytrocyten in het urinesediment bij het onderscheiden van urologische en nefrologische oorzaken van hematurie. Ned Tijdschr Geneeskd 1994;138(14):721-6.
- 9. Nagahama D, Yoshiko K, Watanabe M, et al. A useful new classification of dysmorphic urinary erythrocytes. Clin Exp Nephrol 2005;9:304-9.
- 10. Köhler H, Wandel E, Brunck B. Acanthocyturia - a characteristic marker for glomerular bleeding. Kidney Int 1991;40:115-20.
- 11. Zaman Z, Fogazzi GB, Garigali G, et al. Urine sediment analysis: Analytical and diagnostic performance of sediMAX(®) - A new automated microscopy image-based urine sediment analyser. Clin Chim Acta 2009; Oct 25. [Epub ahead of print]
- 12. Broek D van den, Keularts IM, Wielders jP, et al. Benefits of the iQ200 automated urine microscopy analyser in routine urinalysis. Clin Chem Lab Med 2008;46:1635-40.
- 13. Shayanfar N, Tobler U, Eckardstein A von, et al. Automated urinalysis: first experiences and a comparison between the Iris iQ200 urine microscopy system, the Sysmex UF-100 flow cytometer and manual microscopic particle counting. Clin Chem Lab Med 2007;45:1251-6.
- 14. Scharnhorst V, Gerlag PG, Nanlohy Manuhutu ML, et al. Urine flow cytometry and detection of glomerular hematuria. Clin Chem Lab Med 2006;44(11):1330-4.
- 15. Cohen RA, Brown RS. Microscopic Hematuria. N Engl j Med 2003;348:2230-8.
- 16. Kelly jD, Fawcett DP, Goldberg LC. Assessment and management of non-visible haematuria in primary care. BMj 2009;338:227-338.
- 17. Fogazzi GB, Edefonti A, Garigali G, et al. Urine erythrocyte morphology in patients with microscopic haematuria caused by a glomerulopathy. Pediatr Nephrol 2008;23:1093-100.
- 18. Nguyen GK. Urine cytology in renal glomerular disease and value of G1 cell in the diagnosis of glomerular bleeding. Diagn Cytopathol 2003;29:67-73.
- 19. Birch DF, Fairley KF, Whitworth jA, et al. Urinary erythrocyte morphology in the diagnosis of glomerular hematuria. Clin Nephrol 1983;20:78-84.
- 20. Koene RA.Unexplained haematuria.Nephrol Dial Transplant 1999;14:2025-7.
- 21. Huusen j, Koene RA, Hilbrands LB. The (fixed) urinary sediment, a simple and useful diagnostic tool in patients with haematurie. Neth j Med. 2004 jan;62(1):4-9.
- 22. Huussen j, Koene RA, Hilbrands LB. The (fixed) urinary sediment, a simple and useful diagnostic tool in patients with haematuria. Neth j Med. 2004 jan;62(1):4-9.
- 23. Pekelharing jM, Hooijkaas H, Punt jMHM, Smeets LC, Souverijn jHM. Handboek Medische Laboratorium- diagnostiek, Compendium Klinische Diagnostiek, Prelum Uitgevers, Houten 2009.
Verantwoording
Autorisatiedatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 01-10-2010
Laatst geautoriseerd : 01-10-2010
Algemene gegevens
Indeling van de richtlijn
Om de richtlijn overzichtelijk te maken is er gebruikgemaakt van een blok met daarin de conclusies met niveau van bewijs en een blok met aanbevelingen. Daarnaast zijn in de tekst de overwegingen en onderbouwing aangegeven.
Juridische betekenis van richtlijnen
Een richtlijn is geen wettelijk voorschrift, maar bevat wetenschappelijk onderbouwde en breed gedragen inzichten en aanbevelingen waaraan zorgverleners zouden moeten voldoen om kwalitatief goede zorg te verlenen. De richtlijn bevat aanbevelingen van algemene aard. Het is mogelijk dat deze aanbevelingen in een individueel geval of in een bepaalde regio niet van toepassing zijn. Er kunnen zich feiten of omstandigheden voordoen waardoor in het belang van de patiënt van de richtlijn wordt afgeweken. De toepassing van de richtlijn in de praktijk is de verantwoordelijkheid van de behandelend arts.
Financiering
De financiering kwam tot stand via de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten.
Doel en doelgroep
In 1998 werd de richtlijn Hematurie onder leiding van Henk van der Poel vastgesteld. Ondertussen zijn we ruim tien jaar verder en blijken er vooral op beeldvormend diagnostisch vlak nieuwe ontwikkelingen gaande te zijn.
Doelstelling
Een richtlijn is een document met aanbevelingen, adviezen en handelingsinstructies ter ondersteuning van de besluitvorming van professionals in de zorg en van patiënten. De aanbevelingen berusten op de resultaten van wetenschappelijk onderzoek met daarop gebaseerde discussie en aansluitende meningsvorming.
Deze richtlijn beoogt een leidraad te geven voor het handelen in de dagelijkse praktijk en geeft aanbevelingen voor de diagnostiek van volwassenen en kinderen met hematurie.
Daarnaast biedt de richtlijn aanknopingspunten voor transmurale afspraken of lokale protocollen. Ook kan de richtlijn worden gebruikt bij het geven van adviezen en informatie aan patiënten.
Doelgroep
De doelgroep betreft patiënten met hematurie in de urologische praktijk. Omdat de differentiaaldiagnose bij kinderen afwijkt van volwassenen, heeft Goedele Beckers, namens de werkgroep Kinderurologie, plaatsgenomen in de werkgroep Richtlijn Hematurie.
Samenstelling werkgroep
Mw. drs. M.C. Hovius, uroloog, Onze Lieve Vrouwe Gasthuis, Amsterdam, voorzitter
Mw. dr. G.M.A. Beckers, kinderuroloog, VU medisch centrum, Amsterdam
Dr. A. Bex, uroloog, Anthonie van Leeuwenhoek Ziekenhuis, Amsterdam
Mw. dr. A.Y. Demir, klinisch chemicus, Meander Medisch Centrum, Amersfoort
Drs. A.J. van der Molen, radioloog, Leids Universitair Medisch Centrum, Leiden
Dr. H. van der Poel, uroloog, Anthonie van Leeuwenhoek Ziekenhuis, Amsterdam
Dr. B.P.H. Schrier, uroloog, Jeroen Bosch Ziekenhuis, ’s-Hertogenbosch
Dr. Y.F.C. Smets, nefroloog, Onze Lieve Vrouwe Gasthuis, Amsterdam
Het concept is voorgelegd aan de leden van de Nederlandse Vereniging voor Urologie (NVU), de kwaliteitscommissie van de Nederlandse Federatie voor Nefrologie (NFN), de Nederlandse Vereniging voor Radiologie (NVvR) en de Nederlandse Vereniging voor Klinische Chemie (NVKC).
Werkwijze
Wetenschappelijke onderbouwing
In de voorliggende richtlijn is gebruikgemaakt van de criteria voor evidence-based medicine (EBM). Voor zover mogelijk zijn de levels of evidence aangegeven beschreven door het kwaliteitsinstituut voor gezondheidszorg CBO (Centraal BegeleidingsOrgaan).[1]
Tabel: Indeling van de onderbouwing naar de mate van bewijskracht
Voor artikelen betreffende diagnostiek |
|
A1 |
Onderzoek naar de effecten van diagnostiek op klinische uitkomsten bij een prospectief gevolgde goed gedefinieerde patiëntengroep met een tevoren gedefinieerd beleid op grond van de te onderzoeken testuitslagen, of besliskundig onderzoek naar de effecten van diagnostiek op klinische uitkomsten, waarbij resultaten van onderzoek van A2-niveau als basis worden gebruikt en voldoende rekening wordt gehouden met onderlinge afhankelijkheid van diagnostische tests |
A2 |
Onderzoek ten opzichte van een referentietest, waarbij van tevoren criteria zijn gedefinieerd voor de te onderzoeken test en voor een referentietest, met een goede beschrijving van de test en de onderzochte klinische populatie; het moet een voldoende grote serie van opeenvolgende patiënten betreffen, er moet gebruikgemaakt zijn van tevoren gedefinieerde afkapwaarden en de resultaten van de test en de ‘gouden standaard’ moeten onafhankelijk zijn beoordeeld; in situaties waarbij multipele, diagnostische tests een rol spelen, is er in principe een onderlinge afhankelijkheid en dient de analyse hierop te zijn aangepast, bijvoorbeeld met logistische regressie |
B |
Vergelijking met een referentietest, beschrijving van de onderzochte test en populatie, maar niet de kenmerken die verder onder niveau A staan genoemd |
C |
Niet-vergelijkend onderzoek |
D |
Mening van deskundigen, bijvoorbeeld de werkgroepleden |
Voor artikelen betreffende schade/bijwerkingen, etiologie, prognose |
|
A1 |
Systematische review van ten minste twee onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van A2-niveau |
A2 |
Prospectief cohortonderzoek van voldoende omvang en follow-up, waarbij adequaat gecontroleerd is voor confounding en selectieve follow-up voldoende is uitgesloten |
B |
Prospectief cohortonderzoek, maar niet met alle kenmerken als genoemd onder A2 of retrospectief cohortonderzoek of patiëntcontroleonderzoek |
C |
Niet-vergelijkend onderzoek |
D |
Mening van deskundigen |
Niveau van bewijs van de conclusies |
|
1 |
Eén systematische review (A1) of ten minste twee onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau A1 of A2 |
2 |
Ten minste twee onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau B |
3 |
Eén onderzoek van niveau A2 of B of onderzoek van niveau C |
4 |
Mening van deskundigen, bijvoorbeeld de werkgroepleden |
Het wetenschappelijk bewijs is samengevat in een ‘Conclusie’, waarbij het niveau van het meest relevante bewijs is weergegeven. Daarnaast wordt een aanbeveling gegeven. Deze is gebaseerd op het bewijs en de mening van de werkgroepleden.
Overige richtlijnen Hematurie
De European Association of Urology (EAU) heeft geen richtlijn Hematurie. De American Urological Association (AUA) heeft een best practice policy over asymptomatische microscopische hematurie uit 2001.[2,3] In de database van National Guideline Clearinghouse vonden we wel hematurierichtlijnen van de American College of Radiology, Primary Care British Colombia en Finnish Medical Society.[4-6] Recentelijk (2009) verscheen er van Kelly et al. een clinical review over microscopische hematurie in de eerste lijn.[7] Daarnaast is er een zeer uitgebreide systematic review van Rodgers et al. verschenen in 2006, Diagnostic tests and algorithms used in the investigation of haematuria: systematic reviews and economic evaluation.[8]
De literatuurzoekopdracht op ‘hematuria, haematuria, microhematuria, macrohematuria, microhaematuria, macrohaematuria, erythrocyturia’ werd uitgevoerd in Pubmed in de periode van 1 januari 1997 tot en met 8 september 2008, in het Engels, Frans en Duits. Daarnaast is in de Cochrane-database, de Trip-database, Sum-search, National Guideline Clearinghouse en Bandolier gezocht. Op basis van de abstracts is een selectie gemaakt. De referenties van de hematurierichtlijn uit 1998 zijn ook gebruikt.
Er werd regelmatig een up-to-date zoekopdracht verricht; de laatste in januari 2010.
Een aparte gerichte zoekopdracht werd uitgevoerd door de klinisch chemicus, de radioloog en de nefroloog.