Hematurie

Initiatief: NVU Aantal modules: 25

Diagnostiek hematurie - radiologische diagnostiek

Uitgangsvraag

Diagnostiek bij hematurie: radiologische diagnostiek van niet-traumatische hematurie.

Aanbeveling

Beeldvorming van hematurie moet worden aangepast aan het risico voor het hebben van een urologische maligniteit. 

 

Bij patiënten met een laag tot gemiddeld risico is echografie een goede initiële onderzoeksmodaliteit en kan blanco CT of CTU dienen als aanvullende beeldvormende modaliteit.

 

Bij patiënten met een hoog risico is meerfasen-CTU een goede initiële onderzoeksmodaliteit, voorafgaand aan een cystoscopie, en kunnen RUP en URS dienen als aanvullende beeldvormende modaliteiten.

Overwegingen

Bij deze module zijn geen overwegingen geformuleerd.

Onderbouwing

 

Niveau 1

In de beeldvormende analyse van acute buikklachten, inclusief hematurie, bestaat er geen toegevoerde waarde van X-BOZ.

 

A1 Lameris 2009[2]

Niveau 3

Gezien het ontbreken van ioniserende straling is echografie een goede eerste analysemethode voor het uitsluiten van afwijkingen bij hematurie, vooral bij benigne aandoeningen en jonge patiënten.

 

C Speelman 1996[12]; Yip 1999[13]

Niveau 1

CTU is superieur aan IVU.

 

A1 Chlapoutakis 2010[29]; Wang 2010[33]

Niveau 1

Gezien de hoge stralingsbelasting dient de inzet van meerfasen-CTU als primaire onderzoeksmodaliteit bij hematurie beperkt te blijven tot patiënten met een hoog risico op een urologische maligniteit.

 

A1 Van der Molen 2008[1]; Chlapoutakis 2010[29]

Niveau 1

Reductie van de stralingsdosis door reductie van het aantal fasen of techniekaanpassing maakt CTU tot een geschikte modaliteit voor probleemoplossing bij patiënten met een laag tot gemiddeld risico op een urologische maligniteit.

 

A1 Van der Molen 2008[1]; Chlapoutakis 2010[29]

Niveau 2

De inzet van RUP kan worden beperkt tot die patiënten met hematurie bij wie CTU niet tot een diagnose leidt/kan leiden.

 

A2 Cowan 2007[34]

1 Definities

De definitie en uitvoering van een X-buikoverzicht (X-BOZ) en echografie van de nieren en urinewegen (US) zijn vrij eenduidig. Dit geldt ook voor een lagedosis-, blanco CT van de urinewegen (uCT) voor diagnostiek van urolithiasis.

Echter, de definitie van CT Urografie (CTU) is zeer divers bij diverse gebruikers en ook bij de uitvoering van CTU bestaan grote verschillen, waarbij haast elke kliniek zijn eigen CTU-variant hanteert. Dit bemoeilijkt het analyseren van de literatuur sterk en dus ook het opstellen van adequate richtlijnen. Om deze redenen heeft de Urography Working Group van de European Society of Urogenital Radiology (ESUR) een aanzet gegeven tot een homogene definitie en standaardisatie van CTU.1 De definitie van de CTU Working Group in dit document is als volgt:

CT Urografie is een diagnostisch onderzoek geoptimaliseerd voor beeldvorming van de nieren, ureteren en blaas. Het maakt gebruik van multidetector-CT met dunne sneden, intraveneuze toediening van jodiumhoudend contrastmiddel en (ten minste) beeldvorming in de excretiefase. Dit betekent dus dat CTU niet CT-beeldvorming in de excretiefase na elk standaard-CT- abdomenonderzoek is! Patiënten worden voor CTU gericht voorbereid om met specifieke maatregelen (orale toediening van water, intraveneuze infusie van fysiologisch zout, lage dosis furosemide) de beeldvorming van het nierbekken, de ureteren en de blaas zo goed mogelijk te krijgen. Hierbij worden isotrope CT-datasets met dunne sneden in diverse fasen na contrasttoediening gegenereerd, die in elke willekeurig richting beelden van hoge kwaliteit van de nieren en urinewegen geven.

 

2 Beeldvorming bij hematurie

Er zijn relatief weinig goede onderzoeken die de rol van een X-buikoverzicht, echo of intraveneuze urografie in een diagnostisch algoritme voor de vraagstelling hematurie hebben bestudeerd. Daarom dienen de sensitiviteit en de specificiteit veelal te worden afgeleid uit de sensitiviteit en de specificiteit voor de meest voorkomende oorzaken van hematurie, te weten: steenlijden, infecties, niercelcarcinoom en urotheelcarcinoom.

 

2.1 X-buikoverzicht (X-BOZ)

De rol van X-BOZ in de evaluatie van hematurie is zeer beperkt. In grote onderzoeken met acute buikklachten is er nauwelijks toegevoegde waarde van X-BOZ in de klinische diagnos­tiek.2 In een ander groot onderzoek beïnvloedde de X-BOZ de behandeling van de patiënt in slechts 4% van de gevallen en hielp het de diagnose te bevestigen in 2-8% van de gevallen.3 Door de lage kosten en de algemene beschikbaarheid heeft X-BOZ wel lang een rol gespeeld bij de diagnostiek van steenlijden. Voor de diagnostiek van steenlijden is tegen­woordig de uCT de gouden standaard. Er zijn ultralagedosis-CT-technieken beschreven die een veel betere sensitiviteit hebben dan X-BOZ en een gelijkwaardige stralingsdosis.4 De overall sensitiviteit voor nier- en ureterstenen ligt slechts rond 60% en is nog lager voor kleine stenen.5 In een andere klinische setting, van een acute koliekaanval, had X-BOZ in een Iers onderzoek in vergelijking met uCT een slechte sensitiviteit van 18,6% met een acceptabele specificiteit van 95,1%. In een prospectief onderzoek in Turkije had X-BOZ in vergelijking met uCT een veel betere sensitiviteit van 69% met een lagere specificiteit van 82%. 7 Andere onderzoeken vonden een sensitiviteit van 45-46% en een specificiteit van 77-82%.8,9 In een Engelse analyse had X-BOZ geen invloed op de accu­raatheid van uCT bij patiënten met koliekpijn.10

 

2.2 Echografie (US)

Gezien de hogere prevalentie van niet-urologische oorzaken op jongere leeftijd is US de eerstekeuzediagnostiek. Er zijn een paar US-onderzoeken specifiek voor hematurie verricht. Een groot onderzoek van meer dan 1000 patiënten vond 133 patiënten met blaascarcinoom, 21 met niercelcarcinoom en 2 patiënten met urotheelcarcinoom van de hoge urinewegen. De sensitiviteit van US voor blaascarcinoom was 63% en de specifi­citeit 99%.n In een Nederlands onderzoek werden een sensitiviteit en een specificiteit voor de hoge urinewegen gevonden van respectievelijk 67% en 91% voor IVU en 56% en 94% voor US. combinatie van beide technieken leidde tot verbeterde waarden van 79% en 88%.12 Ook in een Aziatisch onderzoek werden IVU en US vergeleken. Er werden 125 maligniteiten van de urinewegen (26,7%) gedetecteerd bij 122 patiënten, te weten 85 blaascarcinomen (18,2%) en 25 niercelcarcinomen (5,3%). US was significant sensi­tiever (98%) in vergelijking met IVU (54%; p0,05) bij de detectie van blaastumoren.

In de hoge urinewegen was er geen significant verschil in de sensitiviteit van laesiedetectie.13 De waarde van US bij acute niersteenkolieken is beperkt voor directe visualisatie van stenen. Een Turkse groep vond een sensitiviteit voor US van slechts 19% en een specifici­teit van 97% en voor IVU van respectievelijk 52% en 94%.14 Een Amerikaans onderzoek vond een sensitiviteit van 24% en een specificiteit van 90%.15 Andere onderzoeken toonden iets betere waarden met waarden voor de sensitiviteit in de orde van 32-61% en een onveranderd hoge specificiteit van 100%.' 17 Echter, voor de gecombineerde diagnos­tiek van stenen en/of obstructie is de sensitiviteit veel hoger.

In de diagnostiek van niertumoren toonde US een sensitiviteit van 35% en een specifi­citeit van 49% voor laesies kleiner dan 2,5 cm en 80% sensitiviteit en 95% specificiteit voor laesies tussen 2,5 en 7,0 cm.1

 

2.3 Combinatie van echografie en X-buikoverzicht

Al in de jaren 80 van de vorige eeuw was bekend dat US gecombineerd met X-BOZ voldoende accuraat voor de diagnostiek van hematurie is en veelal superieur aan IVU is. Tegenwoordig is de traditionele combinatie van US en X-BOZ voor steendiagnostiek in de meeste onderzoeken inferieur aan uCT, maar significante afwijkingen worden niet gemist. Diverse onderzoeken vonden een sensitiviteit van 77-79% en negatief- voorspellende waarden van 46 tot 68%.19,20 Met moderne US-technieken zoals Tissue Harmonie Imaging kan een hogere diagnostische waarde worden verkregen die klinisch niet onderdoet voor uCT met een sensitiviteit van 96% en specificiteit van 91%.21

 

2.4 Intraveneuze urografie (IVU)

IVU was jarenlang de basis van de urografie van de hoge urinewegen. Voor hematurie is aangetoond dat CTU veel sensitiever is dan IVU.22 Echter, in de meest recente EAU-richtlijn is IVU nog steeds de standaard voor steendiagnostiek.23 Een meta-analyse toont duidelijk een superioriteit voor uCT in steendiagnostiek met betere gepoolde positieve en negatieve likelihoodratio's voor uCT.24

Voor de detectie van niertumoren kleiner dan 3 cm is IVU weinig sensitief, namelijk minder dan 60%. Daarom zal altijd aanvullende diagnostiek met US of CT nodig blijven. Voor de diagnose van synchroon voorkomende tumoren in de hoge urinewegen bij patiënten met blaascarcinoom kan beeldvorming met IVU worden beperkt tot patiënten met een hoog risico.25

 

2.5 CT Urografie (CTU)

De rol van CTU is het best bestudeerd bij patiënten met hematurie. In onderzoeken gericht op recidiverende microscopische hematurie wordt aangetoond dat CTU een oorzaak van hematurie kan identificeren in 33,0-42,6% van de gevallen. De sensitiviteit voor de identificatie van een oorzaak voor hematurie is in de orde van 92,4-100% met een specificiteit van 89,0-97,4%.26,27 In een retrospectief onderzoek in een grote, onge­selecteerde populatie met hematurie was de sensitiviteit met 64% echter relatief laag, bij een goede specificiteit van 98%.2 Een recente meta-analyse van slechts vijf onderzoeken gaf voor de vraagstelling hematurie een gepoolde sensitiviteit van 96% en een gepoolde specificiteit van 99%. Er was echter heterogeniteit, zodat de resultaten met voorzichtig­heid moeten worden geïnterpreteerd.29

In specifieke populaties is de detectie van urotheelcarcinoom van de hoge urinewegen door CTU hoog30,31 en significant beter dan IVU.32,33 Wanneer CTU wordt toegepast op een geselecteerde hoogrisicogroep met macroscopische hematurie boven de 40 jaar, zal de prevalentie van urotheelcarcinoom toenemen tot 25-30%. Daarbij is aangetoond dat CTU gelijkwaardig is aan retrograde ureteropyelografie.34 In een recent onderzoek bij 77 urotheelcarcinomen bij 115 patiënten waren de sensitiviteit en de specificiteit voor diag­nostiek van UCC door CTU bij prospectieve reading respectievelijk 96% en 98%. De relatief laagste sensitiviteit werd gevonden voor urotheelcarcinoom in de ureter.35 Recentelijk is aangetoond dat CTU ook van waarde kan zijn in de diagnostiek van blaas- tumoren. De resultaten hangen af van de bestudeerde populaties: in een populatie met microscopische hematurie was de sensitiviteit in vergelijking met flexibele cystoscopie slechts 40%.27 In hoogrisicogroepen met macroscopische hematurie waren eenduidige CTU-resultaten 93% sensitief en 99% specifiek voor de detectie van blaascarcinoom.36 Het is mogelijk dat in de toekomst bij patiënten bij wie een blaastumor bij CTU is aange­toond, een diagnostische cystoscopie niet hoeft te worden verricht, zodat direct tot het plannen van een endoscopische resectie kan worden overgegaan.36,37 Het verrichten van een CTU vóór de cystoscopie kan daarnaast ook de sensitiviteit van de cystoscopie mogelijk verbeteren.

 

2.6 Retrograde ureteropyelografie (RUP)

RUP kan worden gebruikt voor nadere karakterisering van vullingsdefecten en afwijkingen in het pyelocalyciele systeem en de ureteren. Het werd in de tijd van IVU veel ingezet bij patiënten bij wie een slechte opacificatie van de hoge urinewegen werd verkregen, zoals bij patiënten met overgewicht of bij een verminderde nierfunctie.38 Echter, met de komst van de multidetector-CTU is de rol van RUP teruggedrongen. Een recent onderzoek bij patiënten met macroscopische hematurie heeft aangetoond dat CTU gelijkwaardig is aan (invasieve) RUP.34 Daarom is er vrijwel alleen nog een rol voor RUP als tweede- of derde- lijns beeldvorming indien US en/of CTU negatief zijn, maar hematurie persisteert of indien er sprake is van een afunctionele nier (zie ook paragraaf 3.6).

 

2.7 MR Urografie (MRU)

MRU heeft het grote voordeel dat er geen ioniserende straling nodig is. Voordelen zijn tevens de veel betere contrastresolutie, betere informatie over weefselkarakteristieken en een betere gevoeligheid voor contrastmiddel. MRU dient te worden verricht op een veldsterkte van minimaal 1,5 T. Hierbij wordt gebruikgemaakt van een combinatie van statisch-vocht-MRU gebaseerd op T2w-informatie en van met dynamisch contrastmiddel versterkte MRU gebaseerd op Trw-informatie.39 MRU is goed voor de evaluatie van obstructie van de urinewegen bij volwassenen en kinderen en voor andere pediatrische afwijkingen. MRU voor hematurie en voor de evaluatie van urotheeltumoren is echter nauwelijks onderzocht. Daarbij is MRU technisch lastig en slechts beperkt toeganke­lijk, waardoor de expertise alleen aanwezig is in geselecteerde centra. Om deze redenen kunnen op dit moment dan ook geen aanbevelingen worden gedaan. MRU wordt vooral gebruikt voor kinderen en voor patiënten met contra-indicaties voor jodiumhoudend contrastmiddel en als ioniserende stralen onwenselijk zijn, zoals bij zwangerschap.40

 

2.8 Angiografie

Angiografie speelt geen wezenlijke rol bij de analyse van hematurie. Indien een vasculaire oorzaak van een renaal probleem (nierarteriestenose, fibromusculaire dysplasie) aan het licht komt, kan het worden gebruikt voor diagnostiek of percutane therapie.

 

3 Radiologische overwegingen voor een risicogestuurd algoritme

Vanwege de grote verschillen in stralenbelasting van de diverse onderzoeken bepalen de ziekteprevalentie en het risicoprofiel van de patiënt met hematurie in grote mate wanneer welk onderzoek zal of welke onderzoeken zullen worden toegepast.1,40,41 Echografie is goedkoop, snel (en ook mobiel) uitvoerbaar en is vrij van stralenbelas­ting. Een X-BOZ heeft een lage stralenbelasting met een effectieve dosis in de orde van 0,2-0,7 mSv.42 Ook de stralenbelasting van een (lagedosis-) blanco CT is relatief laag, in de orde van 2-3 mSv.43,44 Het zou zelfs in de orde van een X-BOZ kunnen worden gebracht.4,44

In schril contrast hiermee staat de hoge stralendosis voor veel CTU-onderzoeken die, afhan­kelijk van het aantal fasen en de optimalisatie, meestal varieert tussen 16 mSv (2-fasen- CTU) en 22 mSv (3-fasen-CTU).44,45 De inzetbaarheid van lagedosis-CTU en eventuele 1-fase-CTU (dosis circa 8-9 mSv) is natuurlijk breder en is bij benadering gelijkwaardig aan de inzetbaarheid van X-IVU in vroegere tijden (stralingsdoses in de orde van 3-5 mSv). In het algemeen moet het soort CTU-protocol worden aangepast aan de klinische vraag­stelling en aan het risicoprofiel van de patiënt. De meest toegankelijke klinische para­meters hiervoor zijn het type hematurie en de leeftijd van de patiënt. In de literatuur wordt veelal een afkappunt voor de leeftijd van 40 jaar gehanteerd, echter de incidenties in Nederland voor urologische tumoren (www.ikcnet.nl) suggereren dat ook een leeftijd­grens van 50 jaar goed hanteerbaar is (zie aanverwant product 'Inleiding hematurie').

Gezien de relatief hoge stralingsdoses dient het gebruik van meerfasen-CTU te worden beperkt. CTU kan worden gebruikt als eerstelijns- of probleemoplossend diagnostisch onderzoek. Voor de eerstelijnsdiagnostiek kan CTU worden toegepast bij patiënten met een hoog risico voor maligniteit, in casu macroscopische hematurie bij patiënten ouder dan 50 jaar of bij andere risicofactoren. Voorafgaande US is dan alleen zinvol om het soort CTU-protocol te kunnen sturen, aangezien bij obstructie de delaytijden van de excretiefase duidelijk anders moeten worden gekozen.

Bij patiëntengroepen met een laag tot gemiddeld risico op maligniteit (patiënten met micro- of macroscopische hematurie en een leeftijd jonger dan 50 jaar of patiënten met microscopische hematurie en ouder dan 50 jaar) kan CT beter worden gebruikt als probleemoplossende techniek indien de eerstelijnsdiagnostiek negatief blijft en signifi­cante klachten of symptomen persisteren. Intraveneus contrast kan afhankelijk van het risicoprofiel worden gebruikt.

Bij microscopische hematurie onder de 50 jaar zullen veelal niet-urologische oorzaken de hoogste prevalentie tonen. Bij deze jongere patiënten is een diagnosticum zonder stralenbelasting zoals US dan ook het onderzoek van eerste keuze. Voor de andere twee categorieën patiënten is urolithiasis de meeste voorkomende oorzaak van hematurie. Blanco CT heeft voor urolithiasis een duidelijk hogere sensitiviteit dan US en zou dan ook het vervolgonderzoek van keuze kunnen zijn. Deze CT-scans met lage stralingsdosis hebben echter ook problemen; de specificiteit is in de praktijk niet altijd zo ideaal als in de literatuur wordt gesuggereerd en differentiatie van de precieze locatie van calcificaties kan lastig zijn, vooral in het kleine bekken. Ook is het beoordelen veel tijdsintensiever dan van een combinatie van X-BOZ en US, en moeten bij vervanging van de combinatie van X-BOZ en US door uCT voor analyse van hematurie dus significante effecten op de bedrijfsvoering worden verwacht. Ten slotte is het bekijken van alle blanco CT’s door de radioloog, teneinde te bepalen of de patiënt bij negatieve blanco CT tot een hogere risi­cogroep gaat behoren en daarmee directe uitbreiding van het onderzoek met contrast­middel tot CTU is geïndiceerd, logistiek een moeilijke opgave. Om deze redenen heeft de projectgroep gemeend als vervolgonderzoek na US in deze categorieën toch primair voor CTU te kiezen, waarbij wel de stralingsdosis in acht moet worden genomen.

Er bestaan veel mogelijke protocolvariaties binnen de CTU. De Urography Working Group van de European Society of Urogenital Radiology (ESUR) heeft deze opties uitgebreid beschreven.1 Er wordt geadviseerd patiënten oraal te hydreren met water direct voor het onderzoek en een lage dosis (5-10 mg) furosemide te gebruiken. Het CTU-protocol dient primair te worden aangepast aan de klinische vraagstelling. Voor de hoogste risicogroep (met macroscopische hematurie ouder dan 50 jaar) geeft het single-contrastbolus-, 3-fasen-CTU-protocol de meeste flexibiliteit. Het kan worden gecombineerd met testbeelden om de excretiefase goed te kunnen timen.

Voor patiënten met een geringer risico (met microscopische hematurie ouder dan 50 jaar of macroscopische hematurie jonger dan 50 jaar) of voor benigne indicaties kan gebruik worden gemaakt van CTU-protocollen met een lagere stralingsdosis, bijvoor­beeld door gebruik te maken van zogenoemde split-bolus-contrasttoediening (resul­terend in een gecombineerde nefrogene excretiefase) en/of door optimalisatie van de CT-techniekparameters. Split-bolus-contrasttoediening wordt meestal gecombineerd met een 2-fasen-CTU-protocol (blanco en combinatiefase). Echter, voor die (benigne) indicaties waarbij alleen de combinatiefase relevant is, kan worden volstaan met een 1-fase-CTU- protocol. Indien furosemide wordt gegeven, zullen de meeste stenen ook op een 1-fase- protocol door het verdunde contrast zichtbaar zijn.

  1. 1. Molen Aj van der, cowan Nc, Mueller-Lisse uC, et al; cT urography Working Croup of the European Society of urogenital Radiology (ESuR). CT urography: definition, indications and techniques. A guideline for clinical practice. Eur Radiol 2008;18(1):4-17.
  2. 2. Laméris W, Randen A van, Es HW van, et al; OPTIMA study group. Imaging strategies for detection of urgent conditions in patients with acute abdominal pain: diagnostic accuracy study. BMj 2009;338:b2431.
  3. 3. Kellow ZS, Macinnes M, Kurzencwyg D, et al. The role of abdominal radiography in the evaluation of the nontrauma emergency patient. Radiology 2008;248(3):887-93.
  4. 4. Kluner c, Hein PA, Cralla O, et al. Does ultra-low-dose cT with a radiation dose equivalent to that of KuB suffice to detect renal and ureteral calculi? j comput Assist Tomogr 2006;30(1):44-50.
  5. 5. Ege C, Akman H, Kuzucu K, et al. can computed tomography scout radiography replace plain film in the evaluation of patients with acute urinary tract colic? Acta Radiol 2004;45(4):469-73.
  6. 6. chan VO, Buckley O, Persaud T, et al. urolithiasis: how accurate are plain radiographs? can Assoc Radiol j 2008;59(3):131-4.
  7. 7. Eray O, Cubuk MS, Oktay C, et al. The efficacy of urinalysis, plain films, and spiral CT in ED patients with suspected renal colic. am j Emerg Med 2003;21(2):152-4.
  8. 8. Levine JA, Neitlich j, Verga M, et al. üreteral calculi in patients with flank pain: correlation of plain radiography with unenhanced helical CT. Radiology 1997;204(I):27-31.
  9. 9. Pearle MS, Watamull LM, Mullican MA. Sensitivity of noncontrast helical computerized tomography and plain film radiography compared to flexible nephroscopy for detecting residual fragments after percutaneous nephro- stolithotomy. j ürol 1999;I62(I):23-6.
  10. 10. Kennish Sj, Bhatnagar P, Wah TM, et al. Is the KUB radiograph redundant for investigating acute ureteric colic in the non-contrast enhanced computed tomography era? Clin Radiol 2008;63(i0):ii3i-35.
  11. 11. Datta SN, Allen GM, Evans R, et al. ürinary tract ultrasonography in the evaluation of haematuria - a report of over 1,000 cases. Ann R Coll Surg Engl 2002;84(3):203-5.
  12. 12. Speelman HR, Kessels AG, Bongaerts AH, et al. Haematuria: intravenous urography, ultrasound or both? RöFo 1996^65(6)^24-28.
  13. 13. Yip SK, Peh WC, Tam PC, et al. Role of ultrasonography in screening for urological malignancies in patients presenting with painless haematuria. Ann Acad Med Singapore 1999;28(2):174-7.
  14. 14. Yilmaz S, Sindel T, Arslan G, et al. Renal colic: comparison of spiral CT, üS and IVü in the detection of ureteral calculi. Eur Radiol 1998;8(2):212-7.
  15. 15. Fowler KA, Locken JA, Duchesne JH, et al. üS for detecting renal calculi with nonenhanced CT as a reference standard. Radiology 2002;222(1):109-13.
  16. 16. Sheafor DH, Hertzberg BS, Freed KS, et al. Nonenhanced helical CT and üS in the emergency evaluation of patients with renal colic: prospective comparison. Radiology 2000;217(3):792-7.
  17. 17. ülusan S, Koc Z, Tokmak N. Accuracy of sonography for detecting renal stone: comparison with CT. j Clin ültrasound 2007;35(5):256-61.
  18. 18. Dachille G, Erinnio M, Cardo G, et al. Detection rate of ultrasound vs CT scan in clinical staging accuracy of renal tumors pT1NxMx. Arch Ital ürol Androl 2005;77(3):149-50.
  19. 19. Catalano O, Nunziata A, Altei F, et al. Suspected ureteral colic: primary helical CT versus selective helical CT after unenhanced radiography and sonography. AjR Am j Roentgenol 2002;178(2):379-87.
  20. 20. Ripollés T, Agramunt M, Errando j, et al. Suspected ureteral colic: plain film and sonography vs unenhanced helical CT. A prospective study in 66 patients. Eur Radiol 2004;14(1):129-36.
  21. 21. Mitterberger M, Pinggera GM, Pallwein L, et al. Plain abdominal radiography with transabdominal native tissue harmonic imaging ultrasonography vs. unenhanced computed tomography in renal colic. Bjü Int 2007;100(4):887-90.
  22. 22. Gray Sears CL, Ward JF, et al. Prospective comparison of computerized tomography and excretory urography in the initial evaluation of asymptomatic microhematuria. j ürol 2002;168(6):2457-60.
  23. 23. Tiselius HG, Alken P, Buck C, et al. EAü Guideline on ürolithiasis, European Association of ürology, 2009. www. uroweb.org/nc/professional-resources/guidelines/online
  24. 24. Worster A, Preyra I, Weaver B, et al. The accuracy of noncontrast helical computed tomography versus intravenous pyelography in the diagnosis of suspected acute urolithiasis: a meta-analysis. Ann Emerg Med 2002^0(3^280-6.
  25. 25. Bajaj A, Sokhi H, Rajesh A. Intravenous urography for diagnosing synchronous upper-tract tumours in patients with newly diagnosed bladder carcinoma can be restricted to patients with high-risk superficial disease. Clin Radiol 2007;62(9):854-7.
  26. 26. Lang EK, Thomas R, Davis R, et al. Multiphasic helical computerized tomography for the assessment of micro- scopic hematuria: a prospective study. j ürol 2004;171(1):237-43.
  27. 27. Albani jM, Ciaschini MW, Streem SB, et al. The role of computerized tomographic urography in the initial evaluation of hematuria. j urol 2007;177(2):644-8.
  28. 28. Sudakoff CS, Dunn DP, Curalnick ML, et al. Multidetector computerized tomography urography as the primary imaging modality for detecting urinary tract neoplasms in patients with asymptomatic hematuria. j Urol 20o8;i79(3):862-7; discussion 867.
  29. 29. Chlapoutakis K, Theocharopoulos N, Yarmenitis S, et al. Performance of computed tomographic urography in diagnosis of upper urinary tract urothelial carcinoma, in patients presenting with hematuria: systematic review and meta-analysis. Eur j Radiol 2010; in press.
  30. 30. Fritz CA, Schoellnast H, Deutschmann HA, et al. Multiphasic multidetector-row CT (MDCT) in detection and staging of transitional cell carcinomas of the upper urinary tract. Eur Radiol 2006^6(6)^244-52.
  31. 31. Tsili AC, Efremidis SC, Kalef-Ezra j, et al. Multi-detector row CT urography on a 16-row CT scanner in the evaluation of urothelial tumors. Eur Radiol 2007^7(4)^046-54.
  32. 32. Lang EK, Macchia Rj, Thomas R, et al. Improved detection of renal pathologic features on multiphasic helical CT compared with IVÜ in patients presenting with microscopic hematuria. Ürology 2003;6I (3^528-32.
  33. 33. Wang Lj, Wong YC, Huang CC, et al. Multidetector computerized tomography urography is more accurate than excretory urography for diagnosing transitional cell carcinoma of the upper urinary tract in adults with hematuria. j Urol 2010;I83(I):48-55.
  34. 34. Cowan NC, Turney BW, Taylor Nj, et al. Multidetector computed tomography urography for diagnosing upper urinary tract urothelial tumour. BjÜ Int 2007;99(6):i363-70.
  35. 35. Wang Lj, Wong YC, Chuang CK, et al. Diagnostic accuracy of transitional cell carcinoma on multidetector computerized tomography urography in patients with gross hematuria. j Urol 2009;i8i(2):524-53i; discussion 531.
  36. 36. Turney BW, Willatt jM, Nixon D, et al. Computed tomography urography for diagnosing bladder cancer. BjU Int 2006;98(2):345-8.
  37. 37. Sadow CA, Silverman SC, O’Leary MP, et al. Bladder cancer detection with CT urography in an Academic Medical Center. Radiology 2008;249(1):195-202.
  38. 38. O’Connor Oj, McSweeney SE, Maher MM. Imaging of hematuria. Radiol Clin North Am 2008;46(i):ii3-32.
  39. 39. Leyendecker jR, Barnes CE, Zagoria Rj. MR urography: techniques and clinical applications. Radiographics 2008;28(1):23-46.
  40. 40. Silverman SC, Leyendecker jR, Amis ES jr. What is the current role of CT urography and MR urography in the evaluation of the urinary tract ? Radiology 2009^50(2^309-23.
  41. 41. Nolte-Ernsting C, Cowan N. Understanding multislice CT urography techniques: Many roads lead to Rome. Eur Radiol 2006;16(12):2670-86.
  42. 42. Teeuwisse W, Celeijns j, Veldkamp W. An inter-hospital comparison of patient dose based on clinical indications. Eur Radiol 2007;17(7):1795-805.
  43. 43. Liu W, Esler Sj, Kenny Bj, et al. Low-dose nonenhanced helical CT of renal colic: assessment of ureteric stone detection and measurement of effective dose equivalent. Radiology 2000;215(1):51-4.
  44. 44. Kalra MK, Singh S, Blake MA. CT of the urinary tract: turning attention to radiation dose. Radiol Clin North Am 2008;46(1):1-9.
  45. 45. Pekelharing jM, Hooijkaas, Punt jMHM, Smeets LC, Souverijn jHM. Handboek Medische Laboratorium- diagnostiek, Compendium Klinische Diagnostiek, Prelum Uitgevers, Houten 2009.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 01-10-2010

Laatst geautoriseerd  : 01-10-2010

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Urologie
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Vereniging voor Radiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Urologie
  • Nederlandse Vereniging voor Klinische Chemie en Laboratoriumgeneeskunde

Algemene gegevens

Indeling van de richtlijn

Om de richtlijn overzichtelijk te maken is er gebruikgemaakt van een blok met daarin de conclusies met niveau van bewijs en een blok met aanbevelingen. Daarnaast zijn in de tekst de overwegingen en onderbouwing aangegeven. 

 

Juridische betekenis van richtlijnen

Een richtlijn is geen wettelijk voorschrift, maar bevat wetenschappelijk onderbouwde en breed gedragen inzichten en aanbevelingen waaraan zorgverleners zouden moeten voldoen om kwalitatief goede zorg te verlenen. De richtlijn bevat aanbevelingen van algemene aard. Het is mogelijk dat deze aanbevelingen in een individueel geval of in een bepaalde regio niet van toepassing zijn. Er kunnen zich feiten of omstandigheden voordoen waardoor in het belang van de patiënt van de richtlijn wordt afgeweken. De toepassing van de richtlijn in de praktijk is de verantwoordelijkheid van de behandelend arts.

 

Financiering

De financiering kwam tot stand via de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten. 

Doel en doelgroep

In 1998 werd de richtlijn Hematurie onder leiding van Henk van der Poel vastgesteld. Ondertussen zijn we ruim tien jaar verder en blijken er vooral op beeldvormend diagnostisch vlak nieuwe ontwikkelingen gaande te zijn.

 

Doelstelling

Een richtlijn is een document met aanbevelingen, adviezen en handelingsinstructies ter ondersteuning van de besluitvorming van professionals in de zorg en van patiënten. De aanbevelingen berusten op de resultaten van wetenschappelijk onderzoek met daarop gebaseerde discussie en aansluitende meningsvorming.

Deze richtlijn beoogt een leidraad te geven voor het handelen in de dagelijkse praktijk en geeft aanbevelingen voor de diagnostiek van volwassenen en kinderen met hematurie.

Daarnaast biedt de richtlijn aanknopingspunten voor transmurale afspraken of lokale protocollen. Ook kan de richtlijn worden gebruikt bij het geven van adviezen en informatie aan patiënten.

 

Doelgroep

De doelgroep betreft patiënten met hematurie in de urologische praktijk. Omdat de differentiaaldiagnose bij kinderen afwijkt van volwassenen, heeft Goedele Beckers, namens de werkgroep Kinderurologie, plaatsgenomen in de werkgroep Richtlijn Hematurie.

Samenstelling werkgroep

Mw. drs. M.C. Hovius, uroloog, Onze Lieve Vrouwe Gasthuis, Amsterdam, voorzitter

Mw. dr. G.M.A. Beckers, kinderuroloog, VU medisch centrum, Amsterdam

Dr. A. Bex, uroloog, Anthonie van Leeuwenhoek Ziekenhuis, Amsterdam

Mw. dr. A.Y. Demir, klinisch chemicus, Meander Medisch Centrum, Amersfoort

Drs. A.J. van der Molen, radioloog, Leids Universitair Medisch Centrum, Leiden

Dr. H. van der Poel, uroloog, Anthonie van Leeuwenhoek Ziekenhuis, Amsterdam

Dr. B.P.H. Schrier, uroloog, Jeroen Bosch Ziekenhuis, ’s-Hertogenbosch

Dr. Y.F.C. Smets, nefroloog, Onze Lieve Vrouwe Gasthuis, Amsterdam

 

Het concept is voorgelegd aan de leden van de Nederlandse Vereniging voor Urologie (NVU), de kwaliteitscommissie van de Nederlandse Federatie voor Nefrologie (NFN), de Nederlandse Vereniging voor Radiologie (NVvR) en de Nederlandse Vereniging voor Klinische Chemie (NVKC).

Werkwijze

Wetenschappelijke onderbouwing

In de voorliggende richtlijn is gebruikgemaakt van de criteria voor evidence-based medicine (EBM). Voor zover mogelijk zijn de levels of evidence aangegeven beschreven door het kwaliteitsinstituut voor gezondheidszorg CBO (Centraal BegeleidingsOrgaan).[1]

 

Tabel: Indeling van de onderbouwing naar de mate van bewijskracht

Voor artikelen betreffende diagnostiek

A1

Onderzoek naar de effecten van diagnostiek op klinische uitkomsten bij een prospectief gevolgde goed gedefinieerde patiëntengroep met een tevoren gedefinieerd beleid op grond van de te onderzoeken testuitslagen, of besliskundig onderzoek naar de effecten van diagnostiek op klinische uitkomsten, waarbij resultaten van onderzoek van A2-niveau als basis worden gebruikt en voldoende rekening wordt gehouden met onderlinge afhankelijkheid van diagnostische tests

A2

Onderzoek ten opzichte van een referentietest, waarbij van tevoren criteria zijn gedefinieerd voor de te onderzoeken test en voor een referentietest, met een goede beschrijving van de test en de onderzochte klinische populatie; het moet een voldoende grote serie van opeenvolgende patiënten betreffen, er moet gebruikgemaakt zijn van tevoren gedefinieerde afkapwaarden en de resultaten van de test en de ‘gouden standaard’ moeten onafhankelijk zijn beoordeeld; in situaties waarbij multipele, diagnostische tests een rol spelen, is er in principe een onderlinge afhankelijkheid en dient de analyse hierop te zijn aangepast, bijvoorbeeld met logistische regressie

B

Vergelijking met een referentietest, beschrijving van de onderzochte test en populatie, maar niet de kenmerken die verder onder niveau A staan genoemd

C

Niet-vergelijkend onderzoek

D

Mening van deskundigen, bijvoorbeeld de werkgroepleden

 

Voor artikelen betreffende schade/bijwerkingen, etiologie, prognose

A1

Systematische review van ten minste twee onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van A2-niveau

A2

Prospectief cohortonderzoek van voldoende omvang en follow-up, waarbij adequaat gecontroleerd is voor confounding en selectieve follow-up voldoende is uitgesloten

B

Prospectief cohortonderzoek, maar niet met alle kenmerken als genoemd onder A2 of retrospectief cohortonderzoek of patiëntcontroleonderzoek

C

Niet-vergelijkend onderzoek

D

Mening van deskundigen

 

Niveau van bewijs van de conclusies

1

Eén systematische review (A1) of ten minste twee onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau A1 of A2

2

Ten minste twee onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau B

3

Eén onderzoek van niveau A2 of B of onderzoek van niveau C

4

Mening van deskundigen, bijvoorbeeld de werkgroepleden

 

Het wetenschappelijk bewijs is samengevat in een ‘Conclusie’, waarbij het niveau van het meest relevante bewijs is weergegeven. Daarnaast wordt een aanbeveling gegeven. Deze is gebaseerd op het bewijs en de mening van de werkgroepleden. 

 

Overige richtlijnen Hematurie

De European Association of Urology (EAU) heeft geen richtlijn Hematurie. De American Urological Association (AUA) heeft een best practice policy over asymptomatische microscopische hematurie uit 2001.[2,3] In de database van National Guideline Clearinghouse vonden we wel hematurierichtlijnen van de American College of Radiology, Primary Care British Colombia en Finnish Medical Society.[4-6] Recentelijk (2009) verscheen er van Kelly et al. een clinical review over microscopische hematurie in de eerste lijn.[7] Daarnaast is er een zeer uitgebreide systematic review van Rodgers et al. verschenen in 2006, Diagnostic tests and algorithms used in the investigation of haematuria: systematic reviews and economic evaluation.[8]

 

De literatuurzoekopdracht op ‘hematuria, haematuria, microhematuria, macrohematuria, microhaematuria, macrohaematuria, erythrocyturia’ werd uitgevoerd in Pubmed in de periode van 1 januari 1997 tot en met 8 september 2008, in het Engels, Frans en Duits. Daarnaast is in de Cochrane-database, de Trip-database, Sum-search, National Guideline Clearinghouse en Bandolier gezocht. Op basis van de abstracts is een selectie gemaakt. De referenties van de hematurierichtlijn uit 1998 zijn ook gebruikt.

Er werd regelmatig een up-to-date zoekopdracht verricht; de laatste in januari 2010.

Een aparte gerichte zoekopdracht werd uitgevoerd door de klinisch chemicus, de radioloog en de nefroloog. 

Volgende:
Hematurie en nefrogene oorzaken