Helicobacter pylori-infectie bij kinderen

Initiatief: NVK Aantal modules: 14

Feces-antigeen test H. pylori infectie

Uitgangsvraag

Feces-antigeen test monoclonaal bij de diagnose van H. pylori infectie bij kinderen van 0-18 jaar

Aanbeveling

De feces-antigeen test (monoclonaal) is een betrouwbare test voor het stellen van de diagnose H. pylori-infectie en heeft bij kinderen <6 jaar de voorkeur boven de 13C-Ureum-ademtest.

 

Het gebruik van sneltesten, ook de monoclonale feces-antigeen sneltesten, wordt afgeraden.

Overwegingen

Rekening moet worden gehouden met het feit dat in Nederland de prevalentie van H. pylori-infectie laag is ten opzichte van andere landen en dat zelfs testen met een hoge sensitiviteit en specificiteit daardoor een beperkte voorspellende waarde hebben. Bij polyclonale feces-antigeentesten zullen de voorspellende waarden nog lager zijn.

 

De monoclonale feces-antigeentest is in Nederland niet routinematig beschikbaar. Verder worden feces-antigeen sneltesten niet routinematig gebruikt in Nederland, maar zijn deels beschikbaar in onderzoeksverband. 

Onderbouwing

Matig

Koletzko et al. (6) beschrijven dat een gevalideerde ELISA feces-antigeen test een betrouwbare test is.

1

Uit een systematische review van Leal (2011) blijkt dat de enzyme-linked Immuno Sorbent assay (ELISA) monoclonale antilichamen test,  een feces test is met een hoge sensitiviteit en specificiteit (97%). Deze test heeft met name bij jonge zuigelingen veel voordelen omdat invasief onderzoek niet nodig is, er geen bloed hoeft te worden afgenomen en actieve medewerking van het kind niet nodig is.

2

Na Koletzko et al. zijn drie originele artikelen verschenen waarin onderzoek is gedaan naar verschillende monoclonale feces-antigeen testen. De resultaten lijken positief, maar de kwaliteit van deze studies is beperkt. Bovendien moeten de resultaten uit twee studies voor de jongere kinderen eerst gevalideerd worden. 

2

De aanvullende diagnostische waarde van sneltesten, ook de monoclonale feces-antigeen sneltesten, is nog niet goed aangetoond. 

Er zijn diverse methoden beschikbaar om bij een infectie met H. pylori antigenen op te sporen in feces: de enzyme immunoassay (EIA) gebaseeerd op polyclonale en monoclonale antilichamen en immunochromatografische tests, deze worden ook wel sneltests genoemd. Een feces test is bij en kind over het algemeen makkelijker uitvoerbaar dan een ademtest omdat geen actieve medewerking van het kind vereist is (6). 

 

De feces-antigeen test monoclonaal is even betrouwbaar als de ademtest. In vergelijking met de polyclonale test, is bij volwassenen en bij kinderen de sensitiviteit van de monoclonale test hoger, ook bij het stellen van de initiële diagnose. Er is geen verschil in betrouwbaarheid bij volwassenen en kinderen. Bovendien bleek uit de resultaten van studies met kinderen dat de test niet minder goed was bij de jonge kinderen (6,7).

 

Een systematische review en meta-analyse van Leal (8) (zie module over gastroscopie) onderzocht de nauwkeurigheid van feces tests voor het diagnosticeren van H. pylori-infectie bij kinderen van 0-19 jaar. De aanleiding is dat deze tests met name bij jonge zuigelingen veel voordelen hebben omdat invasief onderzoek niet nodig is, er geen bloed hoeft te worden afgenomen en actieve medewerking van het kind niet nodig is. In totaal werden 39 studies geïncludeerd. De mediane sample size was 107 kinderen. In 22 artikelen was geen informatie over blindering opgenomen. De sensitiviteit, specificiteit en likelihood ratio werden berekend. De likelihoodratio (LR) is een maat voor de aannemelijkheid van het resultaat van een diagnostische test. Een diagnostische test is informatiever naarmate de LR+ dichter tot oneindig nadert en naarmate de LR- dichter tot 0 nadert. Naast DNA testen (zie 1c) werden testen geïncludeerd die gericht zijn op het opsporen van antigenen. De enzyme-linked immunosorbent assay (ELISA) monoclonale antilichamen test liet de beste resultaten zien. Deze had een sensitiviteit en specificiteit van 97%, een positieve LR (LR+) van 29,9 en negatieve LR (LR-) van 0,03. De ELISA polyclonale antilichamen test had een sensitiviteit van 92% en een specificiteit van 93% (LR+: 16,2; LR-: 0,09). Een één-staps monoclonale antilichaam test had een sensitiviteit van 88% en een specificiteit van 93% (LR+: 10,6; LR-: 0,11). Vanwege deze lage sensitiviteit kan H. pylori-infectie niet uitgesloten worden als de test negatief is. De resultaten moeten echter voorzichtig geïnterpreteerd worden in verband met de sterke heterogeniteit. Verder was het niet mogelijk om onderscheid tussen verschillende leeftijdsgroepen te maken en zijn kenmerken en de symptomatologie van de patiënten uit de geïncludeerde studies niet beschreven.

 

Raguza (9) onderzocht een monoclonale feces-antigeen test (Amplified IDEIA Hp StAR, DakoCytomation Ltd, Hamburg, Germany) bij 276 naar de 3de lijn verwezen kinderen (gemiddelde leeftijd: 4 jaar, range: van 0,4 tot 7 jaar) in Brazilië. De gouden standaard was een positieve kweek of een positieve histologie en urease-sneltest. De sensitiviteit, specificiteit en positief en negatief voorspellende waarden van de Hp StAR test waren 100,0%, 76,9%, 49,0% en 100,0%, wanneer de afkappunten van de fabrikant werden gebruikt. Bij het gebruik van eigen afkappunten waren de sensitiviteit, specificiteit en positief en negatieve voorspellende waarden 100,0%, 97,8%, 90,9% en 100,0%. Op basis hiervan werd geconcludeerd dat de Hp StAR test een nauwkeurige test is om H. pylori-infectie vast te stellen bij jonge kinderen. Hierbij werd aangegeven dat, voor een andere populatie, de test opnieuw gevalideerd moet worden om de meest geschikte afkappunten te vinden. Later in 2010 is commentaar op dit artikel verschenen waarin wordt aangegeven dat de door Raguza gevonden afkappunten eerst gevalideerd moeten worden in een nieuwe studie, voordat ze kunnen worden toegepast. Verder waren er in deze studie geen uitspraken mogelijk over kinderen jonger dan 1 jaar omdat er geen infecties voorkwamen in deze groep. Deze test wordt gebruikt in Nederland.

 

In de studie van Prell (10) werd een nieuwe één-staps monoclonale feces-antigeen sneltest (RAPID Hp StAR; Oxoid, Ltd., Hampshire, United Kingdom) onderzocht bij 185 Duitse kinderen (gemiddelde leeftijd 10 jaar; range 0,3 – 18,2 jaar). De sensitiviteit en specificiteit van de test werden vergeleken met de monoclonale enzym-immunoassay waarbij dezelfde antigenen worden gebruikt. H. pylori-infectiewerd vastgesteld als de kweek positief was en tenminste twee andere testen (histologie, urease-sneltest en ademtest) ook positief waren. Er werd onderzoek gedaan vóór en na behandeling. De resultaten na behandeling zijn beschreven bij de module betreffende follow-up. Vanwege de variatie tussen beoordelaars bij de sneltest, werden de uitslagen door twee beoordelaars afzonderlijk vastgesteld. De sensitiviteit en specificiteit waren 93,5% en 89,4% voor beoordelaar 1 en 90,3% en 91,9% voor beoordelaar 2. De LR+ was 8,8 en LR- was 0,07 voor beoordelaar 1 en respectievelijk 11,1 en 0,11 voor beoordelaar 2. De sensitiviteit, specificiteit en LR+ en LR- van de moncolonale enzym-immunoassay waren 93,5%, 97,6%, 38,9 en 0,07. Geconcludeerd werd dat de nieuwe één-staps monoclonale feces-antigeen test een goed alternatief is om H. pylori-infectie vast te stellen bij kinderen als de ademtest of de monoclonale enzym-immunoassay niet aanwezig zijn of niet uitvoerbaar of te duur zijn. De monoclonale enzym-immunoassay is een goed alternatief voor de ademtest. Deze studie werd als twijfelachtig beoordeeld omdat de patiëntengroep niet duidelijk is beschreven. Bovendien is de onderzoekssetting niet vermeld.

 

Kalach (11) onderzocht de Rapid HpStAR™ (Thermo Fischer Scientific, Oxoid®; Cambridgeshire, UK) bij 108 kinderen die een gastroscopie kregen in de 3de lijn. De kinderen waren gemiddeld 7,6 jaar (variërend van 10 maanden tot 18 jaar): 38 patiënten waren jonger dan 5 jaar, waarvan 3 H. pylori-infectie hadden, en de overige 70 waren ouder dan 10 jaar. De referentietesten waren een kweek, of histologie in combinatie met een urease-sneltest. Als alle 3 testen negatief waren, was er geen sprake van H. pylori-infectie. De sensitiviteit, specificiteit en positief en negatief voorspellende waarden waren 87,5%, 97,8%, 87,5% en 97,8%, respectievelijk. Geconcludeerd werd dat de Rapid HpStAR een betrouwbare test is om H. pylori-infectie bij kinderen vast te stellen, maar dat de test gevalideerd moet worden bij kinderen jonger dan 5 jaar inclusief zuigelingen. 

In de modulen worden per uitgangsvraag de beschikbare literatuur, conclusies, overige overwegingen en aanbevelingen besproken. We zijn uitgegaan van de recente internationale richtlijn van Koletzko et al. (6) en hebben alleen artikelen geselecteerd en beschreven die gepubliceerd werden nadat de zoekactie van Koletzko et al. (6) eindigde (van september 2009 tot maart 2011).

 

De met AGREE vastgestelde domeinscores van de richtlijn van Koletzko et al. (6) waren: onderwerp en doel: 50%, betrokkenheid van belanghebbenden: 33%, methodologie: 69%, helderheid en presentatie: 71%, toepassing: 0%, onafhankelijkheid van de opstellers: 42%. De richtlijn is ontwikkeld door een internationale werkgroep van grotendeels kinderartsen MDL, maar ook epidemiologen, microbiologen en pathologen waren betrokken. De leden waren van Europese en Noord-Amerikaanse afkomst. Er werd een systematische literatuursearch gedaan en de werkgroep kwam bijeen om aanbevelingen te scoren. Artikelen werden geëvalueerd met behulp GRADE, zie tabel 2. Kanttekening bij het gebruik van deze richtlijn als uitgangspunt is dat deze niet direct op de Nederlandse situatie van toepassing is vanwege een andere prevalentie en afwijkend resistentiepatroon.

 

Tabel 2: Gradering evidence volgens GRADE (2004)

High

Further research is unlikely to change our confidence in the estimate of effect.

Moderate

Further research is likely to have an important impact on our confidence in

the estimate of effect and may change the estimate.

Low:

Further research is very likely to have an important impact on our confidence in

the estimate of effect and may change the estimate.

Very low

Any estimate of effect is uncertain.

 

 

Referentie

Atkins D, Best D, Briss PA, Eccles M, Falck-Ytter Y, Flottorp S, et al. Grading quality of evidence and strength of recommendations. BMJ 2004 Jun19;328(7454):1490.

  1. 1 - 1. Kneepkens CMF, Taminiau JAJM, Polman HA, namens de sectie kindergastro-enterologie en Voeding van de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde. Hoofdstuk 29: Helicobacter pylori-infecties. Werkboek kinder gastro-enterologie. Tweede druk, 2002.
  2. 2 - 2. Roosendaal R. Kuipers EJ, Buitenwerf J, van Uffelen C, Meuwissen SG, van Kamp GJ et al. Helicobacter pylori and the birth cohort effect: evidence of a continuous decrease of infection rates in childhood. Am J Gastroenterol 1997; 92: 1480-2.
  3. 3 - 3. Mourad-Baars PEC, Verspaget HW, Mertens BJA, Mearin ML. Low prevalence of Heli-cobacter pylori infections in young children in the Netherlands. Eur J Gastroenterol Hepatol 2007; 19: 213-6.
  4. 4 - 4. Offringa M, Assendelft W, Scholten R. Inleiding in evidence-based medicine. Bohn Sat-fleu van Loghum 2004.
  5. 5 - 5. Marshall BJ, Warren JR. Unidentified curved bacillus on gastric epithelium in active chronic gastritis. Lancet 1983 ; 1: 1273-5.
  6. 6 - 6. Koletzko S, Jones NL, Goodman KJ, Gold B, Rowland, M, Cadranel S, et al. Evidence-based recommendations for ESPGHAN and NASPGHAN for Helicobacter pylori infec-tion in children. J Pediatr Gastroenterol Nutr 2011; 53: 230-43.
  7. 7 - 7. Koletzko S, Kostantopoulos N, Bosman DK, Feydt-Schmidt A, van der Ende A, Kalach N, et al. Evaluation of a novel monoclonal enzyme immunoassay for detection of Helico-bacter pylori antigen in stool from children. Gut 2003: 52; 804-6.
  8. 8 - 8. Leal YA, Cedillo-Rivera R, Simón JA, Velázquez JR, Flores LL, Torres J. Utility of Stool Sample-based Tests for the Diagnosis of Helicobacter pylori Infection in Children. J Pediatr Gastroenterol Nutr 2011; 52: 718-28.
  9. 9 - 9. Raguza D, Machado RS, Ogata SK, Granato CF, Patricio FR, Kawakami E. Validation of a monoclonal stool antigen test for diagnosing Helicobacter pylori infection in young children. J Pediatr Gastroenterol Nutr 2010; 4: 400-3.
  10. 10 - 10. Prell C, Osterrieder S, Lottspeich C, Schwarzer A, Rüssmann H, Ossiander G et al. Im-proved performance of a rapid office-based stool test for detection of Helicobacter pylori in children before and after therapy. J Clin Microbiol 2009; 47: 3980-4.
  11. 11 - 11. Kalach N, Dehecq E, Gosset P, Decoster A, Bergeret M, Dupont C et al. Usefulness and influence of age of a novel Rapid HpStAR stool antigen for the diagnosis of Helicobacter pylori infection in children. Diagn Microbiol Infect Dis 2009; 65; 450-3.
  12. 12 - 12. Vécsei A, Innerhover A, Binder C, Gizci H, Hammer K, Bruckdorfer A et al. Stool poly-merase chain reaction for Helicobacter pylori detection and clarithromycin susceptibility testing in children. Clin Gastroenterol Hepatol 2010; 8: 309-12.
  13. 13 - 13. Roma-Giannikou E, Roubani A, Sgouras DN, Panayiotou J, Van Vliet C, Polyzos A, et al. Endoscopic tests for the diagnosis of Helicobacter pylori infection in children: Validation of rapid urease test. Helicobacter 2010; 15: 227-32.
  14. 14 - 14. Spee LA, Madderom MB, Pijpers M, Van Leeuwen Y, Berger MY. Association between Helicobacter pylori and gastrointestinal symptoms in children. Pediatrics 2010; 125(3): e651-69.
  15. 15 - 15. Huang X, Qu X, Yan W, Huang Y, Cai M, Hu B, et al. Iron deficiency anaemia can be improved after eradication of Helicobacter pylori. Postgrad Med J 2010; 86: 272-8.
  16. 16 - 16. Qu XH, Huang XL, Xiong P, Zhu CY, Huang YL, Lu LG, et al. Does Helicobacter pylori infection play a role in iron deficiency anemia? A meta-analysis. World J Gastroenterol 2010;16: 886-96.
  17. 17 - 17. Duque X, Moran S, Mera R, Medina R, Martinez H, Mendoza ME, et al. Effect of eradication of Helicobacter pylori and iron supplementation on the iron status of children with iron deficiency. Arch Med Res 2010; 41: 38-45.
  18. 18 - 18. Cardenas VM, Prieto-Jimenez CA, Mulla ZD, Rivera JO, Dominguez DC, Graham DY, et al. Helicobacter pylori eradication and change in markers of iron stores among non-iron-deficient children in El Paso, Texas: an etiologic intervention study. J Pediatr Gastroenterol Nutr 2011; 52: 326-32.
  19. 19 - 19. Hyman PE, Milla PJ, Benninga MA, Davidson GP, Fleisher DF, Taminiau J. Childhood functional gastrointestinal disorders: neonate/toddler. Gastroenterology 2006; 130: 1519-26.
  20. 20 - 20. Rasquin-Weber A, Hyman PE, Cucchiara S, Fleisher DR, Hyams JS, Milla PJ et al. Childhood functional gastrointestinal disorders. Gut 1999; 45: II60-8.
  21. 21 - 21. Gatta L, Vakil N, Leandro G, Di Mario F, Vaira D, et al. Sequential therapy or triple ther-apy for Helicobacter pylori infection: systematic review and meta-analysis of randomized controlled trials in adults and children. Am J Gastroenterol 2009; 104: 3069-79.
  22. 22 - 22. Albrecht P, Kotowska M, Szajewska H. Sequential Therapy Compared with Standard Triple Therapy for Helicobacter Pylori Eradication in Children: A Double-Blind, Random-ized, Controlled Trial. J Pediatr 2011; 159: 45-9.
  23. 23 - 23. Prieto-Jimenez CA, Cardenas VM, Fischbach LA, Mulla ZD, Rivera JO, Dominquez DC, et al. Double-blind randomized trial of quadruple sequential Helicobacter pylori eradication therapy in asymptomatic infected children in El Paso, Texas. J Pediatr Gastroenterol Nutr 2011; 52: 319-25.
  24. 24 - 24. Janssen MJ, Hendrikse L, de Boer SY, Bosboom R, de Boer WA, Laheij RJ, et al. Heli-cobacter pylori antibiotic resistance in a Dutch region: trends over time. NJM 2006; 64:191-5.
  25. 25 - 25. Mourad-Baars PEC, Wunderink HF, Mearin ML, Veldkamp KE. Antimicrobial Resistance of Helicobacter pylori strains to Clarithromycin and Metronidazole in a Tertiary Hospital in The Netherlands. Congress abstract JPGN 2011.
  26. 26 - 26. Dahhan N, Kindermann A, Ogtrop M, Bosman DK. Pediatric Helicobacter pylori Infec-tions: Differences between different ethnical groups. Congress abstract EHSG 2010.
  27. 27 - 27. Proujansky R, Shaffer SE, Vinton NE, Bachrach SJ. Symptomatic Helicobacter infection in young patients with severe neurologic impairment. J Pediatr 1994; 125: 750-2.
  28. 28 - 28. Luzza F, Concolino D, Imeneo M, Pascuzzi A, Pietragalla E, Pallone F, et al. High seroprevalence of Helicobacter pylori infection in non-institutionalised children with men-tal retardation. Clin Microbiol Infect 2004; 10: 670-3.
  29. 29 - 29. Mastebroek M, Niezen-de Boer RC. Helicobacter pylori, rustig laten zitten of rigoureus bestrijden? TAVG 2009; 27: 8-12.
  30. 30 - 30. Böhmer CJ, Klinkenberg-Knol EC, Kuipers EJ, Niezen-de Boer MC, Schreuder H, Schuckink-Kool F, et al. The prevalence of Helicobacter pylori infection among inhabit-ants and healthy employees of institutes for the intellectually disabled. Am J Gastroente-rol 1997;92:1000-4.
  31. 31 - 31. Atkins D, Best D, Briss PA, Eccles M, Falck-Ytter Y, Flottorp S, et al. Grading quality of evidence and strength of recommendations. BMJ 2004 Jun19;328(7454):1490.

Tabel A: karakteristieken en resultaten systematische reviews

N

(Eerste) Auteur

Tijdschrift

Titel

Domein

Design

Populatie

Interventie

Controle               

Uitkomstmaat

Resultaten (95% CI)

Opmerkingen

 

Screening: ijzergebreksanemie

1

Huang X. et al.

 

 

Asia

Postgrad Med J feb 2010

Iron deficiency anaemia can be improved after eradication of Helicobacter pylori

 

Therapy

SR

4 studies with children aged 2-18 years with HP and iron deficiency anaemia

Eradication therapy combined with iron administration

Iron administration alone

Changes in serum Hb concentrations

 

 

Changes in serum ferritine concentrations

WMD=7.3 mmol/l (1.5-13.2 mmol/l), p<0.00001

 

 

WMD=5.93 (4.53-7.32), p=0.91

PICO 2

 

All studies from Asia.

 

Level: A2 (inconsequence regadering cut-off Jadad-score)

2

Qu XH, et al.

 

Asia

World J Gastroenterol. 2010 Feb 21;16(7):886

Does HelIco

bacter pylori infection play a

role in iron

deficiency

anemia? A

meta-analysis.

 

Etiologie and therapy

Meta-analyse

Children aged <18 years with HP and iron deficiency (anaemia)

 

 

 

Eradication therapy combined with iron administration

Iron administration alone

Association HP and IDA

 

<11 years of age:

 

10-18 years of age:

 

 

Hb changes,

 <11 years of age

 

SF changes, <11 years of age

 

 

 

OR=4.76 (1,73-13.08)

 

OR=2.85 (1.68-4.31)

 

 

0.65 g/L (-1.52-2.82)

 

 

0.70 g/L (-1.01-2.41)

PICO 2

 

Adolescents: 10-18 years of age, children <11 years of age

 

5 observational studies (to asses the association between HP and IDA) and 3 RCTs (to asses changes in Hb and SF)

 

Studies from Asia, except one.

 

Level: A2

Screening: gastrointestinale klachten

3

Spee LA et al.

 

 

The Netherlands

Pediatrics. 2010 Mar;125(3):e651-69. Epub 2010 Feb 1

Association

between

helicobacter pylori  and gastrointestinal symptoms in

children.

 

Etiologie

SR

Children aged 0-18 years with GI symptoms

 

 

 

 

RAP and HP

12 Case-control studies

 

 

7 Cross-sectional studies

 

 

UAP and HP

6 Case-control studies (hospital –based):

 

 

5 Cross-sectional studies (population-based)

 

Pooled OR=1,21 (0,82-1,78)

 

 

Pooled OR=1,00 (0,76-1,31)

 

 

 

Pooled OR=2,87 (1,62-5,09)

 

Pooled OR=0,99 (0,46-2,11)

PICO 2

 

Studies concerning exclusively

children with relevant comorbidity

such as mental disabilities, immunodeficient

disorders, and diabetes

were excluded.

 

Level: A1

 

Therapie: sequentieel

4

Gatta L et al.

 

 

Italy

Am J Gastroenterol. 2009 Dec;104(12):3069-79

Sequential

therapy or triple therapy for Helicobacter pylori infection: systematic review and meta-analysis of randomized controlled trials in adults and children.

Therapy

SR and meta-analysis

3 RCTs with 260 children ≤18 years of age with HP.

 

1 study: patients with nonulcer dyspepsia and peptic ulcer disease.

Sequential therapy ST

Triple therapy TT

Eradication

 

 

7-day eradication

 

 

14-day eradication

 

 

Adverse events

OR (pooled): 1.98 (0.96-4.07)

 

OR (pooled, fixed)=2.53 (1.21-5.29) favoring ST

 

Difference 6.6%, Not significant

 

 

Difference: 2,7% niet sign. (iets meer bij ST)

PICO 3

 

HP was diagnosed by 13 C-UBT (2 studies) and RUT+histo (1 study)

 

Level A1

 

 

Diagnostiek

6

Leal YA et al.

J Pediatr Gastroenterol Nutr. 2011 Apr

Utility of Stool Sample-based Tests for the Diagnosis of Helicobacter pylori

Infection in Children.

1.      

Diagnosis

SR and meta-analysis

39 studies and 5799 children, 0-19 years of age, were included. Of these, 2323

were HP positive and 3476 were HP negative

Stool tests: antigen-detection tests and

DNA-detection tests

22 (56%) used both culture and histology, 5 (13%): only histology and either RUT or

UBT, 8 (21%): UBT alone, and 4 used UBT combined with ELISA.

Sensitivity and specificity

 

ELISA monoclonal antibody tests (6 test comparisons)

 

 

ELISA polyclonal antibody tests (29 test comparisons)

 

 

DNA, PCR-based tests (7 test comparisons)

 

 

 

SE: 97%, 95% CI 94–98

SP: 97%, 95% CI 95–98

Heterog: p<0.05

 

SE: 92%, 95% CI 90–93

SP 93%, 95% CI 91–94

Heterog: p<0.016

 

SE: 54%–100%

SP: 93%–100%

PICO 1

 

Level A1

 

Each test comparison was counted as a separate study. Thus, a total of 48

tests (and 29 studies) comparisons were included in

the meta-analysis.

 

 

Tabel B: karakteristieken en resultaten diagnostische studies

 

Bibliogra­fische referentie

Mate van be­wijs

Studietype

Aantal patiënten

Preva­lentie

Patiënt kenmerken

Index­test

Referentietest

Sens

Spec

Overige uitkomst­maten

Overige opmerkingen

PCR

1

Vécsei A,

 

Stool polymerase chain reaction for Helicobacter pylori detection and

clarithromycin susceptibility testing in children.

Clin Gastroenterol Hepatol. 2010

 

Austria

B

Retrospective

All children (n=143) who underwent gastroscopy  between March 2006 and February 2009 and also having been examined by stool PCR

 

(3e lijn)

 

Culture was positive in 71 (54.2%).

 

E-test

revealed resistance to clarithromycin in 32 of 71 isolates

(45.1%).

Mean age: 10.8 (2.8-17.9)

 

Males : females, 1:1.5

Real-time polymerase-chain reaction (PCR)

Rapid urease test, histology and culture.

 

 

 

 

 

E-test for clarithromycin susceptibility testing

83.8%

 

 

 

 

 

 

 

 

89.2%

9

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 01-04-2012

Laatst geautoriseerd  : 01-04-2012

Geplande herbeoordeling  : 01-01-2016

De richtlijn wordt 1x per 3 jaar gereviseerd.

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde

Algemene gegevens

De ontwikkeling van de richtlijn H. pylori-infectie bij kinderen is gefinancierd door Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS)

Doel en doelgroep

Doel

De richtlijn is geschreven voor alle behandelaren die te maken hebben met deze groep kinderen in zowel de eerste-, tweede-, als derdelijnsgezondheidszorg. Het doel van deze richtlijn is te komen tot een betere herkenning, optimalisering van de diagnostiek en behandeling van kinderen van 0 tot 18 jaar met H. pylori-infectie. Om hierover gefundeerde aanbevelingen te kunnen doen, wordt een samenvatting gegeven van de wetenschappelijke stand van zaken en kennis uit de praktijk betreffende H. pylori-infectie bij kinderen volgens de methode van evidence-based richtlijnontwikkeling (4). De richtlijn kan dienen als ondersteuning in het besluitvormingsproces, moet leiden tot een verbetering van de kwaliteit en doelmatigheid van het medisch handelen en moet meer uniformiteit in de praktijkvoering teweegbrengen. De aanbevelingen die in de richtlijn staan vermeld, zijn te vertalen naar lokale protocollen die zijn toegespitst op de plaatselijke situatie. De behandelaar heeft de autonomie om, wanneer hij/zij dat nodig acht, beargumenteerd van de geformuleerde richtlijn af te wijken.

 

Doelgroep

De doelgroep omvat alle kinderen van 0 tot 18 jaar met verdenking H. pylori-infectie. 

Samenstelling werkgroep

Kernwerkgroep

  • Mw. dr. M.M. Tabbers - projectleider
  • Mw. dr. N. Boluijt – projectbegeleider
  • Mw. dr. L.M.A.J. Venmans – epidemioloog

 

Werkgroep

  • Mw. dr. A. Kindermann - MDL-sectie NVK
  • Mw. drs. P.E.C. Mourad-Baars  - MDL-sectie NVK
  • Dhr. drs. J. Verhage -  SAP-sectie NVK
  • Dhr. dr. D.K. Bosman -  SAP-sectie NVK
  • Mw. drs. E. van Hoorn - Artsen Jeugdgezondheidszorg Nederland
  • Dhr. dr. W.A. de Boer - Nederlandse Vereniging van Maag-Darm-Leverartsen
  • Dhr. dr. L.C. Smeets - Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie
  • Dhr. dr. R.M.M. Geijer - Nederlands Huisartsen Genootschap (meelezer)
  • Mw. drs. M.C. Niezen- de Boer – Artsen voor Verstandelijk Gehandicapten (meelezer)

Belangenverklaringen

De werkgroepleden hebben een belangenverklaring ingevuld waarin ze hun banden met de farmaceutische industrie hebben aangegeven. De verklaringen liggen ter inzage bij de NVK. 

Inbreng patiëntenperspectief

Het perspectief van patiënten wat betreft de zorg rondom H. pylori-infectie zou een waardevolle aanvulling zijn bij de totstandkoming van deze richtlijn. Er is echter geen patiëntenvereniging specifiek voor kinderen met H. pylori-infectie. 

Methode ontwikkeling

Evidence based

Implementatie

Implementatie en indicatorontwikkeling

In de verschillende fasen van de ontwikkeling van het concept van de richtlijn is zoveel mogelijk rekening gehouden met de implementatie van de richtlijn en de daadwerkelijke uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. De definitieve richtlijn is onder de verenigingen verspreid en via de website van de NVK (www.nvk.nl) elektronisch beschikbaar gesteld. Op wetenschappelijke bijeenkomsten van de betrokken wetenschappelijke verenigingen zijn de aanbevelingen van de richtlijn gepresenteerd. Verder zal er patiëntenvoorlichtingsmateriaal worden ontwikkeld ter ondersteuning van de richtlijn.

Om de implementatie en evaluatie van deze richtlijn te stimuleren, zijn interne indicatoren ontwikkeld aan de hand waarvan de implementatie steekproefsgewijs kan worden gemeten. Indicatoren geven in het algemeen de zorgverleners de mogelijkheid te evalueren of zij de gewenste zorg leveren. Zij kunnen daarmee ook onderwerpen voor verbeteringen van de zorgverlening identificeren. De interne indicatoren die bij onderhavige richtlijn zijn ontwikkeld worden behandeld in aanverwant product 'Indicatoren'.

Werkwijze

Gedurende een jaar (november 2010-december 2011) is aan de ontwikkeling van de richtlijn gewerkt door leden van de werkgroep en de kernwerkgroep. Allereerst werd door door de leden van de werkgroep een knelpuntanalyse uitgevoerd om de huidige werkwijze ten aanzien van de diagnostiek en behandeling van kinderen met H. pylori-infectie in de eerste-, tweede-, en derdelijnsgezondheidszorg in Nederland in kaart te brengen. Op basis van de resultaten van de knelpuntenanalyse werden met de werkgroep de uitgangsvragen opgesteld.

 

Vervolgens werd samen met de richtlijnontwikkelaar van de NVK volgens de methode van Evidence-Based Richtlijn Ontwikkeling (EBRO) per vraag een uitgebreid literatuuronderzoek verricht. In eerste instantie werd gezocht naar evidence-based richtlijnen. Hierbij werd gebruik gemaakt de volgende databases: SUMSEARCH, Clinical evidence van BMJ, Scottish Intercollegiate Guidelines Network en de TRIP DATABASE. De gevonden richtlijnen werden op kwaliteit beoordeeld door de kernwerkgroepleden met behulp van het AGREE-instrument. Wanneer er een valide richtlijn werd gevonden werd de evidence uit de richtlijn gebruikt om de vragen te beantwoorden. De met AGREE vastgestelde domeinscores werden gebruikt als houvast voor de beoordeling van de richtlijn. Wanneer er geen geschikte richtlijn werd gevonden, werd gezocht naar systematische literatuuroverzichten in Medline en Embase.

 

Voor H. pylori-infectie werden de volgende zoektermen gebruikt: “Helicobacter pylori or Helicobacter infection or pylori”. Verder werd zoveel mogelijk gebruik gemaakt van zoekstrategieën opgesteld door Cochrane (zoals die voor kinderen, systematische reviews en gerandomiseerd onderzoek). Ook de systematische reviews werden op inhoudelijke en methodologische kwaliteit beoordeeld door de kernwerkgroepleden. Vervolgens werd naar aanvullende originele studies gezocht vanaf het moment waar de zoekactie in de review eindigde.

 

Aan elk geselecteerd artikel werd een mate van bewijskracht toegekend volgens tabel 1a. Er werd een samenvattend oordeel gegeven over de kwaliteit van de beschouwde evidence. Aan elke conclusie werd een niveau van bewijskracht toegekend volgens tabel 1b. Ook werden aanbevelingen geformuleerd. De volledige (evidence-based) uitwerking van de vragen met de daarbij geformuleerde conclusies werd geheel voorbereid door de kernwerkgroepleden. Vervolgens formuleerde de gehele werkgroep de definitieve aanbevelingen. Naast de evidence werden hierbij “overige overwegingen’’ uit de praktijk, die expliciet genoemd werden, meegenomen.

 

Tabel 1.1 Indeling van onderzoeksresultaten naar mate van bewijskracht (EBRO)

.

Interventie

Diagnostisch accuratesse onderzoek

Schade of bijwerkingen, etiologie, prognose*

A1

Systematische review van tenminste twee onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van A2-niveau

A2

Gerandomiseerd dubbelblind ver­gelijkend klinisch onderzoek van goede kwaliteit van voldoende omvang

Onderzoek ten opzichte van een referentietest (een ‘gouden standaard’) met tevoren gedefinieerde afkapwaarden en onafhankelijke beoordeling van de resultaten van test en gouden standaard, betreffende een voldoende grote serie van opeenvolgende patiënten die allen de index- en referentietest hebben gehad

Prospectief cohort onderzoek van voldoende omvang en follow-up, waarbij adequaat gecontroleerd is voor ‘confounding’ en selectieve follow-up voldoende is uitgesloten.

B

Vergelijkend onderzoek, maar niet met alle kenmerken als genoemd onder A2 (hieronder valt ook patiënt-controle onderzoek, cohort-onderzoek)

Onderzoek ten opzichte van een referentietest, maar niet met alle kenmerken die onder A2 zijn genoemd

Prospectief cohort onderzoek, maar niet met alle kenmerken als genoemd onder A2 of retrospectief cohort onderzoek of patiënt-controle onderzoek

C

Niet-vergelijkend onderzoek

D

Mening van deskundigen

* Deze classificatie is alleen van toepassing in situaties waarin om ethische of andere redenen gecontroleerde trials niet mogelijk zijn. Zijn die wel mogelijk dan geldt de classificatie voor interventies.

 

Tabel 1.2 Niveau van bewijskracht van de conclusie op basis van het aan de conclusie ten grondslag liggend bewijs (EBRO)

 

Conclusie gebaseerd op

1

Onderzoek van niveau A1 of tenminste 2 onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau A2

2

1 onderzoek van niveau A2 of tenminste 2 onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau B

3

1 onderzoek van niveau B of C

4

Mening van deskundigen

 

 

Kostenimplicaties

Door de toenemende aandacht voor de kosten in de gezondheidszorg neemt het belang van richtlijnen die doelmatig handelen bevorderen toe. In deze richtlijn is nog geen analyse gemaakt van de verwachte effecten op de kosten. 

Volgende:
Testen H. pylori infectie bij kinderen