Handhygiëne & persoonlijke hygiëne medewerker

Initiatief: SRI Aantal modules: 22

Randvoorwaarden handreinigingsmiddelen

Uitgangsvraag

Wat zijn de randvoorwaarden voor veilig gebruik van handreinigingsmiddelen?

Aanbeveling

  • Gebruik zeep conform voorschriften van de fabrikant.
  • Gebruik vloeibare zeep uit een dispenser, raak het tuitje niet aan.
  • Gebruik geen desinfecterende zeep.
  • Gebruik stromend kraanwater.

Overwegingen

Voor- en nadelen van de interventie en kwaliteit van bewijs

Voor deze module is systematisch gezocht naar wetenschappelijke literatuur om antwoord te geven op de vraag welk effect desinfecterende zeep heeft bij het uitvoeren van handhygiëne door zorgmedewerkers. Hierbij zijn geen vergelijkende studies gevonden die voldoen aan de PICO. Door het ontbreken van literatuur is geen richting te geven aan de besluitvorming op basis van wetenschappelijk bewijs.

 

Aanbevelingen in internationale richtlijnen

De WHO-richtlijn Handhygiëne bevat aanbevelingen over desinfecterende zeep (1). Zeep heeft een reinigende werking die vuil en micro-organismen van de huid kan verwijderen, maar niet kan doden. Handdesinfectiemiddelen zijn het meest effectief voor het doden van micro-organismen van de handen ten opzichte van zeep en desinfecterende zepen die micro-organismen van de handen verwijderen/deels afdoden. Zeep kan een uitdrogende werking hebben op de huid. Ook zijn er gevallen beschreven waarin vaste vormen van zeep besmet zijn geraakt met micro-organismen, maar de mate van risico op transmissie van micro-organismen via zeep in vaste vorm lijkt laag.

 

De review van Cochrane (2) analyseert de aanbevelingen uit de WHO-richtlijn Handhygiëne en geeft aan wat de bewijskracht is van de aanbevelingen in relatie tot de naleving van handhygiëne volgens GRADE.

 

Uit de review komt naar voren dat er randvoorwaarden zijn die de naleving van de handhygiëne verbeteren en zo bijdragen aan het verminderen van zorggerelateerde infecties. Deze randvoorwaarden zijn: het inzichtelijk maken en terugkoppelen van de handhygiëne naleving (lage zekerheid van bewijs), scholing over handhygiëne (lage zekerheid van bewijs), gebruik van instructietools (lage zekerheid van bewijs) en het plaatsen van handhygiënemiddelen in (de nabijheid van) het zorgwerkveld (matige zekerheid van bewijs) (2).

 

Waarden en voorkeuren van patiënten en/of zorgmedewerkers

Voor patiënten en zorgmedewerkers is het van belang dat het risico op transmissie van pathogene micro-organismen en het ontstaan van zorggerelateerde infecties zo laag mogelijk is. Kwalitatief goede producten voor handhygiëne dragen hieraan bij. Een goede handhygiëne beschermt zowel de zorgmedewerker als de patiënt tegen pathogene micro-organismen.

 

Kosten en middelen

De werkgever is verantwoordelijk voor het beschikbaar stellen van de noodzakelijke middelen voor handreiniging. De werkgroep verwacht dat de kosten en middelen geen bepalende factor zullen zijn in de drie zorgdomeinen voor het beschikbaar stellen van deze middelen. Goede voorlichting en scholing aan zorgmedewerkers over correct gebruik van handreinigingsmiddelen is hierbij van belang.

 

Infectiepreventiemaatregelen

De techniek voor het inwrijven is voor handdesinfectie en handreiniging gelijk. Handdesinfectie heeft de voorkeur boven handreiniging, vanwege de hoge effectiviteit en de mogelijkheid tot plaatsing in/nabij het directe zorgwerkveld. Voor handreiniging is naast het inwrijven met zeep, het uitvoeren van de handen nat maken en het drogen van de handen cruciaal om een goede handhygiëne te bereiken. Vuil en/of lichaamsvloeistoffen op zichtbaar verontreinigde handen kunnen door handdesinfectiemiddel onvoldoende worden verwijderd. Zeep en water kunnen dit wel. Vanwege de kans op overdracht van micro-organismen via een stuk zeep, raadt de werkgroep het gebruik hiervan in alle zorgsituaties af.

 

Bij aantoonbare allergieën voor kleurstoffen, geurstoffen of conserveringsmiddelen in handdesinfectie- en handreinigingsmiddelen, kan in overleg met de bedrijfsarts gebruik worden gemaakt van vloeibare zeep van een andere samenstelling.

 

Desinfecterende zeep is minder effectief dan handdesinfectiemiddelen. Bovendien heeft het bijwerkingen, zoals het uitdrogen van de huid. De werkgroep ziet daarom geen reden om dit middel in de zorg te gebruiken.

 

Kant-en-klare handreinigingsdoekjes worden in bepaalde zorgsituaties gebruikt, bijvoorbeeld wanneer er geen waterpunt aanwezig is. Er zijn op dit moment geen gegevens bekend over de effectiviteit van dit soort producten. Voor zover bekend is deze reinigingsmethode ook niet gevalideerd.

 

Duurzaamheid en hergebruik

Het produceren van handreinigingsmiddelen en het afbreken ervan kunnen een negatieve impact op het milieu hebben. De mate van impact verschilt per product. Bij de aanschaf van een handreinigingsmiddel kan dit een factor zijn om mee te nemen in het pakket van eisen. Verder zijn er, voor zover bekend bij de werkgroep, geen overwegingen voor de randvoorwaarden van handreinigingsmiddelen die een directe relatie hebben met duurzaamheid en hergebruik.

Onderbouwing

Er zijn vele varianten op handreinigingsmiddelen. In deze module staan aanbevelingen over veilig en verantwoord gebruik, wat bijdraagt bij aan het verlenen van kwalitatieve en veilige zorg.

Voor het beantwoorden van deze uitgangsvraag is er allereerst gekozen gebruik te maken van de beschikbare WHO-richtlijn (1) en de Cochrane review (2). Aanvullend heeft de werkgroep besloten een systematische literatuurzoekopdracht te verrichten met de volgende onderzoeksvraag:

Wat is de effectiviteit van desinfecterende zeep bij het uitvoeren van handreiniging?

P:

Medewerkers met patiëntgebonden werkzaamheden of werkzaamheden (aan materialen) in de omgeving van de patiënt 

I:

Desinfecterende zeep

C:

Andere zeep of geen

O:

Verminderde overdracht en infecties in zorginstellingen

 
De zoekactie is uitgevoerd in combinatie met zoektermen voor momenten van handhygiëne uit Module Handhygiëne: methode

 

In de databases PubMed en Embase is op 4 en 11 februari 2022 met relevante zoektermen gezocht naar wetenschappelijke literatuur.

 

Studies werden geselecteerd op grond van de volgende selectiecriteria:

  • Het gaat om een systematische review of vergelijkend onderzoek, zoals een (gerandomiseerd) gecontroleerd onderzoek of observationeel onderzoek.
  • De participanten zijn mensen die werken in de gezondheidszorg.
  • De interventie bestaat uit desinfecterende zeep.
  • Uitkomsten richten zich op overdracht en infecties in zorginstellingen.

Op basis van titel en samenvattingen van de referenties werden studies geselecteerd die aan bovenstaande criteria voldeden. Er werden geen artikelen gevonden die voldeden aan deze selectiecriteria.

  1. 1. WHO guidelines on hand hygiene in health care. WHO Library Cataloguing-in-Publication Data (2009).
  2. 2. Gould DJ et al. Interventions to improve hand hygiene compliance in patient care (Review). Cochrane, Cochrane Database of Systematic Reviews (2017).

Beoordelingsdatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 19-09-2023

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie
Geautoriseerd door:
  • Nederlands Oogheelkundig Gezelschap
  • Nederlandse Internisten Vereniging
  • Nederlandse Orthopaedische Vereniging
  • Nederlandse Vereniging van Artsen voor Longziekten en Tuberculose
  • Nederlandse Vereniging van Artsen voor Verstandelijk Gehandicapten
  • Nederlandse Vereniging van Maag-Darm-Leverartsen
  • Nederlandse Vereniging van Revalidatieartsen
  • Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie
  • Nederlandse Vereniging voor Klinische Geriatrie
  • Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Pathologie
  • Nederlandse Vereniging voor Plastische Chirurgie
  • Nederlandse Vereniging voor Reumatologie
  • Nederlandse Vereniging voor Thoraxchirurgie
  • Vereniging Klinische Genetica Nederland
  • Vereniging van Specialisten Ouderengeneeskunde
  • Vereniging voor Sportgeneeskunde
  • Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland
  • Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers
  • Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde
  • Nederlandse Vereniging voor Intensive Care
  • Vereniging voor Hygiëne en Infectiepreventie in de Gezondheidszorg
  • Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu
  • Nederlandse Vereniging voor Arbeidshygiëne

Algemene gegevens

De ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule is ondersteund door het RIVM en SKILZ en is gefinancierd door het ministerie van VWS. De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijn is in 2021 een multidisciplinaire werkgroep samengesteld, bestaande uit deskundigen en vertegenwoordigers van specialismen die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten. De werkgroep bestond uit vertegenwoordigers en deskundigen vanuit het RIVM en de verenigingen NVMM, NVDV, VHIG, NVvA, NVAB, V&VN en NVAVG. Hierbij heeft de vertegenwoordiger van de NVAVG afgestemd met Verenso om zo beide partijen te vertegenwoordigen. De werkgroepleden zijn door hun beroepsverenigingen/organisaties gemandateerd voor deelname. De werkgroep is verantwoordelijk voor de integrale tekst van deze richtlijn.

 

De werkgroep bestaat uit:

  • M. van der Jagt-Zwetsloot, voorzitter en deskundige infectiepreventie, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM);
  • prof. dr. A. Voss, arts-microbioloog, Nederlandse Vereniging van Medische Microbiologie (NVMM);
  • prof. dr. T. Rustemeyer, dermatoloog, Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie (NVDV);
  • drs. S. Mulder, deskundige infectiepreventie, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM);
  • C. Kooyman, deskundige infectiepreventie, Vereniging voor Hygiëne & Infectiepreventie in de Gezondheidszorg (VHIG);
  • M. Nillesen, deskundige infectiepreventie, Vereniging voor Hygiëne & Infectiepreventie in de Gezondheidszorg (VHIG);
  • E. Hagelen, arbeidshygiënist, Nederlandse Vereniging voor Arbeidshygiëne (NVvA);
  • drs. G. de Groene, bedrijfsarts, Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde (NVAB);
  • I. Verzijl, verpleegkundig specialist, Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland (V&VN);
  • drs. I. van Zoest, arts verstandelijk gehandicapten, Nederlandse Vereniging Artsen voor Verstandelijk Gehandicapten (NVAVG).

Met ondersteuning van:

  • drs. K. Weijdema, senior procesbegeleider richtlijnontwikkeling RIVM;
  • F.E.M. Aanhane, senior procesbegeleider richtlijnontwikkeling, SKILZ;
  • dr. I. van Dusseldorp, informatiespecialist, Maatschap Van Dusseldorp, Delvaux & Ket;
  • dr. E. Delvaux, informatiespecialist, Maatschap Van Dusseldorp, Delvaux & Ket;
  • dr. N. Molenaar, arts-epidemioloog, Medical Research Consulting;
  • mr. S. Otters, jurist, Federatie Medisch Specialisten.

De volgende personen waren onderdeel van de klankbordgroep en hebben input gegeven tijdens de ontwikkelfase vanuit hun specifieke expertise:

  • A. Haenen, deskundige infectiepreventie en promovendus, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en Radboudumc;
  • ir. J.W. Andriessen, beleidsmedewerker, College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb).

Belangenverklaringen

Belangenverklaringen

De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.

 

Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen via info@sri-richtlijnen.nl.

Werkgroeplid

Functie

Nevenfunctie(s)

Gemelde belangen

Onder­nomen actie

M. van der Jagt-Zwetsloot

deskundige infectiepreventie

geen

geen

geen actie vereist

Prof. dr. A. Voss

arts-microbioloog

lid WHO IPC-expert group for COVID-19, lid WHO Hand hygiene core group, voorzitter SRI Coördinatie & uitvoeringsorgaan

geen

geen actie vereist

Prof. dr. T. Rustemeyer

dermatoloog

geen

geen

geen actie vereist

Drs. S. Mulder

deskundige infectiepreventie

geen

geen

geen actie vereist

C. Kooyman

deskundige infectiepreventie

geen

geen

geen actie vereist

M. Nillesen

deskundige infectiepreventie

geen

geen

geen actie vereist

E. Hagelen

arbeidshygiënist

geen

geen

geen actie vereist

Drs. G. de Groene

bedrijfsarts

Commissie Klachtenbehandeling Aanstellingskeuringen (CKA)

geen

geen actie vereist

I. Verzijl

verpleegkundig specialist

geen

geen

geen actie vereist

Drs. I. van Zoest

arts verstandelijk gehandicapten

geen

geen

geen actie vereist

 

Inbreng patiëntenperspectief

Inbreng patiëntenperspectief

De Patiëntenfederatie Nederland is betrokken geweest in de knelpuntenanalyse en heeft het raamwerk ontvangen voor commentaar in de voorfase. Zij hebben aangegeven geen zitting te willen nemen in de werkgroep of klankbordgroep. Tijdens de commentaarfase hebben zij meegelezen met de conceptteksten.

 

Wkkgz & kwalitatieve raming van mogelijke substantiële financiële gevolgen

Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst.

 

Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen zijn; zie onderstaande tabel.

Module

Uitkomst raming

Toelichting

Module Handhygiëne en middelen

Geen financiële gevolgen

-

Werkwijze

Deze richtlijn is opgesteld conform de eisen zoals vastgesteld in het SRI document ‘procedure SRI richtlijnontwikkeling’. Dit document beschrijft een stappenplan dat gebaseerd is op de kwaliteitscriteria uit de documenten: Richtlijn voor richtlijnen (2012), AQUA Leidraad voor Kwaliteitsstandaarden (2014), de HARING-tools (2013), AGREE-II (2010). Ook bevat het stappenplan verwijzingen voor methodieken van het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit en het stappenplan ‘Ontwikkeling van Medisch Specialistische Richtlijnen van het Kennisinstituut van Medisch Specialisten’.

 

Knelpuntenanalyse

Tijdens de voorbereidende fase hebben de voorzitter van de werkgroep, de werkgroepleden en de procesbegeleiding de knelpunten geïnventariseerd. Een verslag is terug te vinden in de bijlage Rapportage knelpunteninventarisatie.

 

Uitkomstmaten

Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep uitgangsvragen opgesteld. Vervolgens heeft de werkgroep per uitgangsvraag geïnventariseerd welke uitkomstmaten relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken.

 

Methode literatuur (samenvatting)

In 2009 heeft de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) een richtlijn Handhygiëne uitgebracht (10). Deze richtlijn wordt wereldwijd onderschreven, vanwege de brede wetenschappelijke onderbouwing. Sinds 2009 zijn er meerdere tussentijdse actualisaties van de WHO-richtlijn geweest. Daarnaast is er in 2017 een Cochrane review gepubliceerd over handhygiëne (11). Vanwege de goede kwaliteit van deze twee bronnen vormen deze de basis bij de beantwoording van de opgestelde uitgangsvragen in Module Handhygiene: methode en Module Handhygiene: middelen.

 

Aanvullend is er bij sommige uitgangsvragen aan de hand van specifieke zoektermen gezocht naar gepubliceerde wetenschappelijke studies in (verschillende) elektronische databases (vanaf het jaar 2002). De werkgroepleden selecteerden de via de zoekactie gevonden artikelen op basis van vooraf opgestelde selectiecriteria. De zoekacties zijn opvraagbaar bij het bureau van het RIVM en SKILZ.

 

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de gebruikte methode per module.

Module

Gebruikte methode

Momenten van handhygiëne

WHO + Cochrane

Techniek van handhygiëne

WHO + Cochrane + aanvullende zoekopdracht

Handhygiëne en huidverzorging

Zoekopdracht

Handhygiëne en huidbeschadigingen

Zoekopdracht

Randvoorwaarden handdesinfectiemiddelen

WHO + Cochrane

Randvoorwaarden handreinigingsmiddelen

WHO + Cochrane + aanvullende zoekopdracht

Kranen en dispensers

WHO + Cochrane

Droogsystemen

WHO + aanvullende zoekopdracht

Handschoenen

WHO + aanvullende zoekopdracht

Normen en wettelijke eisen handdesinfectiemiddelen

N.v.t.

Hand- en polssierraden en accessoires

Zoekopdracht

Vingernagels

Zoekopdracht

Onbedekte onderarmen

Zoekopdracht

Kleding

Zoekopdracht

Gezicht en haardracht

Zoekopdracht

Infectie(ziekte) bij de medewerker

Consensus

Overzicht van gebruikte methode voor wetenschappelijke onderbouwing voor beantwoording van de uitgangsvragen per submodule.

 

Kwaliteitsbeoordeling individuele studies

Individuele studies werden systematisch beoordeeld, op basis van op voorhand opgestelde methodologische kwaliteitscriteria, om zo het risico op vertekende studieresultaten (bias) te kunnen inschatten. Deze beoordelingen kunt u vinden in de risk-of-bias-tabellen.

 

Samenvatten van de literatuur

De relevante onderzoeksgegevens van alle geselecteerde artikelen zijn weergegeven in evidence-tabellen. De belangrijkste bevindingen uit de literatuur werden beschreven in de samenvatting van de literatuur.

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs

De kwaliteit van bewijs (‘quality of evidence’) werd beoordeeld met behulp van GRADE. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (5). GRADE is een methode die per uitkomstmaat van een interventie, of voor een risico- of prognostische factor, een gradering aan de kwaliteit van bewijs toekent op basis van de mate van vertrouwen in de schatting van de effectgrootte.

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Voor het formuleren van een aanbeveling zijn naast de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs over de gewenste en ongewenste effecten van een interventie of over de effectgrootte van een risico- of prognostische factor vaak ook nog andere factoren van belang (2).

Genoemd kunnen worden:

  • kosten;
  • waarden, voorkeuren en ervaringen van patiënten en zorgmedewerkers met betrekking tot interventies en uitkomsten van zorg;
  • balans van gewenste en ongewenste effecten van interventies ten opzichte van geen of andere interventies;
  • aanvaardbaarheid van interventies;
  • haalbaarheid van een aanbeveling.

Deze aspecten worden per module besproken onder het kopje ‘Overwegingen’.

 

Formuleren van de aanbevelingen

De aanbevelingen geven een antwoord op de uitgangsvragen en zijn gebaseerd op het beste beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet uit en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (1, 8). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen.

 

In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, zorgmedewerkers en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.

 

Sterke aanbeveling

Zwakke (conditionele) aanbeveling

Voor patiënten

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet.

Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet. 

Voor zorgmedewerkers

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen. 

Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren. 

Voor beleidsmakers

De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid.

Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen. 

Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers.

 

Randvoorwaarden (organisatie van zorg)

In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijn is expliciet rekening gehouden met de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, menskracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van een specifieke uitgangsvraag maken onderdeel uit van de overwegingen bij de bewuste uitgangsvraag.

 

Formuleren van kennislacunes

Tijdens de ontwikkeling van deze richtlijn is systematisch gezocht naar onderzoek waarvan de resultaten bijdragen aan een antwoord op de uitgangsvragen. Bij elke uitgangsvraag is door de werkgroep nagegaan of er (aanvullend) wetenschappelijk onderzoek gewenst is. Een overzicht van aanbevelingen voor nader onderzoek staat in het hoofdstuk Kennislacunes.

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijn is aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en andere relevante partijen voorgelegd voor commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijn aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijn is aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd.

 

Literatuur

  1. Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.
  2. Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.
  3. Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.
  4. Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.
  5. GRADE. http://www.gradeworkinggroup.org/.
  6. Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.
  7. Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. http://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/over_richtlijnontwikkeling.html.
  8. Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.
  9. Schünemann H, Brożek J, Guyatt G et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. https://gdt.gradepro.org/app/handbook/handbook.html.
  10. WHO guidelines on hand hygiene in health care, WHO Library Cataloguing-in-Publication Data (2009).
  11. Gould DJ et al. Interventions to improve hand hygiene compliance in patient care (Review), Cochrane, Cochrane Database of Systematic Reviews (2017).
Volgende:
Persoonlijke hygiëne onderarmen en handen