Hallux valgus

Initiatief: NOV Aantal modules: 17

Kwalificaties chirurg bij hallux valgus

Uitgangsvraag

Aan welke kwalificaties zou een chirurg die hallux valgus chirurgie uitvoert moeten voldoen?

Aanbeveling

De orthopeed heeft een specifieke belangstelling en vaardigheid, aantoonbare ervaring of certificering door bijvoorbeeld DOFAA (voet en enkel cursus) op het gebied van hallux valgus chirurgie.

 

Het gebruik van PROM’s pre- en postoperatief wordt aanbevolen. De MOxFQ als PROM binnen de hallux valgus chirurgie lijkt veelbelovend, maar is nog niet in het Nederlands beschikbaar.

 

Het is wenselijk dat de hallux valgus chirurgie in het normenrapport van de NOV onder categorie 4 (medium complex en medium volume) wordt ondergebracht.

Overwegingen

In de kwaliteitsnomen voor orthopedische zorg versie 2.1 van het NOV en geaccordeerd in 2013 wordt de voorvoet chirurgie in categorie 5 geplaatst (NOV, 2013). Dit zijn laag complexe orthopedisch chirurgische behandelingen. Het rapport stelt aan deze categorie geen volume eisen en acht de kwaliteit van de zorg voldoende gewaarborgd als voldaan wordt aan de algemene normen voor orthopedische praktijkvoering.

 

De werkgroep is gezien het complicatierisico met risico op invaliditeit en arbeidsongeschiktheid, en de gewenste vaardigheid op het gebied de hallux valgus chirurgie van mening dat de voorvoet chirurgie onder categorie 4 zou moeten vallen. Daarbij merkt de werkgroep op dat hoewel er gevoelsmatig een relatie tussen volume en vaardigheid bestaat een volumenorm niet of nauwelijks te onderbouwen is. Het voorstel om de voorvoet chirurgie onder categorie 4 te laten vallen moet dan ook gezien worden als het benadrukken van de opvatting dat de hallux valgus ingreep door een orthopedisch chirurg met voldoende ervaring verricht dient te worden.Ook meent de werkgroep dat nog meer dan een volumenorm een specifieke belangstelling voor hallux valgus chirurgie/voetchirurgie een tot aanbeveling strekt. Een dergelijke specifieke belangstelling zou blijken uit extra scholing die de orthopedisch chirurg in voet en enkel chirurgie gevolgd heeft. Een voorbeeld van een dergelijke scholing zijn de cursussen aangeboden door de Dutch Orthopaedic Foot and Ankle Association (DOFAA), certificering is daarbij een belangrijk toetsingsinstrument.

 

Het gebruik van zorguitkomsten door patiënten gerapporteerd de zogeheten patient reported outcome measures (PROM‘s) kan een ander instrument zijn om de kwaliteit te monitoren. In oktober 2012 is een advies van NOV over PROM’s vastgesteld in haar ALV (NOV, 2012). Hierin wordt het gebruik van PROM’s aanbevolen en worden criteria gegeven waaraan een geschikte PROM zou moeten voldoen. Heel recent is er specifiek gekeken naar het gebruik van PROM’s binnen de hallux valgus chirurgie (Schrier, 2014). De Manchester Oxford Foot Questionaire (MOxFQ) is gevalideerd voor verschillende voet en enkel aandoeningen, maar specifiek voor hallux valgus. De vragenlijst heeft een goede betrouwbaarheid en responsiviteit. Er werden geen vloer en plafond effecten gevonden in een patientenpopulatie die voet en enkel chirurgie onderging (Dawson, 2011). De score wordt steeds meer gebruikt door Europese voet en enkel chirurgen, en wordt momenteel vertaald in het Nederlands (Schrier, 2014). Al met al lijkt de MOxFQ als PROM binnen de hallux valgus chirurgie veelbelovend. Er bestaat echter nog geen voor Nederland gevalideerde versie ook zijn de kosten verbonden aan het gebruik een bezwaar. Indien deze PROM in gebruik genomen wordt dient een minimaal klinisch verschil aangegeven te worden. Ook zullen de PROM’s gekoppeld moeten worden aan andere uitkomsten zoals operatierisico verhogende factoren, aantallen complicaties en heroperaties. Het verdient aanbeveling om de keuze te maken voor één instrument. Een keuze maken voor de MOxFQ lijkt vooralsnog te vroeg.

 

Het gebruik van PROMs wordt pre- en postoperatief aanbevolen. Postoperatief vinden twee metingen plaats zes tot acht weken en één jaar na de operatie.

Onderbouwing

Op de invitational conference was men van mening dat het succes van de hallux valgus operatie afhankelijk is van de vaardigheid en scholing van de chirurg. In de focusgroep werd door patiënten aangegeven dat men een specialist met ervaring op het gebied van hallux valgus belangrijker vond dan reisafstand. In de huidige praktijk kan het voorkomen dat de ingreep door orthopedische chirurgen met weinig ervaring wordt gedaan.Deze richtlijn geeft aanbevelingen over de kwalificatie van de orthopedisch chirurg. Doel is dat een hallux valgus operatie uitgevoerd wordt door een daartoe voldoende gekwalificeerd orthopedisch chirurg.

Er is voor deze submodule en voor de uitgangsvraag geen systematische literatuur search gedaan. De aanbevelingen zijn gebaseerd op de bij de werkgroep bekende literatuur en overige overwegingen van de werkgroep.

  1. Coughlin & Mann. Surgery of the foot and ankle, 9th edition 2014 (chapter 77). P. 366-400.
  2. Dawson J, Boller I, Doll H, Lavis G, Sharp P, Cooke P. The MOXFQ patient-reported questionnaire: assessment of data quality, reliability and validity in relation to foot and ankle surgery. Foot (Edinb) 2011;32(2):92-102
  3. NOV. Patient Reported Outcome Measures: Advies Nederlandse Orthopaedische Vereniging, oktober 2012.
  4. NOV. Rapport: Kwaliteitsnormen voor orthopedische zorg. Versie 2.1, 31 mei 2013.
  5. Schier JCM, Witteveen AGH, Jansen J, et al. PROMs for assessing outcome after hallux valgus surgery. Where do we stand and which road to follow. Nederlands tijdschrift voor orthopedie 2014; 21.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 29-07-2021

Laatst geautoriseerd  : 29-07-2021

Geplande herbeoordeling  : 01-01-2019

De Nederlandse Orthopaedische Vereniging is als houder van deze richtlijn de eerstverantwoordelijke voor de actualiteit van deze richtlijn. De andere aan deze richtlijn deelnemende wetenschappelijk verenigingen of gebruikers van de richtlijn delen de verantwoordelijkheid en informeren de eerstverantwoordelijke over relevante ontwikkelingen binnen hun vakgebied.

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Orthopaedische Vereniging
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Orthopaedische Vereniging
  • Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie

Algemene gegevens

In samenwerking met

  • Nederlandse Huisartsen Genootschap (NHG)
  • Nederlandse Vereniging van Podotherapeuten (NVvP)
  • Stichting Landelijk Overkoepelend Orgaan voor de Podologie (LOOP)
  • Vereniging Gipsverbandmeesters Nederland (VGN)

 

De richtlijnontwikkeling werd ondersteund door het Kennisinstituut van Medisch Specialisten (www.kennisinstituut.nl) en werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS).

Doel en doelgroep

Doel van de richtlijn

Het doel van de werkgroep was het opstellen van multidisciplinaire landelijke richtlijn over hallux valgus. De richtlijnwerkgroep heeft als doel waar mogelijk te komen tot evidence based aanbevelingen ten aanzien van diagnostiek, conservatieve dan wel operatieve behandeling, de keuze van de operatietechniek en tot slot nabehandeling.

 

Het doel van de richtlijn is om te komen tot optimalisatie van de zorg rondom patiënten met primaire idiopatische en verworven hallux valgus bij volwassenen (exclusief iatrogene hallux valgus). 

 

Doelgroep

Deze richtlijn is geschreven voor alle leden van de beroepsgroepen die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met hallux valgus. Hierbij wordt in eerste instantie geadresseerd aan orthopedisch chirurgen, huisartsen, radiologen, anesthesiologen-pijnbestrijders, fysiotherapeuten, podotherapeuten, registerpodologen en gipsverbandmeesters. Tevens kan de richtlijn gebruikt worden door de patiëntenvereniging om uniforme voorlichting mogelijk te maken.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijn is in 2013 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met hallux valgus te maken hebben (zie hiervoor de samenstelling van de werkgroep). De werkgroepleden zijn door hun beroepsverenigingen gemandateerd voor deelname. De werkgroep werkte gedurende één jaar aan de totstandkoming van de richtlijn.

 

De werkgroep is verantwoordelijk voor de integrale tekst van deze richtlijn. 

 

  • Dr. B.J. Burger, orthopedisch chirurg, werkzaam in Medisch Centrum Alkmaar (voorzitter) (NOV);

  • Dr. I.V. van Dalen, orthopedisch chirurg, werkzaam in de Bergman Kliniek te Naarden (NOV);

  • J.E. Fluit, gipsverbandmeester, werkzaam in het Onze LieveVrouwe Gasthuis te Amsterdam (VGN);

  • M. van der Goot, fysiotherapeut en registerpodoloog, werkzaam in Back in shape te Badhoevedorp (KNGF, stichting LOOP);

  • Drs. J.F. Hoekstra, huisarts, werkzaam in Huisartsenpraktijk Dros Hoekstra te Den Burg Texel (NHG);

  • E. Poppe, MSc, podotherapeut en beleidsmedeweker, werkzaam bij Sportpodotherapie Fuit te Rijswijk en bij Nederlandse Vereniging van Podotherapeuten te Hilversum (NVvP);

  • Drs. A.G.F. Witteveen, orthopedisch chirurg, werkzaam in st. Maartenskliniek te Nijmegen (NOV);

  • Dr. M.A. Witlox, orthopedisch chirurg, werkzaam in MUMC te Maastricht (NOV).

  • Dr. P. Hennis. Anesthesioloog, werkzaam in Zuwe Hofpoort ziekenhuis te Woerden (NVA)

 

Meelezers:

  • Mw. drs. Ing. A.S.D. van der Wilk, Orthopedisch Technoloog, bewegingswetenschapper, werkzaam bij Universitair medisch centrum Groningen (UMCG), bestuurslid Nederlandse Beroepsvereniging Orthopedisch Technologen (NBOT).

  • Mw. H. Schepers, Orthopedisch schoenmaker, NBOT

 

Met ondersteuning van:

  • Dr. M.A. Pols, senior adviseur, Kennisinstituut van Medisch Specialisten;

  • Drs. S. Mulder, adviseur, Kennisinstituut van Medisch Specialisten;

  • E.E Volmeijer, MSc, junior adviseur Kennisinstituut van Medisch Specialisten

Belangenverklaringen

De werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of ze in de laatste vijf jaar een (financieel ondersteunde) betrekking onderhielden met commerciële bedrijven, organisaties of instellingen die in verband staan met het onderwerp van de richtlijn. Tevens is navraag gedaan naar persoonlijke financiële belangen, belangen door persoonlijke relaties, belangen door middel van reputatiemanagement, belangen vanwege extern gefinancierd onderzoek, en belangen door kennisvalorisatie. De belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van Medisch Specialisten (KiMS ), een overzicht vindt u hieronder:

 

 

Financiële belangen

Overige belangen

I.V. Van Dalen

Geen gemeld

Geen gemeld

JF Hoekstra

Geen gemeld

Geen gemeld

J.E. Fluit

Geen gemeld

Geen gemeld

B.J. Burger

Geen gemeld

Geen gemeld

E. Poppe

Geen gemeld

Geen gemeld

A.G.H. Witteveen

Geen gemeld

Geen gemeld

A. Witlox

Geen gemeld

Geen gemeld

M. van der Goot

Geen gemeld

Geen gemeld

P. Hennis

Geen gemeld

Geen gemeld

Inbreng patiëntenperspectief

Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door het houden van een focusgroep en search naar het patiëntenperspectief. Een verslag van de focusgroep is besproken in de werkgroep en de belangrijkste knelpunten zijn verwerkt in de richtlijn. Het verslag is te vinden in aanverwant 'Verslag patiëntengroep'. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan de deelnemers van de focusgroep.

Methode ontwikkeling

Evidence based

Implementatie

Bij deze richtlijn is een implementatieplan opgesteld (zie aanverwante producten).

Werkwijze

Knelpuntenanalyse

Tijdens de voorbereidende fase inventariseerden de voorzitter van de werkgroep en de adviseur de knelpunten. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door vertegenwoordigers van de volgende verenigingen: Zorgverzekeringen Nederland (ZN), Nederlandse Orthopaedische Vereniging (NOV), Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG), Vereniging Gipsverbandmeesters Nederland (VGN) via een invitational conference. Een verslag hiervan kunt u vinden in aanverwant 'Verslag invitational conference richtlijn hallux valgus'.

 

Uitgangsvragen en uitkomstmaten

Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de voorzitter en de adviseur concept-uitgangsvragen opgesteld. Deze zijn met de werkgroep besproken waarna de werkgroep de definitieve uitgangsvragen heeft vastgesteld. Vervolgens inventariseerde de werkgroep per uitgangsvraag welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang als cruciaal, belangrijk en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep, voor zover mogelijk, wat zij voor een bepaalde uitkomstmaat een klinisch relevant verschil vond, dat wil zeggen wanneer de verbetering in uitkomst een verbetering voor de patiënt is.

 

Strategie voor zoeken en selecteren van literatuur

Er werd eerst oriënterend gezocht naar bestaande buitenlandse richtlijnen en naar systematische reviews. Vervolgens werd voor de afzonderlijke uitgangsvragen aan de hand van specifieke zoektermen gezocht naar gepubliceerde wetenschappelijke studies in (verschillende) elektronische databases. Tevens werd aanvullend gezocht naar studies aan de hand van de literatuurlijsten van de geselecteerde artikelen. In eerste instantie werd gezocht naar studies met de hoogste mate van bewijs. De werkgroepleden selecteerden de via de zoekactie gevonden artikelen op basis van vooraf opgestelde selectiecriteria. De geselecteerde artikelen werden gebruikt om de uitgangsvraag te beantwoorden. De databases waarin is gezocht, de zoekactie of gebruikte trefwoorden van de zoekactie en de gehanteerde selectiecriteria zijn te vinden in de module van desbetreffende uitgangsvraag.

 

Kwaliteitsbeoordeling individuele studies

Individuele studies werden systematisch beoordeeld, op basis van op voorhand opgestelde methodologische kwaliteitscriteria, om zo het risico op vertekende studieresultaten (bias) te kunnen inschatten. Deze beoordelingen kunt u vinden in de quality assessment tabellen.

 

Samenvatten van de literatuur

De relevante onderzoeksgegevens van alle geselecteerde artikelen werden overzichtelijk weergegeven in evidencetabellen. De belangrijkste bevindingen uit de literatuur werden beschreven in de samenvatting van de literatuur.

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs

A)      Voor interventievragen

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADEmethode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/) (Atkins et al, 2004).

 

B)      Voor vragen over waarde diagnostische tests, schade of bijwerkingen, etiologie en prognose

Bij dit type vraagstelling kan GRADE (nog) niet gebruikt worden. De bewijskracht van de conclusie is bepaald volgens de gebruikelijke EBRO-methode (van Everdingen et al, 2004).

 

Formuleren van de conclusies

Voor vragen over waarde diagnostische tests, schade of bijwerkingen, etiologie en prognose is het wetenschappelijke bewijs samengevat in een of meerdere conclusie, waarbij het niveau van het meest relevante bewijs is weergegeven.

 

Bij interventievragen verwijst de conclusie niet naar één of meer artikelen, maar wordt getrokken op basis van alle studies samen (body of evidence). Hierbij maakten de werkgroepleden de balans op van elke interventie. Bij het opmaken van de balans werden de gunstige en ongunstige effecten voor de patiënt afgewogen.

 

Overwegingen

Voor een aanbeveling zijn naast het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk, zoals de expertise van de werkgroepleden, patiëntenvoorkeuren, kosten, beschikbaarheid van voorzieningen of organisatorische zaken. Deze aspecten worden, voor zover geen onderdeel van de literatuursamenvatting, vermeld onder het kopje ‘Overwegingen’.

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven een antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen.

 

Randvoorwaarden (Organisatie van zorg)

In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijn is expliciet rekening gehouden met de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, menskracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van een specifieke uitgangsvraag maken onderdeel uit van de overwegingen bij de bewuste uitgangsvraag. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in module 'Organisatie van zorg bij hallux valgus'.

 

Indicatorontwikkeling

Bij deze richtlijn werden geen indicatoren ontwikkeld.

 

Kennislacunes

Tijdens de ontwikkeling van deze richtlijn is systematisch gezocht naar onderzoek waarvan de resultaten bijdragen aan een antwoord op de uitgangsvragen. Bij elke uitgangsvraag is door de werkgroep nagegaan of er (aanvullend) wetenschappelijk onderzoek gewenst is. Een overzicht van aanbevelingen voor nader/vervolg onderzoek staat in aanverwant 'Lacunes in kennis'.

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijn werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen voorgelegd voor commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijn aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijn werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd.

 

Implementatie

In de verschillende fasen van de richtlijnontwikkeling is rekening gehouden met de implementatie van de richtlijn en de praktische uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. Daarbij is uitdrukkelijk gelet op factoren die de invoering van de richtlijn in de praktijk kunnen bevorderen of belemmeren.