Radiologische follow up na hallux valgus chirurgie
Uitgangsvraag
Wat is de waarde van radiologische follow up na hallux valgus chirurgie?
Aanbeveling
Maak na een chirurgische correctie van een hallux valgus bij voorkeur peroperatief (of direct postoperatief) een onbelaste röntgenfoto.
Maak na ten minste zes tot acht weken een belaste foto om te bepalen of er sprake is van consolidatie.
Indien er bij de nacontrole op zes tot acht weken nog geen sprake is van consolidatie, of wanneer er sprake is van aanhoudende klachten (pijn en functieverlies) dient de patiënt na zes weken tot drie maanden opnieuw gecontroleerd te worden en dient een nieuwe röntgenopname te worden gemaakt.
Voor de eerste lijn:
Verwijs een patiënt terug voor hernieuwde controle indien er sprake is van:
-
toenemende pijn of blijvende pijn langer dan drie maanden na de operatie;
-
aanwezigheid van zwelling en roodheid of andere ontstekingsverschijnselen, zoals koorts;
-
niet afnemende of toenemende stijfheid van het MTP gewricht (bijvoorbeeld op basis van het ontstaan van artrose van het MTP1 dan wel ontstaan van avasculaire necrose;
-
verandering van stand van de grote teen;
-
klachten van het osteosynthese materiaal.
Overwegingen
De werkgroep is van mening dat na of tijdens de procedure het nemen van een röntgenfoto gebruikelijk is om het resultaat van de operatie te beoordelen en te controleren of er geen complicaties zijn ontstaan. Hierbij worden de volgende onderdelen gecontroleerd; de correctie van de hallux en de positie van de sesamoidea. Daarnaast wordt de opname gebruikt om een inschatting te maken hoe het verloop van het herstel zal zijn. Te denken valt aan een overcorrectie waardoor een hallux varus kan ontstaan, of een complicatie in de zin van malpositie van materiaal, te lange schroeven of een te distale osteotomie dan wel een fractuur in de buurt van de osteotomie.
De werkgroep vindt op basis van de normale tijd tot botgenezing, dat een poliklinische controle van de patiënt na ongeveer zes weken zou moeten plaats vinden. Het is gebruikelijk om dit te doen door middel van een belaste a.p. en laterale röntgenopname van de gehele voet. De röntgenopname zal beoordeeld worden op complicaties, consolidatie en stand van de hallux. Ten tijde van deze controle wordt verder naar de belastbaarheid van de voet, de stand van de teen en de functie van de hallux gekeken. Op indicatie; bijvoorbeeld bij onvoldoende consolidatie van de osteotomie, het ontstaan van een recidief hallux valgus, kan er een reden zijn om op andere tijdstippen in het verloop van de genezing opnieuw een röntgenfoto te maken. In het verdere verloop kan bijvoorbeeld bij pijn en stijfheid, gedacht worden aan complicaties in de zin van een avasculaire necrose van het kopje van metatarsale 1, dan wel het ontstaan van een artrose in het gewricht of irritatie van het materiaal, dit kan een reden zijn voor een hernieuwde röntgen opname.
Wanneer een patiënt uit de orthopedische controle ontslagen is adviseert de werkgroep aan de eerste lijn om de patiënt terug te verwijzen naar de orthopedisch chirurg indien er sprake is van: toenemende pijn of blijvende pijn, aanwezigheid van zwelling en roodheid of andere ontstekingsverschijnselen zoals koorts, niet afnemende of toenemende stijfheid van het MTP gewricht (dit laatste kan onder andere wijzen op het ontstaan van artrose van het MTP1 dan wel ontstaan van avasculaire necrose (AVN)). Tevens verandering van stand van de grote teen en andere klachten zoals materiaal dat palpabel wordt.
Onderbouwing
Achtergrond
Direct na hallux valgus chirurgie wordt een röntgen opname gemaakt van de voet om de correctie te controleren en te controleren of er geen complicaties zijn ontstaan zoals: een fractuur, malpositie van het materiaal of bijvoorbeeld een te lange schroef. Vervolgens vindt veelal na 6 weken nogmaals een controle plaats om te kijken naar de stand van de hallux, de positie van de sesamoidea en of de osteotomie of artrodese genezen is. Op de langere termijn, of op indicatie zijn er mogelijk nog foto’s nodig. In de huidige praktijk zijn het aantal foto’s en de termijn waarop deze gemaakt worden niet uniform. In deze module worden aanbevelingen gedaan over de radiologische follow up, met als doel de praktijk te uniformeren en onnodige röntgen opnames te voorkomen.
Zoeken en selecteren
Er is voor deze vraag geen systematische literatuuranalyse uitgevoerd. De aanbevelingen zijn gebaseerd op de bij de werkgroep bekende literatuur en overige overwegingen van de werkgroep.
Verantwoording
Autorisatiedatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 29-07-2021
Laatst geautoriseerd : 29-07-2021
Geplande herbeoordeling : 01-01-2019
De Nederlandse Orthopaedische Vereniging is als houder van deze richtlijn de eerstverantwoordelijke voor de actualiteit van deze richtlijn. De andere aan deze richtlijn deelnemende wetenschappelijk verenigingen of gebruikers van de richtlijn delen de verantwoordelijkheid en informeren de eerstverantwoordelijke over relevante ontwikkelingen binnen hun vakgebied.
Algemene gegevens
In samenwerking met
- Nederlandse Huisartsen Genootschap (NHG)
- Nederlandse Vereniging van Podotherapeuten (NVvP)
- Stichting Landelijk Overkoepelend Orgaan voor de Podologie (LOOP)
- Vereniging Gipsverbandmeesters Nederland (VGN)
De richtlijnontwikkeling werd ondersteund door het Kennisinstituut van Medisch Specialisten (www.kennisinstituut.nl) en werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS).
Doel en doelgroep
Doel van de richtlijn
Het doel van de werkgroep was het opstellen van multidisciplinaire landelijke richtlijn over hallux valgus. De richtlijnwerkgroep heeft als doel waar mogelijk te komen tot evidence based aanbevelingen ten aanzien van diagnostiek, conservatieve dan wel operatieve behandeling, de keuze van de operatietechniek en tot slot nabehandeling.
Het doel van de richtlijn is om te komen tot optimalisatie van de zorg rondom patiënten met primaire idiopatische en verworven hallux valgus bij volwassenen (exclusief iatrogene hallux valgus).
Doelgroep
Deze richtlijn is geschreven voor alle leden van de beroepsgroepen die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met hallux valgus. Hierbij wordt in eerste instantie geadresseerd aan orthopedisch chirurgen, huisartsen, radiologen, anesthesiologen-pijnbestrijders, fysiotherapeuten, podotherapeuten, registerpodologen en gipsverbandmeesters. Tevens kan de richtlijn gebruikt worden door de patiëntenvereniging om uniforme voorlichting mogelijk te maken.
Samenstelling werkgroep
Voor het ontwikkelen van de richtlijn is in 2013 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met hallux valgus te maken hebben (zie hiervoor de samenstelling van de werkgroep). De werkgroepleden zijn door hun beroepsverenigingen gemandateerd voor deelname. De werkgroep werkte gedurende één jaar aan de totstandkoming van de richtlijn.
De werkgroep is verantwoordelijk voor de integrale tekst van deze richtlijn.
-
Dr. B.J. Burger, orthopedisch chirurg, werkzaam in Medisch Centrum Alkmaar (voorzitter) (NOV);
-
Dr. I.V. van Dalen, orthopedisch chirurg, werkzaam in de Bergman Kliniek te Naarden (NOV);
-
J.E. Fluit, gipsverbandmeester, werkzaam in het Onze LieveVrouwe Gasthuis te Amsterdam (VGN);
-
M. van der Goot, fysiotherapeut en registerpodoloog, werkzaam in Back in shape te Badhoevedorp (KNGF, stichting LOOP);
-
Drs. J.F. Hoekstra, huisarts, werkzaam in Huisartsenpraktijk Dros Hoekstra te Den Burg Texel (NHG);
-
E. Poppe, MSc, podotherapeut en beleidsmedeweker, werkzaam bij Sportpodotherapie Fuit te Rijswijk en bij Nederlandse Vereniging van Podotherapeuten te Hilversum (NVvP);
-
Drs. A.G.F. Witteveen, orthopedisch chirurg, werkzaam in st. Maartenskliniek te Nijmegen (NOV);
-
Dr. M.A. Witlox, orthopedisch chirurg, werkzaam in MUMC te Maastricht (NOV).
-
Dr. P. Hennis. Anesthesioloog, werkzaam in Zuwe Hofpoort ziekenhuis te Woerden (NVA)
Meelezers:
-
Mw. drs. Ing. A.S.D. van der Wilk, Orthopedisch Technoloog, bewegingswetenschapper, werkzaam bij Universitair medisch centrum Groningen (UMCG), bestuurslid Nederlandse Beroepsvereniging Orthopedisch Technologen (NBOT).
-
Mw. H. Schepers, Orthopedisch schoenmaker, NBOT
Met ondersteuning van:
-
Dr. M.A. Pols, senior adviseur, Kennisinstituut van Medisch Specialisten;
-
Drs. S. Mulder, adviseur, Kennisinstituut van Medisch Specialisten;
-
E.E Volmeijer, MSc, junior adviseur Kennisinstituut van Medisch Specialisten
Belangenverklaringen
De werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of ze in de laatste vijf jaar een (financieel ondersteunde) betrekking onderhielden met commerciële bedrijven, organisaties of instellingen die in verband staan met het onderwerp van de richtlijn. Tevens is navraag gedaan naar persoonlijke financiële belangen, belangen door persoonlijke relaties, belangen door middel van reputatiemanagement, belangen vanwege extern gefinancierd onderzoek, en belangen door kennisvalorisatie. De belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van Medisch Specialisten (KiMS ), een overzicht vindt u hieronder:
|
Financiële belangen |
Overige belangen |
I.V. Van Dalen |
Geen gemeld |
Geen gemeld |
JF Hoekstra |
Geen gemeld |
Geen gemeld |
J.E. Fluit |
Geen gemeld |
Geen gemeld |
B.J. Burger |
Geen gemeld |
Geen gemeld |
E. Poppe |
Geen gemeld |
Geen gemeld |
A.G.H. Witteveen |
Geen gemeld |
Geen gemeld |
A. Witlox |
Geen gemeld |
Geen gemeld |
M. van der Goot |
Geen gemeld |
Geen gemeld |
P. Hennis |
Geen gemeld |
Geen gemeld |
Inbreng patiëntenperspectief
Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door het houden van een focusgroep en search naar het patiëntenperspectief. Een verslag van de focusgroep is besproken in de werkgroep en de belangrijkste knelpunten zijn verwerkt in de richtlijn. Het verslag is te vinden in aanverwant 'Verslag patiëntengroep'. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan de deelnemers van de focusgroep.
Methode ontwikkeling
Evidence based
Implementatie
Bij deze richtlijn is een implementatieplan opgesteld (zie aanverwante producten).
Werkwijze
Knelpuntenanalyse
Tijdens de voorbereidende fase inventariseerden de voorzitter van de werkgroep en de adviseur de knelpunten. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door vertegenwoordigers van de volgende verenigingen: Zorgverzekeringen Nederland (ZN), Nederlandse Orthopaedische Vereniging (NOV), Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG), Vereniging Gipsverbandmeesters Nederland (VGN) via een invitational conference. Een verslag hiervan kunt u vinden in aanverwant 'Verslag invitational conference richtlijn hallux valgus'.
Uitgangsvragen en uitkomstmaten
Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de voorzitter en de adviseur concept-uitgangsvragen opgesteld. Deze zijn met de werkgroep besproken waarna de werkgroep de definitieve uitgangsvragen heeft vastgesteld. Vervolgens inventariseerde de werkgroep per uitgangsvraag welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang als cruciaal, belangrijk en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep, voor zover mogelijk, wat zij voor een bepaalde uitkomstmaat een klinisch relevant verschil vond, dat wil zeggen wanneer de verbetering in uitkomst een verbetering voor de patiënt is.
Strategie voor zoeken en selecteren van literatuur
Er werd eerst oriënterend gezocht naar bestaande buitenlandse richtlijnen en naar systematische reviews. Vervolgens werd voor de afzonderlijke uitgangsvragen aan de hand van specifieke zoektermen gezocht naar gepubliceerde wetenschappelijke studies in (verschillende) elektronische databases. Tevens werd aanvullend gezocht naar studies aan de hand van de literatuurlijsten van de geselecteerde artikelen. In eerste instantie werd gezocht naar studies met de hoogste mate van bewijs. De werkgroepleden selecteerden de via de zoekactie gevonden artikelen op basis van vooraf opgestelde selectiecriteria. De geselecteerde artikelen werden gebruikt om de uitgangsvraag te beantwoorden. De databases waarin is gezocht, de zoekactie of gebruikte trefwoorden van de zoekactie en de gehanteerde selectiecriteria zijn te vinden in de module van desbetreffende uitgangsvraag.
Kwaliteitsbeoordeling individuele studies
Individuele studies werden systematisch beoordeeld, op basis van op voorhand opgestelde methodologische kwaliteitscriteria, om zo het risico op vertekende studieresultaten (bias) te kunnen inschatten. Deze beoordelingen kunt u vinden in de quality assessment tabellen.
Samenvatten van de literatuur
De relevante onderzoeksgegevens van alle geselecteerde artikelen werden overzichtelijk weergegeven in evidencetabellen. De belangrijkste bevindingen uit de literatuur werden beschreven in de samenvatting van de literatuur.
Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs
A) Voor interventievragen
De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADEmethode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/) (Atkins et al, 2004).
B) Voor vragen over waarde diagnostische tests, schade of bijwerkingen, etiologie en prognose
Bij dit type vraagstelling kan GRADE (nog) niet gebruikt worden. De bewijskracht van de conclusie is bepaald volgens de gebruikelijke EBRO-methode (van Everdingen et al, 2004).
Formuleren van de conclusies
Voor vragen over waarde diagnostische tests, schade of bijwerkingen, etiologie en prognose is het wetenschappelijke bewijs samengevat in een of meerdere conclusie, waarbij het niveau van het meest relevante bewijs is weergegeven.
Bij interventievragen verwijst de conclusie niet naar één of meer artikelen, maar wordt getrokken op basis van alle studies samen (body of evidence). Hierbij maakten de werkgroepleden de balans op van elke interventie. Bij het opmaken van de balans werden de gunstige en ongunstige effecten voor de patiënt afgewogen.
Overwegingen
Voor een aanbeveling zijn naast het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk, zoals de expertise van de werkgroepleden, patiëntenvoorkeuren, kosten, beschikbaarheid van voorzieningen of organisatorische zaken. Deze aspecten worden, voor zover geen onderdeel van de literatuursamenvatting, vermeld onder het kopje ‘Overwegingen’.
Formuleren van aanbevelingen
De aanbevelingen geven een antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen.
Randvoorwaarden (Organisatie van zorg)
In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijn is expliciet rekening gehouden met de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, menskracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van een specifieke uitgangsvraag maken onderdeel uit van de overwegingen bij de bewuste uitgangsvraag. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in module 'Organisatie van zorg bij hallux valgus'.
Indicatorontwikkeling
Bij deze richtlijn werden geen indicatoren ontwikkeld.
Kennislacunes
Tijdens de ontwikkeling van deze richtlijn is systematisch gezocht naar onderzoek waarvan de resultaten bijdragen aan een antwoord op de uitgangsvragen. Bij elke uitgangsvraag is door de werkgroep nagegaan of er (aanvullend) wetenschappelijk onderzoek gewenst is. Een overzicht van aanbevelingen voor nader/vervolg onderzoek staat in aanverwant 'Lacunes in kennis'.
Commentaar- en autorisatiefase
De conceptrichtlijn werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen voorgelegd voor commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijn aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijn werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd.
Implementatie
In de verschillende fasen van de richtlijnontwikkeling is rekening gehouden met de implementatie van de richtlijn en de praktische uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. Daarbij is uitdrukkelijk gelet op factoren die de invoering van de richtlijn in de praktijk kunnen bevorderen of belemmeren.