Geïnstrumenteerde wervelkolomchirurgie

Initiatief: NOV Aantal modules: 19

Patiënteninformatie bij spinaalchirurgie

Uitgangsvraag

  1. Welke informatie heeft de patiënt nodig alvorens het besluit tot behandeling middels geïnstrumenteerde spinaalchirurgie kan worden genomen?
  2. Welke informatie heeft de patiënt nodig ten aanzien van het te doorlopen traject nadat het besluit tot een geïnstrumenteerde wervelkolomoperatie is genomen?

Aanbeveling

Evalueer de patiënt bij intake middels een volledige evaluatie, zie de module ‘Organisatie van zorg bij spinaalchirurgie’.

 

Geef liefst schriftelijk specifieke patiënt informatie over verwachtingen en risico’s ten aanzien van de operatie ter verbetering van het shared decision making-proces.

 

Stem de verwachtingen van de patiënt af met die van de arts en leg dit vast in een informed consent. Informeer over restklachten, herstelperiode, pijn, sport, en hervatting van werk/activiteiten.

 

Registreer in de nationale registratie van geïnstrumenteerde wervelkolomoperaties, met de landelijk vastgestelde PROMs.

Overwegingen

1. Welke informatie heeft de patiënt nodig alvorens het besluit tot behandeling middels geïnstrumenteerde spinaalchirurgie kan worden genomen?

Poliklinische besluitvorming:

  • Onderzoeken die nodig zijn voor het medische besluitvormingsproces en de hieraan verbonden risico’s, bijkomende klachten en tijdsduur.
  • De diagnose: Het is van belang voor de patiënt dit te weten, zeker indien hij/zij zich via andere media (internet) verder wil verdiepen in diens aandoening?
  • Psychosociale status; indien er psychosociale factoren bekend zijn die van invloed zijn op de door de patiënt ervaren klachten aan de wervelkolom, alsmede invloed kunnen hebben op het effect van operatieve behandeling, dient dit met de patiënt besproken te worden, en tevens de eventuele noodzaak tot behandeling hiervan.
  • Beschikbare/alternatieve behandelingen dienen besproken te worden.
  • Het te verwachten resultaat van behandeling dient te worden besproken, inclusief op welke termijn dit wordt gerealiseerd.
  • Duur van het behandelingseffect, met andere woorden is het resultaat duurzaam.
  • De kans op recidieven en restklachten.
  • De mogelijke gevolgen/risico’s als de beoogde operatie niet uitgevoerd wordt.
  • De invasiviteit van de behandeling dient besproken te worden met de daaruit volgende risico’s op complicaties. Deze complicaties met mogelijke consequenties dienen gespecificeerd te worden.
  • Het individuele risicoprofiel van de patiënt (denk aan leeftijd, overgewicht, roken, herhaalde operaties, osteoporose, aanwezigheid van psychosociale factoren) en de mogelijk daaruit voortvloeiende verhoogde risico’s op complicaties dient vermeld te worden.
  • Herstelperiode na de behandeling: de manier van gradueel opbouwen van de belasting met bijbehorende restricties.
  • Wat de patiënt eventueel zelf kan doen aan de klacht.
  • Verwachting van de patiënt zelf. Dit dient door de arts getoetst te worden om te zien of die verwachtingen reëel zijn. De verwachtingen dienen afgestemd te worden met die van de arts.
  • De patiënt dient bij voorkeur folders/audiovisueel materiaal mee te krijgen en/of gewezen te worden op websites van patiëntenverenigingen (Nederlandse Vereniging van Rugpatiënten (NVVR) “de Wervelkolom”: www.ruginfo.nl, en de vereniging van Scoliose Patiënten: www.scoliose.nl/.
  • Website: Zorgkaart Nederland: http://www.zorgkaartnederland.nl/, Dutch spine society (…), NOV (…), website http://www.zorgvoorbeweging.nl/, NVvN (…) ter verdere informatie.
  • Op basis van de informatie en het advies van de arts neemt de patiënt uiteindelijk de beslissing of hij/zij de operatie ook daadwerkelijk laat uitvoeren, of kiest voor geen of een alternatieve behandeling.

 

2. Welke informatie heeft de patiënt nodig ten aanzien van het te doorlopen traject nadat het besluit tot geïnstrumenteerde spinaalchirurgie is gemaakt?

Voor operatie

  • De wachttijd; bij voorkeur wordt de te verwachten operatiedatum zo spoedig mogelijk bekendgemaakt.
  • Hoe de patiënt zicht het beste voorbereiden kan op de operatie (adviezen ten aanzien van roken, overgewicht, bewegen).
  • De logistiek van de nog te verrichten algemene preoperatieve medische evaluaties (anesthesioloog en eventueel andere disciplines)
  • Voorlichting over eventuele wonddrain postoperatief.
  • Voorlichting over de vorm van anesthesie (algeheel, epiduraal-/spinaal-anesthesie (ruggenprik)), infuus, en urinekatheter valt onder de verantwoordelijkheid van de anesthesioloog en zal in het algemeen tijdens de preoperatieve screening aldaar besproken worden. De opname: de duur van de operatie, het aantal dagen verblijf in het ziekenhuis, wanneer de patiënt uit bed mag, wanneer volgt het te verwachten ontslag, verwachtingen bij thuiskomst.
  • De rol van de fysiotherapeut tijdens opname.
  • Indien er gekozen wordt voor anti-thromboseprofylaxe, duur en toediening subcutaan of per os) bespreken.
  • Eventueel keuze operatiemethoden (dit geldt voor vergelijkbare behandelingen die op verschillende manieren uitgevoerd kunnen worden bv minimaal invasieve versus open spinaalchirurgie
  • De mogelijkheden van pijnbestrijding na de ingreep.
  • Afstemming van pre- en postoperatieve pijnmedicatie
  • Of er postoperatief een korset wordt aangemeten, en hoe lang dit gedragen dient te worden.

 

Na operatie

  • De hervatting van normale dagelijkse activiteiten dient globaal bekend te zijn
  • De noodzakelijke aanpassingen in huis, eventueel aangevuld met thuiszorg. Tevens de mogelijkheden voor thuishulp.
  • Fysiotherapie en revalidatie: of er thuis of bij de fysiotherapeut geoefend moet worden.
  • De duur van de herstelperiode en of werkhervatting mogelijk is. Eventuele beperkingen qua belastbaarheid na de ingreep dienen globaal bekend te zijn.

 

Uitkomstmaten

Een aantal uitkomstmaten is in gebruik om het resultaat van de operatieve behandeling van de patiënt weer te geven. Hiertoe zijn een aantal gevalideerde vragenlijsten oftewel PROMs (Patient Reported Outcome Measures) ontwikkeld die (1) algemeen ervaren herstel, (2) pijn, (3) kwaliteit van leven en (4) functionele status, in kaart brengen.

 

Deze PROMs zijn geïncorporeerd in de Dutch Spine Surgery Registry (DSSR) waarin alle patiënten die geïnstrumenteerde wervelkolomchirurgie ondergaan in Nederland dienen te worden geregistreerd.

 

De gegevens uit de DSSR kunnen dienen als kwaliteitscontrole voor interne en externe partijen (patiëntenverenigingen, artsen, zorgverzekeraars, gezondheidsbeleid en research) en voor verbetering van zorg middels (inter)nationale benchmarking en clinical audit.

 

De patiënt dient geïnformeerd te worden omtrent het doel van de DSSR-registratie, en dat hij/zij wordt geacht deze vragenlijsten in te vullen.

Onderbouwing

Het geven van informatie door de behandelaar aan de patiënt is conform de Wet Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO) gericht op het verschaffen van inzicht, zodat de patiënt een reëel beeld krijgt van diens aandoening, de verschillende behandelingsmogelijkheden, wat de patiënt van de behandeling mag verwachten, alsmede de risico’s en kansen op complicaties hiervan. Het doel van voorlichting geven is dan ook om de patiënt meer te betrekken en in staat te stellen onderbouwd toestemming te geven voor de behandeling die op basis van deze informatie het beste bij zijn/haar situatie past.

 

Iedere behandelaar dient zich ervan te vergewissen dat de patiënt adequate voorlichting heeft gekregen en dit ook heeft begrepen. Bij voorkeur wordt hierbij gebruik gemaakt van een checklist (zie beneden). Met name is van belang dat de verwachtingen van de patiënt qua resultaat van behandeling reëel zijn en matchen met de verwachtingen van de behandelaar. De kwaliteit van communicatie tussen behandelaar en patiënt heeft invloed op patiënttevredenheid, ervaren gezondheid, therapietrouw en dus ook op het uiteindelijk ervaren resultaat van de behandeling.

 

Checklist

Diagnose

 

Wat is de diagnose, met uitleg hierover

 

Bij overwegen/noodzaak van aanvullend onderzoek

 

Informatie over het onderzoek, zitten er risico’s aan, is het pijnlijk

Op welke termijn is het onderzoek afgerond

Welke mogelijke consequenties kan onderzoek hebben op diagnose en behandeling

 

Behandeling

 

Zijn er psychosociale factoren die van invloed kunnen zijn op de behandeling en zo ja, heeft verwijzing daarvoor al plaatsgevonden?

Mogelijkheden wat betreft pijnbestrijding

Wat de patiënt zelf kan doen om de behandeling gunstig te beïnvloeden

Welke behandelingsmogelijkheden van toepassing zijn voor de patiënt

Welk resultaat mag hiervan verwacht worden en op welke termijn

Risico’s en complicaties van mogelijke behandelingen

Wat is de kans op recidieven, restklachten

Het risicoprofiel van patiënt dient besproken te worden

Indien door de patiënt gewenst, attenderen op mogelijkheid second opinion

Verstrek patiënt folders/audiovisueel materiaal en attendeer op relevante websites

 

Bij beslissing tot operatie

 

Wachtlijst/verwachte datum opname

Uitleg over hoe de patiënt zich kan voorbereiden op de operatie

Informatie over de operatieprocedure

Trombose-profylaxe

Informatie over anesthesie

Eventueel ondersteunend corset

Afstemming pre- en postoperatief medicijnbeleid

Pijn(bestrijding) na de ingreep

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 22-04-2017

Laatst geautoriseerd  : 22-04-2017

Geplande herbeoordeling  : 01-01-2022

Uiterlijk in 2021 bepaalt het bestuur van de NOV of deze richtlijn nog actueel is. Zo nodig wordt een nieuwe werkgroep geïnstalleerd om de richtlijn te herzien. De geldigheid van de richtlijn komt eerder te vervallen indien nieuwe ontwikkelingen aanleiding zijn een herzieningstraject te starten.

 

De NOV is als houder van deze richtlijn de eerstverantwoordelijke voor de actualiteit van deze richtlijn. De andere aan deze richtlijn deelnemende wetenschappelijk verenigingen of gebruikers van de richtlijn delen de verantwoordelijkheid en informeren de eerstverantwoordelijke over relevante ontwikkelingen binnen hun vakgebied.

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Orthopaedische Vereniging
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Orthopaedische Vereniging
  • Nederlandse Vereniging van Revalidatieartsen
  • Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Heelkunde
  • Nederlandse Vereniging voor Neurochirurgie
  • Nederlandse Vereniging voor Neurologie

Algemene gegevens

De richtlijnontwikkeling werd gefinancierd uit de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS).

Doel en doelgroep

Doel van de richtlijn

Het doel van deze richtlijn is het ontwikkelen van een eenduidige indicatiestelling voor geïnstrumenteerde wervelkolomchirurgie (operaties met gebruik van spinale implantaten) en het beoordelen van de effectiviteit van dergelijke ingrepen bij degeneratieve aandoeningen van de thoracolumbosacrale wervelkolom. Deze ingrepen beogen correctie en/of stabilisatie van de wervelkolom, al dan niet gepaard met neurologische decompressie. In de praktijk betreft het voornamelijk patiënten met degeneratieve scoliose, spondylolysis/spondylolisthesis, of patiënten met chronische lage rug- en/of beenpijn verondersteld te zijn veroorzaakt door discusdegeneratie en/of facetartrose die op beeldvorming werd geconstateerd.

 

Deze richtlijn beoogt een bijdrage te leveren aan het verhogen van de kwaliteit van zorg met betrekking tot de geïnstrumenteerde operatieve behandeling van degeneratieve wervelkolomaandoeningen. Daarbij is tevens het doel om middels heldere, eenduidige indicatiestelling ongewenste praktijkvariatie terug te dringen.

 

Afbakening van de richtlijn

De richtlijn richt zich op alle patiënten:

  • van 18 jaar en ouder;
  • met langer dan drie maanden bestaande rug- en/of beenpijn op basis van degeneratieve aandoeningen van de thoracolumbosacrale wervelkolom;
  • bij wie conservatieve behandeling, indien geïndiceerd, met multidisciplinaire gestructureerde oefenprogramma’s inclusief psychologische screening en eventuele pijninterventies, onvoldoende baat heeft gehad;
  • die door hun klachten dermate ernstig zijn geïnvalideerd dat ze gemotiveerd zijn om een wervelkomingreep met bijbehorende herstelfase en revalidatie te doorlopen.

 

Specifiek gaat het in deze richtlijn om de volgende patiëntencategorieën:

  1. lumbale spondylolysis / laaggradige (graad I of II) spondylolisthesis: patiënten met degeneratieve spondylolisthesis, spondylolysis of spondylolytische spondylolisthesis. Laaggradige lumbale spondylolisthesis kan gepaard gaan met rugpijn en/of radiculaire of niet-radiculaire beenpijn of neurogene claudicatie;
  2. adulte deformiteiten: het betreft hier patiënten met degeneratieve scoliose op basis van progressie van een reeds bestaande idiopathische scoliose, dan wel patiënten met een nieuw ontstane “De Novo” scoliose van de lumbale wervelkolom; daarnaast patiënten met een alignementsstoornis of deformiteit van de wervelkolom na trauma, tumor, infectie of chirurgie aan de wervelkolom in het verleden;
  3. chronische lage rug- en/of beenpijn: patiënten met lage rugpijn bij facetarthrosis of discusdegeneratie op röntgenfoto en/of MRI (osteofyten, discusversmalling, black discs, Modic veranderingen, annulus scheuren).

 

Instrumentatie betekent hier het gebruik van spinale implantaten. Hieronder vallen schroef-/haak- en staafconstructies, intervertebrale cages, discusprotheses en interspinosale spacers.

 

Deze richtlijn gaat niet over patiënten die geïnstrumenteerde chirurgie van de thoracolumbosacrale wervelkolom ondergaan wegens een tumor, infectie, fractuur of een congenitale afwijking. Zoals reeds vermeld zal voor ongeïnstrumenteerde operatieve behandeling bij HNP en lumbale kanaalstenose een separaat, hieraan gekoppelde richtlijn worden ontwikkeld, welke start in 2015. Ook operatieve behandeling van de cervicale wervelkolom valt buiten de huidige richtlijn.

 

Beoogde gebruikers van de richtlijn

Deze richtlijn is geschreven voor alle leden van de beroepsgroepen die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met degeneratieve aandoeningen van de wervelkolom, voor patiënten en voor beleidsmedewerkers in de gezondheidszorg: In het bijzonder is de richtlijn opgesteld voor orthopedisch chirurgen en neurochirurgen die zich bezighouden met de operatieve behandeling van degeneratieve aandoeningen van de wervelkolom. Daarnaast biedt de richtlijn houvast voor anesthesiologen en andere (para)medici die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met degeneratieve aandoeningen van de wervelkolom.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijn is in 2013 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met aspecifieke degeneratieve rugklachten, spondylolisthesis en scoliose te maken hebben (zie hiervoor de samenstelling van de werkgroep).

 

De werkgroepleden zijn door hun beroepsverenigingen gemandateerd voor deelname. De werkgroep werkte gedurende drie jaar aan de totstandkoming van de richtlijn. De werkgroep is verantwoordelijk voor de integrale tekst van deze richtlijn.

 

  • Dr. P.C. Willems, orthopedisch chirurg, Maastricht universitair medisch centrum, namens de Nederlandse Orthopaedische Vereniging (NOV), (voorzitter)
  • Drs. E.A. Hoebink, othopedisch chirurg, Amphia ziekenhuis Breda, namens de NOV
  • Prof. dr. B.J. van Royen, othopedisch chirurg, VUMC Amsterdam, namens de NOV
  • Dr. G.J. Bouma, Amsterdam Medisch Centrum UvA, namens de Nederlandse Vereniging voor Neurochirurgie (NVvN)
  • Dr. M.P. Arts, MC Haaglanden, namens de NVvN
  • Dr. J.M.A. Kuijlen, Universitair Medisch Centrum Groningen, namens de NVvN
  • Dhr. L. Voogt, namens de Nederlandse Vereniging voor Rugpatiënten
  • Drs. M.A.M.B. Terheggen, Rijnstate ziekenhuis Arnhem, namens de Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie
  • Dr. H. van de Meent, Radboud Universitair Medisch Centrum Nijmegen namens de Vereniging van Revalidatieartsen
  • Dr. T. Hoogeboom, IQ Healthcare Nijmegen, namens het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie
  • Dr. C.G.J. Saris, Radboud Universitair Medisch Centrum Nijmegen, namens de Nederlandse Vereniging voor Neurologie

 

Met ondersteuning van:

  • Dr. M.L. Molag, adviseur, Kennisinstituut van Medisch Specialisten Utrecht

 

Met dank aan:

  • Dr. W.H.G. Jacobs, epidemioloog, Dutch Spine Society

Belangenverklaringen

De werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of ze in de laatste vijf jaar een (financieel ondersteunde) betrekking onderhielden met commerciële bedrijven, organisaties of instellingen die in verband staan met het onderwerp van de richtlijn. Tevens is navraag gedaan naar persoonlijke financiële belangen, belangen door persoonlijke relaties, belangen door middel van reputatiemanagement, belangen vanwege extern gefinancierd onderzoek, en belangen door kennisvalorisatie. Een overzicht van de ingevulde belangenverklaringen vindt u bij de verantwoording.

Inbreng patiëntenperspectief

Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door deelname van een vertegenwoordiger van patiëntenvereniging de Wervelkolom aan de werkgroep. Er werd reeds een focusgroep gehouden met rugpatiënten tijdens de ontwikkeling van de richtlijn Wervelkolom gerelateerde pijnklachten, een belangrijk uitgangspunt voor de huidige richtlijn. Afgesproken werd om voor deze richtlijn geen nieuwe focusgroep te houden. De conceptrichtlijn zullen we tijdens de commentaarfase laten lezen door rugpatiënten via de Wervelkolom om op die manier hun input op de aanbevelingen te kunnen gebruiken. De verslagen van de invitational conference en focusgroep zijn besproken in de werkgroep en de belangrijkste knelpunten zijn verwerkt in de richtlijn. Het verslag is te vinden in de bijlage.

Methode ontwikkeling

Evidence based

Implementatie

In de verschillende fasen van de richtlijnontwikkeling is rekening gehouden met de implementatie van de richtlijn en de praktische uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. Daarbij is uitdrukkelijk gelet op factoren die de invoering van de richtlijn in de praktijk kunnen bevorderen of belemmeren.

Werkwijze

AGREE

Deze richtlijn is opgesteld conform de eisen volgens het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalititeit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II) (www.agreecollaboration.org), dat een internationaal breed geaccepteerd instrument is en op ‘richtlijnen voor richtlijn’ voor de beoordeling van de kwaliteit van richtlijnen.

 

Knelpuntenanalyse

Tijdens de voorbereidende fase inventariseerden de voorzitter van de werkgroep en de adviseur de knelpunten. Tevens zijn er knelpunten aangedragen tijdens een invitational conference met de Vereniging van Scoliosepatiënten, patiëntenvereniging de Wervelkolom, zorgverzekeraars, Inspectie voor de Gezondheidszorg en Zorginstituut Nederland en door een focusgroepbijeenkomst met patiënten. Een verslag hiervan kunt u vinden onder aanverwante items.

 

Uitgangsvragen en uitkomstmaten

Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de voorzitter en de adviseur concept-uitgangsvragen opgesteld. Deze zijn met de werkgroep besproken waarna de werkgroep de definitieve uitgangsvragen heeft vastgesteld. Vervolgens inventariseerde de werkgroep per uitgangsvraag welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang als cruciaal, belangrijk en onbelangrijk.

 

Als relevante uitkomstmaten waarop studies zullen worden geselecteerd en beoordeeld heeft de werkgroep gekozen:

  • pijn middels een Visual Analogue Scale (VAS-beenpijn, VAS-rugpijn);
  • functionele beperkingen middels gevalideerde vragenlijsten, zoals Oswestry Disability Index (ODI), Quebec Back Pain Disability Scale (QBPDS) of Roland Morris Disability Questionnaire (RMDQ);
  • kwaliteit van Leven middels EuroQoL, EQ5D, SF-36;
  • patiënt-tevredenheid.

 

De werkgroep wil benadrukken dat een deel van de vastgestelde conclusies sterk samenhangt met de door de werkgroep vastgestelde klinisch relevante verschillen tussen groepen patiënten die in studies zijn vergeleken. Klinisch relevante verschillen werden door de werkgroep vastgesteld op basis van een consensus—artikel van Ostelo (Ref Ostelo, Spine 2008).  De resultaten kunnen uiteraard anders uitpakken als deze grenzen tussen succes en falen iets hoger of lager worden gelegd.

 

Strategie voor zoeken en selecteren van literatuur

Er werd eerst oriënterend gezocht naar bestaande buitenlandse richtlijnen en naar systematische reviews in Medline, Cochrane en Cinahl. Vervolgens werd voor de afzonderlijke uitgangsvragen aan de hand van specifieke zoektermen gezocht naar gepubliceerde wetenschappelijke studies in (verschillende) elektronische databases. Tevens werd aanvullend gezocht naar studies aan de hand van de literatuurlijsten van de geselecteerde artikelen. In eerste instantie werd gezocht naar studies met de hoogste mate van bewijs. De werkgroepleden selecteerden de via de zoekactie gevonden artikelen op basis van vooraf opgestelde selectiecriteria. De geselecteerde artikelen werden gebruikt om de uitgangsvraag te beantwoorden. De databases waarin is gezocht, de zoekactie of gebruikte trefwoorden van de zoekactie en de gehanteerde selectiecriteria zijn te vinden in de module van desbetreffende uitgangsvraag.

 

Kwaliteitsbeoordeling individuele studies

Individuele studies werden systematisch beoordeeld door de adviseur en medisch specialist, op basis van op voorhand opgestelde methodologische kwaliteitscriteria, om zo het risico op vertekende studieresultaten (bias) te kunnen inschatten.

 

Samenvatten van de literatuur

De relevante onderzoeksgegevens van alle geselecteerde artikelen werden overzichtelijk weergegeven in evidencetabellen. De belangrijkste bevindingen uit de literatuur werden beschreven in de samenvatting van de literatuur. Bij voldoende overeenkomsten tussen de studies werden de gegevens ook opgenomen in een meta-analyse.

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs

A) voor interventievragen:

de kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation (zie http://www.gradeworkinggroup.org/) (Atkins, 2004).

 

B) voor vragen over waarde diagnostische tests, schade of bijwerkingen, etiologie en prognose:

bij dit type vraagstelling kan GRADE (nog) niet gebruikt worden. De bewijskracht van de conclusie is bepaald volgens de gebruikelijke EBRO-methode (Van Everdingen, 2004).

 

Formuleren van de conclusies

Voor vragen over waarde diagnostische tests, schade of bijwerkingen, etiologie en prognose is het wetenschappelijke bewijs samengevat in een of meerdere conclusies, waarbij het niveau van het meest relevante bewijs is weergegeven.

 

Bij interventievragen verwijst de conclusie niet naar één of meer artikelen, maar wordt getrokken op basis van alle studies samen (body of evidence). Hierbij maakten de werkgroepleden de balans op van elke interventie. Bij het opmaken van de balans werden de gunstige en ongunstige effecten voor de patiënt afgewogen.

 

Overwegingen

Voor een aanbeveling zijn naast het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk, zoals de expertise van de werkgroepleden, patiëntenvoorkeuren, kosten, beschikbaarheid van voorzieningen of organisatorische zaken. Deze aspecten worden, voor zover geen onderdeel van de literatuursamenvatting, vermeld onder het kopje ‘Overwegingen’.

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven een antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen.

 

Randvoorwaarden (Organisatie van zorg)

In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijn is expliciet rekening gehouden met de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, menskracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van een specifieke uitgangsvraag maken onderdeel uit van de overwegingen bij de bewuste uitgangsvraag. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module ‘Organisatie van zorg bij spinaalchirurgie’.

 

Indicatorontwikkeling

De werkgroep kiest ervoor om aan te sluiten bij de Kwaliteitsindicatoren die door het DICA worden uitgevraagd in het kader van de Dutch Spine Registry.

 

Kennislacunes

Tijdens de ontwikkeling van deze richtlijn is systematisch gezocht naar onderzoek waarvan de resultaten bijdragen aan een antwoord op de uitgangsvragen. Bij elke uitgangsvraag is door de werkgroep nagegaan of er (aanvullend) wetenschappelijk onderzoek gewenst is, dat is aangegeven waar van toepassing.

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijn werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen voorgelegd voor commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijn aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijn werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd.

 

Literatuur

  • Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II, www.agreecollaboration.org
  • Atkins D, Best D, Briss PA, et al. Grading quality of evidence and strength of recommendations. BMJ 2004;328(7454):1490.
  • Van Everdingen JJE, Burgers JS, Assendelft WJJ, et al. Evidence-based richtlijnontwikkeling. Bohn Stafleu Van Loghum, 2004.
Volgende:
Organisatie van zorg bij spinaalchirurgie