Galweg- en Galblaascarcinoom

Initiatief: IKNL Aantal modules: 32

Galweg- en Galblaascarcinoom - Organisatie van zorg

De werkgroep is van mening dat de behandeling van het galwegcarcinoom en het galblaascarcinoom dient plaats vinden in een hooggespecialiseerd centrum.

De werkgroep is van mening dat er op termijn gestreefd moet worden de (chirurgische) behandeling verplicht te registreren in de DUCA (Dutch Upper GI Cancer Audit).

 

Literatuurbespreking

De medische zorg bij patiënten met een galwegcarcinoom is complex en omvat:

  • de differentiële diagnostiek
  • stadiëring
  • preoperatieve of palliatieve drainage van de galwegen (via endoscopische of percutane route)
  • preoperatieve vena portae embolisatie
  • chirurgische resectie
  • chemo(radio)therapeutische behandeling
  • PA-beoordeling van het resectie preparaat

 

Dit brede scala van aandachtpunten en inzet van verschillende medische technieken vereist de input en betrokkenheid van een toegewijd multidisciplinair oncologisch team bestaande uit:

  • een (interventie-)MDL arts
  • een (interventie-) radioloog
  • een hepato-pancreato-biliaire (HPB) chirurg
  • een oncoloog
  • een patholoog

 

Interventies bij galwegcarcinomen zoals ERCP of percutane drainage en in het bijzonder chirurgische resectie zijn hoog complexe ingrepen. Er is wetenschappelijk vastgesteld dat concentratie van zorg in hoog volume centra leidt tot significant betere uitkomsten bij hoog complexe chirurgische ingrepen zoals pancreas  (1)  (2)  (3) en slokdarm resecties (4). Er is geen reden om aan te nemen dat dit anders is voor complexe interventies zoals leverresecties bij proximale galwegcarcinomen. Om deze reden is door de Nederlandse Vereniging van Heelkunde ook een leverresectie geclassificeerd als een hoog complexe laagvolume chirurgische behandeling waarvoor kwalitatieve voorwaarden voor de zorginstelling worden genoemd, aangevuld met een volumenorm van minimaal 20 chirurgische behandelingen per jaar (Zie Nederlandse Vereniging van Heelkunde 2011).
Omdat het galwegcarcinoom een relatief zeldzame tumor betreft met een geschatte incidentie van 1-2/100.000, treft de ziekte in Nederland een beperkt aantal van ongeveer 170-340 patiënten per jaar. Een minderheid van de patiënten komt in aanmerking voor een in opzet curatieve resectie. Deze getallen maken inzichtelijk dat, om enige expertise in de behandeling van deze patiënten te verkrijgen, het zeer wenselijk is deze zorg te concentreren.
Nog zeldzamer dan het proximale galwegcarcinoom is het galblaascarcinoom met een geschatte incidentie 0,7-1/100.000 (100-170 patiënten per jaar). In de meeste gevallen betreft het een bij toeval gevonden galblaascarcinoom bij een patiënt die een cholecystectomie onderging vanwege galwegstenen. Wanneer een galblaascarcinoom zich klinisch manifesteert, bijvoorbeeld met icterus, gaat het meestal om een gevorderde tumor waarbij curatieve resectie niet mogelijk is. Eventuele chirurgische interventie omvat een oncologische resectie met eventuele partiële leverresectie (en lymfadenectomie) waardoor ook dergelijke ingrepen moeten worden beschouwd als hoog complexe laagvolume chirurgische behandeling.

 

Conclusies

Het is aangetoond dat concentratie van zorg van hoog complexe laagvolume chirurgische behandeling in hoog volume centra leidt tot significant betere uitkomsten.
Lemmens 2011 (1); Gooikens 2011 (5);  Van Heek 2005 (3);  Markar 2011 (4)

Leverresecties zijn door de Nederlandse Vereniging voor Heelkunde geclassificeerd als hoog complexe laagvolume chirurgische behandeling waarvoor kwalitatieve voorwaarden voor de zorginstelling worden genoemd, aangevuld met een volumenorm van minimaal 20 chirurgische behandelingen per jaar.

Nederlandse Vereniging van Heelkunde 2011.

 

Overwegingen

Gezien de complexiteit van de ingreep, waarbij een leverresectie slechts een onderdeel is van de behandeling, lijkt het aannemelijk en redelijk om ook voor de chirurgische behandeling van het proximale galwegcarcinoom te streven naar centralisatie en een minimale volume norm van 20 chirurgische behandelingen per jaar.
Vanwege de lage incidentie van het galwegcarcinoom en de complexiteit van differentieel diagnostische en preoperatieve zorg, inclusief preoperatieve galwegdrainage en eventuele vena portae embolisatie, is het wenselijk de zorg van dergelijke patiënten te concentreren in die centra waar tevens de operatie plaats vindt.

Vanwege de lage incidentie van het symptomatische galblaascarcinoom en de mogelijke indicatie tot een re-resectie in geval van een bij toeval ontdekt galblaascarcinoom in het resectie preparaat, waarbij een kans bestaat dat in het kader van een oncologische resectie een partiële leverresectie noodzakelijk is, moeten dergelijke ingrepen worden beschouwd als hoog complexe laagvolume chirurgische behandeling waarvoor behandeling is aangewezen in een centrum.

Onderbouwing

Het is aangetoond dat concentratie van zorg van hoog complexe laagvolume chirurgische behandeling in hoog volume centra leidt tot significant betere uitkomsten.
Lemmens 2011 (1); Gooikens 2011 (5);  Van Heek 2005 (3);  Markar 2011 (4)

Leverresecties zijn door de Nederlandse Vereniging voor Heelkunde geclassificeerd als hoog complexe laagvolume chirurgische behandeling waarvoor kwalitatieve voorwaarden voor de zorginstelling worden genoemd, aangevuld met een volumenorm van minimaal 20 chirurgische behandelingen per jaar.

Nederlandse Vereniging van Heelkunde 2011  

De medische zorg bij patiënten met een galwegcarcinoom is complex en omvat:

  • de differentiële diagnostiek
  • stadiëring
  • preoperatieve of palliatieve drainage van de galwegen (via endoscopische of percutane route)
  • preoperatieve vena portae embolisatie
  • chirurgische resectie
  • chemo(radio)therapeutische behandeling
  • PA-beoordeling van het resectie preparaat

 

Dit brede scala van aandachtpunten en inzet van verschillende medische technieken vereist de input en betrokkenheid van een toegewijd multidisciplinair oncologisch team bestaande uit:

  • een (interventie-)MDL arts
  • een (interventie-) radioloog
  • een hepato-pancreato-biliaire (HPB) chirurg
  • een oncoloog
  • een patholoog

 

Interventies bij galwegcarcinomen zoals ERCP of percutane drainage en in het bijzonder chirurgische resectie zijn hoog complexe ingrepen. Er is wetenschappelijk vastgesteld dat concentratie van zorg in hoog volume centra leidt tot significant betere uitkomsten bij hoog complexe chirurgische ingrepen zoals pancreas  (1)  (2)  (3) en slokdarm resecties (4). Er is geen reden om aan te nemen dat dit anders is voor complexe interventies zoals leverresecties bij proximale galwegcarcinomen. Om deze reden is door de Nederlandse Vereniging van Heelkunde ook een leverresectie geclassificeerd als een hoog complexe laagvolume chirurgische behandeling waarvoor kwalitatieve voorwaarden voor de zorginstelling worden genoemd, aangevuld met een volumenorm van minimaal 20 chirurgische behandelingen per jaar (Zie Nederlandse Vereniging van Heelkunde 2011).
Omdat het galwegcarcinoom een relatief zeldzame tumor betreft met een geschatte incidentie van 1-2/100.000, treft de ziekte in Nederland een beperkt aantal van ongeveer 170-340 patiënten per jaar. Een minderheid van de patiënten komt in aanmerking voor een in opzet curatieve resectie. Deze getallen maken inzichtelijk dat, om enige expertise in de behandeling van deze patiënten te verkrijgen, het zeer wenselijk is deze zorg te concentreren.
Nog zeldzamer dan het proximale galwegcarcinoom is het galblaascarcinoom met een geschatte incidentie 0,7-1/100.000 (100-170 patiënten per jaar). In de meeste gevallen betreft het een bij toeval gevonden galblaascarcinoom bij een patiënt die een cholecystectomie onderging vanwege galwegstenen. Wanneer een galblaascarcinoom zich klinisch manifesteert, bijvoorbeeld met icterus, gaat het meestal om een gevorderde tumor waarbij curatieve resectie niet mogelijk is. Eventuele chirurgische interventie omvat een oncologische resectie met eventuele partiële leverresectie (en lymfadenectomie) waardoor ook dergelijke ingrepen moeten worden beschouwd als hoog complexe laagvolume chirurgische behandeling.

  1. 1 - Lemmens VE, Bosscha K, van der Schelling G, Brenninkmeijer S, et al. Improving outcome for patients with pancreatic cancer through centralization. Br J Surg. 2011 Oct;98(10):1455-62.
  2. 2 - Goetze TO, Paolucci V. The prognostic impact of positive lymph nodes in stages T1 to T3 incidental gallbladder carcinoma: results of the German registry. Surg Endosc. 2012 May;26(5):1382-9. Nov 17. [Epub ahead of print].
  3. 3 - van Heek NT, Kuhlmann KF, Scholten RJ, de Castro SM, Busch OR, van Gulik TM, et al. Hospital volume and mortality after pancreatic resection: a systematic review and an evaluation of intervention in the Netherlands. Ann Surg. 2005;242:781-8.
  4. 4 - Markar SR, Karthikesalingam A, Thrumurthy S, Low DE. Volume-Outcome Relationship in Surgery for Esophageal malignancy: Systematic Review and Meta-analysis 2000-2011. J Gastrointest Surg. 2012 May;16(5):1055-63.
  5. 5 - Gooiker GA, van der Geest LG, Wouters MW, Vonk M, Karsten TM, Tollenaar RA, et al. Quality improvement of pancreatic surgery by centralization in the western part of the Netherlands. Ann Surg Oncol. 2011; 18:1821-9.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 20-05-2013

Laatst geautoriseerd  : 20-05-2013

Geplande herbeoordeling  :

De geldigheidsduur van deze richtlijn is vastgesteld op vijf jaar. De geldigheidstermijn voor de richtlijn wordt vanuit IKNL bewaakt. Om verscheidene redenen kan herziening eerder dan beoogd nodig zijn. De Landelijke Werkgroep Gastro-Intestinale Tumoren toetst daarom jaarlijks de actualiteit van de richtlijn. Het bestuur van deze landelijke werkgroep draagt de verantwoordelijkheid om de behoefte voor herziening van de huidige richtlijn bij de beroepsgroepen te peilen. Zo nodig zal de richtlijn tussentijds op onderdelen worden bijgesteld. Uiterlijk in 2017 zal een nieuwe multidisciplinaire werkgroep worden geïnstalleerd voor een herziene versie van de richtlijn.

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Integraal Kankercentrum Nederland
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Internisten Vereniging
  • Nederlandse Vereniging van Maag-Darm-Leverartsen
  • Nederlandse Vereniging voor Heelkunde
  • Nederlandse Vereniging voor Pathologie
  • Nederlandse Vereniging voor Radiologie

Algemene gegevens

De Landelijke Werkgroep Gastro Intestinale Tumoren gaf in haar activiteitenplan 2011 aan behoefte te hebben aan revisie van de richtlijnen galgangcarcinoom en galblaascarcinoom. Het idee was om beide richtlijnen te bundelen in één nieuwe, evidence based richtlijn. De vorige consensus based versies van deze richtlijnen dateerden van respectievelijk oktober 2003 (galgang) en mei 2004 (galblaas).

 

Al bij het bespreken van de uitkomsten van de knelpunteninventarisaties onder professionals en patiënten (tweede bijeenkomst, mei 2011) waren er binnen de werkgroep, die met de revisie van de richtlijn aan de slag ging, twijfels over de haalbaarheid van een evidence based aanpak. De lage incidentie van beide tumorsoorten (zie onder Cijfers) brengt met zich mee dat er relatief weinig onderzoeksresultaten beschikbaar zijn. De werkgroep opteerde daarom uiteindelijk voor een opnieuw consensus based revisie van de richtlijn. Een consensus based gereviseerde richtlijn maakt óók gebruik van wetenschappelijke literatuur, echter zonder voorafgaande systematische zoektocht naar en beoordeling van literatuur door een (externe) methodoloog.

 

Naamgeving De vorige versie van de richtlijn hanteerde nog de term galgangcarcinoom. Diverse instanties (bijvoorbeeld de Maag Lever Darm Stichting) gebruiken in de regel de term galweg- of cholangiocarcinoom. Ook de TNM classificatie (zie hoofdstuk TNM) spreekt over galwegcarcinoom, en maakt daarbij onderscheid tussen kanker van de intra- of extrahepatische (binnen of buiten de lever gelegen) galwegen. De extrahepatische galwegcarcinomen worden vervolgens verder onderverdeeld in distale en proximale (of perihilaire) galwegcarcinomen. Laatstgenoemden worden ook wel Klatskin tumoren genoemd. Klatskin tumoren zijn de meest voorkomende vorm van galwegkanker.
De werkgroep heeft ervoor gekozen bovenstaande terminologie (galweg in plaats van galgang) in deze gereviseerde versie van de richtlijn over te nemen. Daarbij richt deze richtlijn zich met name op het proximaal gelokaliseerd galwegcarcinoom. Het distaal galwegcarcinoom komt aan bod in de richtlijn voor het pancreas(kop)carcinoom (zie richtlijn pancreascarcinoom) Galwegcarcinoom in de context van Primaire Scleroserende Cholangitis (PSC) is een aparte entiteit die buiten het kader van deze richtlijn valt. Graag verwijzen wij hieromtrent naar de EASL richtlijn voor PSC (www.easl.eu/_newsroom/press-release/easl-clinical-practice-guidelines-management-of-cholestatic-liver-diseases). Naast aandacht voor het proximaal galwegcarcinoom besteedt de gereviseerde richtlijn uiteraard opnieuw aandacht aan het galblaascarcinoom.
Cijfers Er zijn wat betreft proximaal galweg- en galblaascarcinoom relatief weinig (Nederlandse) cijfers over incidentie en prevalentie, sterfte en overleving. De Nederlandse Kankerregistratie (NKR) maakt pas sinds 2010 onderscheid tussen het distaal en het proximaal galwegcarcinoom. Dit resulteert in het volgende overzicht.

Incidentie, 2010 (bron: Nederlandse Kankerregistratie)

Galblaas

148

Extrahepatische galwegen (exclusief Papil van Vater), waarvan:

297

+ Proximaal

171

+ Distaal

105

+ Onbekend

21

Kanker van de galblaas of galwegen komt vooral voor bij mensen die ouder zijn dan zestig jaar. Het wordt meestal pas in een laat stadium ontdekt.

Doel en doelgroep

Doelstelling
Deze consensus based richtlijn bevat aanbevelingen gericht op het verbeteren van de kwaliteit van zorg voor patiënten met een proximaal galweg- of galblaascarcinoom. De onderwerpen waarop deze aanbevelingen betrekking hebben vloeien voort uit een voorafgaande inventarisatie onder professionals en patiënten van de belangrijkste knelpunten uit de dagelijkse praktijk.

Doelgroep
Deze richtlijn is bestemd voor alle professionals die betrokken zijn bij de diagnostiek, behandeling en begeleiding van patiënten met proximaal galweg- of galblaascarcinoom. Het betreft vooral maag-darm-leverartsen, chirurgen, internisten/medisch oncologen, pathologen, radiologen, radiotherapeuten en verpleegkundigen.

Samenstelling werkgroep

Naam

Functie

Werkplek

Vereniging

Prof. dr. T.M. van Gulik, voorzitter

Chirurg

AMC, Amsterdam

NVvH

prof.dr. M.J. Bruno

MDL-arts

EMC, Rotterdam

NVMDL

Mw. prof.dr. A.S.H. Gouw

Patholoog

UMCG, Groningen

NVVP

Dr. E. v.d. Linden

Radioloog

MCH, Den Haag

NVvR

Mw. prof. dr. I.D. Nagtegaal

Patholoog

UMC St Radboud, Nijmegen

NVVP

Mw. A. Ormeling

Patiëntenvertegenwoordiger

NFK

NFK

Mw. C. Pek

Nurse-practioner

EMC, Rotterdam

V&VN

Prof. dr. D.J. Richel

Internist-oncoloog

AMC, Amsterdam

NIV

H.J. Roelants

Patiëntenvertegenwoordiger

NFK

NFK

Mw. A. Schoorlemmer

Verpleegkundig consulent

AMC, Amsterdam

V&VN

Dr. E. Sieders

Chirurg

UMCG, Groningen

NVVH

Dr. G. van Tienhoven

Radiotherapeut-oncoloog

AMC, Amsterdam

NVRO

drs. J.J.F. de Groot, procesbegeleider

Adviseur richtlijnen

IKNL loc. Maastricht

 

Mw. S. Janssen-van Dijk

Secretaresse

IKNL loc. Rotterdam

 

Belangenverklaringen

Alle leden van de richtlijnwerkgroep hebben door middel van het invullen van een belangenverklaring verklaard onafhankelijk gehandeld te hebben bij het opstellen van de richtlijn.

Inbreng patiëntenperspectief

De werkgroep bestond uit zowel vertegenwoordigers van een aantal professionele disciplines als ook uit een tweetal patiëntenvertegenwoordigers (namens Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenorganisaties (NFK)). Een van beide patiëntenvertegenwoordigers was betrokken bij het aanpassen van de algemene tekst over nazorg en nacontrole voor patiënten met proximaal galweg- of galblaascarcinoom.

Als aanvulling op de enquête onder professionals vond een knelpunteninventarisatie plaats onder ervaringsdeskundigen; hiervoor werden vier patiënten geïnterviewd door een adviseur van de NFK. Dit gebeurde aan de hand van een gestructureerde vragenlijst, waarbij met name onderwerpen als diagnose (wanneer en waar gesteld, met behulp van welke technieken?) behandeling (waar en welke?), contact met lotgenoten en ervaren knelpunten aan bod kwamen.

Methode ontwikkeling

Consensus based

Implementatie

Het bevorderen van het gebruik van de richtlijn begint met een brede verspreiding, onder andere door middel van:

  • het publiceren van de richtlijn op www.oncoline.nl
  • het maken en verspreiden van een samenvattingskaartje deze kunt u bekijken en bestellen op www.iknl.nl
  • het schrijven en aanbieden van een artikel ter publicatie in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde alsmede een samenvatting in het Nederlands Tijdschrift voor Oncologie.

Een goede verspreiding alléén is nog geen garantie voor daadwerkelijk gebruik van de richtlijn in de dagelijkse praktijk. Als aanvulling daarop ontwikkelt IKNL een implementatieplan. Dit plan bevat voor de belangrijkste aanbevelingen uit de richtlijn een overzicht van (mogelijk) belemmerende en bevorderende factoren voor toepassing van deze aanbevelingen. Op basis hiervan beschrijft het plan de belangrijkste doelgroepen en (adviezen voor) concrete acties om implementatie te bevorderen.
Evaluatie

De lage incidentie van galweg- en galblaascarcinoom (zie module Algemeen) bemoeilijkt statistisch verantwoord onderzoek naar naleving van deze richtlijn op basis van indicatoren. Om deze reden wordt afgezien van een evaluatie van de richtlijn op basis van gegevens uit de Nederlandse Kankerregistratie (NKR).

Werkwijze

De werkgroep startte met de revisie van de richtlijn in maart 2011 (eerste bijeenkomst werkgroep). Kort daarop (april/mei 2011) volgde een knelpunteninventarisatie in de vorm van een web-based enquête onder professionals. Deze is verspreid via diverse (mandaterende en andere) verenigingen, landelijke werkgroepen en regionale werkgroepen c.q. netwerken.

De vraag naar prioritering en eventuele aanvulling van de vooraf door de werkgroep opgestelde lijst met mogelijke knelpunten is door 203 professionals, met name chirurgen (32%) en MDL-artsen (27%), beantwoord.
Als aanvulling hierop vond een knelpunteninventarisatie plaats onder ervaringsdeskundigen; hiervoor werden vier patiënten geïnterviewd door een adviseur van de NFK (zie verder onder Patiëntenvertegenwoordiging).

Op basis van de uitkomsten van deze inventarisaties formuleerde de werkgroep een achttal uitgangsvragen (zie bijlage 4). Een van de kenmerken van een consensus based richtlijn is dat niet een (externe) methodoloog, maar de werkgroepleden zelf de voor beantwoording van deze vragen beschikbare literatuur aandragen. Om de volledigheid van deze zelf aangedragen literatuur te waarborgen, voerde een IKNL-adviseur een beperkte aanvullende literatuursearch uit. Zie voor een beschrijving van de daarbij gebruikte zoekstrategie (zie bijlage 5).

Naast het beantwoorden van de eerder genoemde uitgangsvragen heeft de werkgroep ook aandacht besteed aan het opnemen van het hoofdstuk over nazorg en nacontrole in de richtlijn galweg- en galblaascarcinoom. Dit hoofdstuk is een door het IKNL ontwikkelde algemene basistekst, gebaseerd op de richtlijnen ‘Detecteren behoefte psychosociale zorg' (juni 2010), ‘Herstel na kanker' (februari 2011) en ‘Oncologische revalidatie' (oktober 2011). Een aantal leden van de werkgroep (vertegenwoordigers van verpleegkundigen en patiënten) heeft de algemene tekst over nazorg en nacontrole op onderdelen verder toegespitst op patiënten met proximaal galweg- of galblaascarcinoom.

Een in april 2012 (vierde bijeenkomst werkgroep) besproken concept versie van de richtlijn is daarna door een gedeelte van de werkgroep ook redactioneel helemaal klaargemaakt voor de commentaarronde. De concept richtlijn is daartoe (juli 2012) aangeboden aan de mandaterende verenigingen en relevante regionale werkgroepen.
De vijfde en laatste bijeenkomst van de werkgroep (oktober 2012) stond vooral in het teken van het bespreken en verwerken van de - naar aanleiding van verspreiding van de concept versie - ontvangen commentaren.

Zoekverantwoording

Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.

Volgende:
Palliatieve zorg