Galweg- en galblaascarcinoom

Initiatief: NVVH Aantal modules: 18

Communicatie en besluitvorming

Uitgangsvraag

Waaruit bestaat de voorlichting aan en communicatie met patiënten met (verdenking op) een galweg- of galblaascarcinoom tijdens het diagnostische-, therapeutische-, en nazorgtraject?

Aanbeveling

Aanbeveling 1

Geef de patiënt mondelinge voorlichting. Mondelinge informatie door arts en verpleegkundig specialist is onvervangbaar.

 

Overweeg de terugvraagmethode te gebruiken om te controleren of de informatie goed is begrepen.

 

Aanbeveling 2

Ondersteun mondelinge voorlichting met:

Aanbeveling 3

Informeer de patiënt over:

  • het verwachte ziektebeloop en verwachte symptomatologie op basis van de diagnose, ziektebeloop in de afgelopen periode, co-morbiditeit en prognose;
  • de voor- en nadelen van de verschillende behandelopties;
  • welke centra meer expertise hebben op het gebied van dit tumortype  voor een eventuele “second opinion” indien gewenst.

Bespreek met de patiënt aan welke informatie op welk moment behoefte is

 

Aanbeveling 4

Maak de patiënt duidelijk wie op welk moment in het zorgtraject de hoofdbehandelaar is.

 

Maak de patiënt duidelijk wie de casemanager is (verpleegkundig specialist of gespecialiseerde (oncologie) verpleegkundige).

 

Aanbeveling 5

Kom gezamenlijk met de patiënt tot een zorgplan door:

  • patiënten van alle gewenste- en benodigde informatie te voorzien;
  • patiënten uit te nodigen om deel te nemen aan de besluitvorming;
  • de voorkeuren van patiënten vast te stellen;
  • patiënten te ondersteunen in het maken van een beslissing.

Aanbeveling 6

Bied de patiënt de bijbehorende emotionele ondersteuning, daarbij kan ook:

  • verwezen worden naar een psycholoog, pastoraal werker of maatschappelijk werker;
  • informatie gegeven worden over de mogelijkheden voor lotgenotencontact.

Overwegingen

Informatieverstrekking

Patiënten met kanker verkeren tijdens het diagnostische-, therapeutische- en nazorgtraject in een onzekere periode. Er is behoefte aan duidelijke informatie, zowel voor als na de behandeling, en deze behoefte wordt door artsen soms onderschat (Jenkins, 2001). In de Wet Geneeskundige BehandelingsOvereenkomst (WGBO) is vastgelegd dat patiënten recht hebben op goede en volledige informatie. Informatieverstrekking aan patiënten moet nauw aansluiten bij de behoeften en problemen van patiënten. Een Nederlandse vragenlijststudie liet bijvoorbeeld zien dat patiënten met (borst)kanker in de palliatieve fase behoefte hebben aan informatie maar zich daarnaast ook door de behandelaar gezien en begrepen willen worden (Westendorp, 2022). Deze patiënten gaven aan het belangrijk te vinden dat de behandelaar met hen in gesprek gaat om te achterhalen aan welke informatie de patiënt behoefte heeft.

 

De arts wordt door patiënten gezien als de meest belangrijke informatiebron (Barnes, 2017). Het heeft meerwaarde als de patiënt, naast het gesprek met de medisch specialist, aanvullend voorlichting krijgt van een casemanager (gespecialiseerde (oncologie)verpleegkundige of een verpleegkundig specialist) over het diagnostisch proces, de ziekte, de behandeling en de verwerking (Coleman, 1996; Melville, 2001; Kerr, 2021). Belangrijk is daarbij om na te gaan of de patiënt de aangeboden informatie ook heeft begrepen. Hiervoor kan de terugvraagmethode worden gebruikt, waarbij de zorgverlener de patiënt vraagt in eigen woorden te vertellen wat er is besproken om na te gaan of de boodschap goed is overgekomen (Pharos, 2022).

 

In de praktijk blijkt dat veel patiënten aangeven niet volledig te zijn geïnformeerd. Zo gaf meer dan de helft van ruim 2000 Nederlandse patiënten met een zeldzame kanker aan dat late en/of langdurige gevolgen van de behandeling maar ten dele of helemaal niet met hen waren besproken (NFK, 2021). Het is mogelijk dat deze informatie daadwerkelijk niet besproken was, maar het is ook mogelijk dat patiënten de geboden informatie vergeten, onder andere door de hoeveelheid informatie en optredende emoties. Het ondersteunen van mondelinge voorlichting met bijvoorbeeld schriftelijke informatie blijkt effectief bij het onthouden en verwerken van de verstrekte informatie (Austin, 2015). Voor patiënten met een galweg- of galblaascarcinoom kan de mondelinge voorlichting worden aangevuld met schriftelijke informatie (https://www.kanker.nl/kankersoorten/galwegkanker/algemeen/wat-is-galwegkanker) en informatie over de patiëntenvereniging (Patiëntenplatform Zeldzame Kankers, https://zeldzamekankers.nl/). Daarnaast kan de patiënt - indien gewenst - het gesprek opnemen zodat ze het met hun naasten kunnen terugluisteren.

 

Adequate voorlichting draagt eraan bij dat patiënten een helder beeld vormen van wat de ziekte en behandeling inhouden. Tevens worden therapietrouw, welbevinden en tevredenheid bevorderd door een goede informatievoorziening. Patiënten die tevreden zijn over de hoeveelheid en duidelijkheid van de informatie die zij hebben gekregen, rapporteren een hogere kwaliteit van leven dan patiënten die ontevreden zijn over de verstrekte informatie. Bovendien is tevredenheid met de verstrekte informatie gerelateerd aan minder angstgevoelens en minder depressies bij kankerpatiënten (Husson, 2010). Ook informatief contact met een goed gerevalideerde lotgenoot kan de angst doen verminderen, in het bijzonder rond een grote chirurgische ingreep (Ackerstaff, 1998).

 

De hoeveelheid en soort informatie die kankerpatiënten willen ontvangen varieert en wordt onder andere beïnvloed door de coping-stijl van de patiënt (informatie zoeken of informatie mijden) en de fase van de ziekte (Kane, 2014). Ook de vragen die voor een patiënt in de periode na het stellen van de diagnose belangrijk zijn kunnen verschillend zijn. Veel voorkomende vragen van patiënten met een pancreascarcinoom waren met name gericht op het ziektebeloop, het stadium van ziekte en of een curatieve behandeling mogelijk is. Ook gaven patiënten aan dat vragen omtrent behandeling, pijn en misselijkheidsklachten belangrijk worden bevonden (Ronde-Schoone, 2017). Daarnaast is het bij patiënten met een zeldzame kanker -zoals galweg- of galblaascarcinoom- van belang om hen te informeren welke centra meer expertise hebben op dit gebied en zonodig te ondersteunen bij het aanvragen van een second opinion (De Heus, 2020). Veel patiënten met een galweg- of galblaascarcinoom zullen uiteindelijk aan de ziekte overlijden. Het is belangrijk om in elke fase van de ziekte over alle aspecten te overleggen, ook in de laatste levensfase (NFK, 2018).

 

Veel patiënten met kanker willen ook informatie over overleving ontvangen. Bij patiënten met een pancreascarcinoom werden vragen over het ziektebeloop, waaronder de te verwachten overleving na operatie, als belangrijk gezien (Ronde-Schoone, 2017). Er zijn verschillende nomogrammen en calculators beschikbaar om de overleving van patiënten na resectie van een galweg- of galblaascarcinoom te kunnen voorspellen. De belangrijkste voor Westerse patiënten worden in de tabel hieronder beschreven. Belangrijk is om te beseffen dat het gaat om hulpmiddelen die overleving niet met 100% zekerheid kunnen voorspellen, maar wel kunnen ondersteunen bij het inschatten van de prognose.

 

 

Data

Validatie

In welke vorm beschikbaar

Referentie

Galblaascarcinoom

PALGA

NKR

Australisch cohort

 

Intern gevalideerd

online calculator

De Savornin Lohman (2021)

1321 patiënten uit de Amerikaanse SEER database

 

Intern gevalideerd

 

nomogram

Xiao (2019)

Intrahepatisch cholangiocarcinoom

514 patiënten uit Amerika, Europa en Azië (1990-2011)

 

Intern gevalideerd

nomogram

Hyder (2014)

Perihilair cholangiocarcinoom

Ontwikkeld op basis van 172 Amerikaanse patiënten

 

Gevalideerd op basis van 133 Nederlandse patiënten

nomogram

Groot Koerkamp (2015)

Distaal cholangiocarcinoom

454 Nederlandse patiënten

Extern gevalideerd met behulp van cohorten uit België, Engeland en Italië

online calculator

Belkouz (2022)

Afkortingen:

PALGA: Pathologisch Anatomisch Landelijk Geautomatiseerd Archief

NKR: Nederlandse Kankerregistratie

SEER: Surveillance, Epidemiology, and End Results

 

Om de informatieverstrekking zo optimaal mogelijk te laten verlopen is een planmatige werkwijze, vastgelegd in een protocol, aan te bevelen (Klein Poelhuis, 1997).

 

Besluitvorming

In de Wet Geneeskundige BehandelingsOvereenkomst (WGBO) is vastgelegd dat voor verrichtingen ter uitvoering van een behandelingsovereenkomst de toestemming van de patiënt is vereist. Tijdens het ziektebeloop dienen er voortdurend beslissingen te worden genomen over de toe te passen behandelingen. Dit vraagt van de behandelend arts en andere betrokken zorgverleners goede communicatieve vaardigheden.

 

Veel aandacht is er in de literatuur voor wat wordt genoemd ‘Samen beslissen’ (ook wel ‘gedeelde besluitvorming’ of ‘shared decision making' genoemd). Samen beslissen kan worden omschreven als een proces waarin de arts en de patiënt gezamenlijk bespreken welk medisch beleid het beste bij de patiënt past, waarbij alle opties, voor- en nadelen, patiëntvoorkeuren en omstandigheden worden meegenomen (Visiedocument Federatie Medisch Specialisten). Doel van Samen beslissen is het, samen met individuele patiënten, opstellen van een plan voor het bieden van zorg en behandeling die passen in het leven en bij de prioriteiten van de patiënt (Kunneman, 2021).

 

Samen beslissen is het meest wenselijk bij ernstige ziekten zoals kanker, in situaties  waarin er meer dan één redelijke optie is, waarbij er mogelijk ongewenste effecten bestaan of waarbij de wijze waarop individuele patiënten mogelijke voor- en nadelen waarderen sterk kan variëren (Müller-Engelman, 2011). In het behandelingstraject van patiënten met een galweg- of galblaascarcinoom kunnen zich meerdere beslissingen voordoen met deze kenmerken. Samen beslissen is een dynamisch proces, waarbij het belangrijk is steeds in gesprek te blijven omdat de voorkeuren van de patiënt gedurende het traject kunnen veranderen (Kane, 2014).

 

Deze wijze van communiceren en besluitvorming vereist gevorderde communicatievaardigheden en soms een omslag in het denken. Voor patiënten is er informatie beschikbaar op de website van de NFK. Ook zijn er hulpmiddelen beschikbaar voor zorgverleners, ook voor mensen met lage gezondheidsvaardigheden.

 

Als het gaat om het bespreekbaar maken van ziekte en de naderende dood, dient er speciale aandacht te zijn voor patiënten met verschillende culturele achtergronden. Waarden en normen in verschillende culturen kunnen verschillen van wat in de westerse cultuur gebruikelijk is. Dit kan gevolgen hebben voor de besluitvorming. Voor meer informatie wordt verwezen naar de Handreiking Palliatieve zorg aan mensen met een niet westerse achtergrond en de website van Pharos. Zie ook de bijlage met daarin meer informatie over de verschillende stappen, gebaseerd op Australische en Amerikaanse richtlijnen (Clayton, 2007; Gilligan, 2017)

 

Daarnaast is er een gespreksmodel beschikbaar voor Samen beslissen bij kwetsbare ouderen (Vilans, 2018). Bij deze patiëntengroep, waarbij vaak sprake is van multimorbiditeit, past een doelgerichte aanpak waarbij de nadruk ligt op de meest belangrijke zaken voor de patiënt, in plaats van op de onderliggende aandoeningen (van de Pol, 2016).

 

Er zijn geen specifieke keuzehulpen voor galweg- of galblaascarcinoom beschikbaar. Wel zijn er generieke hulpmiddelen, waaronder de App ‘Gesprekshulp bij kanker’ (https://www.kanker.nl/gesprekshulp) en hulpmiddelen van de NFK, waaronder de Gesprekswijzer voor patiënten in de palliatieve fase.

 

Emotionele ondersteuning

Om te komen tot een verantwoorde besluitvorming is het van belang dat er bij alle betrokkenen duidelijkheid bestaat over de fase waarin het ziekteproces zich bevindt. Het doel van de behandeling kan in de loop van de tijd veranderen van gericht zijn op genezing, tot palliatie om kwaliteit van leven te behouden met een zo beperkt mogelijke ziektelast, tot uitsluitend symptoomcontrole in de palliatief terminale fase. Het is hierbij van belang om bij de overgang naar een volgende fase de patiënt gerust te stellen door aan te geven welke mogelijkheden er nog zijn (Van Vliet, 2013). De proportionaliteit van de behandeling is een belangrijke afweging, waarbij de draagkracht en voorkeuren van de patiënt een grote rol spelen. De voorkeuren van de patiënt worden door zowel lichamelijke als psychische, sociale en levensbeschouwelijke aspecten bepaald. Kennisname hiervan is voor de behandelend arts en verpleegkundig specialist van belang om gezamenlijk tot een goede afweging te komen, zeker bij het vorderen van het ziekteproces. Een empathische houding van de arts, bijvoorbeeld door voldoende tijd te nemen en interesse te tonen, kan de patiënt helpen om zich meer open te stellen en meer informatie te delen waardoor de behandeling beter op de voorkeuren en situatie van de patiënt kan worden afgestemd (Van Vliet, 2021). Een multidisciplinaire benadering is nodig om te komen tot goede besluitvorming, en de daarbij behorende emotionele ondersteuning.

 

Een ander aspect dat van belang is bij het proces van besluitvorming, is het anticiperend handelen en informeren. Op basis van de diagnose, ziektebeloop, comorbiditeit en prognose dient de arts een inschatting te maken van de te verwachten symptomatologie. Door hierop te anticiperen, wordt het vertrouwen in de behandeling vergroot en wordt de kwaliteit van leven verbeterd.

 

Welke zorgverlener de patiënt het beste kan informeren, is afhankelijk van de fase waarin het ziekteproces van de patiënt zich bevindt en van ziekenhuisfactoren. Het ligt het meest voor de hand dat dit moet gebeuren door de zorgverlener die in de desbetreffende fase van het ziekteproces als de hoofdbehandelaar geldt (wat bij de behandeling van een galweg- of galblaascarcinoom bijvoorbeeld de chirurg of internist-oncoloog kan zijn), waarbij de oncologieverpleegkundige of verpleegkundig specialist ook een rol kan hebben. Het heeft de voorkeur dat er binnen een ziekenhuis duidelijke afspraken zijn gemaakt welke zorgverlener wanneer verantwoordelijk is voor het informeren van de patiënt (V&VN, 2020).

 

Deze behandelaars dienen basale psychosociale zorg te verlenen aan de patiënt. Dit is voor veel patiënten afdoende, maar een aanzienlijk deel van de patiënten ervaart zoveel distress dat verwijzing nodig lijkt. Meer informatie over psychosociale zorg is te vinden in de kwaliteitsstandaard ‘Psychosociale zorg bij somatische aandoeningen’. Meer informatie over het signaleren van distress en/of een zorgbehoefte is beschreven in de richtlijn ‘Detecteren behoefte psychosociale zorg’.

 

Sociale steungroepen en lotgenotencontact

Door contact met lotgenoten, mensen met dezelfde ervaring met kanker, de behandeling en de gevolgen, kan er herkenning en erkenning van gevoelens plaats vinden en is sociale vergelijking mogelijk. Patiënten met lotgenotencontact ervaren emotionele en sociale steun en het lotgenotencontact leidt tot betere cognitieve vaardigheden, een verbeterde gemoedstoestand en betere kwaliteit van leven (van den Borne, 1985); Campbell, 2004; Ussher, 2006). In een peiling van de NFK in samenwerking met het Patiëntenplatform Zeldzame Kankers verricht in 2021 bleek dat veel (ex-)kankerpatiënten (59%) behoefte hadden aan contact met andere mensen met dezelfde vorm van kanker. Mensen met een zeldzame kanker geven vaak aan behoefte te hebben aan dit contact, maar geven het minst vaak aan dat zij dit contact ook hebben gehad. Bij een zeldzame kanker is de kans nu eenmaal kleiner om iemand te treffen met dezelfde vorm van kanker. Zorgverleners dienen patiënten met een zeldzame vorm van kanker vroegtijdig in het proces te wijzen op de mogelijkheden van lotgenotencontact. Hiervoor kan bijvoorbeeld verwezen worden naar het Patiëntenplatform Zeldzame Kankers (PZK). Ook zijn er inloophuizen waar informele psychosociale zorg geboden kan worden.

 

Rationale voor aanbeveling 1

De behoefte aan informatie bij patiënten met kanker is groot en artsen en andere zorgverleners worden gezien als de belangrijkste informatiebron. Om na te gaan of de informatie goed is overgekomen kan de terugvraagmethode gebruikt worden.

 

Rationale voor aanbeveling 2

Het ondersteunen van mondelinge voorlichting met schriftelijke hulpmiddelen verbetert het onthouden en verwerken van de verstrekte informatie en de communicatie tussen arts en patiënt.

 

De ondersteuning van het Patiëntenplatform Zeldzame Kankers in de vorm van advies, voorlichting, informatievoorziening en lotgenotencontact kan een belangrijke bijdrage leveren.

 

Rationale voor aanbeveling 3

De informatiebehoefte bij patiënten met kanker is vaak groot. Adequate voorlichting draagt eraan bij dat patiënten een helder beeld vormen van wat de ziekte en behandeling inhouden, en kan ook leiden tot een hogere kwaliteit van leven. De hoeveelheid en soort informatie die patiënten willen ontvangen varieert, het is belangrijk om op meerdere momenten met de patiënt in gesprek te gaan om te achterhalen aan welke informatie de patiënt op dat moment behoefte heeft. Er zijn hulpmiddelen beschikbaar om de prognose van een patiënt na resectie te kunnen inschatten.

 

Rationale voor aanbeveling 4

Om de informatieverstrekking zo optimaal te laten verlopen is wordt een planmatige werkwijze aanbevolen, waarbij duidelijke afspraken zijn gemaakt welke zorgverlener wanneer verantwoordelijk is voor het informeren van de patiënt. Het hoofdbehandelaarschap kan veranderen tijdens het traject, het is belangrijk dat patiënten op de hoogte zijn wie op welk moment de hoofdbehandelaar is, zowel in de curatieve als de palliatieve fase. Ook als de patiënt verschillende ziekenhuizen bezoekt moet duidelijk zijn wat de rol van ieder ziekenhuis is.

 

Rationale voor aanbeveling 5

Het is aannemelijk dat bij patiënten met een galweg- of galblaascarcinoom Samen Beslissen leidt tot zorg en behandeling die beter aansluiten bij de situatie, waarden en voorkeuren van de patiënt. Daarnaast is het aannemelijk dat gedeelde besluitvorming leidt tot betere gezondheidsuitkomsten en tot een grotere tevredenheid bij de patiënt en naasten.

 

Patiënten met een galweg- of galblaascarcinoom behoeven geïndividualiseerde aandacht (onder andere op basis van cultuur en leeftijd) als het gaat om het bespreekbaar maken van ziekte en de eventuele gevolgen, en de daarbij behorende wijze van besluitvorming.

 

Rationale voor aanbeveling 6

Veel patiënten hebben behoefte aan emotionele ondersteuning. De zorgverleners dienen basale psychosociale zorg te verlenen aan de patiënt. Wanneer dit niet afdoende is kan doorverwezen worden naar andere hulpverleners. Daarnaast kunnen patiënten geattendeerd worden op de mogelijkheden voor lotgenotencontact. Er zijn aanwijzingen dat door lotgenotencontact een verbetering kan optreden van de cognitieve vaardigheden, gemoedstoestand en kwaliteit van leven.

Onderbouwing

De communicatie tussen arts en patiënt is een integraal onderdeel van de zorg voor een patiënt. Adequate voorlichting draagt eraan bij dat patiënten een helder beeld vormen van wat de ziekte en behandeling inhouden en maakt het mogelijk dat de patiënt en arts de voor- en nadelen van verschillende behandelopties tegen elkaar afwegen om zo samen te komen tot een passend behandelplan. Indien de patiënt niet volledig geïnformeerd is kan dit leiden tot het onderschatten van de ziekte en het overschatten van de kans op genezing. Daarnaast kan een patiënt door een suboptimale communicatie minder goed voorbereid zijn op de behandeling en mogelijk minder goed omgaan met klachten en symptomen. Elke patiënt met een galweg- of galblaascarcinoom dient gedurende het hele zorgtraject eerlijk, naar behoefte en op een voor de patiënt begrijpelijke wijze, geïnformeerd te worden over zijn/haar ziekte, de aard en het doel van diagnostisch onderzoek of behandeling, alternatieve behandelmethoden en de te verwachten voor- en nadelen van verschillende behandelopties.

No systematic reviews or RCTs about communication and decision-making specifically for patients with biliary tract cancer were found.

For the update of this guideline (2020-2023), a broad systematic literature search was performed to identify relevant publications involving patients with biliary tract cancer. The databases Medline (via OVID) and Embase (via Embase.com) were searched for systematic reviews with relevant search terms until August, 31, 2021. Medline (via OVID) and Embase (via Embase.com) were also searched until January 12, 2021 for trials with relevant search terms. The detailed search strategy is depicted under the tab Methods. The systematic literature searches resulted in 1861 hits.

 

A preselection of systematic reviews and RCTs among patients with biliary tract cancer was made by advisors from the Knowledge Institute of Medical Specialists. An inclusive approach was followed; in case of any doubt about the eligibility of a publication, the publication was included in the preselection. No publications about communication and decision-making among patients with biliary tract cancer were included in this preselection.

 

The guideline working group has decided to maintain the guideline from 2013, and to update the text based on recent literature other than systematic reviews and RCTs specifically involving biliary tract cancer, (international) guidelines, and expertise in the working group.

  1. Ackerstaff AH, Hilgers FJ. Rehabilitation after head and neck cancer. In: Jones AS, Philips DE, Hilgers FJ (eds). Diseases of the head and neck and nose and throat. London: Arnold,1998:435-48.
  2. Austin CA, Mohottige D, Sudore RL, Smith AK, Hanson LC. Tools to Promote Shared Decision Making in Serious Illness: A Systematic Review. JAMA Intern Med. 2015 Jul;175(7):1213-21. doi: 10.1001/jamainternmed.2015.1679. PMID: 25985438; PMCID: PMC4794743.
  3. Barnes LLB, Khojasteh JJ, Wheeler D. Cancer information seeking and scanning: sources and patterns. Health Educ J. 2017 Oct 25;76(7):853–68. doi: 10.1177/0017896917717542.
  4. Belkouz A, Van Roessel S, Strijker M, van Dam JL, Daamen L, van der Geest LG, Balduzzi A, Cacciaguerra AB, van Dieren S, Molenaar Q, Groot Koerkamp B, Verheij J, Van Eycken E, Malleo G, Hilal MA, van Oijen MGH, Borbath I, Verslype C, Punt CJA, Besselink MG, Klümpen HJ; Dutch Pancreatic Cancer Group (DPCG). Development and external validation of a prediction model for overall survival after resection of distal cholangiocarcinoma. Br J Cancer. 2022 Jan 17. doi: 10.1038/s41416-021-01687-1. Epub ahead of print. PMID: 35039626.
  5. Borne HW van den, Pruyn JFA. Lotgenotencontact bij kankerpatiënten. Van Gorcum Assen/Maastricht. 1985
  6. Campbell HS, Phaneuf MR, Deane K. Cancer peer support programs-do they work? Patient Educ Couns. 2004 Oct;55(1):3-15. doi: 10.1016/j.pec.2003.10.001. PMID: 15476984.
  7. Clayton JM, Hancock KM, Butow PN. Clinical practice guidelines for communicating prognosis and end-of-life issues with adults in the advanced stages of a life-limiting illness, and their caregivers. Med J Aust. 2007;186(12 Suppl):S77, S79, S83- 108.
  8. Coleman J. Supportive management of the patient with pancreatic cancer: role of the oncology nurse. Oncology (Williston Park) 1996;10(9 Suppl):23-5.
  9. Federatie Medisch Specialisten. Visiedocument Samen beslissen. 2019. https://www.demedischspecialist.nl/sites/default/files/FMS_Visiedoc-SamenBeslissen%282019%29_v03.pdf
  10. Gilligan T, Coyle N, Frankel RM, et al. Patient-Clinician Communication: American Society of Clinical Oncology Consensus Guideline. J Clin Oncol. 2017;35(31):3618-3632.
  11. Goerling U, Faller H, Hornemann B, Hönig K, Bergelt C, Maatouk I, Stein B, Teufel M, Erim Y, Geiser F, Niecke A, Senf B, Wickert M, Büttner-Teleaga A, Weis J. Information needs in cancer patients across the disease trajectory. A prospective study. Patient Educ Couns. 2020 Jan;103(1):120-126. doi: 10.1016/j.pec.2019.08.011. Epub 2019 Aug 12. PMID: 31474389.
  12. Groot Koerkamp B, Wiggers JK, Gonen M, Doussot A, Allen PJ, Besselink MGH, Blumgart LH, Busch ORC, D'Angelica MI, DeMatteo RP, Gouma DJ, Kingham TP, van Gulik TM, Jarnagin WR. Survival after resection of perihilar cholangiocarcinoma-development and external validation of a prognostic nomogram. Ann Oncol. 2015 Sep;26(9):1930-1935. doi: 10.1093/annonc/mdv279. Epub 2015 Jun 30. Erratum in: Ann Oncol. 2016 Apr;27(4):753. PMID: 26133967; PMCID: PMC4754626.
  13. Henselmans I, Kunneman M, van Laarhoven HWM. Gedeelde besluitvorming voor goede zorg. NTvG. 2017-2-22. Melville A. Better quality of care for UGI cancer patients. Nurs Times 2001;97:36-7
  14. de Heus E, Engelen V, Dingemans I, Richel C, Schrieks M, van der Zwan JM, Besselink MG, van Berge Henegouwen MI, van Herpen CML, Duijts SFA. Differences in health care experiences between rare cancer and common cancer patients: results from a national cross-sectional survey. Orphanet J Rare Dis. 2021 Jun 1;16(1):249. doi: 10.1186/s13023-021-01886-2. PMID: 34074302; PMCID: PMC8170927.
  15. Husson O, Mols F, van de Poll-Franse LV. The relation between information provision and health-related quality of life, anxiety and depression among cancer survivors: a systematic review. Ann Oncol. 2011 Apr;22(4):761-772. doi: 10.1093/annonc/mdq413. Epub 2010 Sep 24. PMID: 20870912; PMCID: PMC3065875.
  16. Hyder O, Marques H, Pulitano C, Marsh JW, Alexandrescu S, Bauer TW, Gamblin TC, Sotiropoulos GC, Paul A, Barroso E, Clary BM, Aldrighetti L, Ferrone CR, Zhu AX, Popescu I, Gigot JF, Mentha G, Feng S, Pawlik TM. A nomogram to predict long-term survival after resection for intrahepatic cholangiocarcinoma: an Eastern and Western experience. JAMA Surg. 2014 May;149(5):432-8. doi: 10.1001/jamasurg.2013.5168. PMID: 24599477.
  17. Jenkins V, Fallowfield L, Saul J. Information needs of patients with cancer: results from a large study in UK cancer centres. Br J Cancer. 2001 Jan 5;84(1):48-51. doi: 10.1054/bjoc.2000.1573. PMID: 11139312; PMCID: PMC2363610.
  18. Kane HL, Halpern MT, Squiers LB, Treiman KA, McCormack LA. Implementing and evaluating shared decision making in oncology practice. CA Cancer J Clin. 2014 Nov-Dec;64(6):377-88. doi: 10.3322/caac.21245. Epub 2014 Sep 8. Review. PubMed PMID: 25200391.
  19. Kerr H, Donovan M, McSorley O. Evaluation of the role of the clinical Nurse Specialist in cancer care: an integrative literature review. Eur J Cancer Care (Engl). 2021 May;30(3):e13415. doi: 10.1111/ecc.13415. Epub 2021 Jan 26. PMID: 33501707.
  20. Kiesler DJ, Auerbach SM. Optimal matches of patient preferences for information, decision-making and interpersonal behavior: evidence, models and interventions. Patient Educ Couns 2006;61:319-41.
  21. Klein Poelhuis EH, Schadé E, Kiezebrink ML, Pruyn JFA, Razenberg PPA, Wijnberg AES. Bewaakte overgangen; continuiteit in de zorg voor patiënten met kanker. Eindhoven: IKZ, 1997.
  22. Kunneman M, Griffioen IPM, Labrie NHM, Kristiansen M, Montori VM, Van Beusekom MM. The Making Care Fit Working Group. Making care fit manifesto. BMJ Evidence-Based Medicine Published Online First: 23 November 2021. doi: 10.1136/bmjebm-2021-111871
  23. Melville A. Better quality of care for UGI cancer patients. Nurs Times 2001;97:36-7.
  24. Müller-Engelmann M, Keller H, Donner-Banzhoff N, Krones T. Shared decision making in medicine: the influence of situational treatment factors. Patient Educ Couns. 2011 Feb;82(2):240-6. doi: 10.1016/j.pec.2010.04.028. Epub 2010 Jun 12. PubMed PMID: 20542403.
  25. NFK. Een zeldzame vorm van kanker: wat is jouw ervaring? 3 maart 2021. https://nfk.nl/media/1/210303-DJE-zeldzaam-I_rapportage_finaal.pdf
  26. NFK. Samen beslissen over de kankerbehandeling: hoe ervaren patiënten dat? Doneer je ervaring rapportage. Finale versie - 27 november 2018. https://doneerjeervaring.nl/media/1/181127-DJE-Samen-Beslissen_generieke-rapportage_FINAAL.pdf
  27. van de Pol MH, Fluit CR, Lagro J, Slaats YH, Olde Rikkert MG, Lagro-Janssen AL. Expert and patient consensus on a dynamic model for shared decision-making in frail older patients. Patient Educ Couns. 2016 Jun;99(6):1069-77. doi: 10.1016/j.pec.2015.12.014. Epub 2015 Dec 28. PMID: 26763871.
  28. Ronde-Schoone J, Pek C, Swijnenburg, R-J, Pieterse H. What questions are most important to pancreatic cancer patients soon after diagnosis? A multicenter survey. Applied Cancer Research 2017;37:32
  29. van Vliet LM, van der Wall E, Plum NM, Bensing JM. Explicit prognostic information and reassurance about nonabandonment when entering palliative breast cancer care: findings from a scripted video-vignette study. J Clin Oncol. 2013 Sep 10;31(26):3242-9. doi: 10.1200/JCO.2012.45.5865. Epub 2013 Aug 12. PMID: 23940230.
  30. van Vliet LM, Meijers MC, van Dulmen S, van der Wall E, Plum N, Stouthard J, Francke AL. Addressing challenges in information-provision: a qualitative study among oncologists and women with advanced breast cancer. BMC Palliat Care. 2021 Sep 14;20(1):142. doi: 10.1186/s12904-021-00836-w. PMID: 34521393; PMCID: PMC8442372.
  31. V&VN. Een vast aanspreekpunt in het ziekenhuis voor oncologische patiënten met mamma- of colorectaalcarcinoom. Adviesrapport. 28 oktober 2020.
  32. Westendorp J, Evers AWM, Stouthard JML, Budding J, van der Wall E, Plum NMF, Velting M, Francke AL, van Dulmen S, Olde Hartman TC, Van Vliet LM. Mind your words: Oncologists' communication that potentially harms patients with advanced cancer: A survey on patient perspectives. Cancer. 2022 Mar 1;128(5):1133-1140. doi: 10.1002/cncr.34018. Epub 2021 Nov 11. PMID: 34762305.
  33. Xiao Z, Shi Z, Hu L, Gao Y, Zhao J, Liu Y, Xu Q, Huang D. A new nomogram from the SEER database for predicting the prognosis of gallbladder cancer patients after surgery. Ann Transl Med. 2019 Dec;7(23):738. doi: 10.21037/atm.2019.11.112. PMID: 32042754; PMCID: PMC6989982.
  34. Yen PH, Leasure AR. Use and Effectiveness of the Teach-Back Method in Patient Education and Health Outcomes. Fed Pract. 2019 Jun;36(6):284-289. PMID: 31258322; PMCID: PMC6590951.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 05-09-2023

Laatst geautoriseerd  : 05-09-2023

Geplande herbeoordeling  : 05-09-2026

De geldigheid van de richtlijnmodule komt te vervallen indien nieuwe ontwikkelingen aanleiding zijn een herzieningstraject te starten.

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Heelkunde
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Internisten Vereniging
  • Nederlandse Vereniging van Maag-Darm-Leverartsen
  • Nederlandse Vereniging voor Heelkunde
  • Nederlandse Vereniging voor Pathologie
  • Nederlandse Vereniging voor Radiologie
  • Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland
  • Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenorganisaties
  • Patiëntenplatform Zeldzame Kankers

Algemene gegevens

De ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en werd gefinancierd uit de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS). De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.

 

Overzicht modules

 

Tranche 1 (deze modules zijn in 2023 geautoriseerd)

Hoofdstuk

Nr

Moduletitel

Vorm

Diagnostiek

1

Meerwaarde PET bij biliare tumoren

Nieuw ontwikkeld

Behandeling

2

Preoperatieve galwegdrainage

Nieuw ontwikkeld

Pathologie

3

Verslag en aanvraag pathologie

Update van bestaande module

Communicatie en besluitvorming

4

Communicatie en besluitvorming

Nieuw ontwikkeld

Nazorg

5

Nazorg en nacontrole

Update van bestaande module

 

Tranche 2 (huidige autorisatieronde)

Hoofdstuk

 

Moduletitel

Vorm

Diagnostiek

6

Cross-sectionele beeldvorming

Update van bestaande module

Behandeling

7

Locoregionale behandeling met TACE of SIRT voor iCCA

Nieuw ontwikkeld

Behandeling

8

Preoperatieve vena porta embolisatie

Update van bestaande module

Behandeling

9

Indicatie resectie

Update van bestaande module

Behandeling

10

Adjuvante systemische behandeling

Update van bestaande module

Behandeling

11

Palliatieve systemische behandeling in de 1e lijn

Update van bestaande module

Behandeling

12

Palliatieve systemische behandeling na de 1e lijn

Update van bestaande module

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is in 2020 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen (zie hiervoor de Samenstelling van de werkgroep) die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met een galweg- of galblaascarcinoom.

 

Werkgroep

  • Dr. B. (Bas) Groot Koerkamp, Chirurg/ Epidemioloog, Erasmus MC, Rotterdam, NVvH (voorzitter)
  • Dr. J.I. (Joris) Erdmann, Chirurg, Amsterdam UMC, Amsterdam, NVvH
  • Dr. P.R. (Philip) de Reuver, Chirurg, Radboudumc, Nijmegen, NVvH
  • Dr. M.T. (Marieke) de Boer, Chirurg, UMCG, Groningen, NVvH ((tot mei 2022)
  • Dr. F.J.H. (Frederik) Hoogwater, Chirurg, UMCG, Groningen, NVvH (vanaf mei 2022)
  • Dr. H.J. (Heinz-Josef) Klümpen, Internist-oncoloog, Amsterdam UMC, Amsterdam, NIV
  • Dr. N. (Nadia) Haj Mohammad, Internist-oncoloog, UMC Utrecht, Utrecht, NIV
  • Drs. F.E.J.A. (Franꞔois) Willemsen, Abdominaal radioloog, Erasmus MC, NVvR
  • Prof. dr. O.M. (Otto) van Delden, interventieradioloog, Amsterdam UMC, Amsterdam, NVvR
  • Dr. L.M.J.W. van Driel, maag-darm-leverarts, Erasmus MC, Rotterdam, NVMDL
  • Prof. dr. J. (Joanne) Verheij, klinisch patholoog, Amsterdam UMC, Amsterdam, NVVP
  • Dr. R.S. (Chella) van der Post, patholoog, Radboudumc, Nijmegen, NVVP (vanaf februari 2022)
  • C. (Chulja) Pek, Verpleegkundig specialist, Erasmus MC, Rotterdam, V&VN
  • Drs. M.A. (Marga) Schrieks, Projectleider Patiëntenplatform Zeldzame Kankers, NFK
  • A. (Anke) Bode MSc, Patiëntvertegenwoordiger, NFK (tot april 2023)

Met dank aan

  • M. (Mike) van Dooren, arts-onderzoeker, Radboudumc, Nijmegen

Met ondersteuning van

  • Drs. M. Oerbekke, Adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • Dr. N. Elbert, Adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • Dr. L.J.M. Oostendorp, Adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Belangenverklaringen

De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.

 

Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

 

Werkgroeplid

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Ondernomen actie

Groot Koerkamp

Chirurg en epidemioloog, Erasmus MC

Onbetaald:

* secretaris wetenschappelijke commisssie van de Ducth Pancreatic Cancer Group (DPCG)

* bestuurslid van de Dutch Hepatocellular and Cholangiocarcinoma Group (DHCG)

* Lid van de audit commissie van de Nederlandse Vereniging voor Heelkunden (NVvH)

* Voorzitter van de werkgroep cholangiocarcinoom van de DHCG

* Lid van de wetenschappelijke commissie van de DHCG

Intellectuele belangen en reputatie

Expertise op gebied van intra-arteriele chemotherapie. Ik ben PI vna een door KWF gefinancierde klinische studie van intra-arteriele chemotherapie voor niet-resectabel intrathepatisch cholangiocarcinoom

Geen (in deze herziening komt het het onderwerp Hepatic Arterial Infusion niet aan de orde)

Erdmann

Chirurg, Amsterdam UMC

Geen

Geen

Geen

De Reuver

Chirurg gastro-enterologische chirurgie, Radboudumc, Nijmegen

Geen

Extern gefinancierd onderzoek

PI van onderzoek naar Galblaascarcinoom, in 2017 gefinancieerd door Stichting ADP. Stichting heeft geen belang in het advies of de richtlijn.

Geen

De Boer

Chirurg UMCG

afdeling chirurgie, HPB chirurgie en levertransplantatie

Geen

Geen

Geen

Hoogwater

Chirurg, Hepato-Pancreato-Biliaire Chirurgie en Levertransplantatie, Universitair Medisch Centrum Groningen

* Bestuurslid - Dutch Hepatocellular & Cholangiocarcinoma Group (DHCG), onbetaald

* Commissielid - Continue Professionele Educatie van de NVvH, onbetaald

* Lid - Wetendschappelijke Commissie Dutch Hepato Biliary Audit (DHBA), vacatiegeld

* Bestuurslid Nederlandse Vereniging Chirurgische Oncologie (NVCO), onbetaald

 

Geen

Geen

Klümpen

Internist-oncoloog in Amsterdam UMC

* Subdomain leader for biliary tract cancer EURACAN (onbetaald)

* Lid wetenschappelijke commissie van de DHCG (onbetaald)

* Dutch representative for European Cooperation in Science and Technology COST (biliary tract cancer) grant by HORIZON 2020 (onbetaald, wel worden reizen vergoed die door COST georganiseerd worden)

* Member of European Network for the Study of Cholangiocarcinoma ENSCCA (onbetaald)

* Member international billary tract cancer consortium IBTCC (onbetaald)

Extern gefinancierd onderzoek

KWF financieert de ACTICCA studie en PUMP 2 studie maar deze studies zijn nog ongoing.

 

Het Amsterdam UMC met mij als lokale PI doet mee en heeft meegedaan aan studies voor galweg en galblaascarcinoom, maar geen hiervan hebben invloed op de richtlijn:

* TAS-120 studie van TAIHO (fase I/II)

* SIRCCA studie van SIRTEX (fase III, is vroegtijdig gestopt)

* KEYNOTE 966 studie van MSD (fase III studie ongoing)

 

Geen actie, tenzij een van de middelen uit het extern gefinancierd onderzoek toch aan de orde komt in deze herziening. In dat geval volgt

uitsluiting van de formulering van de aanbevelingen over de middelen in de betreffende trials.

 

TAS-120: futibatinib (TAIHO)

 

SIRCCA: selective internal radiotherapy SIRT met 90-Y microspheres i.c.m. chemotherapie (SIRTEX)

 

KEYNOTE-966: pembrolizumab (MSD)

 

Haj Mohammad

Internist-oncoloog, Universitair Medisch Centrum Utrecht

Penningmeester Dutch Upper GI Cancer (DUCG), onbetaald

Intellectuele belangen en reputatie

Lid wetenschappelijke raad Dutch Hepato and Cholangio Carcinoma Group (DHCG)

 

Geen

Willemsen

Abdominaal radioloog

Erasmus MC te Rotterdam

Geen

Geen

Geen

Van Delden

Interventieradioloog, Amsterdam UMC

Geen

Geen

Geen

Van Driel

MDL-arts, staflid, Erasmus MC Rotterdam - fulltime aanstelling

Geen

Geen

Geen

Verheij

Klinisch patholoog (1 fte) met specialisme Hepato-pancreatobiliaire pathologie Amsterdam UMC

* Lid medisch Advies Raad Nederlandse Leverpatiënten Vereniging (NLV), onbezoldigd

* Lid Landelijke visitatie commissie Nederlandse Vereniging voor Pathologie (NVVP), onkostenvergoeding

Geen

Geen

Van der Post

Klinisch patholoog, Radboud Universitair medisch centrum

* Commissie lid Wetenschap NVVP (onbetaald)

* Programmacommissie lid Kwaliteitsprojecten SKMS (vacatiegelden)

* Voorzitter expertisegroep gastrointestinale pathologen EGIP, onderdeel NVVP (onbetaald)

Extern gefinancierd onderzoek

* Stichting ADP - From bench to bedside, the molecular characteristics of galbladder cancer - Projectleider

* KWF kankerbestrijding - Dissecting the role of aberrant E-cadherin signaling in the initiation and progression of diffuse-type gastric cancer - Projectleider

* Stichting Hanarth Fonds - Unmasking the invisible cancer: digital detection of diffuse-type gastric carcinomas - Projectleider

Geen

Pek

Verpleegkundig specialist Erasmus MC Rotterdam. Pancreas- en galwegchircurgie specialist obstructie icterus

Geen

Geen

Geen

Schrieks

Projectleider Patiëntenplatform Zeldzame Kanker

Geen

Geen

Geen

Bode

* Patiënt vertegenwoordiger

* Kinderfysiotherapeut MSc in ruste Zorggroep Almere (niet meer werkzaam)

* Vrijwilliger bij patiëntenplatform Zeldzame kankers

Geen

Geen

Geen

Inbreng patiëntenperspectief

Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door het uitnodigen van het Patiëntenplatform Zeldzame Kankers om deel te nemen in de werkgroep en aan de schriftelijke knelpuntenanalyse. De verkregen input is meegenomen bij het opstellen van de uitgangsvragen, de keuze voor de uitkomstmaten en bij het opstellen van de overwegingen. De conceptrichtlijn zal tevens voor commentaar worden voorgelegd aan Patiëntenplatform Zeldzame Kankers.

 

Kwalitatieve raming van mogelijke financiële gevolgen in het kader van de Wkkgz

Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).

Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen zijn, zie onderstaande tabel.

 

Module

Uitkomst kwalitatieve raming

Toelichting

Module ‘Communicatie en besluitvorming’

geen substantiële financiële gevolgen

Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) niet breed toepasbaar zijn (<5.000 patiënten) en zal daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen hebben voor de collectieve uitgaven.

Werkwijze

AGREE

Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).

 

Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen

Tijdens de voorbereidende fase inventariseerden de werkgroep de knelpunten in de zorg voor patiënten met een galweg- of galblaascarcinoom. De werkgroep beoordeelde de aanbeveling(en) uit de eerdere richtlijnmodules (NVvH, 2013) op noodzaak tot revisie. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door de patiëntenvereniging en genodigde partijen tijdens de schriftelijke knelpuntenanalyse (zie aanverwante producten voor het verslag). Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep concept-uitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld.

 

Uitkomstmaten

Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.

 

Methode literatuursamenvatting

Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur en de beoordeling van de risk-of-bias van de individuele studies is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).

 

GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).

 

GRADE

Definitie

Hoog

  • er is hoge zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Redelijk

  • er is redelijke zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is mogelijk dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Laag

  • er is lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • er is een reële kans dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Zeer laag

  • er is zeer lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • de literatuurconclusie is zeer onzeker.

 

Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello, 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE-methodiek.

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.

 

In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.

 

Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers

 

Sterke aanbeveling

Zwakke (conditionele) aanbeveling

Voor patiënten

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet.

Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet.

Voor behandelaars

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen.

Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren.

Voor beleidsmakers

De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid.

Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen.

 

Organisatie van zorg

In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van zorg.

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijnmodule wordt aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren worden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren wordt de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule wordt aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.

 

Literatuur

Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.

 

Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.

 

Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.

 

Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.

 

Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.

 

Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. http://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/over_richtlijnontwikkeling.html

 

Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.

 

Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.

 

Schünemann HJ, Oxman AD, Brozek J, Glasziou P, Jaeschke R, Vist GE, Williams JW Jr, Kunz R, Craig J, Montori VM, Bossuyt P, Guyatt GH; GRADE Working Group. Grading quality of evidence and strength of recommendations for diagnostic tests and strategies. BMJ. 2008 May 17;336(7653):1106-10. doi: 10.1136/bmj.39500.677199.AE. Erratum in: BMJ. 2008 May 24;336(7654). doi: 10.1136/bmj.a139.

 

Schünemann, A Holger J (corrected to Schünemann, Holger J). PubMed PMID: 18483053; PubMed Central PMCID: PMC2386626.

 

Wessels M, Hielkema L, van der Weijden T. How to identify existing literature on patients' knowledge, views, and values: the development of a validated search filter. J Med Libr Assoc. 2016 Oct;104(4):320-324. PubMed PMID: 27822157; PubMed Central PMCID: PMC5079497.

Zoekverantwoording

Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.