Diagnostiek acute acalculeuze cholecystitis
Uitgangsvraag
1. Wat is de sensitiviteit en specificiteit van transabdominale echografie voor de detectie van acute acalculeuze cholecystitis?
2. Wat is de sensitiviteit en specificiteit van CT voor de detectie van acute acalculeuze cholecystitis?
Aanbeveling
Niveau D |
Transabdominale echografie en CT zijn complementair bij de diagnostiek van acute acalculeuze cholecystitis. |
Overwegingen
Er zijn voor deze submodule geen overwegingen opgesteld.
Onderbouwing
Conclusies
Vraag 1: Wat is de sensitiviteit en specificiteit van transabdominale echografie voor de detectie van acute acalculeuze cholecystitis?
Niveau 3 |
De sensitiviteit van transabdominale echografie voor de detectie van acute acalculeuze cholecystitis is 29-92% met een specificiteit van 94-96% (Kalliafas 1998, Mariat 2000, Mirvis 1986, Puc 2002, Shuman 1984). |
Vraag 2: Wat is de sensitiviteit en specificiteit van CT voor de detectie van acute acalculeuze cholecystitis?
Niveau 3 |
Een hoge galdensiteit in de galblaas en subserosaal oedeem hebben een sensitiviteit van 23.1% en een specificiteit van 93.6% voor een oedemateuze galblaas. Gas in de galblaaswand of galblaaslumen, een slanke galblaaswand en oedeem rond de galblaas hebben een sensitiviteit van respectievelijk 11.1%, 37.5% en 22.2% en een specificiteit van 99.2%, 94.9% en 92.4% voor een necrotische acute acalculeuze cholecystitis (Ahvenjarvi 2011). |
Samenvatting literatuur
Acute acalculeuze cholecystitis komt in 2-18% van alle gevallen van acute cholecystitis voor en wordt vooral gezien bij ernstig zieke patiënten. De incidentie op een intensive care unit ligt tussen de 4 en 20%. Factoren als parenterale voeding en shock spelen waarschijnlijk een rol in de pathogenese.
Vroege detectie van acute acalculeuze cholecystitis is moeilijk. Vaak is beeldvormende diagnostiek noodzakelijk voor het stellen van de diagnose. Dezelfde radiologische criteria als bij acute calculeuze cholecystitis kunnen worden gehanteerd, echter per definitie in afwezigheid van stenen.
Referenties
- (Ahvenjarvi 2011) Ahvenjarvi L, Koivukangas V, Jartti A, Ohtonen P, Saarnio J, Syrjala H et al. Diagnostic accuracy of computed tomography imaging of surgically treated acute acalculous cholecystitis in critically ill patients. J Trauma 2011;70(1):183-8.
- (Kalliafas 1998) Kalliafas S, Ziegler DW, Flancbaum L, Choban PS. Acute acalculous cholecystitis: incidence, risk factors, diagnosis, and outcome. Am Surg 1998;64(5):471-5.
- (Mariat 2000) Mariat G, Mahul P, Prev t N, De Filippis JP, Cuilleron M, Dubois F et al. Contribution of ultrasonography and cholescintigraphy to the diagnosis of acute acalculous cholecystitis in intensive care unit patients. Intensive Care Med 2000;26(11):1658-63.
- (Mirvis 1986) Mirvis SE, Vainright JR, Nelson AW, Johnston GS, Shorr R, Rodriquez A et al. The diagnosis of acute acalculous cholecystitis: a comparison of sonography, scintigraphy, and CT. AJR Am J Roentgenol 1986;147(6):1171-5.
- (Puc 2002) Puc MM, Tran HS, Wry PW, Ross SE. Ultrasound is not a useful screening tool for acute acalculous cholecystitis in critically ill trauma patients. Am Surg 2002;68(1):65-9.
- (Shuman 1984) Shuman WP, Rogers JV, Rudd TG, Mack LA, Plumley T, Larson EB. Low sensitivity of sonography and cholescintigraphy in acalculous cholecystitis. AJR Am J Roentgenol. 1984;142(3):531-4.
Evidence tabellen
Auteur, jaartal |
Mate v bewijs |
Studie type |
Populatie |
Inclusie criteria |
Indextest |
Referentie test |
Resultaat |
Opmerkingen |
Ahvenjari, 2011 |
3 |
Retrospect. Case control |
N=127 |
Verdenking AAC + CT |
CT |
Cases 43 open chol. Controls 84 |
Hoge galdensiteit en subserosaal oedeem sens 23.1% en spec 93.6%. Gas in galblaaswand of lumen sens 11.1% spec 99.2% Slanke galblaaswand sens 37.5% spec 94.9% Oedeem rond galblaas sens 22.2% en spec 92.4% |
|
Kalliafas, 1998 |
3 |
Retrospect. case serie |
N=27 |
AAC |
7 ptn US 13 ptn CT 10 ptn scintigrafie |
Chirurgie en PA |
US : sens 29% CT : sens 67% Scinti : sens 90% |
AAC 14% van alle gevallen van acute cholecystitis |
Mariat, 2000 |
2b |
Prospect. case serie |
N=28 |
Tekenen AAC en/of sepsis |
28 US 28 scinti |
14 ptn operatie + PA |
US: sens 50% spec 94% Scinti: sens 67% spec 100% |
|
Mirvis, 1986 |
3 |
Retrospect. Case serie |
N=56 |
Verdenking AAC na trauma |
40 ptn US 15 ptn CT 45 ptn scintigrafie |
Chirurgie / follow-up |
US: sens 92% spec 96% CT: sens 100% spec 100% Scintigrafie: spec 38% |
Belangrijkste criteria US: Wandverdikking (≥4mm), vocht galblaasbed, subserosaal oedeem |
Puc, 2002 |
3 |
Retrospect. Case serie |
N=62 |
Verdenking AAC |
62 ptn US 20 ptn scintigrafie |
21 ptn operatie |
US: sens 30% spec 93% Scinti: sens 100% spec 88% |
41 ptn knapten klinisch op en ondergingen geen operatie |
Shuman, 1983 |
3 |
Retrospect. Case serie |
N=33 |
AAC + US en/of scintigrafie |
33 ptn US 19 ptn scintigrafie |
31 ptn PA 2 ptn klinisch suggestief |
US: sens 67% Scinti: sens 68% |
|
Verantwoording
Autorisatiedatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 15-02-2016
Laatst geautoriseerd : 15-02-2016
Geplande herbeoordeling : 01-04-2024
De NVvH is als houder van deze richtlijn de eerstverantwoordelijke voor de actualiteit van deze richtlijn. De andere aan deze richtlijn deelnemende wetenschappelijk verenigingen of gebruikers van de richtlijn delen de verantwoordelijkheid en informeren de eerstverantwoordelijke over relevante ontwikkelingen binnen hun vakgebied.
Algemene gegevens
De eerste herziening van de richtlijn: onderzoek en behandeling van galstenen, is ontwikkeld onder auspiciën van de commissie kwaliteit van de Nederlandse Vereniging voor Heelkunde, in samenwerking met de Orde van Medisch Specialisten.
De richtlijnontwikkeling werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS).
Doel en doelgroep
Doel
De richtlijn beoogt een rationale in het beleid van patiënten met galstenen bereikt te hebben door gebruik te maken van het beste voorhanden bewijs in de literatuur.
Doelgroep
Chirurgen, maag-darm leverartsen en radiologen.
Samenstelling werkgroep
Voor het ontwikkelen van de richtlijn is in 2014 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met galstenen te maken hebben (zie hiervoor de samenstelling van de werkgroep).
De werkgroepleden zijn door hun beroepsverenigingen gemandateerd voor deelname. De werkgroep werkte gedurende een jaar aan de totstandkoming van de richtlijn.
De werkgroep is verantwoordelijk voor de integrale tekst van deze richtlijn.
- Drs E de Boer
- Dr D Boerma
- Dr KJ van Erpecum
- Dr Ir JJ Hermans
- Drs MP Lamberts
- Dr EAJ Rauws
- Dr JMJ Schreinemakers
- Prof Dr CJHM van Laarhoven MSc, voorzitter
Belangenverklaringen
Belangenverklaringen
De KNMG-Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling” is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of ze in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatie management, kennisvalorisatie) hebben gehad. Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met evt. belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van Medisch Specialisten.
Werkgroeplid |
Functie |
Nevenfuncties |
Gemelde belangen |
Ondernomen actie |
D. Boerma |
Chirurg |
geen |
geen |
Geen actie |
J. Schreinemakers |
Chirurg |
geen |
geen |
Geen actie |
E. de Boer |
Radioloog |
geen |
geen |
Geen actie |
Dr. E.A.J. Rauws |
MDL-arts |
geen |
geen |
Geen actie |
J.J. Hermans |
Radioloog |
geen |
geen |
Geen actie |
M.P. Lamberts |
Arts in opleiding tot MDL-arts |
geen |
geen |
Geen actie |
Dr. K.J. van Erpecum |
MDL-arts |
geen |
geen |
Geen actie |
CJHM van Laarhoven |
Afdelinshoofd heelkunde |
Lid raad van toezicht MC Haaglanden |
Lid Europese richtlijn onderzoek en behandeling van galstenen, Secure trial galstenen (ZonMW) |
Geen actie |
Methode ontwikkeling
Evidence based
Werkwijze
De richtlijn beoogt een rationale in het beleid van patiënten met galstenen bereikt te hebben door gebruik te maken van het beste voorhanden bewijs in de literatuur. Hiertoe zijn strikte ‘Evidence Based Medicine’ technieken gebruikt zoals terug te lezen in de “ter verantwoording” (Appendix A). Gebruik werd gemaakt van korte klinische vraagstellingen met antwoorden gebaseerd op literatuur die gerangschikt is op ‘level of evidence’. Hieraan werden aanbevelingen verbonden die eveneens ingedeeld zijn naar niveau. Van alle gebruikte literatuur werden, geordend naar hoofdstuk en vraagstelling, in bewijsklasse tabellen de studie karakteristieken en belangrijkste uitkomstmaten gepresenteerd als naslag. De richtlijn werd getoetst en becommentarieerd door een landelijk panel van experts.
De commissie heeft gezamenlijk een aantal vragen over galsteenlijden geformuleerd. Aan de hand van deze vragen zijn zoekstrategieën opgesteld, gebruikmakend van vrije tekst woorden met synoniemen en MeSH-termen. Er werd gezocht in Pubmed. De zoekvragen in Pubmed werden elke maand automatisch herhaald zodat nieuwe artikelen tot en met oktober 2014 zijn gebruikt. Als de zoekvraag meer dan duizend titels opleverde, werd de vraag versmald. De selectie op titelniveau werd verricht door 1 persoon. De geselecteerde titels werden vanuit de verschillende databases getransporteerd naar Endnote. Na verwijdering van dubbele titels bleef een database van 1560 artikelen over. Van deze artikelen zijn de abstracts beoordeeld door dezelfde persoon. Selectie werd bepaald door de kwaliteit van de aanwezige literatuur (level of evidence). Bij twijfel werd het betreffende artikel geselecteerd. Vervolgens werden de geselecteerde artikelen per onderwerp beoordeeld op level of evidence in groepen van 3 commissieleden. Bij de geselecteerde artikelen werden de referenties nagekeken.
Zoekverantwoording
Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.