Fertiliteitsbehoud bij vrouwen met kanker

Initiatief: NVOG Aantal modules: 93

Fertiliteitsbehoud bij vrouwen - Endometriumcarcinoom

Uitgangsvraag

Welke interventies kan men toepassen voor behoud van fertiliteit en/of ovariële/uteriene functie bij de behandeling van het endometriumcarcinoom?

Aanbeveling

Overwegingen

Er zijn geen overwegingen beschreven.

Onderbouwing

Er zijn geen conclusies beschreven.

Incidentie en prognose
Per jaar wordt in Nederland bij 10 vrouwen tussen 18 en 40 jaar de diagnose endometriumcarcinoom gesteld. De 5-jaarsoverleving is 92% Uiteraard is dit afhankelijk van type en stadium (http://www.cijfersoverkanker.nl/).

Behandeling tumor en kans op ovarieel/uterien functieverlies
Onderstaande tekst is gericht op de consequenties voor fertiliteit betreffende een specifieke interventie. Voor de volledige behandelingsmogelijkheden per stadium, zie de richtlijn Endometriumcarcinoom (2011).

Chirurgie
De standaardbehandeling van het endometriumcarcinoom bestaat uit een uterusextirpatie met medenemen van de adnexa. Zowel de mogelijkheid om zwanger te worden als de ovariële functie gaan daarbij verloren. Een experimentele behandelmogelijkheid is hysteroscopische resectie van de tumor. Het succespercentage daarvan is nog onbekend. Zwangerschappen hierna zijn beschreven [Mazzon 2010 (1), Frumovitz 2006 (2)]. Deze behandeling kan worden gecombineerd met een hormonale behandeling, Soms wordt alleen een hormonale behandeling toegepast. Bij alle hogere stadia en alle matig tot slecht gedifferentieerde tumoren is de behandeling primair chirurgisch waarbij de uterus en ovaria verwijderd worden [Disaia 2002 (3)].

Radiotherapie
Radiotherapie wordt met name als adjuvante behandeling gebruikt en is dus niet relevant bij preservatie van de ovariële of uteriene functie.

Systemische therapie
Het endometriumcarcinoom is een hormoongevoelige tumor. Daarom kunnen bij voorstadia en laag stadium, goed gedifferentieerde, endometriumcarcinomen experimentele hormonale behandelingen worden toegepast om de zwangerschapskansen te behouden. De kans op complete remissie ligt dan tussen de 53-77% [Park 2013 (4), Gunderson 2012 (5) en Frumovitz 2006 (2)]. Er wordt dus wel een concessie gedaan aan de hoge effectiviteit van de standaardbehandeling. Tijdens de behandeling met hoge dosis progesteron moeten er strenge controle met herhaalde hysteroscopie en curettage worden verricht [Ushijima 2007 (6)]. De mediane tijd tot complete respons is 6 maanden [Gunderson 2012 (5)]. Complete remissies die jaren duren zijn beschreven, maar ook hoge kans op recidivering (23-35%). De zwangerschapskans na hormonale behandeling voor endometriumcarcinoom is ongeveer 35% [Gunderson 2012 (5)]. Vaak wordt geadviseerd om na het vervullen van de kinderwens alsnog de uterus te verwijderen. De genoemde behandelmogelijkheden worden soms gecombineerd.

Systemische therapie anders dan hormonale therapie speelt een rol bij de behandeling van gemetastaseerd of recidiverend endometrium carcinoom. Aangezien ovaria en uterus in deze situaties meestal , of aangedaan, of al verwijderd zijn, staat fertiliteitspreservatie hierbij niet op de voorgrond.

Anticonceptie
Als de uterus wordt verwijderd, is anticonceptie niet geïndiceerd. Tijdens de hormonale behandeling van de tumor zal geen zwangerschap optreden.

Counseling
De werkgroep is van mening dat vroeg in het behandeltraject aandacht moet worden besteed aan de gevolgen voor de fertiliteit en/of ovariële functie en dat patiënte hierover adequaat gecounseld moet worden. Met name bij jonge vrouwen met laag stadium en goed gedifferentieerd endometriumcarcinoom zal behoud van fertiliteit en ovariële functie een mogelijkheid zijn. Fertiliteitssparende behandelingen bij endometriumcarcinoom zijn experimenteel en dienen in trialverband plaats te vinden.

Mogelijke interventies bescherming ovariële functie
De werkgroep is van mening dat de volgende interventies mogelijk van toepassing zijn:

  • Experimentele behandeling met hormonen kan de uterus en ovaria sparen bij lage stadia. Bij hogere stadia is geen preservatie mogelijk, behalve cryopreservatie van ovariumweefsel in combinatie met hoogtechnologisch draagmoederschap, hetgeen een ingewikkelde situatie vormt in de toekomst (zie Draagmoederschap en Ethische en juridische aspecten). Er bestaat echter een kans op ovariële metastasen waardoor over de veiligheid van terugplaatsen van ovariumweefsel geen garantie kan worden gegeven.
  • Na het einde van de antitumorbehandeling zijn er contraindicaties voor hormonale substitutie. Echter wanneer de tumor adequaat is behandeld met hormonale therapie in het kader van fertiliteitpreservatie kan hormonale stimulatie en zwangerschap, worden toegestaan na afstemming met de betrokken gynaecoloog/oncoloog.


Risicotabel

Voor in- en exclusiecriteria wordt verwezen naar In- en exclusiecriteria voor fertiliteitsbehoud.

Bepalen van ovariële reserve
Omdat meestal de ovaria worden verwijderd, is het bepalen van de ovariële reserve niet van toepassing. Voor het bepalen van de ovariële reserve, indien er fertiliteitssparend is geopereerd, wordt verwezen naar Testen van ovariumfunctie na oncologische behandeling.

Hormoonsuppletie
Aangezien endometriumcarcinomen hormoongevoelig zijn, is oestrogeen bevattende hormonale suppletie gecontra-indiceerd (zie Behandeling overgangsklachten en preventie langetermijneffecten POI).

  1. 1 - Mazzon I, Corrado G, Masciullo V, et al. Conservative surgical management of stage IA endometrial carcinoma for fertility preservation. Fertil Steril. 2010 Mar 1;93(4):1286-9. [link]
  2. 2 - Frumovitz M, Gershenson DM,. Fertility-sparing therapy for young womaen with endometrial cancer. Expert Rev Anticancer Ther. 2006 Jan:6(1):27-32. [link]
  3. 3 - Disaia PJ and Creasman WT. Clinical Gynecological Oncology. St Louis C.V., Mosby Company 2002, USA. [link]
  4. 4 - Alvarez M, Sole M, Devesa M, et al. Live birth using vitrified–warmed oocytes in invasive ovarian cancer: case report and literature review. Reprod Biomed Online 2014;28:663-8. [link]
  5. 5 - Gunderson CC, Fader AN, Carson KA, et al. Oncologic and reproductive outcomes with progestin therapy in women with endometrial hyperplasia and grade 1 adenocarcinoma: a systematic review. Gynecol Oncol. 2012 May;125(2):477-82. [link]
  6. 6 - Ushijima K,Yahata H, Yoshikawa H et al. Multicenter phase II study of fertility-sparing treatment with medroxyprogestrerone acetate for endometrial carcinoma and atypical hyperplasia in young women. J Clin Oncol. 2007 Jul 1: 25(19):2798-803. [link]

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 10-06-2016

Laatst geautoriseerd  : 10-06-2016

Geplande herbeoordeling  :

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Internisten Vereniging
  • Nederlandse Vereniging voor Radiotherapie en Oncologie

Algemene gegevens

Aanleiding
Eind 2007 verscheen de evidence-based richtlijn ‘Cryopreservatie van ovariumweefsel’, ruim een jaar later gevolgd door de consensus-based richtlijn ‘Behoud ovariële functie na kankerbehandeling’. Zoals hun titels al doen vermoeden, hadden beide richtlijnen een behoorlijke overlap. De commissies van beide richtlijnen waren multidisciplinair van opzet. De eerste richtlijn was geïnitieerd door de NVOG op verzoek van het Ministerie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De tweede richtlijn was geïnitieerd door de Werkgroep Oncologische Gynaecologie. Ernstige tegenstrijdigheden zijn gelukkig uitgebleven door overleg tussen beide richtlijncommissies. De opzet van beide richtlijnen was duidelijk verschillend, waarbij de richtlijn ‘Cryopreservatie van ovariumweefsel’ meer de wetenschappelijke onderbouwing zocht voor de toepassing van cryopreservatie en autotransplantatie van ovariumweefsel. De richtlijn ‘Behoud ovariële functie’ was vooral gericht op de praktische toepassing van fertiliteitspreservatie per tumorsoort.

 

De ontwikkelingen op het gebied van fertiliteitspreservatie voor vrouwen en meisjes zijn de laatste jaren snel gegaan. Inmiddels zijn er meerdere mogelijkheden ontstaan, zoals spoed-IVF met invriezen van embryo’s, ovariumtranspositie, of invriezen van ovariumweefsel of eicellen. Wereldwijd zijn inmiddels tenminste 60 levend geborenen gerapporteerd na terugplaatsing van gecryopreserveerd (ingevroren) ovariumweefsel [Donnez 2015]. En van vele vrouwen en meisjes is ovariumweefsel gecryopreserveerd. In Nederland wordt ook op steeds grotere schaal ovariumweefsel gecryopreserveerd en is bij vijf vrouwen zesmaal ontdooid ovariumweefsel teruggeplaatst. Tot eind 2015 is bij twee vrouwen een zwangerschap ontstaan. De ene leidde tot een miskraam, de andere tot de geboorte van een kind. Het vitrificeren van eicellen is inmiddels gemeengoed, zowel op medische als op sociale gronden. Alle Nederlandse IVF-klinieken kunnen deze vorm van fertiliteitspreservatie bieden.

Nieuw

Gezien de huidige ontwikkelingen waarbij steeds meer mogelijkheden beschikbaar zijn voor fertiliteitspreservatie, zijn een aantal zaken toegevoegd aan de inhoud van de eerdere versies van de richtlijnen. Dit betreft vooral de aandacht voor de resterende ovariële functie na oncologische therapie en de mogelijkheden om in tweede instantie alsnog fertiliteitspreserverende opties in te zetten (bij een recidief of bij een hoog risico op premature ovariële insufficiëntie). De hormonale gevolgen en de eventuele behandeling van premature ovariële insufficiëntie veroorzaakt door een oncologische behandeling komen uitgebreider aan bod. Tevens wordt dieper ingegaan op de oncologische en technische aspecten van autotransplantatie van gecryopreserveerd ovariumweefsel. In de opzet van de richtlijn wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de chronologische volgorde van de gebeurtenissen.

Doel en doelgroep

 

Doel
De behoefte aan informatie bij patiënten over fertiliteit en het veilig stellen ervan is groot, wat zich reflecteert in de snelle toename van het aantal counselingsgesprekken over dit onderwerp. Patiënten pleiten voor directe doorverwijzing en counseling over alle opties rondom fertiliteit(spreservatie) door een ter zake kundig gynaecoloog voor alle vrouwen in de vruchtbare levensfase die een oncologische diagnose krijgen.

 

Ook vanuit de politiek wordt het belang van goede counseling over fertiliteit(spreservatie) bij kanker onderschreven, getuige de Kamervragen die zijn gesteld naar aanleiding van de publicatie van Bastings over de achterblijvende verwijscijfers [Bastings 2014].

 

Gezien alle ontwikkelingen waren de bovengenoemde richtlijnen aan een update toe. Wegens hun complementaire opzet en de overlap binnen de richtlijnen lag het voor de hand om beide richtlijnen dan ook direct samen te voegen. Hiervoor is opnieuw een multidisciplinaire richtlijncommissie samengesteld uit gemandateerde professionals van de verschillende betrokken wetenschappelijke verenigingen en een drietal patiëntvertegenwoordigers.

Doelgroep

De doelgroep voor deze richtlijn zijn alle zorgverleners die betrokken zijn bij de zorg en behandeling van kanker bij jonge vrouwen en de zorgverleners die betrokken zijn bij de counseling over en uitvoering van behandelingen die gericht zijn op fertiliteitsbehoud bij deze vrouwen. Voor patiënten komt een aangepaste uitgave.

Na overleg met de SKION (Stichting Kinderoncologie Nederland) is besloten de richtlijn te beperken tot volwassen vrouwen (vanaf 18 jaar). Vanuit de SKION-gelederen wordt namelijk geparticipeerd in PanCareLIFE, een Europees project voor de verbetering van de late effecten van kanker bij kinderen en jongvolwassenen, waarbinnen het initiatief is genomen om een internationale richtlijn fertiliteitspreservatie voor kinderen (jongens en meisjes) op te gaan stellen. Tevens is besloten de richtlijn te beperken tot de indicatie kanker. Benigne en sociale indicaties worden daarmee niet ontkend als potentiële redenen voor fertiliteitspreservatie, maar zijn beperkt qua aantal of werpen extra vragen op die hier buiten beschouwing worden gelaten.

Samenstelling werkgroep

Samenstelling Alle werkgroepleden zijn afgevaardigd namens wetenschappelijke verenigingen en hebben daarmee het mandaat voor hun inbreng. Bij de samenstelling van de werkgroep is geprobeerd rekening te houden met landelijke spreiding, inbreng van betrokkenen uit zowel academische als algemene ziekenhuizen/instellingen en vertegenwoordiging van de verschillende verenigingen/ disciplines. De patiëntenvereniging is eveneens vertegenwoordigd en voor het literatuuronderzoek is er een methodoloog of literatuuronderzoeker betrokken.
Werkgroep
dr. C.C.M. Beerendonk, gynaecoloog, Radboudumc , Nijmegen, voorzitter

dr. R.L.M. Bekkers, gynaecoloog, Radboudumc, Nijmegen, vice-voorzitter

dr. A.M.E. Bos, gynaecoloog, UMCU, Utrecht

E.B.L. van Dorst, gynaecoloog, UMCU, Utrecht

dr. J. van Echten-Arends, klinisch embryoloog, UMCG, Groningen

R. Jansen, verpleegkundig specialist, Radboudumc, Nijmegen

J. de Jong, ervarings/richtlijndeskundige, namens Levenmetkanker-beweging

L. Jongbloets, namens AYA-platform

dr. L.C.M. Kremer, kinderarts en klinisch onderzoeker, AMC, Amsterdam

dr. C.A.R. Lok, gynaecoloog, AVL, Amsterdam

dr. C. Verhaak, klinisch psycholoog/psychotherapeut, Radboudumc, Nijmegen

dr. G.H. Westerveld, radiotherapeut, AMC, Amsterdam

dr. H. Westphal, klinisch embryoloog, Radboudumc, Nijmegen

M. Witte, namens AYA-platform

prof. dr. P.O. Witteveen, internist-oncoloog, UMCU, Utrecht

dr. M.J. Wondergem, hematoloog, VUMC, Amsterdam

drs. A.C.M. van der Togt-van Leeuwen, adviseur oncologische zorg, IKNL, Rotterdam (tot januari 2016)

drs. T. van Vegchel, adviseur oncologische zorg, IKNL, Utrecht(vanaf januari 2016)

G. Verweij, secretaresse, IKNL, Utrecht

G. Bakker, secretaresse, IKNL, Utrecht

 

Adviseur/mede-auteur

dr. O. van der Hel, literatuuronderzoeker, IKNL, Utrecht

prof. dr. G. de Wert, ethicus, Universiteit Maastricht, vakgroep Metamedica

mr. C. Ploem, gezondheidsjurist, AMC, Amsterdam

E. Balkenende, arts-onderzoeker, AMC, Amsterdam

M.M.A. Brood-van Zanten, arts endocrinologische gynaecologie, VUmc/NKI-AVL/AMC, Amsterdam

dr. E. van Dulmen, gezondheidswetenschapper en epidemioloog, VUmc, Amsterdam

dr. M. Goddijn, gynaecoloog, AMC, Amsterdam

L. Louwé, gynaecoloog, LUMC, Leiden

Belangenverklaringen

Om de beïnvloeding van de richtlijnontwikkeling of formulering van de aanbevelingen door conflicterende belangen te minimaliseren zijn de leden van werkgroep gemandateerd door de wetenschappelijke verenigingen. Alle werkgroepleden hebben een belangenverklaring ingevuld. Hiermee geven de werkgroepleden aan onafhankelijk gehandeld te hebben bij het opstellen van de richtlijn. Potentiële conflicterende belangen zijn besproken. Waar nodig zijn werkgroepleden met belangenverstrengeling vervangen door een ander gemandateerd werkgroeplid. De bevindingen zijn schriftelijke vastgelegd in de belangenverklaring en opvraagbaar via info@iknl.nl.

Inbreng patiëntenperspectief

Bij de ontwikkeling van deze richtlijn is tijdens alle fasen gebruik gemaakt van de input van patiënten. Drie patiëntvertegenwoordigers namen zitting in de richtlijnwerkgroep. Deze input is nodig voor de ontwikkeling van kwalitatief goede richtlijnen. Goede zorg voldoet immers aan de wensen en eisen van zowel zorgverlener als patiënt.

Door middel van onderstaande werkwijze is informatie verkregen en zijn de belangen van de patiënt meegenomen:

  • Bij aanvang van het richtlijntraject hebben de patiëntvertegenwoordigers knelpunten aangeleverd.
  • (Een of meer van) de patiëntvertegenwoordigers was aanwezig bij alle vergaderingen van de richtlijnwerkgroep. Zij hebben de conceptteksten beoordeeld, teneinde het patiëntenperspectief in de formulering van de definitieve tekst te optimaliseren.
  • De Leven met kanker-beweging en het AYA-platform zijn geconsulteerd in de externe commentaarronde.

Methode ontwikkeling

Evidence based

Implementatie

Bevorderen van het toepassen van de richtlijn in de praktijk begint met een brede bekendmaking en verspreiding van de richtlijn. Bij verdere implementatie gaat het om gerichte interventies om te bevorderen dat professionals de nieuwe kennis en kunde opnemen in hun routines van de oncologische en palliatieve zorgpraktijk, inclusief borging daarvan. Als onderdeel van elke richtlijn worden implementatieacties bepaals. Activiteiten en interventies voor verspreiding en implementatie vinden zowel op landelijk als regionaal niveau plaats. Deze kunnen eventueel ook op maat gemaakt worden per instelling of specialisme. Informatie hierover is te vinden op www.iknl.nl/opleidingen.

Werkwijze

 




Financiering

De revisie en samenvoeging van beide richtlijnen is gefinancierd door IKNL. De inhoud van de richtlijn is niet beïnvloed door de financierende instantie.

 

Procesbegeleiding en verantwoording

IKNL (Integraal Kankercentrum Nederland) is het kennis- en kwaliteitsinstituut voor professionals en bestuurders in de oncologische en palliatieve zorg. IKNL draagt bij aan het verbeteren van de zorg rond kanker door het verzamelen van gegevens, het opstellen van richtlijnen, het bewaken van kwaliteit en het faciliteren van samenwerkingsverbanden. Ons doel is de beste zorg voor iedere patiënt.

 

IKNL werkt aan multidisciplinaire richtlijnontwikkeling voor de oncologische en palliatieve zorg. Naast het reviseren van richtlijnen faciliteert IKNL ook het onderhoud, het beheer, de implementatie en de evaluatie van deze richtlijnen. De kwaliteit van ontwikkelen, implementeren en evalueren van evidence en consensus based richtlijnen waarborgt IKNL door aan te sluiten bij de criteria opgesteld in de Richtlijn voor Richtlijnen (maart 2012), AGREE II en de Medisch specialistische richtlijnen 2.0.

 

Actualisatie

Deze richtlijn is goedgekeurd op 9 juni 2016. Betrokken verenigingen bewaken de houdbaarheid van deze en andere onderdelen van de richtlijn Zo nodig zal de richtlijn of een indivisuele module tussentijds op onderdelen worden bijgesteld.

 

Houderschap richtlijn

De houder van de richtlijn moet kunnen aantonen dat de richtlijn zorgvuldig en met de vereiste deskundigheid tot stand is gekomen. Onder houder wordt verstaan de verenigingen van beroepsbeoefenaren die de richtlijn autoriseren. IKNL draagt zorg voor het beheer en de ontsluiting van de richtlijn.

 

Juridische betekenis

De richtlijn bevat aanbevelingen van algemene aard. Het is mogelijk dat deze aanbevelingen in een individueel geval niet van toepassing zijn. Er kunnen zich feiten of omstandigheden voordoen waardoor het wenselijk is dat in het belang van de patiënt van de richtlijn wordt afgeweken. Wanneer van de richtlijn wordt afgeweken, dient dit beargumenteerd gedocumenteerd te worden. De toepasbaarheid en de toepassing van de richtlijnen in de praktijk is de verantwoordelijkheid van de behandelende arts. 

Zoekverantwoording

Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.

Volgende:
Late effecten na behandeling