Mobiliteit bij FSHD
Uitgangsvraag
Centrale vraag: Wat is de optimale behandel- en begeleidingsstrategie voor problemen op het gebied van mobiliteit bij patiënten met FSHD?
Deze vraag is uitgewerkt in meerdere deelvragen (zie modules):
- Wat is de optimale methode om de balans- en loopvaardigheid te meten bij patiënten met FSHD?
- Wat is de waarde van fysieke training ter verbetering van mobiliteit bij patiënten met FSHD?
- Wat is de waarde van valtraining in het behouden of verbeteren van de mobiliteit bij patiënten met FSHD?
- Welke hulpmiddelen en aanpassingen hebben een rol in het behouden of verbeteren van de mobiliteit van patiënten met FSHD?
Onderbouwing
Achtergrond
Patiënten met FSHD ontwikkelen een verminderde spierkracht van de romp, het bekken en de onderste extremiteiten met als gevolg beperkingen in houding, balans en lopen (Rijken 2014; Horlings 2009). Dit kan leiden tot een verminderde functionele mobiliteit en toenemende inactiviteit met als gevolg een verder verminderde spierfunctie/kwaliteit (door inactiviteit), verminderde conditie en uithoudingsvermogen en verminderde energie. Dit kan leiden tot een verminderde mogelijkheid tot activiteiten ontplooien en daarmee van participatie en onderhouden van sociale contacten (Rijken 2014; Horlings 2009).
Patiënten met FSHD hebben een verminderde loopsnelheid en er is vaak sprake van een voetheffersparese (Iosa 2007). Door de verminderde mobiliteit en balans hebben patiënten met FSHD een zes keer zo grote kans om te vallen in vergelijking met gezonde controles (Horlings 2009). Vallen vormt een groot risico op verwondingen, maar kan ook leiden tot angst voor vallen en daarmee verdere inactiviteit (Pieterse 2006). Patiënten met FSHD vallen met name voorover en dit gebeurt het meest frequent thuis, bijvoorbeeld tijdens traplopen of bij het uit de stoel omhoog komen (Horlings 2009). De aanwezige (soms ernstige) vermoeidheid en pijn bij een groot deel van de FSHD-patiënten (Kalkman 2005) kan de mobiliteit en balans verder verslechteren (zie ook de modules ‘Pijn bij FSHD’ en ‘Vermoeidheid bij FSHD’).
Zoeken en selecteren
oeken en selecteren
Om de uitgangsvraag te kunnen beantwoorden is een systematische literatuuranalyse verricht naar de volgende wetenschappelijke vraagstellingen:
- Wat is de optimale methode om de balans- en loopvaardigheid te meten bij patiënten met FSHD?
- Wat is de waarde van fysieke training ter verbetering van mobiliteit bij patiënten met FSHD?
- Wat is de waarde van valtraining in het behouden of verbeteren van de mobiliteit bij patiënten met FSHD?
- Welke hulpmiddelen en aanpassingen hebben een rol in het behouden of verbeteren van de mobiliteit van patiënten met FSHD?
Er is een literatuursearch gedaan in de volgende databases:
- PubMed 1966-heden
- Embase (OvidSP) 1947 - heden
- MEDLINE (OvidSP) 1946-heden
- Cochrane Central Register of Controlled Trials (CENTRAL, The Cochrane Library, 2015)
- CINAHL (Cumalitive Index to Nursing and Allied Health Literature) (EBSCO)1985-heden.
Wegens het verwachte beperkte zoekresultaat is de zoekstrategie voor de uitgangsvragen samengenomen. De zoekverantwoording is weergegeven onder het tabblad Verantwoording.
De literatuurzoekactie leverde 501 treffers op. Studies werden geselecteerd op grond van de volgende selectiecriteria: systematische reviews of meta-analyses, RCT’s of ander vergelijkend onderzoek; assessment of behandeling van mobiliteit bij FSHD en de genoemde uitkomstmaten zijn geïncludeerd.
Op basis van titel en abstract werden in eerste instantie 42 studies geselecteerd. Na raadpleging van de volledige tekst werden vervolgens 38 studies geëxcludeerd (zie exclusietabel) en in totaal vier studies definitief geselecteerd. Deze studies hadden verschillende vormen van onderzoeksdesign. Er is voor één uitgangsvraag (Fysieke training en mobiliteit bij FSHD) literatuur gevonden.
De evidencetabellen en beoordeling van de individuele studiekwaliteit van de vier geïncludeerde studies is weergegeven aan het einde van de module.
Voor het formuleren van de overwegingen zijn ook studies met een ander design en/of een lagere graad van wetenschappelijk bewijs meegenomen.
Referenties
- Brehm ME, Nollet F (2012) Richtlijn beenorthesen
- Horlings, C. G., et al. (2009). "Epidemiology and pathophysiology of falls in facioscapulohumeral disease." Journal of Neurology, Neurosurgery & Psychiatry 80(12): 1357-1363.
- Horlings CGC, van Engelen BGM, Allum HJI, Bloem BR A weak balance: the contribution of muscle weakness to postural instability and falls. Nature Clinical Practice Neurology (2008) 4, 504-515 doi:10.1038/ncpneuro0886.
- Iosa, M., et al. (2007). "Mobility assessment of patients with facioscapulohumeral dystrophy." Clinical Biomechanics 22(10): 1074-1082.
- King WM, Kissel JT. Multidisciplinary Approach to the Management of Myopathies. Continuum (Minneap Minn) 2013;19(6):16501673.
- Orr R. Contribution of muscle weakness to postural instability in the elderly. A systematic review. Eur J Phys Rehabil Med. 2010 Jun;46(2):183-220.
- Pijnappels M, Bobbert MF, van Diee JH Push-off reactions in recovery after tripping discriminate young subjects, older non-fallers and older fallers. Gait & Posture 21 (2005) 388394
- Pijnappels M, van der Burg JCE, Reeves ND, van Dieën JH. Identication of elderly fallers by muscle strength measures. Eur J Appl Physiol (2008) 102:585592.
- Pieterse AJ, Luttikhold TB, de Laat K, Bloem BR, van Engelen BG, Munneke M. Falls in patients with neuromuscular disorders. J Neurol Sci. 2006 Dec 21;251(1-2):87-90. Epub 2006 Nov 9.
- Rijken, N. H., et al. (2014). "Trunk muscle involvement is most critical for the loss of balance control in patients with facioscapulohumeral muscular dystrophy." Clin Biomech (Bristol, Avon) 29(8): 855-860.
- Rijken, N. H., et al. (APMR 2015). "Clinical functional capacity testing in patients with facioscapulohumeral muscular dystrophy: construct validity and inter-rater reliability of anti-gravity tests." Arch Phys Med Rehabil.
- Rijken, N. H. M., et al. (2015). "Gait propulsion in patients with facioscapulohumeral muscular dystrophy and ankle plantarflexor weakness." Gait and Posture 41(2): 476-481.
- Van Der Kooi, E. L., et al. (2004). "Strength training and albuterol in facioscapulohumeral muscular dystrophy." Neurology 63(4): 702-708.
- Veenhuizen Y, Cup EH, Groothuis JT, Hendriks JC, Adang EM, van Engelen BG, Geurts AC. Effectiveness and cost-effectiveness of a self-management group program to improve social participation in patients with neuromuscular disease and chronic fatigue: protocol of the Energetic study. BMC Neurol. 2015 Apr 19;15:58. doi: 10.1186/s12883-015-0314-4.
- Voet, N. B., et al. (2013). "Strength training and aerobic exercise training for muscle disease." The Cochrane database of systematic reviews 7: CD003907.
- Voet, N., et al. (2014). "Both aerobic exercise training and cognitive behavior therapy reduce chronic fatigue in patients with facioscapulohumeral muscular dystrophy: A randomized controlled trial." Neurology
Verantwoording
Autorisatiedatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 26-02-2018
Laatst geautoriseerd : 26-02-2018
Geplande herbeoordeling : 01-01-2022
Uiterlijk in 2021 bepaalt de Nederlandse Vereniging van Revalidatieartsen (VRA) samen met het FSHD-expertisecentrum en Spierziekten Nederland of deze richtlijn nog actueel is. Zo nodig wordt een nieuwe werkgroep geïnstalleerd om de richtlijn te herzien. De geldigheid van de richtlijn komt eerder te vervallen indien nieuwe ontwikkelingen aanleiding zijn een herzieningstraject te starten.
De andere aan deze richtlijn deelnemende wetenschappelijk verenigingen of gebruikers van de richtlijn delen de verantwoordelijkheid en informeren de VRA over relevante ontwikkelingen binnen hun vakgebied.
Algemene gegevens
De richtlijn is opgericht in samenwerking met:
- Spierziekten Nederland
- Nederlandse Vereniging voor Logopedie en Foniatrie (NVLF): 23 oktober 2017 geautoriseerd
Het Kennisinstituut van Medisch Specialisten (www.kennisinstituut.nl) had een adviesfunctie tijdens de richtlijnontwikkeling. De richtlijn is gefinancierd door het Innovatiefonds Zorgverzekeraars.
Doel en doelgroep
Doel
Het doel van de richtlijn is te komen tot een uniform beleid in diagnostiek, behandeling en begeleiding van volwassenen met FSHD.
Doelgroep
Deze richtlijn is geschreven voor alle leden van de wetenschappelijke verenigingen die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met FSHD en voor overige zorgverleners die betrokken zijn bij de zorg voor FSHD-patiënten.
Samenstelling werkgroep
Voor het ontwikkelen van de richtlijn is in 2015 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen en de patiëntenvereniging die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met FSHD. De werkgroepleden zijn door hun wetenschappelijke verenigingen gemandateerd voor deelname. De werkgroep werkte gedurende drie jaar aan de totstandkoming van de richtlijn. De werkgroep is verantwoordelijk voor de integrale tekst van deze richtlijn.
Samenstelling van de werkgroep:
- prof. dr. G.W. Padberg (voorzitter), emeritus hoogleraar neurologie, Radboudumc Nijmegen
- prof. dr. A.C.H. Geurts, revalidatiearts, Radboudumc Nijmegen
- dr. N.C. Voermans, neuroloog, Radboudumc Nijmegen
- dr. J.T. Groothuis, revalidatiearts, Radboudumc Nijmegen
- dr. N.B.M. Voet, revalidatiearts, Klimmendaal Arnhem en Radboudumc Nijmegen
- drs. K. Mul, neuroloog i.o., Radboudumc Nijmegen
- drs. R.O. van Vliet, revalidatiearts, Roessingh centrum voor revalidatie Enschede
- D.M. Maas MSc, fysiotherapeut, Radboudumc Nijmegen
- A.I. Lanser-Weber, patiëntvertegenwoordiger Spierziekten Nederland Baarn
- dr. A.M.C. Horemans, (projectleider) hoofd Kwaliteit van zorg, Spierziekten Nederland Baarn
- C. van Esch MSc, (projectleider), medewerker Kwaliteit van zorg, Spierziekten Nederland Baarn
Met advies van:
- dr. K.N.J. Burger, senior adviseur, Kennisinstituut van Medisch Specialisten Utrecht
- drs. M. Wessels, literatuurspecialist, Kennisinstituut van Medisch Specialisten Utrecht
Adviseurs richtlijn:
- dr. U.A. Badrising, neuroloog, LUMC Leiden
- dr. E.H.C. Cup, ergotherapeut, Radboudumc Nijmegen
- prof. dr. B.G.M. van Engelen, neuroloog, Radboudumc Nijmegen
- N. de Waard, patiëntvertegenwoordiger
- J. Leeuwenburgh, patiëntvertegenwoordiger
- P. van Dijk, patiëntvertegenwoordiger
- dr. J.S. Kalkman, GZ-psycholoog-neuropsycholoog, Radboudumc Nijmegen
- J.C. Wijnen, diëtist, lid werkgroep diëtisten en spierziekten DVN Oss
- dr. C.E. Erasmus, kinderneuroloog, Radboudumc Nijmegen
- dr. B.J.M. de Swart, logopedist en spraak-taalpatholoog, Radboudumc Nijmegen
- dr. C.G.C. Horlings, neuroloog i.o., Radboudumc Nijmegen
- drs. H.J.R. van Duijnhoven, revalidatiearts, Radboudumc Nijmegen
- dr. J.J. den Boer, fysiotherapeut, Radboudumc Nijmegen
- dr. T.H.A. Schreuder, postdoctoraal onderzoeker, Radboudumc Nijmegen
- drs. M. van der Wurff, medewerker Communicatie, Spierziekten Nederland Baarn
- R. Broekgaarden, hoofd Zorg, Spierziekten Nederland Baarn
Belangenverklaringen
De werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of ze in de laatste vijf jaar een (financieel ondersteunde) betrekking onderhielden met commerciële bedrijven, organisaties of instellingen die in verband staan met het onderwerp van de richtlijn. Ook is navraag gedaan naar persoonlijke financiële belangen, belangen door persoonlijke relaties, belangen door middel van reputatiemanagement, belangen vanwege extern gefinancierd onderzoek en belangen door kennisvalorisatie. De belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van Spierziekten Nederland. Een overzicht vindt u hieronder.
Werkgroeplid |
Functie |
Nevenfuncties |
Persoonlijke financiële belangen |
Persoonlijke relaties |
Reputatie -management |
Extern gefinancierd onderzoek |
Kennis -valorisatie |
Overige belangen |
Esch |
Projectleider |
Workshop medewerker European Neuromuscular Centre (ENMC), betaald |
geen |
geen |
Lid kerngroep Spierziekten Nederland voor fysiotherapeuten en ergotherapeuten |
Betrokken bij de volgende projecten: Zorg voor Zeldzaam: VSOP, Innovatiefonds Zorgverzekeraars - ontwikkeling zorgstandaarden en fysiotherapiebrochures voor zeldzaam, initiatiefnemer: VSOP, financier: Fonds PGO |
geen |
geen |
Geurts |
Revalidatiearts en adviseur |
Bestuurslid wetenschappelijke vereniging van revalidatieartsen (VRA), onbetaald; vicepresident Dutch Society for Neurorehabilitation (DSNR), onbetaald; oud-medisch adviseur van de FSHD werkgroep van Spierziekten Nederland, onbetaald. |
Geen directe financiële belangen. Op ad hoc-basis consultancy Ipsen Pharma en Merz Pharma |
geen |
Executive board member European Federation of Neurorehabilitation Societies (EFNR), onbetaald; lid van de Raad voor de Wetenschap en Innovatie van de Federatie van Medisch Specialisten (FMS), onbetaald; lid van de wetenschappelijke adviesraad van de Hersenstichting, onbetaald. |
Regelmatig PI of projectleider ZonMw of derde geldstroomfondsen gefinancierd onderzoek. Voor de richtlijn relevant: FACT-2 FSHD (PBS/ZonMw), Energiek (ZonMw, revalidatiefonds) |
geen |
geen |
Groothuis |
Revalidatiearts |
Medisch adviseur, diagnosewerkgroep FSHD, Spierziekten Nederland, onbetaald, voorzitter Special Interest Group Plexopathies binnen de World federation for Neurorehabilitation (WFNR) onbetaald |
geen |
geen |
Lid van de International Wheelchair Rugby Federation anti doping committee judicial panel en therapeutic use exemptions panel, onbetaald |
Projectleider PBS gefinancierd onderzoek bij neuralgische amyotrofie |
geen |
geen |
Horemans |
Projectleider |
|
geen |
geen |
Lid van enkele commissies: - secretaris van de VRA-werkgroep neuromusculaire ziekten; - bestuurslid ISNO (interuniversitair steunpunt neuromusculaire ziekten). |
Betrokken bij de volgende projecten: Zorg voor Zeldzaam: - ontwikkeling zorgstandaarden en huisartsenbrochures voor zeldzaam, initiatiefnemer: VSOP, financier: Innovatiefonds Zorgverzekeraars - KIDZ |
geen |
geen |
Lanser-Weber |
Patiënt- vertegenwoordiger |
Kaderlid Spierziekten Nederland |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
Mul |
Neuroloog i.o. en arts-onderzoeker |
geen |
geen |
geen |
geen |
Onderzoeksprojecten gefinancierd door het PBS, Spieren voor Spieren, en de FSHD Stichting. |
geen |
geen |
Maas |
Fysiotherapeut, docent |
geen |
geen |
geen |
Lid kerngroep Spierziekten Nederland voor fysiotherapeuten en ergotherapeuten |
geen |
geen |
geen |
Padberg |
Prof. emeritus neuroloog |
Medisch adviseur diagnosewerkgroep FSHD van Spierziekten Nederland, Research Director ENMC, stipendium. Lid bestuur FSHD stichting. Lid Scientific Advisory Board van de FSH Society. Science Committee van de FSH Society en vice-voorzitter van de Raad van Toezicht van Alzheimer Nederland. Alles onbetaald. Adviseur en consulent Facio Therapies en aTyr Pharma USA, kostendeclaraties, vertrouwenspersoon voor arbeidsconflicten van het wetenschappelijke personeel van de Radboud Universiteit, onkostenvergoeding. |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
Voet |
Revalidatiearts |
geen |
geen |
geen |
geen |
FACTS-2 FSHD-onderzoek gesubsidieerd door het PBS, ZonMw, revalidatiefonds, VRA, FSH Global, Revalidatie Nederland |
geen |
geen |
Vliet |
Revalidatiearts |
Lid raad van toezicht Liberein (betaald) |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
Voermans |
Neuroloog |
Medisch adviseur diagnosewerkgroep congenitale en metabole myopathieën (Spierziekten Nederland) |
geen |
geen |
geen |
Onderzoek gefinancierd door PBS, niet gerelateerd aan deze richtlijn |
geen |
geen |
Inbreng patiëntenperspectief
Bij de ontwikkeling van deze richtlijn is tijdens alle fasen gebruikgemaakt van de inbreng van patiënten. Eén patiëntvertegenwoordiger nam zitting in de werkgroep en drie patiëntvertegenwoordigers waren adviseur. Deze inbreng is nodig voor de ontwikkeling van kwalitatief goede richtlijnen. Goede zorg voldoet immers aan de wensen en eisen van zowel zorgverlener als patiënt. Er is samen met de patiëntvertegenwoordigers een knelpuntenanalyse vanuit patiëntenperspectief opgesteld voordat werd gestart met de ontwikkeling van de richtlijn (zie ‘Knelpuntenanalyse vanuit patiëntenperspectief’ bij de aanverwante producten). Op belangrijke momenten gedurende de ontwikkeling van de richtlijn is advies gevraagd aan verschillende patiëntvertegenwoordigers van Spierziekten Nederland. Alle concepten zijn tevens voor commentaar voorgelegd aan patiëntvertegenwoordigers van Spierziekten Nederland.
Methode ontwikkeling
Evidence based
Implementatie
In de verschillende fasen van de richtlijnontwikkeling is rekening gehouden met de implementatie van de richtlijn en de praktische uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. Daarbij is uitdrukkelijk gelet op factoren die de invoering van de richtlijn in de praktijk kunnen bevorderen of belemmeren. Het implementatieplan is te vinden bij de aanverwante producten.
Werkwijze
AGREE
Deze richtlijn is opgesteld conform de eisen volgens het rapport ‘Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0’ van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II-instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II) (www.agreetrust.org) dat een internationaal breed geaccepteerd instrument is en op ‘Richtlijnen voor richtlijn’ voor de beoordeling van de kwaliteit van richtlijnen (www.zorginstituutnederland.nl).
Knelpuntenanalyse
Tijdens de voorbereidende fase inventariseerden de voorzitter van de werkgroep en de projectleiders de knelpunten. Afgevaardigden van (wetenschappelijke)verenigingen en Zorgverzekeraars Nederland (ZN) werden uitgenodigd voor een bijeenkomst en gevraagd of zij op basis van het raamwerk van de richtlijn nog aanvullende knelpunten ervaarden. Afgevaardigden van de volgende verenigingen waren aanwezig:
- Nederlandse Vereniging van Revalidatieartsen (VRA);
- Nederlandse Vereniging voor Neurologie (NVN);
- Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF);
- patiëntenvereniging Spierziekten Nederland.
Uitgangsvragen en uitkomstmaten
Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de voorzitter en de projectleiders concept-uitgangsvragen opgesteld. Deze zijn met de werkgroep besproken waarna de werkgroep de definitieve uitgangsvragen heeft vastgesteld. De uitgangsvragen zijn opgesteld volgens de PICO-methode. Vervolgens inventariseerde de werkgroep per uitgangsvraag welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang als kritiek, belangrijk en onbelangrijk.
Strategie voor zoeken en selecteren van literatuur
Er werd voor de afzonderlijke uitgangsvragen aan de hand van specifieke zoektermen gezocht naar gepubliceerde wetenschappelijke studies in (verschillende) elektronische databases. Ook werd aanvullend gezocht naar studies aan de hand van de literatuurlijsten van de geselecteerde artikelen. In eerste instantie werd gezocht naar studies met de hoogste mate van bewijs. De werkgroepleden selecteerden de via de zoekactie gevonden artikelen op basis van vooraf opgestelde selectiecriteria. De geselecteerde artikelen werden gebruikt om de uitgangsvraag te beantwoorden. De databases waarin is gezocht, de zoekactie of gebruikte trefwoorden van de zoekactie en de gehanteerde selectiecriteria zijn te vinden in de module van desbetreffende uitgangsvraag.
Kwaliteitsbeoordeling individuele studies
Individuele studies werden systematisch beoordeeld op basis van op voorhand opgestelde methodologische kwaliteitscriteria om zo het risico van vertekende studieresultaten (bias) te kunnen inschatten. Deze beoordelingen kunt u vinden in de methodologische tabellen.
Samenvatten van de literatuur
De relevante onderzoeksgegevens van alle geselecteerde artikelen werden overzichtelijk weergegeven in ‘evidencetabellen’. De belangrijkste bevindingen uit de literatuur werden beschreven in de samenvatting van de literatuur.
Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs
De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie www.gradeworkinggroup.org) (Atkins, 2004).
GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, matig, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van vertrouwen in de literatuurconclusie (zie www.guidelinedevelopment.org/handbook).
GRADE |
Definitie |
Hoog |
|
Matig |
|
Laag |
|
Zeer laag |
|
Formuleren van de conclusies
De conclusie verwijst niet naar een of meer artikelen, maar wordt getrokken op basis van alle studies samen (‘body of evidence’). Hierbij maakten de werkgroepleden de balans op van elke interventie. Bij het opmaken van de balans werden de gunstige en ongunstige effecten voor de patiënt afgewogen.
Overwegingen
Voor een aanbeveling zijn naast het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk zoals de expertise van de werkgroepleden, patiëntenvoorkeuren, kosten, beschikbaarheid van voorzieningen of organisatorische zaken. Deze aspecten worden, voor zover geen onderdeel van de literatuursamenvatting, vermeld onder het kopje ‘Overwegingen’.
Formuleren van aanbevelingen
De aanbevelingen geven een antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het best beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet uit en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk. De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten samen.
Randvoorwaarden (organisatie van zorg)
In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijn is expliciet rekening gehouden met de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, [financiële] middelen, menskracht en infrastructuur).
Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van een specifieke uitgangsvraag maken deel uit van de overwegingen bij de bewuste uitgangsvraag.
Kennislacunes
Tijdens de ontwikkeling van deze richtlijn is systematisch gezocht naar onderzoek waarvan de resultaten bijdragen aan een antwoord op de uitgangsvragen. Bij elke uitgangsvraag is door de werkgroep nagegaan of er (aanvullend) wetenschappelijk onderzoek gewenst is. Per module zijn de kennislacunes benoemd.
Commentaar- en autorisatiefase
De conceptrichtlijn werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen voorgelegd voor commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijn aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijn werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd.
Literatuur
Tawil, R., et al. (2015). "Evidence-based guideline summary: Evaluation, diagnosis, and management of facioscapulohumeral muscular dystrophy: Report of the Guideline Development, Dissemination, and Implementation Subcommittee of the American Academy of Neurology and the Practice Issues Review Panel of the American Association of Neuromuscular & Electrodiagnostic Medicine." Neurology 85(4): 357-364.
Tawil R, van der Maarel S, Padberg GW, van Engelen BGM. 171st ENMC International Workshop: Standards of care and management of facioscapulohumeral muscular dystrophy. Neuromuscular Disorders 20 (2010) 471–475.
Tawil R, van der Maarel S Facioscapulohumeral muscular dystrophy. Muscle Nerve 34: 1–15, 2006.
Zoekverantwoording
Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.