Erfelijk en familiair ovariumcarcinoom - Korte en langetermijneffecten na RRSO
Dit hoofdstuk is onderverdeeld in subhoofdstukken en/of paragrafen. Om de inhoud te kunnen bekijken, klikt u in de linkerkolom op de subhoofdstuk- en/of paragraaftitel.
Vrouwen die als gevolg van de RRSO op premenopauzale leeftijd acuut in de overgang komen, hebben vaker en ernstiger oestrogeen-dervingsklachten dan na een natuurlijke overgang [Campfield 2011 (, 2011), Michelsen 2009 (, 2009)]. Op korte termijn (binnen een week) ontstaan de typische overgangsklachten zoals opvliegers en nachtzweten. Op de middellange termijn (na maanden-jaren) kunnen symptomen ontstaan van dyspareunie en mictieklachten in de vorm van urgency ten gevolge van urogenitale atrofie. Ook wordt frequent verminderde libido gemeld en vaginale droogheid. Deze klachten kunnen leiden tot seksuele problemen [Campfield 2011 (, 2011), Finch 2011 (, 2011), Michelsen 2009 (, 2009)]. Daarnaast kunnen vrouwen atypische klachten ontwikkelen zoals stemmingswisselingen, spier- en botpijnen.
Op de lange termijn neemt mogelijk de kans op osteoporose toe, hoewel daarover weinig (goed) onderzoek is gepubliceerd [Michelsen 2009 (, 2009), Cohen 2011 (, 2012)]. Hormonale suppletie therapie (HST) na de menopause is geassocieerd met een afname van het risico op osteoporotische fracturen bij vrouwen [Hippesley-Cox 2009 (, 2009)]. Een vervroegde, iatrogene menopauze lijkt ook het risico op cardiovasculaire problemen te verhogen [Atsma 2006 (, 2006), Santen 2010 (, 2010), Rocca 2009 (, 2009)], wat in positieve zin wordt beïnvloed door langdurige oestrogeen toediening te starten kort na de overgang [Schierbeck 2012 (, 2012)]. Er wordt door enkelen als gevolg van vervroegde menopauze een verhoogd risico op het ontwikkelen van dementie, cognitieve problemen, de ziekte van Parkinson en psychologische problematiek zoals depressie en angststoornissen genoemd [Rivera 2009 (, 2009), Rocca 2009 (, 2009)], maar dit wordt door anderen tegengesproken [Michelsen 2009 (, 2009)]. In het algemeen wordt consistent gevonden dat vroegtijdige of vroege menopauze gepaard gaat met een verhoogde mortaliteit [Shuster 2008 (, 2008)].
Het gebruik van hormonale substitutietherapie (HST) vermindert de ernst en frequentie van climacteriële klachten, maar neemt niet alle symptomen weg [Santen 2010 (, 2010), Shuster 2008 (, 2008), Madalinska 2006 (, 2006)]. Hormonale substitutie is echter gecontra-indiceerd bij vrouwen na mammacarcinoom (zie ook richtlijn Mammacarcinoom [Oncoline 2012] ). Voorts zien vrouwen met een verhoogd risico op mammacarcinoom op basis van een BRCA-mutatie of familiaire belasting soms af van hormonale substitutie om het risicoreducerend effect van de premenopauzale RRSO op het mammacarcinoomrisico volledig te benutten. In dit hoofdstuk zullen de verschillende aspecten bij een vervroegde menopauze aan de orde komen.
Een RRSO heeft vergaande consequenties, zowel op korte als op lange termijn. Er is veel controverse over de beste gezondheidsbenadering na de ingreep. De groep vrouwen is heterogeen; van gezonde vrouwen tot vrouwen die geconfronteerd zijn geweest met (mamma)carcinomen en daar behandeling voor hebben gehad of ondergaan. Een landelijk, prospectief onderzoek met aandacht voor alle aspecten is nodig om de kans op kanker te verminderen, zonder verlies van kwaliteit van leven en zonder toename van ziekte op lange termijn.
Onderbouwing
Samenvatting literatuur
Vrouwen die als gevolg van de RRSO op premenopauzale leeftijd acuut in de overgang komen, hebben vaker en ernstiger oestrogeen-dervingsklachten dan na een natuurlijke overgang [Campfield 2011 (, 2011), Michelsen 2009 (, 2009)]. Op korte termijn (binnen een week) ontstaan de typische overgangsklachten zoals opvliegers en nachtzweten. Op de middellange termijn (na maanden-jaren) kunnen symptomen ontstaan van dyspareunie en mictieklachten in de vorm van urgency ten gevolge van urogenitale atrofie. Ook wordt frequent verminderde libido gemeld en vaginale droogheid. Deze klachten kunnen leiden tot seksuele problemen [Campfield 2011 (, 2011), Finch 2011 (, 2011), Michelsen 2009 (, 2009)]. Daarnaast kunnen vrouwen atypische klachten ontwikkelen zoals stemmingswisselingen, spier- en botpijnen.
Op de lange termijn neemt mogelijk de kans op osteoporose toe, hoewel daarover weinig (goed) onderzoek is gepubliceerd [Michelsen 2009 (, 2009), Cohen 2011 (, 2012)]. Hormonale suppletie therapie (HST) na de menopause is geassocieerd met een afname van het risico op osteoporotische fracturen bij vrouwen [Hippesley-Cox 2009 (, 2009)]. Een vervroegde, iatrogene menopauze lijkt ook het risico op cardiovasculaire problemen te verhogen [Atsma 2006 (, 2006), Santen 2010 (, 2010), Rocca 2009 (, 2009)], wat in positieve zin wordt beïnvloed door langdurige oestrogeen toediening te starten kort na de overgang [Schierbeck 2012 (, 2012)]. Er wordt door enkelen als gevolg van vervroegde menopauze een verhoogd risico op het ontwikkelen van dementie, cognitieve problemen, de ziekte van Parkinson en psychologische problematiek zoals depressie en angststoornissen genoemd [Rivera 2009 (, 2009), Rocca 2009 (, 2009)], maar dit wordt door anderen tegengesproken [Michelsen 2009 (, 2009)]. In het algemeen wordt consistent gevonden dat vroegtijdige of vroege menopauze gepaard gaat met een verhoogde mortaliteit [Shuster 2008 (, 2008)].
Het gebruik van hormonale substitutietherapie (HST) vermindert de ernst en frequentie van climacteriële klachten, maar neemt niet alle symptomen weg [Santen 2010 (, 2010), Shuster 2008 (, 2008), Madalinska 2006 (, 2006)]. Hormonale substitutie is echter gecontra-indiceerd bij vrouwen na mammacarcinoom (zie ook richtlijn Mammacarcinoom [Oncoline 2012] ). Voorts zien vrouwen met een verhoogd risico op mammacarcinoom op basis van een BRCA-mutatie of familiaire belasting soms af van hormonale substitutie om het risicoreducerend effect van de premenopauzale RRSO op het mammacarcinoomrisico volledig te benutten. In dit hoofdstuk zullen de verschillende aspecten bij een vervroegde menopauze aan de orde komen.
Een RRSO heeft vergaande consequenties, zowel op korte als op lange termijn. Er is veel controverse over de beste gezondheidsbenadering na de ingreep. De groep vrouwen is heterogeen; van gezonde vrouwen tot vrouwen die geconfronteerd zijn geweest met (mamma)carcinomen en daar behandeling voor hebben gehad of ondergaan. Een landelijk, prospectief onderzoek met aandacht voor alle aspecten is nodig om de kans op kanker te verminderen, zonder verlies van kwaliteit van leven en zonder toename van ziekte op lange termijn.
Referenties
- Campfield Bonadies D, Moyer A, Matloff ET. What I wish I'd known before surgery: BRCA carriers' perspectives after bilateral salipingo-oophorectomy. Fam Cancer. 2011;10(1):79-85.
- Michelsen TM, Dørum A, Dahl AA. A controlled study of mental distress and somatic complaints after risk-reducing salpingo-oophorectomy in women at risk for hereditary breast ovarian cancer. Gynecol Oncol. 2009 Apr;113(1):128-33.
- Finch A, Metcalfe KA, Chiang JK, et al. The impact of prophylactic salpingo-oophorectomy on menopausal symptoms and sexual function in women who carry a BRCA mutation. Gynecol Oncol, 2011 Apr;121(1):163-8.
- Cohen JV, Chiel L, Boghossian L, Jones M, Stopfer JE, Powers J, Rebbeck TR, Nathanson KL, Domchek SM. Non-cancer endpoints in BRCA1/2 carriers after risk-reducing salpingo-oophorectomy. Fam Cancer. 2012 Mar;11(1):69-75.
- Hippesley-Cox J, Coupland C. Predicting risk of osteoporotic fracture in men and women in England and Wales: prospective derivation and validation of QFractureScores. BMJ. 2009 Nov 19;339:b4229
- Atsma F, Bartelink ML, Grobbee DE, van der Schouw YT. Postmenopausal status and early menopause as independent risk factors for cardiovascular disease: a meta-analysis. Menopause 2006;13(2):265-79.
- Santen RJ, Allred C, Ardoin SP, et al. Executive summary: postmenopausal hormonetherapy: an endocrine society scientific statement. J Clin Endocrinol Metab 2010;95(Suppl 1):S1–S66
- Rocca WA, Shuster LT, Grossardt BR, Maraganore DM, Gostout BS, Geda YE, Melton LJ 3rd. Long-term effects of bilateral oophorectomy on brain aging: unanswered questions from the Mayo Clinic Cohort Study of Oophorectomy and Aging. Womens Health (Lond Engl). 2009 Jan;5(1):39-48.
- Schierbeck LL, Rejnmark L, Tofteng CL, et al. Effect of hormone replacement therapy on cardiovascular events in recently postmenopausal women: randomised trial. BMJ 2012 Oct 9;345:e6409.
- Rivera CM, Grossardt BR, Rhodes DJ, Brown RD Jr, Roger VL, Melton LJ 3rd, Rocca WA. Increased cardiovascular mortality after early bilateral oophorectomy. Menopause. 2009 Jan-Feb;16(1):15-23.
- Shuster LT, Gostout BS, Grossardt BR, et al. Prophylactic oophorectomy in premenopausal women and long-term health. Menopause International 2008; 14: 111–116
- Madalinska JB, van Beurden M, Bleiker EM, Valdimarsdottir HB, Hollenstein J, Massuger LF, et al. The impact of hormone replacement therapy on menopausal symptoms in younger high-risk women after prophylactic salpingo-oophorectomy. J Clin Oncol 2006; 24: 3576-82.
Verantwoording
Autorisatiedatum en geldigheid
Laatst beoordeeld :
Laatst geautoriseerd : 15-06-2015
Geplande herbeoordeling :
Methode ontwikkeling
Evidence based