Organisatie van zorg
Uitgangsvraag
Hoe moet de zorg voor patiënten met (verdenking op) een thymustumor georganiseerd worden?
Aanbeveling
Bespreek patiënten bij verdenking op/met een epitheliale thymustumor in een multidisciplinair team met voldoende expertise. Overweeg hiervoor gebruik te maken van het landelijk MDO Thymustumoren.
Overweeg de histologie van patiënten met een thymustumor in te brengen bij het landelijke thymoompanel.
Overweeg shared care met een expertisecentrum volgens Publicatieoverzicht van erkende expertisecentra Zeldzame aandoeningen.
Overwegingen
Expertisecentra
Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport gaf in 2014 de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU) de opdracht om een procedure te ontwikkelen om expertisecentra voor zeldzame aandoeningen (ECZA) te erkennen. Vertegenwoordigers van de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ) en de patiëntenkoepel voor zeldzame en genetische afwijkingen, de VSOP, waren eveneens betrokken. Waar het zeldzame kanker betreft vertegenwoordigen de bij de NFK aangesloten patiëntenorganisaties het patiëntenperspectief in de beoordelingsprocedure; in het geval van thymustumoren is de organisatie Longkanker Nederland de patiëntenorganisatie die het patiëntenperpspectief beoordeelt hierbij.
Een ziekenhuis moet aan verschillende criteria voldoen om door het ministerie van VWS erkend te worden als expertisecentrum volgens de ECZA-procedure. In het ziekenhuis moet veel kennis en expertise over deze aandoeningen aanwezig zijn en de zorg specifiek voor patiënten met deze aandoeningen georganiseerd zijn. Ook vindt in deze ECZA wetenschappelijk onderzoek plaats naar zeldzame aandoeningen.
Ook moet het kandidaat-expertisecentrum in ieder geval voldoen aan nationale normenkaders zoals de SONCOS-normen in het geval van zeldzame vormen van kanker, de normen van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd en waar mogelijk aan de normen van de Europese Referentienetwerken (ERNs). Om als Nederlands ziekenhuis aan te mogen sluiten bij een ERN is erkenning volgens de ECZA-procedure een vereiste.
Expertpanels
Voor zeer zeldzame en/of moeilijk te diagnosticeren en/of te behandelen kanker kan een expertpanel of bovenregionaal MDO behandelaars bijstaan in het beoordelen van tumoren en adviseren over optimale zorg. Als de zorg voor patiënten met een zeldzame vorm van kanker zoals een epitheliale thymustumor geconcentreerd is in expertisecentra, kan het wenselijk zijn dat (een deel van de) diagnosestelling en behandeling in een ziekenhuis dichter bij huis wordt aangeboden.
Expertraadpleging van multidisciplinaire teams met expertise in de diagnostiek en behandeling van thymustumoren is volgens de werkgroep de beste optie. Een zorgverlener dient deze mogelijkheid te bespreken, zodat de patiënt ook kan meebeslissen of hij of zij naar een expertisecentrum gaat.
Een landelijk thymoom panel en een landelijk thymoom MDO zijn van meerwaarde om professionals bij te staan in het beoordelen van deze zeldzame kanker en te adviseren betreffende optimale zorg en behandeling. Daarnaast kunnen deze als landelijk referentie panels fungeren voor primaire epitheliale thymus tumoren.
Uit diverse studies is gebleken dat de classificatie van thymomen tussen pathologen sterk varieert. Deze interobserver variatie wordt deels veroorzaakt door onbekendheid met deze tumoren en door geringe expositie aan deze zeldzame tumoren. Omdat de classificatie van thymomen gevolgen heeft voor de prognose en in samenhang met de stagering ook voor de therapie, is het aan te bevelen deze tumoren te (laten) beoordelen door pathologen die voldoende thymomen zien en die ervaring hebben met het classificatiesysteem
Vanuit het perspectief van de patiënt met een thymustumor levert deze werkwijze en onderlinge afstemming tussen ziekenhuizen een grotere kans om mee te doen aan studies.
Hieronder worden twee bestaande initiatieven beschreven. De werkgroep adviseert alle centra in Nederland hiervan gebruikt te maken.
Begin 2022 startte een pilot met een landelijk MDO Thymustumoren (info@mdo-thymus.nl) waarbij het Antoni van Leeuwenhoek, het Erasmus Medisch Centrum en Maastricht Universitair Medisch Centrum betrokken zijn. Het doel van dit landelijke MDO is om laagdrempelig casuïstiek te bespreken met andere experts, om betere zorg aan de individuele patiënt te leveren, maar ook om onderzoek en zorg voor alle patiënten te verbeteren. De experts in het MUMC+, AvL en Erasmus MC hadden behoefte om over bepaalde casussen te sparren met andere experts. Het MDO is nu toegankelijk voor ieder centrum in Nederland.
Het thymoom-panel is een diagnostisch “virtueel” panel dat sinds 2012 een consultatieve functie biedt. Het panel functioneert als landelijk referentie panel voor primaire epitheliale tumoren van de thymus en tumoren waarbij binnen de differentiaaldiagnose een thymoom wordt overwogen. Het panel functioneert volledig digitaal, coupes van ingezonden casus worden gescand en via een dedicated webplatform door experts beoordeeld. Registratie van ontvangen casus vindt tevens plaats in PALGA door het toekennen van een PA-nummer, en er wordt een voorlopig verslag opgesteld in afwachting van de definitieve paneldiagnose. Het panel kent als zodanig geen reguliere bijeenkomst. Door de digitale werkwijze maken verscheidene internationale experts ook deel uit van het panel. Individuele diagnosen van panelleden worden in het systeem vastgelegd. Casus worden binnen een periode van twee weken (10 werkdagen) na gereedkomen van gedigitaliseerde coupes beoordeeld. Indien aanvullend (immunohistochemisch) onderzoek noodzakelijk is wordt de periode vanaf het gereedkomen van aanvullende bepalingen met uiterlijk twee weken verlengd.
Aangesloten disciplines
Tijdens het landelijk MDO zitten we om de twee weken digitaal samen met longartsen, chirurgen, radiotherapeuten, radiologen, pathologen, nucleair geneeskundigen.
Waarden en voorkeuren van patiënten (en eventueel hun verzorgers)
Duidelijke communicatie over wat een patiënt kan verwachten is van belang. Het is van belang dat alle zorgverleners die met de patiënt spreken ‘met één mond spreken’, het is verwarrend en kan zorgen voor onzekerheid als verschillende meningen/adviezen worden genoemd door verschillende zorgverleners uit het multidisciplinaire team. Ook is vanuit patiëntperspectief van belang dat de patiënt een vast aanspreekpunt heeft (casemanager); een persoon naast een arts waar de patiënt met vragen of angsten terecht kan.
Kosten (middelenbeslag)
In veel gevallen zal men al werken met een multidisciplinair team, naar verwachting brengt dit daarmee geen extra kosten met zich mee. De werkwijze, waarbij dit multidisciplinaire team in nauwere samenhang zal moeten presteren en er meer onderlinge afstemming zal moeten plaatsvinden, is wel arbeidsintensiever. Een coördinator, die afstemming moet faciliteren en bewaken, dient hier wel tijd voor te krijgen. Infrastructuur voor het verzamelen, analyseren en terugrapporteren zoals beschreven vergt ook tijd en middelen. De werkgroep verwacht echter dat, afgezet tegen reductie in opnameduur en vermindering van sterfte en complicaties een kosten-batenafweging positief uitvalt.
Aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie
Het werken in multidisciplinair teamverband – vooral tussen ziekenhuizen heen - versus werken in verschillende beroepsgroepen vergt vooral een andere wijze van organiseren van zorg en het creëren van andere momenten van afstemming en overleg.
Onderbouwing
Achtergrond
In deze module zal worden ingegaan op enkele organisatorische basisvoorwaarden voor adequate zorg voor patiënten met (verdenking op) een thymustumor.
De werkgroep wil hiermee praktijkvariatie verkleinen en ervoor zorgen dat de patiënt, zeker met een zeldzame aandoening zoals een thymustumor, snel op de juiste plek komt voor een diagnose en behandeling.
De werkgroep doet aanbevelingen ten aanzien van het optimaliseren van de organisatie van de zorg voor deze patiënten. Deze module is gebaseerd op het rapport Zeldzame kanker: Organisatie van expertise dat is opgesteld in 2023 door IKNL en op ervaring van bestaande initiatieven op dit gebied.
Samenvatting literatuur
Er is geen systematische literatuuranalyse verricht, omdat de werkgroep van mening is dat deze vraag zich niet goed laat beantwoorden door middel van een literatuursamenvatting.
Referenties
- Wolf JL, van Nederveen F, Blaauwgeers H, Marx A, Nicholson AG, Roden AC, Ströbel P, Timens W, Weissferdt A, von der Thüsen J, den Bakker MA. Interobserver variation in the classification of thymic lesions including biopsies and resection specimens in an international digital microscopy panel. Histopathology. 2020 Nov;77(5):734-741. doi: 10.1111/his.14167. Epub 2020 Sep 24. PMID: 32506527; PMCID: PMC7702114.
- Zeldzame kanker: Organisatie van expertise. IKNL, Maart 2023. Rapport zeldzame kanker: organisatie van expertise.
Verantwoording
Autorisatiedatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 31-08-2024
Laatst geautoriseerd : 31-08-2024
Geplande herbeoordeling : 31-08-2029
Algemene gegevens
De ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en werd gefinancierd uit de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS).
De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.
Samenstelling werkgroep
Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is in 2021 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen (zie hiervoor de Samenstelling van de werkgroep) die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met epitheliale thymustumoren.
Werkgroep
- Dr. M.M.H. Hochstenbag, Longarts, Maastricht UMC, Maastricht, NVALT (voorzitter)
- Dr. F.D. Marcuse, Longarts, Maastricht UMC, Maastricht, NVALT
- Dr. D. Dumoulin, Erasmus MC, Rotterdam, NVALT
- Dr. K.J. Hartemink, Chirurg, Antoni van Leeuwenhoek, Amsterdam, NVvH
- Dr. J.G.J. Hoeijmakers, Neuroloog, Maastricht UMC, Maastricht, NVN
- Dr. T.A. Mulders, Nucleair Geneeskundige, Erasmus MC, Rotterdam, NVNG
- Dr. M.A. den Bakker, Patholoog, Maasstadziekenhuis, Rotterdam, NVvP
- Dr. J.H. van der Thüsen, Patholoog, Erasmus MC, Rotterdam, NVvP
- Dr. A.B. Donkers-van Rossum, Radioloog, Catharinaziekenhuis, Eindhoven, NVvR
- Dr. S. Peeters, Radiotherapeut, Maastro clinic, Maastricht, NVRO
- Drs. S. M. van der Heide, Cardio-thoracale chirurg, Radboud UMC, Nijmegen, NVT
- Drs. L. Barberio, Directeur Longkanker Nederland, Utrecht
Met ondersteuning van
- Dr. C. Gaasterland, Adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
- Dr. D. Nieboer, Senior-adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
- Dr. N. Zielonke, Adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
- Dr. Lisanne Verbruggen, Adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
- Drs. M. te Lintel Hekkert, Adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
- Drs. S van Duijn, Adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
- D.P. Gutierrez, projectsecretaresse, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
Belangenverklaringen
De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.
Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.
Achternaam werkgroeplid |
Hoofdfunctie |
Nevenwerkzaamheden |
Persoonlijke financiële belangen |
Persoonlijke relaties |
Extern gefinancierd onderzoek |
Intellectuele belangen en reputatie |
Overige belangen |
Getekend op |
Actie |
Hochstenbag* |
Longarts met aandachtsgebied long oncologie. Werkgever: MUMC |
Geen |
Nee |
Nee |
Nee |
Nee |
Nee |
16-9-2021 |
Geen |
Hartemink |
Dr. K.J. Hartemink, chirurg |
Onbetaald: |
1. Expert panel; behandeling van vroeg-stadium NSCLC (eenmalige vergoeding MSD; euro 420,-) (6-2021). |
Geen |
KWF-grant ontvangen (2021) voor het doen van onderzoek naar radiotherapie en chirurgie bij het vroeg-stadium NSCLC. |
Geen |
Geen |
4-6-2021 |
Geen restricties, tenzij producten van Medtronic in de richtlijn besproken worden |
Donkers- van Rossum |
Radioloog, werkzaam sinds 1998 Catharina ziekenhuis Eindhoven |
* Screeningsradioloog Borstkanker Regio Zuid Nederland. Betaald via vakgroep |
Niet van toepassing |
Niet van toepassing |
Niet van toepassing |
Niet van toepassing |
Niet van toepassing |
8-6-2021 |
Geen |
Peeters |
Radiotherapeut-oncoloog bij Maastro, Maastricht |
Geen |
Geen |
Neen |
Niet van toepassing |
Geen |
Geen |
15-6-2021 |
Geen |
Hoeijmakers |
Neuroloog Maastricht Universitair Medisch Centrum+ (Maastricht UMC+), Maasticht. Binnen deze functie gespecialiseerd in neuromusculaire aandoeningen |
* Bestuurslid Spierzieken Centrum Nederland (SCN), als vertegenwoordiger van het Maastricht UMC+. SCN is een samenwerkingsverband van artsen en onderzoekers uit alle universitaire medische centra die gespecialiseerd zijn in neuromusculaire aandoeningen. |
De richtlijn zal geen persoonlijk financieel voordeel opleveren |
Er zijn geen voordelen voor persoonlijke relaties |
Er is geen sprake van deelname aan onderzoek dat wordt gefinancierd door (semi)overheid, fondsen of industrie, waarbij de finacier belangen kan hebben bij (een bepaalde uitkomst van ) het advies of de richtlijn |
Er zijn geen intellectuele belangen |
Er zijn geen overige belangen in relatie tot de richtlijn |
17-6-2021 |
Geen |
Thüsen, von der |
Patholoog, Erasmus MC |
Niet van toepassing |
Niet van toepassing |
Niet van toepassing |
Niet van toepassing |
* Mede-organisator Thymoompanel |
Niet van toepassing |
10-8-2021 |
Geen |
Marcuse |
Longarts in opleiding (AIOS), Maastricht Universitair Medisch Centrum |
* Promovenda: Universiteit Maastricht - onbetaald |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
16-9-2021 |
Geen |
Bakker, den |
Patholoog in het Maasstad Ziekenhuis, in Maatschapsverband |
Gastvrijheisovereenkomst afdeling pathologie Erasmus MC |
Geen |
Geen |
Beter Keten project - Anser promotietraject - Projecteider |
Geen |
Geen |
23-11-2021 |
Geen |
Mulders |
Nucleair Geneeskundige / Radioloog Erasmus MC |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
24-11-2021 |
Geen |
Heide, van der |
Cardiothoracaal chirurg werkzaam in het RadboudUMC |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen, derhalve dat de afdeling Cardiothoracale chirurgie, waaronder ikzelf, operaties met betrekking tot mediastinale tumoren verricht |
Geen |
25-11-2021 |
Geen |
Inbreng patiëntenperspectief
Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door deelname van de directeur van de stichting Longkanker Nederland in de werkgroep. Deze afgevaardigde heeft samen met adviseurs van het Kennisinstituut een focusgroep georganiseerd met een zestal patiënten om de knelpunten vorm te geven en de overwegingen en aanbevelingen te informeren. Daarnaast heeft zij meebeslist bij het opstellen van de overwegingen.
Wkkgz & Kwalitatieve raming van mogelijke substantiële financiële gevolgen
Kwalitatieve raming van mogelijke financiële gevolgen in het kader van de Wkkgz
Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).
Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er geen substantiële financiële gevolgen zijn voor deze richtlijn, gezien het aantal patiënten kleiner is dan 5000.
Werkwijze
AGREE
Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).
Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen
Tijdens de voorbereidende fase inventariseerde de werkgroep en aangeschreven verenigingen de knelpunten in de zorg voor patiënten met Epitheliale Thymustumoren in een Invitational Conference. Er werden knelpunten aangedragen door de deelnemende WV-en, Longkanker Nederland en de patiënten die deelnamen aan de focusgroep.
Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep concept-uitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld.
Uitkomstmaten
Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.
Methode literatuursamenvatting
Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing. Indien mogelijk werd de data uit verschillende studies gepoold in een random-effects model. Review Manager 5.4 werd gebruikt voor de statistische analyses. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.
Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs
De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).
GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).
GRADE |
Definitie |
Hoog |
|
Redelijk |
|
Laag |
|
Zeer laag |
|
Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).
Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)
Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello, 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE methodiek.
Formuleren van aanbevelingen
De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.
In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE-gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.
Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers |
||
|
Sterke aanbeveling |
Zwakke (conditionele) aanbeveling |
Voor patiënten |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet. |
Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet. |
Voor behandelaars |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen. |
Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren. |
Voor beleidsmakers |
De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid. |
Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen. |
Organisatie van zorg
In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van zorg.
Commentaar- en autorisatiefase
De conceptrichtlijnmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.
Literatuur
Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.
Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.
Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.
Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.
Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.
Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. http://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/over_richtlijnontwikkeling.html
Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.
Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.