Startpagina - Electroconvulsietherapie (ECT)
Waar gaat deze richtlijn over?
Deze richtlijn richt zich op wat volgens de huidige maatstaven de beste werkwijze is voor alle hulpverleners die ECT uitvoeren. In de richtlijn komen de volgende onderwerpen aan de orde:
- Indicaties voor ECT
- Technische en verpleegkundige aspecten van ECT
- Anesthesiologische zorg bij ECT
- Vervolgbehandeling na ECT
- Organisatie van zorg bij ECT
Voor wie is deze richtlijn bedoeld?
Deze richtlijn is bestemd voor alle zorgverleners die ECT uitvoeren. Ook patiënten kunnen de richtlijn gebruiken bij het overleg met hun hulpverleners.
Voor patiënten
Electroconvulsietherapie (ECT) is een kunstmatig opgewekte epileptische aanval, of toeval. Deze toeval ontstaat door het toedienen van een korte stroomstoot via elektroden op het hoofd. De stroom beïnvloedt de hersenen. De patiënt krijgt bij deze behandeling een lichte volledige verdoving. ECT wordt vaak in een kuur gegeven. De patiënt krijgt dan over een langere periode meestal twee behandelingen per week.
ECT wordt bij verschillende psychiatrische ziektes toegepast. Vooral mensen met een ernstige depressie bij wie medicijnen niet helpen, kunnen zich beter gaan voelen door ECT. Zij kunnen soms zelfs helemaal herstellen. De behandeling kan ook helpen bij patiënten met schizofrenie of een manie waarbij medicijnen niet goed werken.
Meer informatie over elektroconvulsietherapie is te vinden op de website van de psychiaters:
Hoe is de richtlijn tot stand gekomen?
Het initiatief voor deze richtlijn is afkomstig van Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP). De richtlijn is opgesteld door een multidisciplinaire commissie met vertegenwoordigers vanuit de psychiaters, anesthesiologen en verpleegkundigen. Patiënten en hun naasten zijn betrokken bij het maken van de richtlijn. Zij hebben in een panelbijeenkomst kunnen vertellen over hun ervaringen met ECT.