Drugsmisbruik in het kader van rijgeschiktheidskeuringen

Initiatief: NVvP Aantal modules: 12

Anamnese bij drugsmisbruik

Uitgangsvraag

Welke aspecten dienen in de anamnese aan de orde te komen om drugsmisbruik in het kader van onderzoek naar rijgeschiktheid in kaart te brengen?

Aanbeveling

Vraag in de anamnese gericht door naar reden van het onderzoek en omvang, gevolgen en gedrag van en rond drugsmisbruik (gebruik, hoeveelheden, toedieningsvormen, omstandigheden, gebruikspatroon, aard van de problematiek), ziekten, medicinaal gebruik van drugs en medicijngebruik.

 

Zorg er voor dat eventuele laboratoriumuitslagen beschikbaar zijn tijdens het onderzoek. Indien hier niet aan kan worden voldaan door uitstelgedrag van cliënt, kan melding gemaakt worden van het feit dat cliënt niet heeft meegewerkt aan het onderzoek.

Overwegingen

Inleiding

Het belangrijkste doel van de anamnese is om vast te stellen of er sprake is van drugsmisbruik. Deze module start met een beschrijving van de anamnese in het kader van de mededelingenprocedure. Aan het eind van de module worden specifieke aandachtspunten in het kader van de gezondheidsverklaring genoemd.

 

Waarde van anamnestische gegevens

Bij onderzoek naar drugsmisbruik zal de betrokkene om soms begrijpelijke redenen niet altijd openhartig zijn over eventueel gebruik van middelen en de mate waarin. Toekenning of intrekking van het rijbewijs dan wel het opleggen van beperkingen aan het rijbewijs kan voor de betrokkene grote gevolgen hebben. Zijn of haar mobiliteit, qua privéleven of (inkomsten uit) werkzaamheden, kunnen immers in het geding zijn. Betrokkene kan door dit belang zijn of haar verhaal gunstiger voorstellen dan de ernst en de risico’s ervan. Dit kan resulteren in een lage betrouwbaarheid van de zelfrapportage door betrokkene over zijn drugsgebruik, nog daargelaten de neiging van overmatige gebruikers om het drugsgebruik te bagatelliseren of te ontkennen.

 

Voor alcohol geldt dat in de populatie van rijders onder invloed (DUI - drivers under influence) slechts 5 à 20% van de personen met alcoholmisbruik met behulp van vragen(lijsten) kon worden geïdentificeerd (Mischke en Venneri, 1987; Korzec, 2001). Voor het identificeren van drugsgebruik zijn de cijfers vermoedelijk niet hoger.

 

Dit betekent dat een anamnestisch gegeven dat bevestigend is voor drugsmisbruik extra waardevol is. Echter, aan de afwezigheid van anamnestische gegevens die indicatief zijn voor drugsmisbruik kan weinig waarde worden toegekend. Het afnemen van een anamnese blijft niettemin essentieel. De sensitiviteit van de anamnese kan worden verhoogd als de keurend psychiater doorvraagt in het geval van mogelijke inconsistenties in het verhaal van de betrokkene. De specificiteit kan worden verhoogd door ook externe gegevens (zoals gegevens van de huisarts of eventuele overige behandelaren (zoals psychiater en/of psycholoog) en laboratoriumuitslagen) bij het onderzoek te betrekken. Het beschikbaar hebben van laboratoriumuitslagen tijdens het onderzoek kan helpend zijn omdat het de gelegenheid biedt de uitslagen met betrokkene te bespreken dan wel betrokkene te confronteren met de uitslagen (zie module 6).

 

Voorgeschiedenis

Het is van belang om de voorgeschiedenis (reden van het onderzoek en andere relevante gegevens uit de stukken (vraagstelling CBR)) in de anamnese te betrekken.

 

De volgende zaken in de voorgeschiedenis dienen in beschouwing te worden genomen, dan wel aan de orde te komen:

  • aanhoudingsgegevens;
  • eventuele eerdere onderzoeken en conclusies;
  • vragen naar discrepanties tussen beschikbare gegevens en anamnese.

Anamnese in het kader van de mededelingenprocedure.

Om vast te stellen of sprake is van drugsmisbruik wordt het drugsgebruik van betrokkene in de periode voorafgaand aan het onderzoek en voorafgaand aan de aanhouding in kaart gebracht. Het CBR wil met name gegevens hebben over het drugsgebruik in de periode van twaalf maanden die voorafgaat aan de laatste aanhouding; deze termijn heeft te maken met de eis dat bij een persoon - om als rijgeschikt te worden beoordeeld - minimaal een jaar geen sprake mag zijn van drugsmisbruik.

Bij de anamnese in het kader van de mededelingenprocedure wordt allereerst gevraagd naar de omstandigheden rond de laatste aanhouding en de invloed van drugsgebruik hierbij. Geprobeerd wordt een zo goed mogelijk beeld te krijgen van deze omstandigheden. Hierbij kunnen vragen worden gesteld zoals: Hoe laat werd betrokkene aangehouden? Wat voor soort aanhouding was het? Een routinecontrole, afwijkend rijgedrag of een ongeval? Belangrijk is ook om goed uit te vragen wat iemand nog weet te vertellen over de periode na het laatste gebruik, dus ook: Wat weet betrokkene wel of niet? Hoe kwam betrokkene bij zijn auto of motorvoertuig. Ging dat eenvoudig of moeizaam? Is betrokkene gevallen. Hoe vond betrokkene zijn auto of motorvoertuig, ging het starten goed en hoe ging het wegrijden? Hoeveel kilometer had betrokkene gereden voor de aanhouding (hoe verliepen die kilometers, slingerend? Wat is de herinnering, et cetera? Hoe verliep het rijden volgens betrokkene? Hoeveel en wat had betrokkene precies gebruikt en in hoeveel tijd? Voelde betrokkene zich ook 'onder invloed' (voelde betrokkene zich stoned, ziek, misselijk, onwel)? Wist betrokkene dat er te veel was gebruikt om te mogen rijden, en wat was de reden van het gebruik van de auto of motorvoertuig in deze omstandigheden?

 

Gezien de reden van het onderzoek, een aanhouding door de politie waarbij grenswaarden voor het rijden onder invloed van drugs zijn overschreden, is het belangrijk om waar mogelijk gerichte vragen te stellen op basis van de aangeleverde stukken.

 

Al deze vragen geven inlichtingen over hoe iemand met drugs omgaat, of betrokkene het normaal vindt of dat het zeldzaam voor betrokkene is zich zo te gedragen; is er gewoontegedrag of tolerantie in het spel? Ervaart betrokkene nadelige gevolgen van het gebruik?

 

Daarna volgen vragen over het gebruikspatroon van drugs in de periode voor de aanhouding. Van belang is in ieder geval te specificeren welke soort(en) drugs betrokkene gebruikt, op welke wijze de drugs worden gebruikt (doorslikken, roken, spuiten etc.) en in welke hoeveelheden. Vervolgens wordt de frequentie uitgevraagd (elke dag, weekend, alleen op feestjes) en het tijdstip waarop betrokkene gebruikt. Het is raadzaam om te bedenken dat mensen onderscheid maken tussen 'door de week', 'in het weekend', ‘in vakanties’ en 'bij speciale gelegenheden'; het kan zin hebben om alle vier te specificeren.

 

Tot slot zijn er vragen die inzicht geven in de aard van het gebruik, zoals: gebruikt betrokkene alleen of in gezelschap; verzwijgt betrokkene gebruik tegenover familie; voelt betrokkene zich schuldig over het gebruik; heeft betrokkene wel eens onthoudingsverschijnselen (zoals prikkelbaarheid, nervositeit). Hoe is het slaappatroon van betrokkene: hoe laat gaat betrokkene slapen, hoe lang slaapt betrokkene en slaapt betrokkene door? Ervaart betrokkene slaapproblemen? Zo ja, met welke frequentie? Is er sprake van verminderde eetlust of het gevoel zich niet tot het aanpakken van zaken te kunnen zetten, apathie of minder kunt genieten van zaken (amotivationeel syndroom)? Bent u weleens angstig, achterdochtig, psychotisch of verward geworden na gebruik van drugs? Maar ook het goed uitvragen van gewenste en positieve effecten (ontspannend, rustgevend en/of geestverruimend, pijnstillend, angstdempend) kan informatie opleveren; vinden anderen (partner, kinderen, familie, vrienden, enzovoort) dat betrokkene (te) veel gebruikt; zijn er thuis of op het werk problemen vanwege het gebruik; wordt betrokkene thans behandeld voor drugsmisbruik of is dat in het verleden ooit het geval geweest (zo ja, leg vast wanneer, waar, op welke wijze (psychotherapie, medicamenteus, ambulant, klinisch, enz.), hoe lang en met welk resultaat)? Is betrokkene al eerder veroordeeld op rijden onder invloed of anderszins met justitie in aanraking gekomen ten gevolge van het drugsgebruik?

 

Uiteraard wordt ook nagaan of er problematisch gebruik is geweest van andere middelen dan aangetoond bij de laatste aanhouding in de 12 maanden voorafgaand aan de aanhouding. Ook wordt geïnventariseerd of de betrokkene een voorgeschiedenis heeft van middelen misbruik en/of hij/zij ooit in behandeling is geweest voor een stoornis in gebruik van middelen.

 

Sociale anamnese

Een korte opstelling van de sociale anamnese is van belang om een globale indruk te krijgen van de mate van sociaal functioneren. De volgende aspecten zijn hierbij van belang: het opleidingsniveau, werk, relatie, vrije tijd, sociale contacten en bijvoorbeeld eenzaamheidsproblematiek. Bij disfunctioneren wordt gevraagd in welke mate gebruik of misbruik van drugs een rol speelt.

 

Medische anamnese

De medische anamnese kan worden beperkt tot het uitvragen van relevante actuele somatische aandoeningen en het gebruik van (zelf) medicatie, voedingssupplementen of medicinaal gebruik van drugs. Alcohol-, medicatie- en nicotinegebruik wordt uitgevraagd om zo - in samenhang met de rest van de anamnese - een compleet zicht te hebben op het gebruik van verslavende middelen.  Onthoudingsverschijnselen zijn te maskeren door gebruik van bijvoorbeeld benzodiazepines en baclofen. De psychiater dient alert te zijn op eventueel (maskerend) gebruik.

 

Indien sprake is van voedingssupplementen wordt nagegaan wat betrokkene gebruikt, in welke hoeveelheden en in welke vorm. 

 

Indien sprake is van medicinaal gebruik (van bijvoorbeeld cannabis of dexamfetamine) wordt nagegaan wat betrokkene gebruikt, in welke hoeveelheden en in welke vorm. Houdt betrokkene zich aan het voorschrift? Voor welke klacht of aandoening wordt medicinaal gebruik voorgeschreven? Door wie (welke huisarts of specialist) wordt medicinaal gebruik voorgeschreven? Kan medicinaal gebruik geverifieerd worden bij de behandelend arts? Kan betrokkene een recept overhandigen? Medicinaal gebruik vereist dat het op voorschrift van een geregistreerd arts wordt verstrekt door een apotheek en volgens voorschrift wordt gebruikt (zie ook module 1).

 

Indien gebruik op voorschrift niet kan worden bevestigd door de behandelend arts en/of betrokkene geen toestemming geeft voor het opvragen van informatie bij de voorschrijver en/of apotheek dan wel (daarnaast) andere vormen of hoeveelheden gebruikt dan voorgeschreven kan niet gesproken worden van medicinaal gebruik.[1]

 

DSM-5 classificatie

De DSM-5 (APA, 2014) is een gereviseerd classificatiesysteem waarin internationale afspraken zijn gemaakt over welke criteria van toepassing zijn op een bepaalde psychische stoornis op basis van (nieuwe) wetenschappelijke inzichten. Het is nadrukkelijk geen diagnose-handboek. De DSM-5 is geschikt voor een deel van de anamnese (het verhaal van de persoon zelf over zijn gebruik). De DSM-5 is daarbij echter ongeschikt voor objectivering van de anamnestisch verkregen informatie, eenvoudigweg omdat de DSM-5 hier niet in voorziet. De DSM-5 is een classificatiesysteem op basis van internationale afspraken over welke criteria van toepassing zijn op een bepaalde psychische stoornis volgens (nieuwe) wetenschappelijke inzichten. Het is nadrukkelijk geen diagnose-handboek.

 

De specifieke criteria die in DSM-5 zijn opgenomen, beogen de zorgverlener een leidraad te bieden bij het klinisch oordeel en mogen - zeker in het kader van het onderzoek naar rijgeschiktheid– niet klakkeloos worden overgenomen. Zo kan men op grond van een zorgvuldig onderzoek, bestaande uit bovengenoemde hulpmiddelen toch drugsmisbruik in de zin der wet vaststellen, terwijl de optelsom van de DSM-5 criteria onvoldoende is voor een diagnostische classificatie.

 

Hoewel tot voor kort (in de DSM-IV) onderscheid werd gemaakt in personen die verslaafd zijn aan drugs (afhankelijkheid) en personen die op een riskante of anderszins schadelijke manier met drugs omgaan (misbruik) wordt dit onderscheid in de DSM-5 niet meer gehanteerd. De DSM-5 spreekt van “stoornissen in gebruik van middelen ”. Stoornissen in drugsgebruik worden (medisch gezien) vastgesteld aan de hand van 11 criteria uit de zogenaamde DSM-5.

 

Criteria van stoornissen in gebruik van drugs (DSM-5):

Een problematisch patroon van drugsgebruik dat leidt tot klinisch significante beperkingen of lijdensdruk, zoals blijkt uit minstens twee van de volgende kenmerken, die binnen een periode van een jaar optreden:

  1. Drugs wordt vaak gebruikt in grote hoeveelheden of langduriger dan de betrokkene van plan was.
  2. Er is een persisterende wens of er zijn vergeefse pogingen om het druggebruik te minderen of in de hand te houden.
  3. Veel tijd wordt besteed aan activiteiten die nodig zijn om aan drugs te komen, drugs te gebruiken, of te herstellen van de effecten ervan.
  4. Hunkering, of een sterke wens of drang tot druggebruik.
  5. Recidiverend drugsgebruik, met als gevolg dat de belangrijkste rolverplichtingen niet worden nagekomen op het werk, op school of thuis.
  6. Aanhoudend drugsgebruik ondanks persisterende of recidiverende sociale of interpersoonlijke problemen, veroorzaakt of verergerd door de effecten van drugs.
  7. Belangrijke sociale, beroepsmatige of vrijetijdsactiviteiten zijn opgegeven of verminderd vanwege het drugsgebruik.
  8. Recidiverend drugsgebruik in situaties waarin dit fysiek gevaar oplevert.
  9. Het drugsgebruik wordt gecontinueerd ondanks de wetenschap dat er een persisterend of recidiverend lichamelijk of psychisch probleem is dat waarschijnlijk is veroorzaakt of verergerd door de drugs.
  10. Tolerantie, zoals gedefinieerd door één van de volgende kenmerken:
    a Behoefte aan een duidelijk toegenomen hoeveelheid drugs om een intoxicatie of het gewenste effect te bereiken.
    b Een duidelijk verminderd effect bij voortgezet gebruik van dezelfde hoeveelheid drugs.
  11. Onttrekkingssymptomen, zoals blijkt uit minstens één van de volgende kenmerken:
    a Het kenmerkende onttrekkingssyndroom van drugs (zie criteria A en B voor drugsontrekkingssyndroom).
    b Drugs (of een zeer verwante stof) wordt gebruikt om onttrekkingssymptomen te verlichten of te voorkomen.

 

Referentie: APA, 2014

 

Voldoet de persoon aan twee of drie van bovenstaande criteria dan is sprake van een lichte stoornis (305.20 Licht), bij vier of vijf criteria is sprake van een matige stoornis (304.30 Matig) en bij zes of meer criteria is sprake van een ernstige stoornis (304.30 Ernstig).

Een laatste vraag in het onderzoek is de vraag naar de recidiefvrije periode of een eventuele stopdatum van het misbruik - indien daar sprake van was. Deze moet aannemelijk en/of aantoonbaar zijn vanuit anamnese, psychiatrisch onderzoek, lichamelijk onderzoek en het laboratoriumonderzoek. Deze datum zal het moment kunnen zijn waarop het vereiste recidiefvrije jaar een aanvang neemt. Ook het niet kunnen vaststellen van een stopdatum dient duidelijk vermeld te worden, inclusief argumentatie.

 

Heteroanamnese of opvragen van informatie bij de huisarts of behandelaar

Als er gerede twijfel bestaat over het drugsgebruik van betrokkene, is de heteroanamnese danwel het opvragen van informatie één van de mogelijkheden om meer zekerheid te verkrijgen.

 

Het opvragen van externe gegevens of afnemen van een hetero anamnese (bij bijvoorbeeld een partner) is alleen mogelijk als de betrokkene daarvoor (schriftelijk) toestemming geeft. Ook een heteroanamnese is niet altijd betrouwbaar en in de onderzoekspraktijk niet altijd makkelijk te organiseren. Het opvragen van informatie bij de huisarts of een behandelaar kan de behandelrelatie onder druk zetten. Beide zaken, gegevens bij de huisarts en /of behandelaar en heteroanamnese brengen praktische bezwaren met zich mee en kosten betrekkelijk veel tijd. Een heteroanamnese dan wel opvragen van informatie zijn te overwegen bij herkeuringen en na eerdere afkeuring, waarbij sprake is van gerede twijfel aan de conclusies van een eerdere rapportage.

 

Specifieke aandachtspunten in het kader van de gezondheidsverklaring

Indien sprake is van een onderzoek in het kader van de gezondheidsverklaring zal de nadruk liggen op het drugsgebruik in de vereiste recidiefvrije periode van minimaal een jaar.

Bij een onderzoek in het kader van de gezondheidsverklaring, gaat het erom vast te stellen of er (nog steeds) sprake is van misbruik dan wel of er (nog steeds) sprake is van een recidiefvrije periode, waarbij van belang is hoelang deze periode al duurt. De duur van de recidiefvrije periode is van belang om te adviseren of iemand (weer) rijgeschikt is en om te adviseren over de duur van een eventuele termijnbeperking.

 

Een korte opstelling van de voorgeschiedenis met betrekking tot drugsgebruik is van belang: Hoe is betrokkene in dit onderzoek terecht gekomen, wat zijn de data van eventuele voorgaande onderzoeken naar rijgeschiktheid geweest en wat was de uitslag daarvan.

 

Het eerste punt bij de anamnese is de vraag naar de afgelopen periode (bijvoorbeeld sinds het vorige onderzoek in het kader van de mededelingenprocedure of de gezondheidsverklaring). Zijn er ongevallen, bekeuringen, aanhoudingen of drugscontroles geweest?

 

Net als bij het onderzoek in de mededelingenprocedure wordt vervolgens het gebruikspatroon van drugs in de 12 maanden voor het onderzoek uitgevraagd. Van belang hierbij is of er veranderingen in het gebruikspatroon hebben plaatsgevonden, zeker in vergelijking met de situatie voorafgaand aan en ten tijde van de aanhouding(en). Indien er in de voorgaande 12 maanden nog sprake is geweest van gebruik van drugs dan worden ook hier de diverse vragen gesteld die inzicht geven in de aard van het gebruik.

 

Gebruik van vragenlijsten

De anamnese dient semigestructureerd te worden verricht. Gestandaardiseerde vragenlijsten kunnen een bepaalde structuur aanbrengen in het onderzoeksgesprek. Dit laat onverlet dat de psychiater die het onderzoek verricht moet doorvragen als daar aanleiding toe is, en dat hij desgewenst van een vragenlijst kan afwijken. Er bestaan meerdere vragenlijsten die desgewenst als hulpmiddel gebruikt kunnen worden (zie module 3b).

 

Samenvattend

De betrouwbaarheid van zelfrapportage over het drugsgebruik bij onderzoek naar rijgeschiktheid is laag. Vragen naar de gevolgen van en het gedrag rond drugsgebruik geven meer informatie en zijn belangrijk voor het opsporen van drugsmisbruik.

 

De DSM-5 is geschikt voor een deel van de anamnese (het verhaal van de persoon zelf over zijn drugsgebruik), en kan beschouwd worden als een hulpmiddel om het gebruik of misbruik van drugs in kaart te brengen. De DSM-5 is echter ongeschikt voor objectivering van de anamnestisch verkregen informatie.

 

Het beschikbaar hebben van de laboratoriumuitslagen (zie module 6) tijdens het onderzoek van de psychiater kan helpend zijn. Indien hier niet aan kan worden voldaan door uitstelgedrag van cliënt, kan melding gemaakt worden van het feit dat cliënt niet heeft meegewerkt aan het onderzoek.

 

Een heteroanamnese, of andere gegevens die via derden zijn verkregen, kunnen een toegevoegde waarde hebben naast de gangbare anamnestische gegevens. Deze informatie kan alleen nadat (schriftelijk) toestemming is verkregen worden opgevraagd, waarbij aan derden een specifieke vraag gesteld dient te worden. Deze informatie wordt alleen op indicatie opgevraagd.


[1] ECLI:NL:RVS:2017:456;  ECLI:NL:RVS:2018:4265;  ECLI:NL:RBZWB:2021:217

Onderbouwing

  1. American Psychiatric Association (2014). Handboek voor de classificatie van psychische stoornissen (DSM-5). Boom uitgevers Amsterdam. ISBN 9789461059598.
  2. Franken, I., van den Brink, W., Schellekens, A. (2019) Handboek verslaving. De Tijdstroom.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 01-02-2022

Laatst geautoriseerd  : 01-02-2022

Geplande herbeoordeling  : 01-01-2027

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie
  • Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers
  • Nederlandse Vereniging voor Klinische Chemie en Laboratoriumgeneeskunde

Algemene gegevens

De richtlijnontwikkeling werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten en werd gefinancierd met gelden van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en uit de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS). De financiers hebben geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijn.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is in 2019 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen die betrokken zijn bij het onderzoek naar drugsmisbruik in het kader van rijgeschiktheidskeuringen.

 

Werkgroep

  • Dr. D. de Boer, biochemicus, Maastricht Universitair Medisch Centrum
  • Dr. R. Kamal, psychiater, verslavingsarts. Afgevaardigd namens NVvP, (voorzitter)
  • Dr. A. Brantsma, freelance psychiater en mede-eigenaar Kruks. Afgevaardigd namens NVvP
  • M. Hanoeman, psychiater Dimence Groep, Transfore. Afgevaardigd namens NVvP
  • Prof. dr. D.J. Touw, Ziekenhuisapotheker - klinisch farmacoloog/toxicoloog, UMCG, hoogleraar Bioanalyse, Therapeutic Drug Monitoring en Klinische Toxicologie, Faculteiten Geneeskunde en Farmacie, Rijksuniversiteit Groningen. Afgevaardigd namens NVZA
  • Prof. dr. J. Ramaekers, hoogleraar psychofarmacologie, Universiteit Maastricht
  • L. P. van der Vorst, psychiater GGZ-Noord Holland Noord, IHT-team en kliniek De Kop. Afgevaardigd namens NVvP
  • Dr. S.J.W. Walvoort, tot 31-12-2020 klinisch neuropsycholoog en specialist manager, Topklinisch Korsakov Centrum voor alcohol gerelateerde cognitieve stoornissen, Vincent van Gogh te Venray en vanaf 01-01-2021, klinisch neuropsycholoog en hoofd dienst medische psychologie Kempenhaeghe, Heeze Afgevaardigd namens NIP

 

Adviseurs

  • R.A. Bredewoud, arts, hoofd medische zaken CBR
  • Mr. E. van Pernis-van de Wal, manager bezwaar en beroep divisie rijgeschiktheid CBR
  • Dr. D.P. Ravelli, psychiater en medisch directeur, werkzaam bij Max Ernst GGZ, voorzitter werkgroep richtlijn ‘onderzoek naar alcoholmisbruik in kader van rijgeschiktheid’
  • Prof. dr. R.J. Verkes, hoogleraar forensische psychiatrie, Radboud Universiteit Nijmegen
  • P. Vossenberg, verslavingsarts en voorzitter VVGN

 

Met ondersteuning van

  • Dr. M.L. Molag, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • Dr. L.M.T. Schouten, zelfstandig adviseur

Belangenverklaringen

De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.

 

Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

 

Werkgroep

Lid werkgroep

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Ondernomen actie

Kamal

Psychiater en verslavingsarts KNMG, Qatar

Docent verslavingspsychiatrie opleiding psychiatrie

Bestuurslid/Penningmeester afdeling verslavingspsychiatrie NVvP

Geen

Geen

Brantsma

Freelance psychiater en mede-eigenaar Kruks.

Keurende psychiater, rijgeschiktheidskeuringen CBR bij Rijbewijsbelang (Psyon)

Geen

Geen actie. Gezien deze expertise gevraagd voor de werkgroep.

Hanoeman

Psychiater dimence groep, Transfore.

Keurend psychiater, rijgeschiktheidskeuringen CBR bij BRK

Geen

Geen actie. Gezien deze expertise gevraagd voor de werkgroep.

Ramaekers

Hoogleraar psychofarmacologie/toxicologie

President International Council on Alcohol, Drugs and Traffic Safety, Member of CINP, BAP

Geen

Geen actie. Gezien deze expertise gevraagd voor de werkgroep.

Touw

Ziekenhuisapotheker, hoogleraar Bioanalyse, Therapeutic Drug Monitoring en Klinische Toxicologie

Vice voorzitter Medische Adviesraad Sanquin, bespreken medisch beleid Sanquin op basis van vragen gesteld door de RvB - onbetaald

 

Lid Bestuur Stichting Werkgroep Antibioticabeleid (https://swab.nl/nl), in stand houden van een landelijk antibioticabeleid en het publiceren van richtlijnen ten aanzien van het voorschrijven ervan - onbetaald

 

Lid Regionaal Tuchtcollege Zwolle, oordelen over zaken aangemeld bij het tuchtcollege inzake beroepsgenoten waarover een klacht is ingediend - onbetaald

 

Lid Nederlandse Delegatie Europese Farmacopee, inhoudelijk meebeslissen over Europese wetgeving betreffende de kwaliteit van individuele geneesmiddelen - onbetaald

 

Lid Consilium toxicologicum Nederlandse Vereniging voor Toxicologie, beleid maken en kwaliteit bewaken van de postdoctorale opleiding tot toxicoloog - onbetaald

 

Lid Organisatiecommissie IUTOX 2022, het organiseren van het Internationaal congres over toxicologie in 2022 in Maastricht - onbetaald

 

Voorzitter Sectie Geneesmiddelen Toxicologie Nederlandse Vereniging voor Toxicologie, leidinggeven aan de sectie geneesmiddelen toxicologie van de NVT en het jaarlijks organiseren van een wetenschappelijke dag - onbetaald

 

Voorzitter Werkgroep geneesmiddelen en nierfunctie KNMP, leiding- geven aan het opstellen van doseeradviezen van geneesmiddelen die worden gegeven aan patiënten met nierfunctiestoornissen of dialysebehoeftig – onbetaald

Geen

Geen

Van der Vorst

Psychiater GGZ-Noord Holland Noord, IHT-team en kliniek De Kop

Geen

Geen

Geen

Walvoort

Klinisch neuropsycholoog en specialist manager, Topklinisch Korsakov Centrum voor alcohol-gerelateerde cognitieve stoornissen, Vincent van Gogh

Geen

Geen

Geen

Adviseur

 

 

 

 

 

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Ondernomen actie

Bredewoud

Hoofd medische zaken CBR

Waarnemer Gezondheidsraad (rijgeschiktheid) onbetaald, lid vervoersgeneeskundig samenwerkingsverband

Geen

Geen lid werkgroep, maar adviseur

De Boer

Biochemicus, Clusterhoofd ‘Speciële Eiwitchemie’, Centraal Diagnostisch Laboratorium (CDL), Maastricht Universitair Medisch Centrum (MUMC+)

Eigenaar en consulent van Fair Drugtesting, Adviesbureau (eenmanszaak) aangaande sportdoping gerelateerde zaken met het accent op een correcte uitvoering van doping controle-analyses

Geen

Geen

Van Pernis-van de Wal

Manager bezwaar en beroep divisie rijgeschiktheid

Geen

Geen

Geen lid werkgroep, maar adviseur

Ravelli

Psychiater, medisch directeur Max Ernst GGZ

Lector Academie Beleidspsychiatrie

Eigen praktijk voor psychiatrische expertises.

 

Voorzitter Richtlijn Onderzoek naar alcoholmisbruik in het kader van rijgeschiktheids-keuringen.

Geen actie. Gezien deze expertise gevraagd als adviseur

Verkes

Psychiater-klinisch farmacoloog, hoogleraar forensische psychiatrie

Voorzitter Adviescommissie gegevensverstrekking weigerende observandi; lid Regionaal Tuchtcollege Gezondheidszorg Zwolle

Geen

Geen

Vossenberg

Verslavingsarts KNMG, arts voor maatschappij en gezondheid, Tactus Verslavingszorg

Voorzitter vereniging voor verslavingsgeneeskunde VVGN

Geen

Geen

Inbreng patiëntenperspectief

Gegeven het specifieke karakter van de richtlijn zijn vanuit Patiëntenfederatie Nederland en MIND geen aandachtspunten aangeleverd.

De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan de Patiëntenfederatie Nederland en MIND en de eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.

Methode ontwikkeling

Evidence based

Werkwijze

AGREE

Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).

 

Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen

Tijdens de voorbereidende fase zijn in een expertbijeenkomst knelpunten en punten van aandacht geïnventariseerd. Voorafgaand is via een schriftelijke invitatie gevraagd knelpunten en aandachtspunten voor de ontwikkeling aan te leveren. Daarnaast is een knelpunten vragenlijst uitgezet onder psychiaters die rijgeschiktheidskeuringen uitvoeren.

 

Uitgangsvragen

Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de voorzitter en de adviseurs concept-uitgangsvragen opgesteld. Deze zijn met de werkgroep besproken waarna de werkgroep de definitieve uitgangsvragen heeft vastgesteld.

 

Expert opinion

Voor de modules achtergrond en juridische basis van de vraagstelling CBR, juridisch kader, anamnese, psychiatrisch onderzoek, lichamelijk onderzoek en afweging van de onderzoeksbevindingen heeft de commissie zich gebaseerd op vigerende richtlijnen en expert-opinion. Om deze uitgangsvragen te beantwoorden is kennisgenomen van bestaande richtlijnen en leerboeken op het terrein van de psychiatrie en verslavingszorg.

De commissie heeft daarnaast gebruik gemaakt van de eigen ervaring met rijgeschiktheidskeuringen, de daaruit voortvloeiende verslagen en bestaande jurisprudentie over het onderwerp. Voor deze uitgangsvragen is geen systematische literatuuranalyse verricht, omdat het karakter van deze vragen zich niet goed leent voor beantwoording door middel van een systematische review van origineel wetenschappelijk onderzoek. Gegeven de specifieke en met andere landen onvergelijkbare Nederlandse wet- en regelgeving ontbreekt het peer reviewed onderzoek in de internationale literatuur. Ook in Nederland is geen research voorhanden over het onderwerp, noch zijn internationale richtlijnen op dit gebied beschikbaar.

 

Systematisch literatuuronderzoek

Voor module 3b (vragenlijsten) en module 6 (laboratoriumonderzoek) is systematisch literatuuronderzoek verricht.

 

Strategie voor zoeken en selecteren van literatuur

Aan de hand van specifieke zoektermen is gezocht naar gepubliceerde wetenschappelijke studies in (verschillende) elektronische databases. Tevens werd aanvullend gezocht naar studies aan de hand van de literatuurlijsten van de geselecteerde artikelen. In eerste instantie werd gezocht naar studies met de hoogste mate van bewijs. De werkgroep leden selecteerden de via de zoekactie gevonden artikelen op basis van vooraf opgestelde selectiecriteria. De geselecteerde artikelen werden gebruikt om de uitgangsvraag te beantwoorden. De databases waarin is gezocht, de zoekstrategie en de gehanteerde selectiecriteria zijn te vinden in de module laboratoriumonderzoek. De zoekstrategie is opgenomen in de zoekverantwoording. De zoekresultaten werden beoordeeld door twee personen.

 

Kwaliteitsbeoordeling individuele studies

Individuele studies werden systematisch beoordeeld, op basis van op voorhand opgestelde methodologische kwaliteitscriteria, om zo het risico op vertekende studieresultaten (risk of bias) te kunnen inschatten. De beoordeling van de literatuur vond plaats door de methodoloog met behulp van de GRADE methodologie en werd voorgelegd aan alle werkgroepleden. Deze beoordelingen kunt u vinden in de Risk of Bias (RoB) tabellen. De gebruikte RoB instrumenten zijn gevalideerde instrumenten die worden aanbevolen door de Cochrane Collaboration: AMSTAR - voor systematische reviews; Cochrane - voor gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek; Newcastle-Ottowa - voor observationeel onderzoek; QUADAS II - voor diagnostisch onderzoek.

 

Samenvatten van de literatuur

De relevante onderzoeksgegevens van alle geselecteerde artikelen werden weergegeven in evidencetabellen. De belangrijkste bevindingen uit de literatuur werden beschreven in de samenvatting van de literatuur. De gevonden studies kwamen onvoldoende overeen voor een kwantitatieve meta-analyse.

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs

Aangezien dit een herziening betreft van een richtlijn die in grote mate is gebaseerd op expert-opinion werd de kracht van het wetenschappelijke bewijs bepaald volgens de EBRO-methode.

 

De kracht van het wetenschappelijk bewijs met betrekking tot laboratoriumonderzoek en biomarkers werd bepaald met de ‘GRADE-methode’. De biomarkers werden beoordeeld op diagnostische accuratesse en bruikbaarheid in de praktijk.

 

GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie (Schünemann, 2013).

 

GRADE

Definitie

Hoog

  • er is hoge zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Redelijk

  • er is redelijke zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is mogelijk dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Laag

  • er is lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • er is een reële kans dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Zeer laag

  • er is zeer lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • de literatuurconclusie is zeer onzeker.

 

Formuleren van de conclusies

Voor de screeningsvragenlijsten en het laboratoriumonderzoek werd het wetenschappelijk bewijs samengevat in een of meerdere literatuurconclusies waarbij het niveau van bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methodiek. De werkgroep leden maakten de balans op van elke vragenlijsten en biomarker (overall conclusie). Bij het opmaken van de balans werden de gunstige en ongunstige effecten voor de cliënt afgewogen. De overall bewijskracht wordt bepaald door de laagste bewijskracht gevonden bij een van de cruciale uitkomstmaten. Bij complexe besluitvorming waarin naast de conclusies uit de systematische literatuuranalyse vele aanvullende argumenten (overwegingen) een rol spelen, werd afgezien van een overall conclusie. In dat geval werden de gunstige en ongunstige effecten van de interventies samen met alle aanvullende argumenten gewogen onder het kopje 'Overwegingen'.

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en meegewogen, zoals de expertise van de werkgroep leden, de waarden en voorkeuren van de cliënt (patiënt values and preferences), kosten, beschikbaarheid van voorzieningen, juridische aspecten en organisatorische zaken. Deze aspecten zijn, voor zover geen onderdeel van de literatuursamenvatting, vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’.

en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello, 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE-methodiek.

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op expert opinion (module achtergrond en juridische basis van de vraagstelling CBR, juridisch kader, anamnese, psychiatrisch onderzoek, lichamelijk onderzoek en afweging van de onderzoeksbevindingen) dan wel het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen (module vragenlijsten en biomarkers). De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk. De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen.

 

Randvoorwaarden (juridische aspecten van het onderzoek)

In de knelpuntenanalyse en bij het ontwikkelen van de richtlijn is expliciet rekening gehouden met de juridische aspecten van het onderzoek: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het uitvoeren van het onderzoek en het opstellen van het onderzoeksverslag.

 

Organisatie van zorg

In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van zorg.

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijn werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (cliënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijn aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijn werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.

 

Literatuur

Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.

Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.

Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.

Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. https://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/richtlijnontwikkeling.html

Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.

Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.

Schünemann HJ, Oxman AD, Brozek J, Glasziou P, Jaeschke R, Vist GE, Williams JW Jr, Kunz R, Craig J, Montori VM, Bossuyt P, Guyatt GH; GRADE Working Group. Grading quality of evidence and strength of recommendations for diagnostic tests and strategies. BMJ. 2008 May 17;336(7653):1106-10. doi: 10.1136/bmj.39500.677199.AE. Erratum in: BMJ. 2008 May 24;336(7654). doi: 10.1136/bmj.a139.

Schünemann, A Holger J (corrected to Schünemann, Holger J). PubMed PMID: 18483053; PubMed Central PMCID: PMC2386626.

Wessels M, Hielkema L, van der Weijden T. How to identify existing literature on patients' knowledge, views, and values: the development of a validated search filter. J Med Libr Assoc. 2016 Oct;104(4):320-324. PubMed PMID: 27822157; PubMed Central PMCID: PMC5079497.

Volgende:
Vragenlijsten bij drugsmisbruik