Fysiotherapie bij ernstig astma
Uitgangsvraag
Wat is de toegevoegde waarde van fysiotherapie als aanvullende behandeling bij patiënten met ernstig astma?
De uitgangsvraag omvat de volgende deelvragen:
- Wat is de toegevoegde waarde van fysieke training voor of na longrevalidatie?
- Wat is de toegevoegde waarde van ontspannings- en/of ademhalingsoefeningen?
Aanbeveling
Overweeg 1e lijns fysiotherapie bij patiënten met moeilijk behandelbaar en ernstig astma met inspanningsintolerantie en/of functionele beperkingen.
Overweeg 1e lijns fysiotherapie aansluitend aan een longrevalidatieprogramma gericht op het behoud en/of verder verbeteren van het bereikte resultaat.
Overwegingen
Gesuperviseerde inspanningstraining (loopband) met behulp van fysiotherapie lijkt een klein effect te hebben op de inspanningscapaciteit (VO2 max) en mogelijk een positief effect op de kwaliteit van leven (AQLQ) bij patiënten met matig en ernstig astma. Het is nog onvoldoende onderzocht wat het effect is van inspanningstraining op bronchiale hyperreactiviteit.
De toegevoegde waarde van ademhalingsoefeningen met behulp van fysiotherapie op de astmacontrole (middels de ACQ), kwaliteit van leven (AQLQ), en bronchiale hyperreactiviteit is nog onvoldoende onderzocht. In de trainingsstudies werden vaak ademhalingsoefeningen gegeven aan beide groepen hierdoor kan geen vergelijking gemaakt worden tussen de groepen en is het effect van ademhalingsoefeningen (nog) onduidelijk. Hiernaast is het onduidelijk of de in de studies geïncludeerde patiënten een disfunctionele ademhaling hadden bij inclusie.
De beschreven studies zijn voornamelijk gedaan bij een gemengde populatie van matig ernstig tot ernstig astma. Wat de effecten zouden zijn bij patiënten met ernstig astma, is niet onderzocht.
Waarden en voorkeuren van patiënten
Voor patiënten met (moeilijk behandelbaar/ernstig) astma die een hoge ziektelast ervaren (lage QoL), een lage inspanningsintolerantie hebben, fysiek inactief zijn en /of functioneel beperkt zijn lijkt aanvullende (eerstelijns) fysiotherapie (zoals bij patiënten met COPD) geïndiceerd. Ook na een intensief longrevalidatieprogramma bestaat de behoefte zowel bij de patiënt als zorgverlener om het nazorgtraject, met inzet van lokale fysiotherapeuten, die meer vorm en inhoud te kunnen geven om de bereikte resultaten verder te verbeteren of het effect langduriger vast te kunnen houden en te implementeren in het dagelijks leven/functioneren. Begeleiding door een fysiotherapeut met specifieke expertise op dit gebied om de algehele lichamelijke fitheid en spierfuncties (kracht/power) bij ernstig astma te verbeteren, zou hiervoor onder de mogelijkheden kunnen vallen. En met name ook na een astma-aanval waarbij altijd weer een terugval in lichamelijke fitheid en spierkracht optreedt. Er zijn momenteel echter nog geen studies bekend die het effect hebben onderzocht van fysiotherapie voor en/of na longrevalidatie. Mogelijk zou het behandeleffect na longrevalidatie verlengd of verbeterd kunnen worden, wat de zorg en controle op ernstig astma voor de patiënt verbetert en participatie binnen bewegingsprogramma’s of sport bevordert.
Kosten (middelenbeslag)
De kosteneffectiviteit (Qualy’s) en PROMS van aanvullende fysiotherapie is nog onvoldoende onderzocht bij patiënten met ernstig astma. Fysiotherapie op indicatie (ernstig) astma wordt op het moment van schrijven niet vergoed vanuit het basispakket, wat de werkgroep ervaart als een grote beperking. Bij patiënten met matig ernstig tot zeer ernstige COPD is gebleken dat fysiotherapie kosteneffectief is en is de vergoeding hiervoor opgenomen in het basispakket. In lijn met COPD pleit de werkgroep er dan ook voor om de vergoeding van fysiotherapie bij ernstig astma te overwegen, en zo (hoge) kosten te kunnen voorkomen.
Aanvaardbaarheid voor de overige relevante stakeholders
Het Zorginstituut wordt gevraagd zich te buigen over de vergoeding van 1ste lijn fysiotherapie bij ernstig astma (zie ook bovenstaand punt).
Haalbaarheid en implementatie
Implementatie in de eerstelijnspraktijk bij fysiotherapeuten met specifieke expertise in behandeling van luchtwegaandoeningen is haalbaar.
Rationale/ balans tussen de argumenten voor en tegen de interventie
Vanwege een gebrek aan wetenschappelijke evidentie van hoge kwaliteit kan nog geen eenduidige uitspraak worden gedaan over een eventueel positief effect van fysiotherapie in de eerste lijn bij patiënten met ernstig astma. Op basis van de literatuursearch lijkt fysiotherapie bij ernstig astma een voorzichtig positief effect te hebben op inspanningscapaciteit en AQLQ. Aanvullende goed opgezette studies zijn zeer wenselijk. Ondanks het ontbreken van gedegen wetenschappelijk onderzoek is de werkgroep op basis van ervaring uit de klinische praktijk van mening dat vroegtijdige mobiliserende interventies tot de standaard goede zorg voor patiënten met ernstig astma behoren. Verder komt dit overeen met de internationale richtlijn GINA waar bewegen bij astma in algemene zin wordt geadviseerd. Bij ernstig astma is bewegen (fysieke activiteiten) geen vanzelfsprekendheid vanwege klachten van vermoeidheid en benauwdheid en angst voor benauwdheid/kortademigheid. Tevens is fysiotherapie van belang in de eerste lijn als “step down” na een multidisciplinaire revalidatie in de tweede- of derde lijn. Dit ter voorkoming van terugval na een periode van intensieve begeleiding.
Onderbouwing
Achtergrond
In de vorige richtlijn (2013) wordt alleen gesproken over multidisciplinaire longrevalidatie in de 2e en 3e lijn als behandeling bij patiënten met ernstig astma bij suboptimaal zelfmanagement en/of disproportionele problemen op het gebied van activiteiten en participatie. Dit is echter een kostbare, tijdelijke en tijdsintensieve behandeling. Fysiotherapie kan patiënten met ernstig astma helpen om de inspanningscapaciteit/-tolerantie te verbeteren/optimaliseren of te behouden na een longrevalidatieprogramma afgerond te hebben. In deze richtlijnmodule wordt onderzocht of fysiotherapie, los van een revalidatieprogramma, als aanvullende therapie ingezet kan worden bij patiënten met ernstig astma met als doel optimalisatie van (astma)controle, inspanningstolerantie (onder andere lichamelijke conditie en spierkracht) en comorbiditeit zoals diabetes mellitus, osteoporose en sarcopenie, en het verbeteren van de kwaliteit van leven.
Conclusies
Fysieke training
Zeer laag GRADE |
Een aeroob trainingsprogramma onder supervisie van een fysiotherapeut lijkt geen effect te hebben op astmacontrole (ACQ) bij patiënten met matig en ernstig astma.
Bronnen: (Franco-Pinto, 2015; Turner, 2011) |
Laag GRADE |
Een aeroob trainingsprogramma onder supervisie van een fysiotherapeut lijkt een positief effect te hebben op de kwaliteit van leven (AQLQ) bij patiënten met matig en ernstig astma.
Bronnen (Franco-Pinto, 2015; Turner, 2011; Mendes, 2010; Refaat, 2015) |
Zeer laag GRADE |
Het is nog onduidelijk of aerobe training onder supervisie een van fysiotherapeut een positief effect heeft op de inspanningscapaciteit (loopafstand op de 6MWT) bij patiënten met matig en ernstig astma.
Bronnen: (Turner, 2010; Coelho, 2018) |
Laag GRADE |
Aerobe training onder supervisie van een fysiotherapeut heeft mogelijk een positief effect op de (aerobe) inspanningscapaciteit (VO2max) bij patiënten met matig en ernstig astma.
Bronnen: (Mendes, 2011; Mendes, 2010) |
Zeer laag GRADE |
Het is nog onduidelijk of aerobe training een positief effect heeft op de bronchiale hyperreactiviteit.
Bronnen: (Franco-Pinto, 2015) |
- GRADE |
Er werden geen studies gevonden die het effect onderzochten op spierkracht (handknijpkracht; 1-RM test), dynamisch spiervermogen (Wpeak), en de fysiek activiteiten monitor (vragenlijst/accelerometer). |
Ademhalingsoefeningen
Zeer laag GRADE |
Het is nog onduidelijk of ademhalingsoefeningen met behulp van fysiotherapie effect hebben op astmacontrole (ACQ) bij patiënten met matig en ernstig astma.
Bronnen: (Rondinel, 2015) |
Zeer laag GRADE |
Het is nog onduidelijk of ademhalingsoefeningen met behulp van fysiotherapie een positief effect hebben op de kwaliteit van leven bij patiënten met matig en ernstig astma.
Bronnen: (Rondinel, 2015; Cooper, 2003) |
Zeer laag GRADE |
Het is nog onduidelijk wat het effect is van ademhalingsoefeningen met behulp van fysiotherapie op inspanningscapaciteit (loopafstand op de 6MWT).
Bronnen: (Rondinel, 2015) |
Zeer laag GRADE |
Het is nog onduidelijk wat het effect is van ademhalingsoefeningen met behulp van fysiotherapie op bronchiale hyperreactiviteit.
Bronnen: (Cooper, 2003) |
Samenvatting literatuur
Beschrijving studies - Fysieke training
Het Cochrane review van Carson (2013) is de meest recente systematisch review aangaande fysieke training bij patiënten met astma. Hij beschrijft twee studies die van belang zijn:
- Mendes (2010) onderzocht de invloed van aerobe training, toegevoegd aan ademhalingsoefeningen en educatie, bij 101 volwassenen (20 tot 50 jaar) met matig en ernstig astma. De patiënten waren pulmonaal stabiel bij een gemiddelde dagdosis van 800 mcg budesonide en voldeden derhalve niet aan de definitie ernstig astma, zoals in deze richtlijn gehanteerd. De baseline VO2max was ongeveer 70% van voorspeld in de controlegroep en 71% van voorspeld in de trainingsgroep. De controlegroep kreeg 3 maanden uitsluitend ademhalingstherapie en educatie, terwijl de trainingsgroep daarbij nog twee keer per week, 30 minuten lang, fysieke training kreeg. De gemiddelde leeftijd was 39 jaar en het merendeel was vrouw (89% in de interventiegroep en 78% in de controlegroep).
- Turner (2010) beschreef de effecten van een 6 weken durend aerobe trainingsprogramma bij oudere (> 40 jaar) patiënten met matig tot ernstig astma met deels gefixeerde obstructie (FEV1 < 80% van voorspelde waarde na maximale behandeling) en beperkingen in het dagelijks leven. De patiënten hadden een baseline ACQ van 1,7 bij gebruik van een onbekende dosis ICS. Baselinescore op de 6MWT was een loopafstand van 569±88 meter in de trainingsgroep en 522±111 meter in de controlegroep. In de interventiegroep was de gemiddelde leeftijd 63,5±10,8 jaar en was 58% vrouw; in de placebogroep was de gemiddelde leeftijd 71,0±9,7 jaar en was 53% vrouw.
Naast het review werden vier aanvullende RCT’s gevonden.
- Coelho (2018) voerde een RCT uit naar het effect van ongesuperviseerde fysieke training (dagelijks een half uur wandelen), bij 37 patiënten met matig en ernstig astma. De patiënten waren pulmonaal redelijk stabiel bij een dagdosis van inhalatiecorticosteroïden van ten minste 400 mcg budesonide equivalent of met inhalatiecorticosteroïden plus langdurende beta2-agonisten. Baseline ACQ was 1,7±1,4 in de interventiegroep en 1,8±0,8 in de placebogroep. De loopafstand op de 6MWT was 535,5±41,5 meter in de interventiegroep en 527,7±76,4 meter in de controlegroep. Patiënten in de interventiegroep kregen instructies van een fysiotherapeut om dagelijks een half uur te wandelen. De interventie duurde 12 weken. Na 24-28 weken werd het langere termijneffect bepaald met behulp van een stappenteller (pedometer).
- Franco-Pinto (2015) onderzocht het effect van inspanningstraining bij 58 patiënten met matig tot ernstig astma. Baseline ACQ was 1,6±0.9 in de interventiegroep en 1,4±1,2 in de placebogroep. Baseline VO2max was 27,0±4,3 mL/kg/min in de interventiegroep en 25,5±5,9 mL/kg/min in de placebogroep. De patiënten werden optimaal medicamenteus behandeld, ten minste 6 maanden gemonitord door longartsen, en klinisch stabiel bevonden (geen astma-aanvallen in de afgelopen 30 dagen). De patiënten in de interventietroep (n=30) liepen twee keer per week, onder supervisie, 35 minuten lang op een loopband. Zowel de interventie- als placebogroep kregen ademhalingsoefeningen twee keer per week en een educatieprogramma. De studie duurde 12 weken. De interventiegroep had een gemiddelde leeftijd 40±11 jaar en bestond voor 23% uit mannen. De placebogroep had een gemiddelde leeftijd van 44±9, met 19% mannen.
- Refaat (2015) includeerde 68 klinisch stabiele patiënten met matig (n=48) tot ernstig astma (n=20) om een 6-weeks gesuperviseerd trainingsprogramma te onderzoeken. Het programma bestond uit 3 sessies per week bestaande uit rustig wandelen op loopband als warming-up gevolgd door rek- en strekoefeningen van de grote spiergroepen en daarna, fietstraining en krachttraining gevolgd door een cooling-down. Patiënten in de placebogroep werd geadviseerd om geen structurele training te gaan doen (ze mochten wel hun normale activiteiten blijven uitvoeren). De interventietroep (n=38) had een gemiddelde leeftijd van 35,8±1,7 jaar (45% man) en de placebogroep had een gemiddelde leeftijd van 38,0±5,3 (47% man).
- Mendes (2011) includeerde 68 patiënten met matig tot ernstig astma. De patiënten moesten ten minste 30 dagen stabiel en minstens 6 maanden onder behandeling zijn. Een deel van de patiënten (n=28) deed ook mee aan een andere studie (Mendes, 2010). De interventie bestond uit gesuperviseerde looptraining op een loopband, 30 minuten per sessie, 2 keer per week en 3 maanden lang (n=34). Zowel de placebo- als de interventiegroep kreeg een educatieprogramma (2 sessies van 2 uur) en ademhalingsoefeningen (2 keer per week). De gemiddelde leeftijd was 38 jaar (95%BI 25,7 tot 47,3) in de interventiegroep en 36 jaar in de placebogroep (95%BI 22,0 tot 47,5). De meerderheid was vrouw (89% in de interventiegroep en 75% in de placebogroep). De VO2max was in de interventiegroep 73,4% van voorspeld (95%CI 52,5, 98,3) en 73,5% van voorspeld (43,6, 96,3) in de placebogroep. De twee groepen waren vergelijkbaar op baseline karakteristieken.
Resultaten - aerobe training
Astmacontrole (cruciale uitkomstmaat)
Drie studies onderzochten het effect van (gesuperviseerde) aerobe training op de astmacontrole, gemeten met de ACQ. Franco-Pinto (2015) en Turner (2010) vonden geen significant verschil op de ACQ tussen beide groepen na de interventieperiode. Ook de niet gesuperviseerde looptraining in de studie Coelho (2018) vond geen significant verschil tussen de interventie- en de placebogroep (adjusted means na 12 weken -0,3, -0,8 tot 0,2).
De bewijskracht voor de uitkomstmaat astmacontrole is met 3 niveaus verlaagd gezien beperkingen in de onderzoeksopzet (risk of bias door het ontbreken van blindering van patiënten en testafnemers); extrapoleerbaarheid (bias ten gevolge van indirectheid); het geringe aantal patiënten (imprecisie).
Kwaliteit van leven (cruciale uitkomstmaat)
Vijf studies onderzochten het effect van aerobe training op de kwaliteit van leven. Mendes (2010) zag een significante verbetering in gezondheid gerelateerde kwaliteit van leven (HRQoL) in de trainingsgroep, ten opzichte van de controlegroep. QoL werd echter niet gemeten met de AQLQ en er wordt niet vermeld of de afkapwaarde voor klinische relevantie is gehaald.
Turner (2010) vond een significante verbetering op de vier domeinen van de AQLQ in de trainingsgroep ten opzichte van de controlegroep. Het verschil was klinisch relevant (≥ 0,5 punt toename op de AQLQ).
Ook Franco-Pinto (2015) vond een significante verbetering in de trainingsgroep vergeleken met de placebogroep (0,9, 95%BI 0,1 tot 1,7). Refaat (2015) zag ook een significante verbetering op drie AQLQ-domeinen en de totaalscore in de trainingsgroep ten opzichte van de placebogroep. Op het domein omgevingsfactoren werd geen verschil gevonden.
De niet gesuperviseerde looptraining in de studie van Coelho (2018) vond geen significant verschil tussen de interventie- en de placebogroep (adjusted means na 12 weken 0,3, 95%BI -0,3 tot 0,9).
Bewijskracht van de literatuur
De bewijskracht voor de uitkomstmaat astmacontrole is met 2 niveaus verlaagd gezien beperkingen in de onderzoeksopzet (risk of bias); extrapoleerbaarheid (bias ten gevolge van indirectheid).
6-MWT
In de studie van Turner (2010) nam de loopafstand op de 6-minuten wandeltest significant toe binnen de trainingsgroep (van 569±88 meter naar 605±98 meter direct na de interventie) en niet binnen de controlegroep (van 522±111 meter naar 528±114 meter), maar tussen beide groepen was het verschil niet statistisch significant. Als mogelijke verklaring voor het ontbreken van het statisch significante effect werden de grote verschillen tussen de deelnemers en de hoge baseline score op de 6MWT genoemd waardoor er een plafond effect was bereikt. In de niet gesuperviseerde looptraining (Coelho, 2018) was er een significant verschil op de loopafstand op de 6MWT tussen de interventie- en de placebogroep (geadjusteerd gemiddelde na 12 weken 21,9, 95%BI 6,6 tot 37,3). Na 24-28 weken, dus in de periode na de interventie, was dit effect weer verdwenen.
Bewijskracht van de literatuur
De bewijskracht voor de uitkomstmaat 6-MWT is met 3 niveaus verlaagd gezien beperkingen in de onderzoeksopzet (risk of bias); extrapoleerbaarheid (bias ten gevolge van indirectheid) en inconsistentie.
VO2 Max (% voorspeld)
Mendes (2011) vond in 88% van de patiënten een positieve respons (een verbetering van 10% in de maximale zuurstofopname (VO2 max)). De trainingsgroep ging van 73,5% van voorspeld (95%BI 43,6 tot 96,3) naar 88% van voorspeld (95%BI 64,9 tot 109,3), terwijl de controlegroep van 73,4% (52,5 tot 98,3) naar 75,6% van voorspeld (57,6 tot 99,5) ging. In de andere studie van Mendes (2010) bleek de toename in VO2-max significant groter te zijn in de interventiegroep dan in de placebogroep (data weergegeven in een figuur, geen exacte data beschikbaar). Data was beschikbaar van 55% van de deelnemers (49/89). In de trainingsgroep werd een correlatie gevonden tussen baseline VO2-max en de verbetering (r=0,66, p=0,001), dus hoe lager de baseline-waarde was, hoe groter de verbetering.
Bewijskracht van de literatuur
De bewijskracht voor de uitkomstmaat VO2-max is met 3 niveaus verlaagd gezien beperkingen in de onderzoeksopzet (risk of bias); extrapoleerbaarheid (bias ten gevolge van indirectheid).
Bronchiale hyperreactiviteit (BHR)
Franco-Pinto (2015) onderzocht middels een bronchiale provocatietest met histamine het effect van inspanningstraining op de bronchiale hyperreactiviteit (BHR). Na de interventie daalde de BHR in de trainingsgroep (n=18) met een toename in PC20 van 1 doubling dose (DD) (95% CI 0,3 tot 1,7). In de placebogroep veranderde de BHR niet (n=19) (0,06 DD; 95% CI −0,6 tot 0,7 DD) (p=0,039).
Bewijskracht van de literatuur
De bewijskracht voor de uitkomstmaat bronchiale hyperreactiviteit is met 3 niveaus verlaagd gezien beperkingen in de onderzoeksopzet (risk of bias); extrapoleerbaarheid (bias ten gevolge van indirectheid); het geringe aantal patiënten (imprecisie).
Beschrijving studies - Ademhalingsoefeningen
Twee reviews vatten de literatuur samen naar het effect van ademhalingsoefeningen (Freitas, 2013; Cramer, 2014). De Cochrane review van Freitas (2013) includeerde 13 studies naar ademhalingsoefeningen. Daarbij zijn geen studies vermeld die betrekking hebben op patiënten met matig en/of ernstig astma. Cramer (2014) voerde een systematisch review uit naar ademhalingstechnieken en yoga als aanvullende behandeling bij astma. Er werden 15 studies geïncludeerd. Een studie (Cooper, 2003) werd uitgevoerd bij patiënten met matig en ernstig astma en wordt hier apart besproken. Daarnaast werd nog een losse RCT gevonden (Rondinel, 2015).
- Rondinel (2015) onderzocht het effect van incentive spirometry en expiratory positive airway pressure (EPAP) bij patiënten met ernstig astma. De interventiegroep had een mediane baseline ACQ van 2,2 (IQR 1,0 tot 3,6) en een loopafstand op de 6MWT van 532 meter (459-619. De placeboroep had een mediane ACQ van 2,1 (0,3 tot 2,4) en een loopafstand van 537 meter (406-640) op de 6MWT. Na de instructies werden ze gevraagd vijf weken lang de oefeningen zonder begeleiding thuis te doen, tweemaal daags 15 tot 20 minuten. De controlegroep kreeg standaardzorg. Er werden 18 patiënten geïncludeerd, en uiteindelijk konden 14 patiënten meegenomen worden in de analyses. De mediane leeftijd in de interventiegroep was 57 jaar en in de controlegroep 63 jaar.
- Shaw (2011) voerde een enkel geblindeerde RCT uit waarbij het effect van home-based, gesuperviseerde training gedurende 8 weken. Patiënten tussen de 18 en 34 jaar oud die aan de criteria voldeden van matig-persistent astma werden geïncludeerd (60-80% van voorspeld FVC, FEV1 en/of PEF). Drie soorten training werden onderzocht: inspanningstraining (n=22), ademhalingsoefeningen (n=22), en een combinatie van inspanningstraining en ademhalingsoefeningen (n=22). De controlegroep werd geadviseerd hun normale leefstijl aan te houden. Geen van de deelnemers viel voortijdig uit. Gemiddelde leeftijd was 22 jaar en 64% was man. De groepen waren op baselinekarakteristieken vergelijkbaar.
- McHugh (2003) voerde een dubbelblind onderzoek uit naar de effecten van Buyteyko Breathing Technique (BBT), vergeleken met astma-educatie en ontspanningsoefeningen. Patiënten (n=38) waren tussen de 18 en 70 jaar oud en gebruikten matig tot hoge doses astmamedicatie (> 1400 mcg kortwerkende B2-agnosten per week of een equivalent voor langwerkende b2-agnosten, en/of 1400 mcg inhalatiesteroidemedicatie). De gemiddelde leeftijd was 49 jaar voor de BBT-groep en 44 jaar voor de controlegroep (24% man). Er werden metingen gedaan na 6 weken, 3 en 6 maanden.
- Cooper (2003) onderzocht de ademhalingsoefeningen Buteyko techniek en pranayama oefeningen met (n=30) en zonder (n=30) het gebruik van een hulpmiddel (expiratory resistance, the Pink City Lung Exerciser), vergeleken met een placebo-hulpmiddel (n=30). Patiënten met matig en ernstig astma werden geïncludeerd (kortdurende b2 agonist ten minste 2 keer per week en regelmatig inhalatiecorticosteroiden). Na 6 maanden werd het effect gemeten.
Resultaten
Astmacontrole (cruciale uitkomstmaat)
Eén studie nam de ACQ als uitkomstmaat mee voor astmacontrole. Rondinel (2015) vond een significante verbetering in de interventiegroep (verschil: -1, 95%BI -1,6 tot 0,6) ten opzichte van de controlegroep (0,1, 95%BI -0,4 tot 0,8; p<0.05). Cooper (2003) gebruikte niet de ACQ om astma-gerelateerde klachten te meten. Zelf-gerapporteerde symptomen bleven stabiel in de placebogroep, terwijl in de Buteyko-groep de astmaklachten waren verminderd (-3, 95%BI -4 tot 0) (p=0,003).
Bewijskracht van de literatuur
De bewijskracht voor de uitkomstmaat ACQ is met 3 niveaus verlaagd gezien extrapoleerbaarheid (1 niveau voor bias ten gevolge van indirectheid); het geringe aantal patiënten (2 niveaus voor imprecisie).
Kwaliteit van leven (cruciale uitkomstmaat)
Drie studies onderzochten het effect van ademhalingsoefeningen op de kwaliteit van leven, gemeten met de AQLQ.
In de studie van Rondinel (2015) werd een significant verschil gevonden tussen de interventie- en controlegroep. De AQLQ verbeterde met 1 punt (95%BI 0,4 tot 2,7) in de interventiegroep en in de controlegroep was de verbetering 0,3 (-0,1 tot 1,3). Cooper (2003) vond geen verschillen tussen de drie groepen (Buteyko ademhaling, PCLE en controle) op kwaliteit van leven, gemeten met de AQLQ. Op de SF-36 was een domein beperkingen door fysieke problemen significant verbeterd in de Buteyko-groep ten opzichte van de andere twee groepen.
Bewijskracht van de literatuur
De bewijskracht voor de uitkomstmaat kwaliteit van leven is met 3 niveaus verlaagd gezien; extrapoleerbaarheid (bias ten gevolge van indirectheid); inconsistentie; het geringe aantal patiënten (imprecisie).
6-minuten looptest
Rondinel (2015) zag in de interventiegroep bij 62,5% van de deelnemers een significante verbetering (> 25 meter toename) op de 6MWT. In de placebogroep was dit het geval bij 16,6%. Het verschil was niet statistisch significant verschillend (p=0,13).
Bewijskracht van de literatuur
De bewijskracht voor de uitkomstmaat 6-miuntenlooptest is met 3 niveaus verlaagd gezien beperkingen in de onderzoeksopzet (risk of bias); extrapoleerbaarheid (bias ten gevolge van indirectheid); het geringe aantal patiënten (imprecisie).
Bronchiale hyperreactiviteit
Een studie namen bronchiale hyperreactiviteit mee als uitkomstmaat. Cooper (2003) vond geen significant verschil tussen de groepen na 3 en 6 maanden.
Bewijskracht van de literatuur
De bewijskracht voor de uitkomstmaat bronchiale hyperreactiviteit is met 3 niveaus verlaagd gezien beperkingen in de onderzoeksopzet (risk of bias); extrapoleerbaarheid (bias ten gevolge van indirectheid); het geringe aantal patiënten (imprecisie).
Zoeken en selecteren
Om de uitgangsvraag te kunnen beantwoorden is er een systematische literatuuranalyse verricht naar de volgende zoekvraag (vragen):
Wat is de effectiviteit van fysiotherapie (inspanningstraining en ademhalingsoefeningen/ ontspanningsoefeningen) als aanvullende behandeling bij ernstig astma?
P: patiënten met ernstig astma die optimaal (medicamenteus) behandeld worden;
I: fysiotherapie. De volgende vormen zijn meegenomen: ademhalingsoefeningen, fysieke training (kracht en conditietraining), en longfysiotherapie (secretiemanagement);
C: placebo/ andersoortige behandelingen;
O: astmacontrole (ACQ vragenlijst), kwaliteit van leven (AQLQ en SGRQ vragenlijsten), fysiek activiteitenniveau; (vragenlijst, stappenteller of accelerometrie), inspanningscapaciteit (6-minuten looptest (6MWT), maximale zuurstofopnamevermogen (VO2 max)) spierkracht (maximaal vermogen (Wpeak), handknijpkracht, maximale kracht (1RM test)), bronchiale hyperreactiviteit; dyspnoe score.
Relevante uitkomstmaten
De werkgroep achtte verbetering van astmacontrole en verbetering van kwaliteit van leven voor de besluitvorming cruciale uitkomstmaten; en inspanningscapaciteit/-tolerantie, spierkracht, bronchiale hyperreactiviteit en dyspnoe voor de besluitvorming belangrijke uitkomstmaten.
Verbetering van astmacontrole
De werkgroep definieerde ≥ 0,5 punt verbetering op Asthma Control Questionnaire (ACQ) als een klinisch (patiënt) relevant verschil.
Verbetering van kwaliteit van leven
De werkgroep definieerde ≥ 0,5 punt verbetering op Asthma Quality of Life Questionnaire (AQLQ) en ≥ 4 punt verbetering op de SGRQ als een klinisch (patiënt) relevant verschil.
Overige uitkomstmaten
De werkgroep definieerde >10% verbetering in bronchiale hyperactiviteit als een klinisch (patiënt) relevant verschil. Inactiviteit is een belangrijke determinant van de gezondheidsstatus van een persoon. Momenteel zijn (nog) geen data beschikbaar over wat een klinisch relevant verschil is in toename van fysieke activiteit en daarom hanteert de werkgroep een verandering van >10% als klinisch relevant verschil op de fysiek activiteiten niveau gemeten met een vragenlijst of accelerometers), en een toename in loopafstand van 35 meter op de 6-minuten looptest of toename van 3,5 ml/O2/min/kg (1 MET) op de maximale inspanningstest en een toename van 10% in spierkracht (Wpeak, handknijpkracht, 1RM test).
Zoeken en selecteren (Methode)
In de databases Medline (via OVID) en Embase (via Embase.com) is op 25 april 2018 met relevante zoektermen gezocht naar systematische reviews en interventiestudies. De zoekverantwoording is weergegeven onder het tabblad Verantwoording. De literatuurzoekactie leverde 820 treffers op. Studies werden geselecteerd op grond van de volgende selectiecriteria: (systematische reviews van) interventiestudies, meer dan 10 deelnemers en een follow-up periode van ten minste 1 week. Omdat er geen studies beschikbaar bleken te zijn die zich alleen richten op patiënten met ernstig astma werden tevens studies die patiënten met matig en ernstig astma onderzochten, geïncludeerd. Alleen interventies die gegeven (mogen) worden door een fysiotherapeut werden geïncludeerd. Op basis van titel en abstract werden in eerste instantie 64 studies voorgeselecteerd. Na raadpleging van de volledige tekst, werden vervolgens 56 studies geëxcludeerd (zie exclusietabel onder het tabblad Verantwoording), en 3 reviews en 5 RCT’s studies definitief geselecteerd.
Acht studies zijn opgenomen in de literatuuranalyse. De belangrijkste studiekarakteristieken en resultaten zijn opgenomen in de evidencetabellen. De beoordeling van de individuele studieopzet (risk of bias) is opgenomen in de risk of bias tabellen.
Referenties
- 1 - Carson KV, Chandratilleke MG, Picot J, Brinn MP, Esterman AJ, Smith BJ. Physical training for asthma. Cochrane Database Syst.Rev. 2013 Sep 30;(9):CD001116. doi(9):CD00111
- 2 - Coelho CM, Reboredo MM, Valle FM, Malaguti C, Campos LA, Nascimento LM, et al. Effects of an unsupervised pedometer-based physical activity program on daily steps of adults with moderate to severe asthma: a randomized controlled trial. J.Sports Sci. 2018 May;36(10):1186-1193
- 3 - Cooper S, Oborne J, Newton S, Harrison V, Thompson Coon J, et al. Effect of two breathing exercises (Buteyko and pranayama) in asthma: a randomised controlled trial. Thorax. 2003;58(8):674-9.
- 4 - Cramer H, Posadzki P, Dobos G, Langhorst J. Yoga for asthma: a systematic review and meta-analysis. Ann.Allergy Asthma Immunol. 2014 Jun;112(6):503-510.e5
- 5 - Franco-Pinto A., Mendes F.A.R., De Carvalho-Pinto R.M., Agondi R.C., Cukier A., Stelmach R., et al. Aerobic training decreases bronchial hyperresponsiveness and systemic inflammation in patients with moderate or severe asthma: A randomised controlled trial. Thorax 2015;70(8):732-739
- 6 - Freitas DA, Holloway EA, Bruno SS, Chaves GS, Fregonezi GA, Mendonca KP. Breathing exercises for adults with asthma. Cochrane Database Syst.Rev. 2013 Oct 1;(10):CD001277. doi(10):CD001277
- 7 - McHugh P, Aitcheson F, Duncan B, Houghton F.Buteyko Breathing Technique for asthma: an effective intervention. N Z Med J. 2003 Dec 12;116(1187):U710.
- 8 - Mendes FAR, Gonçalves RC, Nunes MPT, Saraiva-Romanholo BM, Cukier A, Stelmach R, Jacob-Filho W, Martins MA, Carvalho CRF. Effects of Aerobic Training on Psychosocial Morbidity and Symptoms in Patients With Asthma. Chest 2010;138(2):331-7.
- 9 - Mendes FAR, Almeida FM, Cukier A, Stelmach R, Jacob-Filho W, Martins MA, et al. Effects of aerobic training on airway inflammation in asthmatic patients. Med.Sci.Sports Exerc. 2011;43(2):197-203
- 10 - Refaat A, Gawish M. Effect of physical training on health-related quality of life in patients with moderate and severe asthma. Egypt.J.Chest Dis.Tuberc. 2015;64(4):761-766
- 11 - Turner S, Eastwood P, Cook A, Jenkins S. Improvements in Symptoms and Quality of Life following Exercise Training in Older Adults with Moderate/Severe Persistent Asthma. Respiration 2011;81:302-10.
- 12 - Rondinel TZ, Correa IF, Hoscheidt LM, Bueno MH, Da Silva LM, Reppold CT, et al. Incentive spirometry combined with expiratory positive airway pressure improves asthma control and quality of life in asthma: a randomised controlled trial. J.Asthma 2015 Mar;52(2):220-226
- 13 - Shaw BS, Shaw I. Pulmonary function and abdominal and thoracic kinematic changes following aerobic and inspiratory resistive diaphragmatic breathing training in asthmatics. Lung 2011 Apr;189(2):131-139
Evidence tabellen
Research question: What is the value of physiotherapy as an add-on treatment for severe asthma?
Table - Evidence table for RCTs and non-randomized trials (observational studies) - physiotherapy
Table - Risk of bias for intervention studies (randomized controlled trials) - physiotherapy
Study reference
(first author, publication year) |
Describe method of randomisation |
Bias due to inadequate concealment of allocation?
(unlikely/likely/unclear) |
Bias due to inadequate blinding of participants to treatment allocation?
(unlikely/likely/unclear) |
Bias due to inadequate blinding of care providers to treatment allocation?
(unlikely/likely/unclear) |
Bias due to inadequate blinding of outcome assessors to treatment allocation?
(unlikely/likely/unclear) |
Bias due to selective outcome reporting on basis of the results?
(unlikely/likely/unclear) |
Bias due to loss to follow-up?
(unlikely/likely/unclear) |
Bias due to violation of intention to treat analysis?
(unlikely/likely/unclear) |
Coelho, 2018 |
Randomization was performed through a random number sequence (http://www. randomizer.org), generated by an independent observer and inserted in sealed opaque envelopes. |
Unlikely |
Unclear; participants could not be blinded, but there was a well-thought control group |
Unclear |
Unclear |
Unlikely |
Unclear; in intervention group higher number of lost to follow-up. |
Unlikely |
Franco-Pinto, 2015 |
the eligible patients were randomly assigned following simple randomisation procedures (drawing of a sealed opaque envelope containing group code control group (CG) or training group (TG)) by a researcher not involved in the study. |
Unlikely |
Unclear; participants could not be blinded, but there was a well-thought control group |
Unlikely (single-blind) |
Unlikely (The statistical analysis was blinded to the treatment allocation) |
unlikely |
High lost-to-follow up rate, but similar between groups |
Likely; only per protocol analyses |
Refaat, 2015 |
Not described |
Unclear |
Likely |
Likely |
Unclear |
unclear |
Likely; not reported |
Unclear; not described |
Mendes, 2011 |
Patients were randomized by drawing lots into control or training groups |
Unclear |
Unclear; participants could not be blinded, but there was a well-thought control group |
Likely |
Likely |
Unlikely |
Unlikely, drop-out was high in both groups |
Unclear |
Mendes, 2010 |
Patients were randomized (by drawing lots) into a control group or a training group |
Unclear |
Unclear; participants could not be blinded, but there was a well-thought control group |
Likely |
Likely |
Unlikely |
Unlikely; drop-out rate was equal |
Unclear |
Turner, 2010 |
Subjects meeting the above-defined criteria were enrolled in the trial, stratified by gender and randomised (https://www.randomizer.org/) into an ‘exercise group’ and a ‘control group |
|
|
Unclear
The investigators were blinded to the subjects’ group allocation until subjects had completed the run-in period. |
|
|
|
|
Breathing exercises |
||||||||
Rondinel, 2015 |
Randomisation was performed with a computerised random number generator (https://www.randomizer.org/). |
Unlikely |
Likely |
Unlikely (The main investigator, who was unaware of the group allocation of the subjects, assessed these evaluations) |
Unlikely |
Unlikely |
Unclear; very low numbers included in analyses; drop-out rate was ~25% |
Likely; no intention-to-treat analyses available. |
Shaw, 2011 |
Subjects were matched by age (using years) and gender and randomly assigned using concealed envelopes to one of the following four groups |
Unclear |
Likely |
Likely |
Unlikely |
Unlikely |
Unlikely; no drop-outs |
Unlikely |
McHugh, 2003 |
Participants were paired on the basis of severity of asthma. They were then randomised to either Buteyko or control group using a computer-generated list. |
Unclear |
Unlikely (Trial participants were blinded as to whether they had been assigned to the treatment or control group) |
Likely |
Unlikely (Investigators involved in pulmonary function testing and other outcome assessments were blinded as to treatment assignment as were investigators who contacted participants during the study to advise re drug dosing) |
Unlikely |
Unlikely |
Likely; no intention-to-treat analyses available |
Cooper, 2003 |
Eligible subjects were then allocated to one of the three treatment groups using the next available number from computer generated numbers, randomised in blocks of six, and using sealed envelopes prepared independently. To ensure sufficient numbers for the Buteyko sessions, randomisation was skewed towards the Buteyko group except for the last 12 patients who were randomised between the two PCLE group |
Unclear |
Likely |
Likely |
Unlikely (The assessor was not told which breathing technique subjects were using and subjects were asked not to mention it) |
Unlikely |
Unlikely |
Unlikely |
Tabel Exclusie na het lezen van het volledige artikel
Auteur en jaartal |
Redenen van exclusie |
Systematische reviews |
|
Cordova-Rivera, 2018 |
kijkt naar associaties tussen fysieke activiteit en sedentaire tijd met astma-uitkomsten |
Vermeulen, 2016 |
niet-systematisch review, niet de juiste onderzoeksvraag |
Yang, 2016 |
astma breed, wel subgroep analyses naar ernst, maar geen studies beschikbaar voor ernstig astma |
Gimeno-Santos, 2015 |
protocol voor review; nog geen gepubliceerd review beschikbaar |
Ruiz, 2015 |
artikel in het Spaans |
Yorke, 2015 |
Breed review, geen kwantitatieve data waardoor review niet erg bruikbaar is. |
British guideline, 2014 |
astma breed, brede interventies; geen systematische uitwerking van literatuur |
Carson, 2014 |
alleen abstract (voor Cochrane review) |
Humphreys, 2013 |
voldoet niet aan PICO |
Pereira, 2014 |
commentary on other article (wellicht gebruiken voor overwegingen) |
Schliehe, 2014 |
lijkt narrative review/editorial bij COPD en astma |
Avallone, 2013 |
beschrijft associatie tussen astma en fysieke activiteit |
Bruurs, 2013 |
astma breed, geen onderverdeling ernstig astma |
Eichenberger, 2013 |
recenter review beschikbaar |
Freitas, 2013 |
geen ernstig astma (only mild and moderate) |
Pakhale, 2013 |
breed review, veel studies bij kinderen; de enige geschikte studie is elders uitgewerkt |
Prem, 2013 |
I=diafragmatic breathing, 2/3 studies gedaan in mild-moderate, 1/3 onduidelijk |
Saguil, 2013 |
samenvatting van review Chandratilleke, 2012 |
Silva, 2013 |
4/5 studies had mild-moderate astma; 1 studie astma breed |
Adeniyi, 2012 |
(evt studies in severe eruit filteren) |
Chandratilleke, 2012 |
nieuwere versie beschikbaar (Carson, 2014) (gebruikt in oude richtlijn) |
Dennis, 2012 |
astma breed |
Eijkemans, 2012 |
alleen observationele studies |
Heikkinen, 2012 |
recenter review beschikbaar; de enige geschikte studie is elders uitgewerkt |
Pacheco, 2012 |
(breed review, relevante artikelen eruit halen) |
Bruton, 2011 |
lijkt narrative review; niet de meest recente |
Burgess, 2011 |
recentere reviews beschikbaar |
Eves, 2011 |
breed review, ook COPD; niet systematisch uitgewerkt |
Posadzki, 2011 |
recenter review beschikbaar |
Molassiotis, 2010 |
breed review, ook COPD; voldoet niet aan PICO |
Roberston-Malt, 2010 |
breed review; recentere reviews beschikbaar |
Ernst, 2009 |
voldoet niet aan PICO |
Holloway, 2009 |
niet de meest recente versie van Cochrane review |
Levy, 2008 |
niet de meest recente versie van Britse richtlijn |
Ram, 2009 |
niet de meest recente versie van Cochrane review |
Eneli, 2008 |
weight loss: verkeerde interventie |
Googman, 2008 |
verkeerde interventie? 1 studie gedaan bij volwassenen (Arandelovic, 2007) |
Ernst, 2006 |
verkeerde interventie |
Russia Ministry of Health |
|
Bruton, 2005 |
narrative review |
Hondras, 2005 |
voldoet niet aan PICO |
Ram, 2005 |
niet de meest recente versie van Cochrane review |
Holloway, 2004 |
niet de meest recente versie van Cochrane review (ook in oude richtlijn opgenomen) |
Magnusson, 2004 |
artikel in het Noors |
Barnabe, 2003 |
gemende groep astma-patienten |
Green, 2003 |
narrative review en niet recent |
Ram, 2003 |
niet de meest recente versie van Cochrane review |
Ritz, 2003 |
niet de meest recente review |
Hondras, 2002 |
niet de meest recente versie van Cochrane review |
Huntley, 2002 |
bij volwassenen en kinderen; geen studies bij volwassenen met severe asthma |
Hondras, 2001 |
niet de meest recente versie van Cochrane review |
Carlsen, 2000 |
niet de meest recente versie van Cochrane review |
Dennis, 2000 |
niet de meest recente versie van Cochrane review |
Ernst, 2000 |
geen studies in ernstig astma |
Holloway, 2000 |
niet de meest recente versie van Cochrane review |
Ram, 2000 |
meest recente review? Studies gedaan in kinderen |
RCT’s |
|
Freitas, 2017 |
Niet de juiste populatie |
Good, 2017 |
adults with exercise-induced bronchoconstriction |
Hall, 2017 |
narrative review |
Karpagam, 2017 |
Bronchial astma |
Schultz, 2017 |
studieprotocol (wel bij uncontrolled asthma) |
Thomas, 2017 |
Astma breed, niet gelimiteerd tot ernstig astma |
Toennesen, 2017 |
astma breed, niet gelimiteerd tot ernstig astma (wel ACQ>1) |
Weatherald, 2017 |
narrative review |
Abd El-Kader, 2016 |
onduidelijk of het ernstig astma beteft |
Agnihotri, 2016 |
mild-to-moderate persistent asthma |
de Araujo, 2016 |
dierstudie |
Del, 2016 |
commentary on Franco-Pinto, 2015 |
Majd, 2016 |
studieprotocol (wel bij severe asthma) |
Raghavendra, 2016 |
ernstig astma werd geexcludeerd |
Shei, 2016 |
narrative review (geeft wel overzicht van studies) |
Freitas, 2015 |
studieprotocol (moderate-severe asthma) |
Lingner, 2015 |
mild-to-severe persistent asthma |
Ma, 2015 |
I=leefstijlinterventie, niet specifiek fysiotherapie |
Meyer, 2015 |
breed astma (mild-severe); wel interessante I (lange termijn) |
Scott, 2015 (Resp) |
I=weigth loss intervention ; astma-breed |
Scott, 2015 |
P=Stabiel astma |
Evaristo, 2014 |
protocol voor RCT (bij moderate-severe asthma) |
Ritz, 2014 |
astma breed, niet gelimiteerd tot ernstig astma |
Sodhi, 2014 |
severe werd geexcludeerd |
Tahan, 2014 |
exercise induced asthma in children |
Asl Mohammadi, 2013 |
severe? Artikel in het Arabisch |
Bacon, 2013 |
study protocol |
Bruton, 2013 |
protocol summary of an RCT |
lickman-Simon, 2013 |
lijkt narrative review met zeer brede scope |
Mancuso, 2013 |
mild-to-moderate asthma |
Prem, 2013 |
astma breed, niet gelimiteerd tot ernstig astma |
Bidwell, 2012 |
mild-to-moderate asthma |
Boyd, 2012 |
mild-to-moderate asthma |
Laurino, 2012 |
astma breed, niet gelimiteerd tot ernstig astma (30% wel ernstig) |
Mancuso, 2012 |
mild-to-moderate asthma |
Nowobilski, 2012 |
letter |
Patel, 2012 |
cross-sectionele studie over tevredenheid astmazorg |
Singh, 2012 |
mild to moderate asthma |
Dogra, 2011 |
Astma breed |
Grammatopoulou, 2011 |
mild to moderate asthma |
Mahajan, 2011 |
voldoet niet aan PICO; I=High frequency chest wall oscillation ; niet gelimiteerd tot ernstig astma |
Turner, 2011b |
mild to moderate |
Lemaigre, 2010 |
|
Gundling, 2009 |
commentaar |
Kuz'mina, 2009 |
artikel in het Russisch |
Lahmann, 2009 |
verkeerde P: controlled allergic bronchial asthma due to dust mite allergy |
Milanese, 2009 |
mild-moderate asthma |
Shelledy, 2009 |
Astma breed |
Sodhi, 2009 |
mild-moderate asthma |
Thomas, 2009 |
soort samenvattingsartikel van RCT (zie hieronder) |
Thomas, 2009b |
astma breed, niet gelimiteerd tot ernstig astma |
Cowie, 2008 |
astma breed |
De Vries, 2008 |
asthma severity level 1-4; niet ernstig astma |
Holloway, 2007 |
astma breed, niet gelimiteerd tot ernstig astma (majority had mild asthma) |
Pearson, 2007 |
editorial |
Bruton, 2006 |
editorial |
Slader, 2006 |
mild and moderate |
Farid, 2005 |
exercise induced asthma |
Nathell, 2005 |
astma breed |
Sabina, 2005 |
mild-to-moderate asthma |
De Vries, 2004 |
artikel in het Duits |
Holt, 2004 |
letter |
Kraut, 2004 |
Artikel in het Duits |
McHugh, 2004 |
reactie op Holt, 2004 |
Ritz, 2004 |
narrative review over biofeedback techniques |
Steier, 2004 |
lijkt narrative review |
Cegla, 2003 |
artikel in het Duits |
Gellefoss, 2003 |
lijkt niet aan PICO te voldoen; rol van roken wordt onderzocht |
Janson, 2003 |
mild-to-moderate asthma |
Ram, 2003 |
systematische review; all ages and all level of asthma sevirity; geincludeerde studies waren mild-moderate astma |
Thomas, 2003 |
astma breed |
Couturaud, 2002 |
Stabiel astma |
Gallefoss, 2002 |
artikel in het Noors |
Osman, 2002 |
acute asthma |
Perneger, 2002 |
geen ernstig astma |
Ringsberg, 2002 |
verkeerde P: patients with asthma-like symptoms but negative asthma tests |
Weiner, 2002 |
mild persistent-to-moderate asthma |
Weiner, 2002b |
mild persistent-to-moderate asthma |
Al-Delaimy, 2001 |
verkeerde P: exercise-induced asthma |
Birch, 2001 |
twijfel, waarschijnlijk alleen abstract voor congres |
Carlsen, 2001 |
verkeerde PICO: astmamedicatie in atleten |
Clini, 2001 |
p=patients with chronic airway obstruction; retrospectieve case-control studie |
Cote, 2001 |
p=acute asthma; astma breed |
Eccles, 2001 |
british guideline uit 2000: oud? |
Foglio, 2001 |
p=chronic airway obstruction |
Gallefoss, 2001 |
mild to moderate asthma |
Klein, 2001 |
Voldoet niet aan PICO |
Kuiper, 2001 |
letter |
Loew, 2001 |
astma breed |
Morice, 2001 |
verkeerde I: role of the asthma nurse in treatment compliance and self-management following hospital admission |
Ritz, 2001 |
niet-systematisch review |
Segura-Mendez, 2001 |
artikel in het Spaans |
Van der Palen |
astma breed |
Walters, 2001 |
editorial |
Alison, 2000 |
waarschijnlijk ook editorial |
Gallefoss, 2000 |
mild to moderate astma en COPD patienten |
Verantwoording
Autorisatiedatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 01-07-2020
Laatst geautoriseerd : 01-07-2020
Geplande herbeoordeling : 01-01-2025
Voor het beoordelen van de actualiteit van deze richtlijn is de werkgroep niet in stand gehouden. Uiterlijk in 2024 bepaalt het bestuur van de NVALT of de modules van deze richtlijn nog actueel zijn. Op modulair niveau is een onderhoudsplan beschreven. Bij het opstellen van de richtlijn heeft de werkgroep per module een inschatting gemaakt over de maximale termijn waarop herbeoordeling moet plaatsvinden en eventuele aandachtspunten geformuleerd die van belang zijn bij een toekomstige herziening (update). De geldigheid van de richtlijn komt eerder te vervallen indien nieuwe ontwikkelingen aanleiding zijn een herzieningstraject te starten.
De NVALT is regiehouder van deze richtlijn en eerstverantwoordelijke op het gebied van de actualiteitsbeoordeling van de richtlijn. De andere aan deze richtlijn deelnemende wetenschappelijke verenigingen of gebruikers van de richtlijn delen de verantwoordelijkheid en informeren de regiehouder over relevante ontwikkelingen binnen hun vakgebied.
De voorliggende richtlijn betreft een herziening van de NVALT richtlijn Diagnostiek en behandeling van ernstig astma uit 2013. Alle modules zijn beoordeeld op actualiteit. Vervolgens is een prioritering aangebracht welke modules een daadwerkelijke update zouden moeten krijgen. Hieronder staan de modules genoemd met de wijzigingen. Tevens is per module een inschatting gemaakt voor de beoordeling voor herziening.
Uitgangsvraag/onderwerpen |
Wijzigingen richtlijn 2019 |
Uiterlijk jaar voor herziening |
Definities |
Opgenomen in Algemene inleiding |
2024 |
Diagnostiek van ernstig astma |
Minimale (tekstuele) aanpassingen |
2024 |
Behandelprincipes |
Herbevestigd |
2024 |
Antifungale therapie |
Minimale aanpassingen |
2024 |
Bariatrische chirurgie |
Nieuw ontwikkeld |
2024 |
Anti-IgE (omalizumab) |
Herzien in bredere module Biologicals |
2024 |
Bronchiale thermoplastiek |
Gereviseerd |
2024 |
Fysiotherapie |
Nieuw ontwikkeld |
2024 |
Hooggebergtebehandeling |
Wordt in Q2 2020 herzien in module Longrevalidatie en hooggebergtebehandeling |
2024 |
Leukotrieën |
Minimale aanpassingen |
2024 |
Longrevalidatie (inspanningstraining, educatie/zelfmanagement, ademhalingsoefeningen/yoga) |
Wordt opgenomen in module Longrevalidatie en hooggebergtebehandeling |
2024 |
Steroïdsparende behandeling |
Module wordt teruggetrokken. |
|
Systemische corticosteroïden |
Vervangen door nieuwe module |
2024 |
Theofylline |
Herbevestigd |
2024 |
Tiotropium Bromide |
Minimale aanpassingen |
2024 |
Optimaliseren en monitoren van zorg |
Gereviseerd |
2024 |
Organisatie van zorg |
Gereviseerd |
2024 |
Kwaliteitssystemen |
Opgenomen in Verantwoording en Implementatieplan |
2024 |
Algemene gegevens
De richtlijn is goedgekeurd door:
- Vereniging Nederland Davos
- Longfonds
De richtlijnontwikkeling werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten en werd gefinancierd uit de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS). Patiëntenparticipatie bij deze richtlijn werd medegefinancierd uit de Stichting Kwaliteitsgelden Patiënten Consumenten (SKPC) binnen het programma KIDZ.
Doel en doelgroep
Doel
Deze richtlijn geeft aanbevelingen ten aanzien van diagnostiek en behandeling van volwassen patiënten (leeftijd ≥ 18 jaar) met ernstig astma. Doel van deze herziening is om een richtlijn te verkrijgen waarin de meeste recente medische kennis omtrent de zorg voor patiënten met ernstig astma wordt meegenomen.
Doelgroep
Deze richtlijn is geschreven voor alle leden van de beroepsgroepen die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met de ernstig astma en astma.
Samenstelling werkgroep
Voor het ontwikkelen van de richtlijn is in 2018 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met ernstig astma te maken hebben.
Werkgroep
- Dr. E.J.M. Weersink, longarts, Amsterdam Universitaire medisch centrum, locatie AMC, NVALT
- Dr. G.J. Braunstahl, longarts, Franciscus Gasthuis en Vlietland, Rotterdam, NVALT
- Dr. A. ten Brinke, longarts, Medisch Centrum, Leeuwarden, NVALT
- Dr. H.P.A.A. van Veen, Longarts, Medisch Spectrum Twente, Enschede, NVALT
- Drs. L.H. Conemans, longarts, Maastricht UMC+, Maastricht, NVALT
- Dr. A. Aardenburg-van Huisstede, longarts in opleiding, Franciscus Gasthuis en Vlietland, Rotterdam, NVALT
- Dr. S.W. Zielhuis, Ziekenhuisapotheker, Medisch Centrum Leeuwarden, NVZA
- W. van Litsenburg, Verpleegkundig specialist, Catharina Ziekenhuis, Eindhoven, V&VN
- Dr. H.J. Hulzebos, Medisch fysioloog en fysiotherapeut, UMC Utrecht, Utrecht, KNGF
- M.A.P. Poulissen-Erinkveld, projectleider, Longfonds/ VND
- L.A.M. Frankemölle, Ervaringsdeskundige, Longfonds
- E.M. van der Roest, Senior kernmedeweker pre-analyse poli Wilhelmina Kinderziekenhuis, Ervaringsdeskundige, VND
Met ondersteuning van
- Dr. ir. N.L. van der Zwaluw, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
- Dr. A.J.G. Wirix, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
- I. van Dusseldorp, literatuurspecialist, Kenniscentrum Medisch Centrum Leeuwarden
- S. Wouters, projectsecretaresse, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
Belangenverklaringen
De KNMG-Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling” is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of ze in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatie management, kennisvalorisatie) hebben gehad. Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met evt. belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van Medisch Specialisten.
Werkgroep-lid |
Functie |
Nevenfuncties |
Gemelde belangen |
Ondernomen actie |
Dr. E.J.M. Weersink |
Longarts afdeling longziekten Academisch Universitair Medisch Centrum, Amsterdam. |
Geen |
In 2017 voor meerdere farmaceutische bedrijven een betaald adviseurschap (GSK, Novartis, TEVA, Chiesi, Boehringer). In 2018 nog wel adviseurschap niet meer tegen betaling.
|
Adviseurschappen zijn bij de start van de richtlijn gestaakt. Gekeken is naar een vice-voorzitter. Bij relevante onderwerpen zal de vice-voorzitter de vergadering leiden. |
Dr. G.J. Braunstahl |
Longarts, Franciscus Gasthuis full-time |
'- Nul-aanstelling Erasmus MC/promotiebegeleiding 4 uur/week (onbetaald) - Redactieraad Nederlands tijdschrift Allergie en Astma 2 uur/maand (onbetaald) - Secretaris Netherlands Respiratory Society (NRS) 4 uur/maand (onbetaald) - Vergoedingen voor advieswerk, richtlijncommissies, ontwikkeling studieprogramma's, presentaties e.d.: (incidenteel) betaald |
- Geen persoonlijke financiele belangen van structurele aard. - De stichting van onze onderzoeksafdeling heeft in het verleden unrestricted grants gekregen van Stichting astmabestrijding, stichting Coolsingel, stichting 't Trekpaert, stichting Bevordering Onderziek Fransciscus, GSK, Teva, Chiesi, Novartis, AstraZeneca, ALK Abello. |
Betaalde adviesfuncties zijn per 1-1-2018 neergelegd. Vergoedingen zijn overkoepelend aan de richtlijn. Geen directe acties nodig. |
Dr. A. ten Brinke |
Longarts, vrijgevestigd werkzaam in medisch centrum Leeuwarden |
Geen |
- Unrestricted research grants GSK, TEVA Research advisory boards GSK, Novartis, AstraZeneca, Boehringer Ingelheim, Chiesi, Sanofi. Honoraria lectures GSK, Novartis, Teva, Boehringer Ingelheim. - Actief in expertisecentrum ernstig astma in MCL |
Voor onderwerpen aangaande medicatie kan Ten Brinke, wanneer het zou komen tot stemming, niet mee mogen stemmen. Gezien haar expertise kan ze wel deelnemen aan de discussie over deze onderwerpen. |
H.P.A.A. van Veen |
Longarts Medisch spectrum Twente Enschede |
Adviesraden deelname: AstraZeneca, Teva, Novartis, Sanofi (alles betaald) |
Deelname aan wetenschappelijk onderzoek met AstraZeneca |
Geen trekker of meelezer bij modules aangaande medicatie. |
L.H. Conemans |
longarts Maastricht UMC |
Geen |
Geen |
Geen actie |
Dr. A. Aardenburg- van Huisstede |
Longarts in opleiding Franciscus Gasthuis Rotterdam |
Geen |
Promototieonderzoek verricht op deelgebied van richtlijn (relatie obesitas en astma) |
Expertise wordt juist ingezet op de module Bariatrie en astma. Geen directe actie. Bij onderwerpen waar mogelijke belangen van de voorzitter spelen, zal werkgroeplid optreden als onafhankelijk voorzitter. |
Dr. H.J. Hulzebos |
Medisch Fysioloog en (sport)fysiotherapeut in het Universitair Medisch Centrum Utrecht |
Secretaris VHVL (Vereniging Hart, Vaat en Longfysiotherapie) (onbetaald) |
Geen |
Geen actie |
W. van Litsenburg |
Verpleegkundig Specialist Astma en COPD Catharina ziekenhuis Eindhoven afdeling Longgeneeskunde 36 uur
Walter van Litsenburg Zorg, ZZP er thuiszorg 24 uur |
-HAN/VDO, opleiding voor praktijkondersteuners Astma/COPD module (betaald) -Workshops en gastlessen voor IMIS (inhalatietechniek), Fontys, UVT (betaald) -Kernteamlid van PICASSO een stichting die wetenschappelijk onderzoek ondersteunt. Sterke link met Boehringer Ingelheim (betaald) |
Geen |
Geen actie |
M.A.P. Poulissen-Erinkveld |
Projectleider Longfonds + Vereniging Nederland-Davos |
|
Geen |
Geen actie |
L.A.M. Frankemölle |
Ervarings-deskundige; Lid van de Longfonds ErvaringsDeskundigen groep |
- Task Force Group guidelines severe asthma op internationaal niveau. - Diverse werkgroepen zowel internationaal als nationaal, niet gerelateerd aan richtlijnen ernstig astma (onbetaald, reis- en verblijfskosten-vergoedingen). - Vrijwilligster voor het Longfonds en van daaruit ook voor ELF/ERS. - Lid van de werkgroep herziening NHG-standaard astma. |
Geen |
Geen actie |
E. van Golen-van der Roest |
Ervaring-sdeskundige; Pre-analyse medewerker UMC Utrecht 25 u/pw |
'- Redactielid, vrijwilliger VND (onbetaald) - bibliotheek, redactielid, vrijwilliger VONK (onbetaald) - Ledenadministratie Sleutelclub hamerik (onbetaald) |
Geen |
Geen actie |
Dr. S.W. Zielhuis |
Ziekenhuis-apotheker Medisch Centrum Leeuwarden |
Geen
|
In de afgelopen jaren aanwezig geweest bij eenmalige adviesraden voor ziekenhuisapothekers van een aantal bedrijven waaronder Sanofi, Novartis en Astra Zeneca. De bedrijven hebben producten binnen het indicatiegebied van deze richtlijn. Bij alle bovengenoemde firma's is geen sprake (geweest) van een dienstverband. Tot 2007 werkzaam geweest bij Teva Nederland, maar nu 11 jaar later op geen enkele wijze meer betrokken bij deze firma. |
Geen acties |
Inbreng patiëntenperspectief
Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door afgevaardigden van de patiëntenverenigingen Longfonds en Vereniging Nederland Davos in de werkgroep en door deelname van de patiëntenvereniging aan de invitational conference. Een verslag hiervan (zie aanverwante producten) is besproken in de werkgroep en de belangrijkste knelpunten zijn verwerkt in de richtlijn. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan de patiëntenverenigingen.
Methode ontwikkeling
Evidence based
Implementatie
In de verschillende fasen van de richtlijnontwikkeling is rekening gehouden met de implementatie van de richtlijnmodules en de praktische uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. Daarbij is uitdrukkelijk gelet op factoren die de invoering van de richtlijn in de praktijk kunnen bevorderen of belemmeren. Het implementatieplan is te vinden bij de aanverwante producten. De werkgroep heeft geen interne kwaliteitsindicatoren ontwikkeld.
Werkwijze
AGREE
Deze richtlijn is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010), dat een internationaal breed geaccepteerd instrument is. Voor een stap-voor-stap beschrijving hoe een evidence-based richtlijn tot stand komt, wordt verwezen naar het stappenplan Ontwikkeling van Medisch Specialistische Richtlijnen van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.
Knelpuntenanalyse
Tijdens de voorbereidende fase inventariseerden de voorzitter van de werkgroep en de adviseur de knelpunten. De werkgroep beoordeelde de aanbevelingen uit de eerdere richtlijn (NVALT Richtlijn Diagnostiek en behandeling van ernstig astma, 2013) op noodzaak tot revisie. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door middel van een invitational conference. De werkgroep stelde vervolgens een lijst met knelpunten op en prioriteerde de knelpunten op basis van: (1) klinische relevantie, (2) de beschikbaarheid van (nieuwe) evidence, (3) en de te verwachten impact op de kwaliteit van zorg en patiëntveiligheid.
Uitgangsvragen en uitkomstmaten
Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de voorzitter en de adviseur concept-uitgangsvragen opgesteld. Deze zijn met de werkgroep besproken waarna de werkgroep de definitieve uitgangsvragen heeft vastgesteld. Vervolgens inventariseerde de werkgroep per uitgangsvraag welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als kritiek, belangrijk (maar niet kritiek) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de kritieke uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden (zie pagina 6 voor de uitkomstmaten en de bijbehorende klinisch relevante verbetering).
Strategie voor zoeken en selecteren van literatuur
Voor de afzonderlijke uitgangsvragen werd aan de hand van specifieke zoektermen gezocht naar gepubliceerde wetenschappelijke studies in (verschillende) elektronische databases. Tevens werd aanvullend gezocht naar studies aan de hand van de literatuurlijsten van de geselecteerde artikelen. In eerste instantie werd gezocht naar studies met de hoogste mate van bewijs. De werkgroepleden selecteerden de via de zoekactie gevonden artikelen op basis van vooraf opgestelde selectiecriteria. De geselecteerde artikelen werden gebruikt om de uitgangsvraag te beantwoorden. De databases waarin is gezocht, de zoekstrategie en de gehanteerde selectiecriteria zijn te vinden in de module met desbetreffende uitgangsvraag. De gespecificeerde zoekstrategieën zijn op te vragen bij het Kennisinstituut.
Kwaliteitsbeoordeling individuele studies
Individuele studies werden systematisch beoordeeld, op basis van op voorhand opgestelde methodologische kwaliteitscriteria, om zo het risico op vertekende studieresultaten (risk of bias) te kunnen inschatten. Deze beoordelingen kunt u vinden in de Risk of Bias (RoB) tabellen. De gebruikte RoB instrumenten zijn gevalideerde instrumenten die worden aanbevolen door de Cochrane Collaboration: AMSTAR - voor systematische reviews; Cochrane - voor gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek; ACROBAT-NRS - voor observationeel onderzoek.
Samenvatten van de literatuur
De relevante onderzoeksgegevens van alle geselecteerde artikelen werden overzichtelijk weergegeven in evidencetabellen. De belangrijkste bevindingen uit de literatuur werden beschreven in de samenvatting van de literatuur. Bij een voldoende aantal studies en overeenkomstigheid (homogeniteit) tussen de studies werden de gegevens ook kwantitatief samengevat (meta-analyse) met behulp van Review Manager 5.
Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs
A) Voor interventievragen (vragen over therapie of screening)
De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/).
GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie (Schünemann, 2013).
GRADE |
Definitie |
Hoog |
|
Redelijk |
|
Laag |
|
Zeer laag |
|
*in 2017 heeft het Dutch GRADE Network bepaald dat de voorkeursformulering voor de op een na hoogste gradering ‘redelijk’ is in plaats van ‘matig’
B) Voor vragen over diagnostische tests, schade of bijwerkingen, etiologie en prognose
De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd eveneens bepaald volgens de GRADE-methode: GRADE-diagnostiek voor diagnostische vragen (Schünemann, 2008), en een generieke GRADE-methode voor vragen over schade of bijwerkingen, etiologie en prognose. In de gehanteerde generieke GRADE-methode werden de basisprincipes van de GRADE-methodiek toegepast: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van bewijskracht op basis van de vijf GRADE-criteria (startpunt hoog; downgraden voor risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias).
Formuleren van de conclusies
Voor elke relevante uitkomstmaat werd het wetenschappelijk bewijs samengevat in een of meerdere literatuurconclusies waarbij het niveau van bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methodiek. De werkgroepleden maakten de balans op van elke interventie (eindconclusie). Bij het opmaken van de balans werden de gunstige en ongunstige effecten voor de patiënt afgewogen. De bewijskracht wordt bepaald door de laagste bewijskracht gevonden bij een van de kritieke uitkomstmaten. Bij complexe besluitvorming waarin naast de conclusies uit de systematische literatuuranalyse vele aanvullende argumenten (overwegingen) een rol spelen, werd afgezien van een eindconclusie. In dat geval werden de conclusies uit de systematische literatuuranalyse samen met alle aanvullende argumenten gewogen onder het kopje 'Overwegingen'.
Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)
Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals de expertise van de werkgroepleden, de waarden en voorkeuren van de patiënt (patient values and preferences), kosten, beschikbaarheid van voorzieningen en organisatorische zaken. Deze aspecten worden, voor zover geen onderdeel van de literatuursamenvatting, vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’.
Formuleren van aanbevelingen
De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk. De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen.
Randvoorwaarden (Organisatie van zorg)
In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijn is expliciet rekening gehouden met de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, menskracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van een specifieke uitgangsvraag maken onderdeel uit van de overwegingen bij de bewuste uitgangsvraag. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van zorg.
Indicatorontwikkeling
Gelijktijdig met het ontwikkelen van de conceptrichtlijn heeft de werkgroep overwogen om interne kwaliteitsindicatoren te ontwikkelen om het toepassen van de richtlijn in de praktijk te volgen en te versterken. Meer informatie over de methode van indicatorontwikkeling is op te vragen bij het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten. In samenwerkingen met de commissie kwaliteitsvisitatie NVALT wordt er een indicatorenset ontwikkeld die gebruikt kan worden tijdens de kwaliteitsvisitaties en die de astma- en ernstig astma zorg omvat. Er zijn derhalve geen specifieke indicatoren ontwikkeld behorende bij de voorliggende richtlijn.
Kennislacunes
Tijdens de ontwikkeling van deze richtlijn is systematisch gezocht naar onderzoek waarvan de resultaten bijdragen aan een antwoord op de uitgangsvragen. Bij elke uitgangsvraag is door de werkgroep nagegaan of er (aanvullend) wetenschappelijk onderzoek gewenst is om de uitgangsvraag te kunnen beantwoorden. Een overzicht van de onderwerpen waarvoor (aanvullend) wetenschappelijk van belang wordt geacht, is als aanbeveling in de Kennislacunes beschreven (onder aanverwante producten).
Commentaar- en autorisatiefase
De conceptrichtlijn werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijn aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijn werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.
Literatuur
Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, et al. AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348.
Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. https://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site.html
Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.
Schünemann HJ, Oxman AD, Brozek J, et al. Grading quality of evidence and strength of recommendations for diagnostic tests and strategies. BMJ. 2008;336(7653):1106-10. doi: 10.1136/bmj.39500.677199.AE. Erratum in: BMJ. 2008;336(7654). doi: 10.1136/bmj.a139. PubMed PMID: 18483053.
Ontwikkeling van Medisch Specialistische Richtlijnen: stappenplan. Kennisinstituut van Medisch Specialist