Chirurgie
Deze module is ontwikkeld op basis van expert opinie, ondersteund met niet-systematische literatuur.
Aanbeveling
Overweeg bij therapieresistente ziekte van Menière om over te gaan tot ablatieve ingrepen voorafgegaan door uitgebreide counseling van de patiënt wat betreft risico’s en verwachte prognose. |
Net als bij de intratympanale injecties dient er bij chirurgische behandelingen onderscheid te worden gemaakt tussen ablatieve en niet-ablatieve technieken.
Onder de ablatieve technieken vallen de labyrintectomie en de selectieve neurotomie van de nervus vestibularis. Het doel van de labyrintectomie is om alle abnormale sensorische onderdelen (semicirculaire kanalen en otolietorganen) die vertigo veroorzaken te verwijderen. De uitkomst van duidelijke afname danwel volledig verdwijnen van de vertigo-aanvallen wordt geschat op >95% (Diaz et al. 2007; Kemink et al. 1989; Langman & Lindeman 1993). Deze ingreep zou besproken kunnen worden bij patiënten met een afunctioneel gehoor waarbij andere behandelingen geen of onvoldoende effect hebben. Nadelen zijn: complete uitval van evenwichtsorgaan en cochlea, mogelijke verergering van tinnitus in het aangedane oor, en langdurige instabiliteit door onvoldoende vermogen tot centrale compensatie (Syed, 2015). Deze mogelijke nadelen dienen preoperatief, in het proces van Shared Decision Making, te worden besproken. Chirurgische risico’s van een labyrintectomie bestaan, naast de algemene risico’s van een operatie, uit liquorlekkage vanuit de inwendige gehoorgang en schade aan de nervus facialis (Kemink 1989; Hammerschlag 1981).
De neurotomie kan worden toegepast bij therapieresistente patiënten die nog wel een bruikbaar gehoor hebben, en een goede contralaterale vestibulaire functie [Nevoux, 2018]. Bij deze ingreep wordt de nervus vestibularis doorgenomen met behoud van de nervus cochlearis (Ghossaini, 2006). Succespercentages wat betreft controle van de vertigo variëren tussen 78% en >90% (Glasscock, 1991; Goksu, 2005; McKenna, 1996; Rosenberg, 1999). Beschreven complicaties zijn gehoorverlies, schade aan de nervus facialis, postoperatieve hoofdpijn, meningitis en liquorlekkage (Langman, 1993; Ghossaini, 2006).
Deze ablatieve ingrepen worden steeds minder vaak uitgevoerd door de komst van minder invasieve (al dan niet ablatieve) behandelingen zoals de intratympanale injectie (Syed, 2015; Nevoux, 2018).
Onder de niet-ablatieve technieken vallen een chirurgische ingreep aan de saccus endolymfaticus en het clippen van de ductus endolymfaticus.
Wat betreft de saccus endolymfaticus zijn er verschillende operatietechnieken te onderscheiden: incisie van de saccus endolymfaticus, creëren van een endolymfatische subarachnoïdale shunt, creëren van een endolymfatische mastoïdale shunt en endolymfatische decompressie. Van al deze technieken zijn slechts kleine gecontroleerde of grote ongecontroleerde studies beschikbaar met tegenstrijdige uitkomsten waardoor er geen goede conclusie te trekken valt wat betreft de meerwaarde van deze ingrepen. Een studie die echter wel veel stof heeft doen opwaaien is de gerandomiseerde dubbelblinde ‘Danish Sham Surgery Study’ (Bretlau, 1989; Thomsen, 1981; Thomsen, 1983; Thomsen, 1986). Bij deze studie ondergingen 30 Menière patiënten een mastoïdectomie waarbij bij de helft een endolymfatische mastoïdale shunt werd aangelegd. Postoperatief ervoeren beide groepen een afname van vertigo welke niet significant verschillend was, tot een follow-up van 9 jaar. Opvallend was dat een placebo operatie kan zorgen tot verdwijnen van vertigo-klachten in 70% van de patiënten.
Over het effect van het clippen van de ductus endolymfaticus is weinig bekend. Er zijn enkele ongecontroleerde niet-geblindeerde studies gedaan die een gunstig effect op vertigo-controle laten zien tot 96.5% (Saliba, 2015). Vanuit het Haga Ziekenhuis is een gerandomiseerde dubbel-geblindeerde studie opgezet waarbij het clippen van de ductus endolymfaticus wordt vergeleken met een sham operatie (Blom, 2021). Ten tijde van het uitkomen van deze richtlijn zijn de resultaten hiervan nog niet bekend.
Concluderend is er op dit moment weinig bewijs voor het nut van hierboven beschreven niet-ablatieve chirurgische opties. Met de ablatieve ingrepen kan volledige vertigo-controle verkregen worden doch hierbij dienen de risico’s van de ingrepen niet te worden onderschat en zeker in de preoperatieve counseling te worden meegenomen.
Onderbouwing
Referenties
- Bretlau P, Thomsen J, Tos M, Johnsen NJ. Placebo effect in surgery for Menière's disease: nine-year follow-up. Am J Otol. 1989 Jul;10(4):259-61. doi: 10.1097/00129492-198907000-00002. PMID: 2679115.
- Diaz RC, LaRouere MJ, Bojrab DI, Zappia JJ, Sargent EW, Shaia WT. Quality-of-life assessment of Ménière's disease patients after surgical labyrinthectomy. Otol Neurotol. 2007 Jan;28(1):74-86. doi: 10.1097/01.mao.0000233815.71671.6c. PMID: 16985479.
- Ghossaini SN, Wazen JJ. An update on the surgical treatment of Ménière's diseases. J Am Acad Audiol. 2006 Jan;17(1):38-44. doi: 10.3766/jaaa.17.1.5. PMID: 16640059.
- Glasscock ME 3rd, Thedinger BA, Cueva RA, Jackson CG. An analysis of the retrolabyrinthine vs. the retrosigmoid vestibular nerve section. Otolaryngol Head Neck Surg. 1991 Jan;104(1):88-95. doi: 10.1177/019459989110400116. PMID: 1900636.
- Goksu N, Yilmaz M, Bayramoglu I, Bayazit YA. Combined retrosigmoid retrolabyrinthine vestibular nerve section: results of our experience over 10 years. Otol Neurotol. 2005 May;26(3):481-3. doi: 10.1097/01.mao.0000169778.54162.7d. PMID: 15891653.
- Hammerschlag PE, Schuknecht HF. Transcanal labyrinthectomy for intractable vertigo. Arch Otolaryngol. 1981 Mar;107(3):152-6. doi: 10.1001/archotol.1981.00790390018006. PMID: 7469903.
- Kemink JL, Telian SA, Graham MD, Joynt L. Transmastoid labyrinthectomy: reliable surgical management of vertigo. Otolaryngol Head Neck Surg. 1989 Jul;101(1):5-10. doi: 10.1177/019459988910100102. PMID: 2502763.
- Langman AW, Lindeman RC. Surgery for vertigo in the nonserviceable hearing ear: transmastoid labyrinthectomy or translabyrinthine vestibular nerve section. Laryngoscope. 1993 Dec;103(12):1321-5. doi: 10.1288/00005537-199312000-00001. PMID: 8246649.
- McKenna MJ, Nadol JB Jr, Ojemann RG, Halpin C. Vestibular neurectomy: retrosigmoid-intracanalicular versus retrolabyrinthine approach. Am J Otol. 1996 Mar;17(2):253-8. PMID: 8723957.
- Nevoux J, Barbara M, Dornhoffer J, Gibson W, Kitahara T, Darrouzet V. International consensus (ICON) on treatment of Ménière's disease. Eur Ann Otorhinolaryngol Head Neck Dis. 2018 Feb;135(1S):S29-S32. doi: 10.1016/j.anorl.2017.12.006. Epub 2018 Jan 12. PMID: 29338942.
- Rosenberg SI. Vestibular surgery for Ménière's disease in the elderly: a review of techniques and indications. Ear Nose Throat J. 1999 Jun;78(6):443-6. PMID: 10388195.
- Saliba I, Gabra N, Alzahrani M, Berbiche D. Endolymphatic duct blockage: a randomized controlled trial of a novel surgical technique for Ménière's disease treatment. Otolaryngol Head Neck Surg. 2015 Jan;152(1):122-9. doi: 10.1177/0194599814555840. Epub 2014 Nov 17. PMID: 25403881.
- Schenck AA, Kruyt JM, van Benthem PP, Cannegieter SC, van den Hout WB, Böhringer S, Hammer S, Hombergen SPM, Blom HM. Effectiveness of endolymphatic duct blockage versus endolymphatic sac decompression in patients with intractable Ménière's disease: study protocol for a double-blinded, randomised controlled trial. BMJ Open. 2021 Aug 10;11(8):e054514. doi: 10.1136/bmjopen-2021-054514. PMID: 34376454; PMCID: PMC8356157.
- Syed MI, Ilan O, Leong AC, Pothier DD, Rutka JA. Ménière's Syndrome or Disease: Time Trends in Management and Quality of Evidence Over the Last Two Decades. Otol Neurotol. 2015 Sep;36(8):1309-16. doi: 10.1097/MAO.0000000000000831. PMID: 26214081.
- Thomsen J, Bretlau P, Tos M, Johnsen NJ. Endolymphatic sac-mastoid shunt surgery. A nonspecific treatment modality? Ann Otol Rhinol Laryngol. 1986 Jan-Feb;95(1 Pt 1):32-5. doi: 10.1177/000348948609500107. PMID: 3947001.
- Thomsen J, Bretlau P, Tos M, Johnsen NJ. Placebo effect in surgery for Ménière's disease. A double-blind, placebo-controlled study on endolymphatic sac shunt surgery. Arch Otolaryngol. 1981 May;107(5):271-7. doi: 10.1001/archotol.1981.00790410009002. PMID: 7013741.
- Thomsen J, Bretlau P, Tos M, Johnsen NJ. Placebo effect in surgery for Meniere's disease: three-year follow-up. Otolaryngol Head Neck Surg. 1983 Apr;91(2):183-6. doi: 10.1177/019459988309100213. PMID: 6408576.
Verantwoording
Autorisatiedatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 28-08-2024
Laatst geautoriseerd : 28-08-2024
Geplande herbeoordeling : 01-08-2029
Algemene gegevens
De ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS) en/of andere bron. De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.
Samenstelling werkgroep
Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is in 2022 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen (zie hiervoor de Samenstelling van de werkgroep) die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met de Ziekte van Menière.
Werkgroep
- Prof. dr. T.D. Bruintjes, KNO-arts, Gelre Ziekenhuizen Apeldoorn en Leids Universitair Medisch Centrum, Apeldoorn en Leiden, NVKNO
- Dr. S. Geerse, KNO-arts, Treant Zorggroep, Emmen, NVKNO
- Dr. W.P.A. Kelders, KNO- arts, Franciscus Gasthuis en ErasmusMC, Rotterdam, NVKNO
- Dr. R.B. van Leeuwen, neuroloog, Gelre Ziekenhuizen Apeldoorn, Apeldoorn, NVN
- Drs. R.A.K. Rutgers, vertegenwoordiger patientenorganisatie Hoormij·NVVS
Klankbordgroep
- Dr. S. Hammer, radioloog, Hagaziekenhuis, Den Haag, NVvR
- Dr. Ir. A.C.H. Houben, klinisch fysicus, Pento Audiologische Centrum, Amersfoort, NVKF
- Drs. K. Ceulemans, psycholoog, Fontys Hogeschool, Eindhoven, NIP/PSYNIP
Met ondersteuning van
- Drs. B.L. Gal-de Geest, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
Belangenverklaringen
De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.
Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.
Werkgroeplid |
Functie |
Nevenfuncties |
Gemelde belangen |
Ondernomen actie |
Bruintjes |
KNO-arts Gelre ziekenhuizen Apeldoorn en Leids Unversitair Medisch Centrum |
Adviseur Commissie Duizeligheid en Evenwicht Hoormij×NVVS Bestuurslid Vestibulaire Vereniging Lid bestuur Stichting ORLU Lid-beroepsgenoot Regionaal Tuchtcollege Zwolle |
Geen |
Geen actie ondernomen |
Geerse |
KNO-arts Treant zorggroep Emmen |
Lid kerngroep vestibulologie KNO-vereniging (vacatievergoeding)
|
Geen |
Geen actie ondernomen |
Kelders |
KNO-arts (vrijgevestigd) Franciscus Gasthuis en Vlietland Rotterdam (0,8 fte) Parttime staflid (Ioondienst) KNO Erasmus MC Rotterdam met aandachtsgebied neurotologie (0,2 fte) |
Lid voortgangs-toetscommissie KNO-vereniging (onbetaald) Adviseur Commissie Duizeligheid & Evenwicht Hoormij×NVVS (onbetaald) Vakgroepvoorzitter KNO Franciscus (onbetaald) Voorzitter Rotterdamse waarneemgroep KNO (onbetaald) |
Geen |
Geen actie ondernomen |
Van Leeuwen |
Neuroloog Gelre ziekenhuizen Apeldoorn |
Lid regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Arbiter bij het Scheidsgerecht Gezondheidszorg |
Geen |
Geen actie ondernomen |
Rutgers |
Vertegenwoordiger patientenorganisatie Hoormij·NVVS |
Geen |
Geen |
Geen actie ondernomen |
Houben |
Klinisch fysicus audioloog, betaald. gehoordiagnositiek en -revalidatie kinderen en volwassenen, evenwichtsdiagnostiek. Pento AC Amersfoort |
Geen |
NVvR researchfonds, 1 jaarsalaris voor een aios/ promovenda |
Geen actie ondernomen |
Hammer |
Radioloog |
Bestuurslid sectie hoofdhalsradiologie NVvR |
Geen |
Geen actie ondernomen |
Inbreng patiëntenperspectief
Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door het uitnodigen van
Hoormij×NVVS voor de schriftelijke knelpuntenanalyse. De verkregen input is meegenomen bij het opstellen van de uitgangsvragen, de keuze voor de uitkomstmaten en bij het opstellen van de overwegingen. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan Hoormij×NVVS en Patiëntenfederatie Nederland en de eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.
Wkkgz & Kwalitatieve raming van mogelijke substantiële financiële gevolgen [volgt na de commentaarfase)
Kwalitatieve raming van mogelijke financiële gevolgen in het kader van de Wkkgz
Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).
Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen zijn, zie onderstaande tabel.
Module |
Uitkomst raming |
Toelichting |
Module Injecties |
geen financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (5.000-40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat [het overgrote deel (±90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet OF het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft]. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. |
De kwalitatieve raming volgt na de commentaarfase.
Werkwijze
AGREE
Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).
Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen
Tijdens de voorbereidende fase inventariseerde de werkgroep de knelpunten in de zorg voor patiënten met de Ziekte van Menière. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door de Nederlandse Vereniging voor Neurologie, de Nederlandse Vereniging voor Radiologie, de Nederlandse Vereniging voor Klinische Fysica en
Hoormij×NVVS via een enquête.
Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep concept-uitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld.
Uitkomstmaten
Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.
Methode literatuursamenvatting
Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing. Indien mogelijk werd de data uit verschillende studies gepoold in een random-effects model. Review Manager 5.4 werd gebruikt voor de statistische analyses. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.
Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs
De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).
GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).
GRADE |
Definitie |
Hoog |
|
Redelijk |
|
Laag |
|
Zeer laag |
|
Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).
Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)
Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE methodiek.
Formuleren van aanbevelingen
De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.
In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.
Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers |
||
|
||
|
Sterke aanbeveling |
Zwakke (conditionele) aanbeveling |
Voor patiënten |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet. |
Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet. |
Voor behandelaars |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen. |
Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren. |
Voor beleidsmakers |
De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid. |
Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen. |
Organisatie van zorg
In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, menskracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van zorg.
Commentaar- en autorisatiefase
De conceptrichtlijnmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.
Literatuur
Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.
Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.
Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.
Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.
Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.
Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. http://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/over_richtlijnontwikkeling.html
Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.
Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.