Prismabril
Uitgangsvraag
Wat is het effect van een prismabril op duizeligheidsaanvallen bij patiënten met de ziekte van Menière?
Aanbeveling
Overweeg een patiënt met hevige klachten voor te lichten over het bestaan van de prismabril. Bespreek daarbij dat de effectiviteit onbekend is en onderwerp van verder onderzoek.
Overwegingen
Voor- en nadelen van de interventie en de kwaliteit van het bewijs
Er is literatuuronderzoek gedaan naar de effectiviteit van een prismabril vergeleken met placebo of actieve monitoring in patiënten met de Ziekte van Menière. Er werd geen vergelijkende literatuur gevonden die richting kon geven aan klinische besluitvorming. Hier ligt een kennislacune. De aanbeveling zal daarom gebaseerd worden op aanvullende argumenten waaronder expert opinie, waar mogelijk onderbouwd met (indirecte) literatuur.
Zoals eerder benoemd is er geen goed bewijs voor de effectiviteit van de prismabril. Dit is direct het grootste nadeel van deze behandeling; meer onderzoek is nodig om de effectiviteit aan te tonen of te weerleggen. Het is bekend dat er reeds gewerkt wordt aan verder wetenschappelijk onderzoek om de werkzaamheid te ondersteunen. Vanwege het huidige gebrek aan bewijs is deze behandeling niet opgenomen in de basisverzekering, sommige verzekeraars hebben wel een vergoeding opgenomen in een aanvullende verzekering.
Vanwege de bekende samenwerking tussen ogen en evenwichtsorganen in combinatie met de biomechanica van de prismabril kan de werking op dit moment niet worden uitgesloten. Ook is het een voordeel dat het gaat om een niet-invasieve behandeling (geen ingreep, geen medicatie).
Waarden en voorkeuren van patiënten (en evt. hun verzorgers)
De patiëntenorganisatie, Hoormij×NVVS , benadrukt het belang van verder onderzoek naar de Utermöhlen prismabril aangezien veel patiënten een gunstig effect rapporteren. Het wordt gezien als een eenvoudige non-invasieve methode om de aanvalsfrequentie en ziektelast van patiënten te reduceren.
De werkgroep acht het van belang om met patiënten te bespreken dat de effectiviteit van de bril nog niet is bewezen, doch dat individuele patiënten aangeven er baat bij te hebben.
Kosten (middelenbeslag)
De kosten van een prismabril variëren van enkele honderden tot circa € 1000,- en worden niet vergoed vanuit de basisverzekering (P.E.M. Vente, 2020). Hiertegenover staat dat een reductie in aanvalsfrequentie en daarmee ziekteverzuim al snel een groot macro-economisch voordeel oplevert.
Bijwerkingen en complicaties van de prismabril worden in de spaarzame literatuur niet beschreven. Wel worden enkele exclusiecriteria besproken: amblyopie, afwezigheid van stereozien en eerdere strabismuschirurgie (Bos, 2017).
Aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie
Er is onvoldoende bewijs voor de effectiviteit van de Uthermöhlen prismabril. Vanuit individuele patiënten worden er echter regelmatig gunstige effecten gerapporteerd. Zoals bij iedere vorm van behandeling zou er sprake kunnen zijn van een placebo-effect. Aangezien er geen sprake is van een invasieve behandeling zijn er, behoudens het gebrek aan wetenschappelijk bewijs, geen grote bezwaren tegen het adviseren van een prismabril. De prismabril is niet opgenomen in de basisverzekering en daarom zal deze behandeling niet voor iedereen toegankelijk zijn.
Rationale van de aanbeveling: weging van argumenten voor en tegen de interventies
Met regelmaat krijgen patiënten met de ziekte van Menière in Nederland en België een prismabril aangemeten. Er is echter nog onvoldoende onderzoek gedaan om de effectiviteit van deze bril te bewijzen. Dit gegeven aan de ene kant met zowel individuele succesverhalen als reeds verder ingezet wetenschappelijk onderzoek aan de andere kant heeft ertoe geleid dat de werkgroep op dit moment geen sterke aanbevelingen kan doen over deze behandeling.
Onderbouwing
Achtergrond
As patients with Meniere's disease in the Netherlands and Belgium are frequently prescribed prism glasses, it was deemed important to specifically dedicate a literature study to this topic. The prism glasses were developed by the Dutch ENT (Ear, Nose, and Throat) and ophthalmologist G.P. Utermöhlen, featuring so-called WABIPs ("Weak Asymmetric Base-In Prisms," weak asymmetrical prisms with the base inward). The purpose of the glasses is to reduce the frequency of attacks. Unfortunately, there is limited scientific research on the effectiveness of the glasses, and their efficacy is not yet conclusively proven.
The WABIPs have two presumed effects. Firstly, because the bases are inward, less convergence is required. It is presumed that Meniere's patients have a convergence insufficiency, which is alleviated by the glasses. Secondly, due to the varying strengths of the prisms, both eyes also slightly deviate to the side, towards the preferred position of the eyes, which is no longer straight ahead due to the asymmetry in vestibular input (Bos, 2017).
The concept is that, over time, the conflict between the desired and observed eye position gives rise to symptoms of dizziness and nausea in Meniere's disease. By correcting this conflict with WABIPs, the development of dizziness and nausea is prevented. This also improves the baseline situation during the acute phase of Meniere's, often resulting in milder symptoms during an attack.
Conclusies
- GRADE |
It was not possible to draw conclusions or grade the level of evidence, due to the absence of comparative data. |
Samenvatting literatuur
No studies directly comparing prism glasses with placebo or active monitoring and reporting the predefined outcomes in the same population were found.
Zoeken en selecteren
A systematic review of the literature was performed to answer the following question: What is the effect of prism glasses compared to placebo or active monitoring on the number and severity of vertigo attacks and quality of life in patients with Menière's disease?
P: patients with Menière's disease
I: prism glasses
C: placebo or active monitoring
O: number and severity of vertigo attacks and quality of life
Relevant outcome measures
The guideline development group considered number and severity of vertigo attacks as a critical outcome measure for decision making; and quality of life as an important outcome measure for decision making.
A priori, the working group did not define the outcome measures listed above but used the definitions used in the studies.
The working group considered the GRADE standard limit of 25% as a minimal clinically (patient) important difference for dichotomous outcomes and 10% for continuous variables.
Search and select (Methods)
The databases Medline (via OVID) and Embase (via Embase.com) were searched with relevant search terms until 5-09-2022. The detailed search strategy is depicted under the tab Methods. The systematic literature search resulted in 46 hits. Studies were selected based on the following criteria systematic reviews and RCT about the effect of prism glasses for patients with vertigo due to Menière disease. One study was initially selected based on title and abstract screening. After reading the full text, the study was excluded (see the table with reasons for exclusion under the tab Methods).
Referenties
- Bos, J. E., Lubeck, A. J. A., & Vente, P. E. M. (n.d.). HOE WERKT DE UTERMÖHLEN PRISMABRIL. Stichting Hoormij. Retrieved August 2, 2023, from https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC9249307/
- Devantier L, Hougaard D, Händel MN, Liviu-Adelin Guldfred F, Schmidt JH, Djurhuus B, Callesen HE. Using betahistine in the treatment of patients with Menière's disease: a meta-analysis with the current randomized-controlled evidence. Acta Otolaryngol. 2020 Oct;140(10):845-853. doi: 10.1080/00016489.2020.1777326. Epub 2020 Jun 25. PMID: 32580600.
- Vente, S. (n.d.). P.E.M. vente. https://pem-vente.com/faq/
- Van Esch B, van der Zaag-Loonen H, Bruintjes T, van Benthem PP. Betahistine in Ménière's Disease or Syndrome: A Systematic Review. Audiol Neurootol. 2022;27(1):1-33. doi: 10.1159/000515821. Epub 2021 Jul 7. PMID: 34233329.
Evidence tabellen
Table of excluded studies
Reference |
Reason for exclusion |
Vente, E. (2009). Manipulation of Vision by Prismatic Spectacles Blunts Migrainous Vertigo in Meniee Patients. VIMS 2009 in Utrecht. |
Does not meet PICO criteria |
Verantwoording
Autorisatiedatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 28-08-2024
Laatst geautoriseerd : 28-08-2024
Geplande herbeoordeling : 01-08-2029
Algemene gegevens
De ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS) en/of andere bron. De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.
Samenstelling werkgroep
Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is in 2022 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen (zie hiervoor de Samenstelling van de werkgroep) die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met de Ziekte van Menière.
Werkgroep
- Prof. dr. T.D. Bruintjes, KNO-arts, Gelre Ziekenhuizen Apeldoorn en Leids Universitair Medisch Centrum, Apeldoorn en Leiden, NVKNO
- Dr. S. Geerse, KNO-arts, Treant Zorggroep, Emmen, NVKNO
- Dr. W.P.A. Kelders, KNO- arts, Franciscus Gasthuis en ErasmusMC, Rotterdam, NVKNO
- Dr. R.B. van Leeuwen, neuroloog, Gelre Ziekenhuizen Apeldoorn, Apeldoorn, NVN
- Drs. R.A.K. Rutgers, vertegenwoordiger patientenorganisatie Hoormij·NVVS
Klankbordgroep
- Dr. S. Hammer, radioloog, Hagaziekenhuis, Den Haag, NVvR
- Dr. Ir. A.C.H. Houben, klinisch fysicus, Pento Audiologische Centrum, Amersfoort, NVKF
- Drs. K. Ceulemans, psycholoog, Fontys Hogeschool, Eindhoven, NIP/PSYNIP
Met ondersteuning van
- Drs. B.L. Gal-de Geest, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
Belangenverklaringen
De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.
Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.
Werkgroeplid |
Functie |
Nevenfuncties |
Gemelde belangen |
Ondernomen actie |
Bruintjes |
KNO-arts Gelre ziekenhuizen Apeldoorn en Leids Unversitair Medisch Centrum |
Adviseur Commissie Duizeligheid en Evenwicht Hoormij×NVVS Bestuurslid Vestibulaire Vereniging Lid bestuur Stichting ORLU Lid-beroepsgenoot Regionaal Tuchtcollege Zwolle |
Geen |
Geen actie ondernomen |
Geerse |
KNO-arts Treant zorggroep Emmen |
Lid kerngroep vestibulologie KNO-vereniging (vacatievergoeding)
|
Geen |
Geen actie ondernomen |
Kelders |
KNO-arts (vrijgevestigd) Franciscus Gasthuis en Vlietland Rotterdam (0,8 fte) Parttime staflid (Ioondienst) KNO Erasmus MC Rotterdam met aandachtsgebied neurotologie (0,2 fte) |
Lid voortgangs-toetscommissie KNO-vereniging (onbetaald) Adviseur Commissie Duizeligheid & Evenwicht Hoormij×NVVS (onbetaald) Vakgroepvoorzitter KNO Franciscus (onbetaald) Voorzitter Rotterdamse waarneemgroep KNO (onbetaald) |
Geen |
Geen actie ondernomen |
Van Leeuwen |
Neuroloog Gelre ziekenhuizen Apeldoorn |
Lid regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Arbiter bij het Scheidsgerecht Gezondheidszorg |
Geen |
Geen actie ondernomen |
Rutgers |
Vertegenwoordiger patientenorganisatie Hoormij·NVVS |
Geen |
Geen |
Geen actie ondernomen |
Houben |
Klinisch fysicus audioloog, betaald. gehoordiagnositiek en -revalidatie kinderen en volwassenen, evenwichtsdiagnostiek. Pento AC Amersfoort |
Geen |
NVvR researchfonds, 1 jaarsalaris voor een aios/ promovenda |
Geen actie ondernomen |
Hammer |
Radioloog |
Bestuurslid sectie hoofdhalsradiologie NVvR |
Geen |
Geen actie ondernomen |
Inbreng patiëntenperspectief
Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door het uitnodigen van
Hoormij×NVVS voor de schriftelijke knelpuntenanalyse. De verkregen input is meegenomen bij het opstellen van de uitgangsvragen, de keuze voor de uitkomstmaten en bij het opstellen van de overwegingen. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan Hoormij×NVVS en Patiëntenfederatie Nederland en de eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.
Wkkgz & Kwalitatieve raming van mogelijke substantiële financiële gevolgen [volgt na de commentaarfase)
Kwalitatieve raming van mogelijke financiële gevolgen in het kader van de Wkkgz
Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).
Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen zijn, zie onderstaande tabel.
Module |
Uitkomst raming |
Toelichting |
Module Prismabril |
geen financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (5.000-40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat [het overgrote deel (±90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet OF het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft]. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. |
De kwalitatieve raming volgt na de commentaarfase.
Werkwijze
AGREE
Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).
Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen
Tijdens de voorbereidende fase inventariseerde de werkgroep de knelpunten in de zorg voor patiënten met de Ziekte van Menière. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door de Nederlandse Vereniging voor Neurologie, de Nederlandse Vereniging voor Radiologie, de Nederlandse Vereniging voor Klinische Fysica en
Hoormij×NVVS via een enquête.
Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep concept-uitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld.
Uitkomstmaten
Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.
Methode literatuursamenvatting
Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing. Indien mogelijk werd de data uit verschillende studies gepoold in een random-effects model. Review Manager 5.4 werd gebruikt voor de statistische analyses. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.
Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs
De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).
GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).
GRADE |
Definitie |
Hoog |
|
Redelijk |
|
Laag |
|
Zeer laag |
|
Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).
Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)
Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE methodiek.
Formuleren van aanbevelingen
De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.
In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.
Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers |
||
|
||
|
Sterke aanbeveling |
Zwakke (conditionele) aanbeveling |
Voor patiënten |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet. |
Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet. |
Voor behandelaars |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen. |
Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren. |
Voor beleidsmakers |
De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid. |
Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen. |
Organisatie van zorg
In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, menskracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van zorg.
Commentaar- en autorisatiefase
De conceptrichtlijnmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.
Literatuur
Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.
Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.
Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.
Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.
Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.
Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. http://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/over_richtlijnontwikkeling.html
Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.
Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.
Zoekverantwoording
Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.