Follow-up
Uitgangsvraag
Wat is de optimale duur en frequentie van follow-up voor verschillende typen bijniertumoren (aldosteron producerend adenoom, cortisol producerend adenoom en sporadisch feochromocytoom)?
De uitgangsvraag omvat de volgende deelvragen:
- Wat is de optimale duur en frequentie van follow-up?
- Wat is de recidief kans over tijd voor een aldosteron producerend adenoom, cortisol producerend adenoom en sporadisch feochromocytoom?
Aanbeveling
Volg patiënten met een sporadisch aldosteron- of cortisol producerend bijnieradenoom niet langdurig indien postoperatieve hormonale waarden passen bij remissie. Vervolgbehandeling voor persisterende morbiditeit (bijvoorbeeld hypertensie, diabetes, osteoporose) ondanks biochemische remissie kan nodig zijn.
Evalueer na 10 jaar follow-up bij patiënten met een sporadisch feochromocytoom de noodzaak voor verdere periodieke onderzoeken mede in het licht van actuele genetische informatie en genetisch onderzoek.
Overwegingen
Voor- en nadelen van de interventie en de kwaliteit van het bewijs
Voor de drie cruciale uitkomstmaten (algehele overleving, ziektevrije overleving en kwaliteit van leven) zijn geen uitkomsten gerapporteerd.
Er zijn twee systematic reviews die voor de belangrijke uitkomstmaten (recurrence rate en tijd tot recurrence) uitkomsten hebben gerapporteerd (Holscher, 2021; Amar, 2016).
De systematic review van Holscher (2021) heeft gekeken naar de recurrence rate en tijd tot recurrence na resectie van patiënten met een sporadisch feochromocytoom, genetisch feochromocytoom of paraganglioom.
De systematic review van Amar (2016) heeft gekeken naar de recurrence rate na resectie van patiënten met een feochromocytoom of paraganglioom. Uit deze systematic review zijn alleen studies meegenomen waarbij minder dan 60 procent van de geïncludeerde patiënten een genetisch feochromocytoom had. Daarbij wordt niet vermeld welke genetische oorzaken zijn onderzocht of welk genetische diagnoses zijn gesteld.
Vanwege de heterogeniteit in de studie populaties, zijn de recurrence rates niet gepoold. Over het algemeen zijn de gerapporteerde recurrence rates laag. In de systematic review van Holscher (2021) is gekeken naar tijd tot recurrence waarbij dit door drie studies gerapporteerd is. De range van tijd tot recurrence varieerde van 6 tot 144 maanden.
De geïncludeerde studies in de systematic reviews waren, op één na, allemaal observationele cohort studies. Er is daardoor een zeer lage bewijskracht. Ook omdat de studie populaties uit de geïncludeerde studies maar gedeeltelijk overeenkomen met de patiëntpopulatie zoals in deze module beschreven (patiënten met verschillende type bijniertumoren). Resultaten uit de geïncludeerde systematic reviews (patiënten met een (sporadisch) feochromocytoom of paraganglioom) kunnen dus niet één-op-één overgenomen worden voor andere type bijniertumoren.
De studie van Li (2023) is na de zoekdatum gepubliceerd en daarom niet geïncludeerd in bovenstaande literatuursamenvatting. Li (2023) heeft een retrospectieve analyse gedaan bij 398 patiënten met een sporadisch (n=224) of genetisch feochromocytoom (n=174). De studie van Li (2023) concludeert dat in 14.7 procent van de patiënten met sporadisch feochromocytoom, recurrence optreedt door onder andere metastasering van de ziekte. Bij een gedeelte van de patiënten keert de ziekte binnen vijf jaar terug (34.2%), bij een deel binnen 10 jaar (29.1%) en zelfs na 15 jaar (17.7%). Li (2023) geeft hierbij aan dat dit een indicatie kan zijn voor langdurige follow-up bij deze patiënten.
Beleid bij cortisol producerende tumoren en bescherming tegen postoperatieve bijnierschorsinsufficiëntie
Er is een peri- en postoperatief glucocorticoïdstressschema bij patiënten waarbij bijnierschorsinsufficiëntie postoperatief verwacht wordt (zie module ‘Aandacht bijnierschorsinsufficiëntie’). Het glucocorticoïd stresschema wordt afgebouwd en omgezet naar een substitutietherapie met hydrocortison en (alleen bij primaire bijnierschorsinsufficiëntie) fludrocortison volgens de daarvoor geldende richtlijnen (Fassnacht, 2023; Nieman, 2015).
Voor patiënten met het (subklinisch) syndroom van Cushing gebeurt het afbouwen van de hydrocortison geleidelijk op basis van de klachten. De hydrocortison kan worden gestopt als de hypofyse-bijnier as volledig is hersteld, afgelezen aan een ochtend cortisol waarde of een ACTH stimulatietest. Tijdens het afbouwen bestaat een mogelijkheid voor het ontstaan van “glucocorticoid withdrawal syndrome”. Ondanks het gebruik van fysiologische dosering met hydrocortison, hebben veel patiënten last van glucocorticoïdontwenning.
Er zijn specifieke aandachtspunten bij reguliere behandeling:
- Alle patiënten met bijnierschorsinsufficiëntie moeten zelfmanagementvaardigheden ontwikkelen om adequaat te handelen in stresssituaties of bij een (dreigende) bijniercrisis. Het is daarom van belang dat zij en diens naasten voorlichting ontvangen over het toepassen van (orale) dosis verhoging en training in het toedienen van een noodinjectie met hydrocortison ter preventie van een (dreigende) bijniercrisis. De inhoud van deze voorlichting en de uniforme stressinstructies is uitgewerkt in de kwaliteitstandaard bijnieraandoeningen (BijnierNET, 2017).
- Patiënten met syndroom van Cushing kunnen na een curatieve adrenalectomie blijvende klachten ervaren die een negatieve invloed kan hebben op hun kwaliteit van leven. Het is belangrijk om hier aandacht voor te hebben, ondersteuning te bieden en zo nodig door te verwijzen op basis van gesignaleerde problemen.
Waarden en voorkeuren van patiënten (en evt. hun verzorgers)
Follow-up kan volgens het principe van gezamenlijke besluitvorming op maat gesneden zijn voor iedere patiënt. Een wetenschappelijke onderbouwing voor controles na afronding van de reguliere behandeling voor patiënten met een aldosteron of cortisol producerende tumor lijkt er niet te zijn.
De follow-up voor patiënten met een feochromocytoom zonder een genetische oorzaak , hoeft wellicht niet levenslang, mits herevaluatie van genetisch testen gewaarborgd is en actualisering overwogen is.
Patiënten die na behandeling bijnierschorsinsufficiënt zijn, blijven onder behandeling van een internist-endocrinoloog. Het is aan te bevelen dat een verpleegkundig specialist, werkzaam binnen de endocrinologie (of een gespecialiseerde endocrinologie verpleegkundige), direct betrokken wordt bij de behandeling en begeleiding van patiënten met bijnierschorsinsufficiëntie. Een van zijn belangrijkste taken is het begeleiden van patiënten in de ontwikkeling van zelfmanagementvaardigheden om met de ziekte om te leren gaan en om adequaat te handelen in stresssituaties of bij een (dreigende) bijniercrisis. Hierbij heeft de verpleegkundig specialist aandacht voor de psychosociale impact van bijnierschorsinsufficiëntie.
Kosten (middelenbeslag)
Langdurige follow-up gaat gepaard met hogere kosten dan een expectatief beleid of ontslag van verdere controles.
Aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie
Conform andere richtlijnen is er weinig rationale voor een langdurige follow-up voor patiënten met een aldosteron- of cortisolproducerende tumor (Fassnacht, 2016). Voor de follow up van patiënten met een sporadisch feochromocytoom is geen eenduidig wetenschappelijk bewijs of langdurige follow wel of niet zinvol is (Holscher, 2021; Amar, 2016; Li, 2023). De huidige internationale richtlijnen zijn hierover ook niet eenduidig.
De follow-up van patiënten met een feochromocytoom bestaat uit het jaarlijks meten van plasma metanefrines en aanvullend onderzoek bij afwijkingen. De werkgroep is van mening dat deze follow-up eenvoudig te implementeren is in de praktijk.
Rationale van de aanbeveling: weging van argumenten voor en tegen de interventies
De literatuur biedt geen tot weinig handreikingen voor een langdurige follow-up van patiënten met aldosteron- of cortisolproducerend bijnieradenoom.
Voor patiënten met een feochromocytoom en een (waarschijnlijk) pathogene variant in een van de nu bekende predispositiegenen wordt levenslange follow-up geadviseerd. Er is momenteel geen methode gebaseerd op pathologisch onderzoek van een sporadische gereseceerde tumor om mogelijke maligniteit of recidief uit te sluiten. Daarom blijft periodieke follow-up op lange termijn aanbevolen voor alle gevallen van feochromocytoom. Genetische tests zullen in toenemende mate de sleutelfactor zijn bij het inschatten van het levenslange risico op de ontwikkeling van terugkerende ziekten, contralaterale aandoeningen of kwaadaardige dedifferentiatie en zo de follow-up protocollen beïnvloeden.
Over de duur van deze follow-up is discussie mogelijk. Er zijn goede argumenten om deze follow-up niet levenslang te laten duren, maar na een periode van 10 jaar te evalueren en opnieuw te beslissen. Bij de evaluatie is dan een update van reeds verricht genetisch onderzoek (nieuwe technieken en de identificatie van andere predispositiegenen dan die reeds getest zijn) te overwegen, om daarmee een langere duur van de follow up te onderbouwen. Genetisch onderzoek dient te zijn verricht en indien van toepassing te worden geactualiseerd volgens de dan geldende inzichten.
Onderbouwing
Achtergrond
Er wordt bij verschillende type bijniertumoren (aldosteron producerend adenoom, cortisol producerend adenoom en sporadisch feochromocytoom) vaak lang gecontroleerd na afronding van de behandeling (operatie en reguliere nacontroles/behandeling). Deze controles zijn er onder andere op gericht om een recidief op te sporen. Het is onduidelijk wat de optimale duur is van de follow-up per type bijniertumor. Enerzijds is het van belang om recidieven zo snel mogelijk op te kunnen sporen, anderzijds dient onnodig (lange) follow-up zo veel mogelijk voorkomen te worden.
Conclusies
No GRADE |
No evidence was found regarding the effect of follow-up on overall survival in patients treated for adrenal tumors or sporadic adrenal pheochromocytoma.
Source: - |
No GRADE |
No evidence was found regarding the effect of follow-up on disease-free survival in patients treated for adrenal tumors or sporadic adrenal pheochromocytoma.
Source: - |
No GRADE |
No evidence was found regarding the effect of follow-up on quality of life in patients treated for adrenal tumors or sporadic adrenal pheochromocytoma.
Source: - |
Very low GRADE |
The evidence is very uncertain about the recurrence rates of patients treated for adrenal tumors or sporadic adrenal pheochromocytoma.
Source: Holscher, 2021; Amar, 2016 |
Very low GRADE |
The evidence is very uncertain about the time to recurrence of patients treated for adrenal tumors or sporadic adrenal pheochromocytoma.
Source: Holscher, 2021 |
Samenvatting literatuur
Description of studies
Holscher (2021) performed a systematic review and meta-analysis evaluating the recurrence rate and time to recurrence of sporadic pheochromocytomas after resection. Studies were included in the systematic review when they examined follow-up duration, recurrence rate and time to recurrence after adrenalectomy for primary benign or malignant sporadic adrenal pheochromocytomas. The studies had to report a minimum follow-up duration of two years and a minimum of 10 patients with sporadic pheochromocytoma had to be included in the study. Studies with inclusion period before 1990, case reports and case series, were excluded. In total thirteen studies were included in the data synthesis with a total of 430 patients (Brunt, 2001; Carter, 2012; Castilho, 2009; de Wailly, 2012; Guerrieri, 2005; Inabnet, 2000; Ippolito, 2008; Johnston, 2015; Majtan, 2017; Press, 2014; Tiberio, 2008; Toniato, 2007; Zografos, 2011). In only three studies the cohort exclusively consisted of patients with sporadic pheochromocytoma (Ippolito, 2008; Tiberio, 2008; Inabnet, 2000). Eight studies also included patients with familial pheochromocytomas (Brunt, 2001; Carter, 2012; Castilho, 2009; de Wailly, 2012; Guerrieri, 2005; Press, 2014; Toniato, 2007; Zografos, 2011) and two studies also included paragangliomas (Johnston, 2015; Majtan, 2017).
Holscher (2021) reported recurrence and time to recurrence.
Amar (2016) performed a systematic review and meta-analysis to review the incidence of local or metastatic recurrence or new tumors in patients who have undergone complete resection of a non-metastatic pheochromocytoma or thoraco-abdomino-pelvic paraganglioma. Studies were included in the systematic review when they enrolled a minimum of twenty patients who had undergone complete tumor resection, postoperative follow-up was at least one month and the number of patients with tumor recurrence or a new tumor could be identified. In total 42 studies were included corresponding to 38 cohorts. Only studies who included less than 60% patients with a genetic tumor, were included in our analyses (Agarwal, 2012; Amar, 2005; Amar, 2006; Beatty, 1996; Cotesta, 2009; Edström Elder, 2003; Favia, 1998; Geoghegan, 1998; Grozinsky-Glasberg, 2010; Van der Harst, 2002; Hayry, 2009; Iacobone, 2011; Jaroszewski, 2003; Kercher, 2002; Khorram-Manesh, 2005; Zhang, 2007; Lang, 2008; Lucon, 1997; Lumachi, 1998; Noshiro, 2000; Obara, 1995; Pan, 2005; Park, 2011; Pomares, 1998; Scott, 1984; Stenström, 1988; Timmers, 2008; Tormey, 2002; Wilhelm, 2006). Mean or median duration of follow-up was between six and 192 months.
Amar (2016) reported recurrent disease (same-site, other site and metastases).
Results
Overall survival
None of the included systematic reviews reported overall survival.
Disease-free survival
None of the included systematic reviews reported disease-free survival.
Quality of life
None of the included systematic reviews reported quality of life.
Recurrence rate
Two systematic reviews reported recurrence rate (Holscher, 2021; Amar, 2016).
An overview of the individual studies included in the systematic reviews, study population, follow-up duration and recurrence rate are presented in Table 1.
Table 1. Recurrence rates
Study |
Study population |
Number of patients |
Follow-up duration (months) |
Number of events |
Recurrence rate (95%CI) |
Agarwal (2012) |
Patients with pheochromocytoma or paraganglioma |
101 |
Mean 44 |
1 |
0.01 (NR) |
Amar (2005) (2006) |
Patients with pheochromocytoma (21% familial) or paraganglioma |
261 |
Mean 102 |
36 |
0.14 (NR) |
Beatty (1996) |
Patients with pheochromocytoma (24% familial) or paraganglioma |
41 |
NR |
6 |
0.15 (NR) |
Brunt (2001) |
Patients with sporadic or familial pheochromocytoma |
15 |
Mean 46 |
0 |
0.00 (0.00-0.22) |
Carter (2012) |
Patients with sporadic or familial pheochromocytoma |
20 |
Mean 53 |
0 |
0.00 (0.00-0.17) |
Castilho (2009) |
Patients with sporadic or familial pheochromocytoma |
21 |
Mean 70.2 |
0 |
0.00 (0.00-0.16) |
Costeta (2009) |
Patients with pheochromocytoma (23% familial) or paraganglioma |
91 |
Range 6-192 |
3 |
0.03 (NR) |
De Wailly (2012) |
Patients with sporadic or familial pheochromocytoma |
40 |
Mean 84 |
1 |
0.02 (0.00-0.13) |
Edström Elder (2003) (2003) |
Patients with pheochromocytoma (18% familial) or paraganglioma |
85 |
Median 144 |
5 |
0.06 (NR) |
Favia (1998) |
Patients with pheochromocytoma (7% familial) or paraganglioma |
55 |
Mean 88 |
2 |
0.04 (NR) |
Geoghegan (1998) |
Patients with pheochromocytoma (28% familial) or paraganglioma |
43 |
Mean 31 |
0 |
0.00 (NR) |
Grozinsky-Glasberg (2010) |
Patients with pheochromocytoma or paraganglioma |
43 |
NR |
0 |
0.00 (NR) |
Guerrieri (2005) |
Patients with sporadic or familial pheochromocytoma |
14 |
Mean 48 |
0 |
0.00 (0.00-0.23) |
Hayry (2009) |
Patients with pheochromocytoma or paraganglioma |
42 |
Mean 103 |
4 |
0.10 (NR) |
Iacobone (2011) |
Patients with pheochromocytoma (24% familial) or paraganglioma |
71 |
Median 126 |
3 |
0.04 (NR) |
Inabnet (2000) |
Patients with sporadic pheochromocytoma |
22 |
Mean 44.5 |
0 |
0.00 (0.00-0.15) |
Ippolito (2008) |
Patients with sporadic pheochromocytoma |
17 |
Mean 63.5 |
0 |
0.00 (0.00-0.20) |
Jaroszewski (2003) |
Patients with pheochromocytoma (13% familial) or paraganglioma |
47 |
Mean 41 |
1 |
0.02 (NR) |
Johnston (2015) |
Patients with sporadic or familial pheochromocytoma or paraganglioma |
35 |
Mean 100.5 |
1 |
0.03 (0.00-0.15) |
Kercher (2002) |
Patients with pheochromocytoma (10% familial) or paraganglioma |
39 |
Mean 14 |
0 |
0.00 (NR) |
Khorram-Manesh (2005) |
Patients with pheochromocytoma (25% familial) or paraganglioma |
121 |
Mean 180 |
9 |
0.07 (NR) |
Majtan (2017) |
Patients with sporadic or familial pheochromocytoma or paraganglioma |
41 |
Mean 61.2 |
0 |
0.00 (0.00-0.09) |
Zhang (2007) Lang (2008) |
Patients with pheochromocytoma or paraganglioma |
103 |
Range 5-36 |
0 |
0.00 (NR) |
Lucon (1997) |
Patients with pheochromocytoma (12% familial) or paraganglioma |
50 |
Mean 33 |
0 |
0.00 (NR) |
Lumachi (1998) |
Patients with pheochromocytoma (7% familial) or paraganglioma |
55 |
Mean 88.2 |
1 |
0.02 (NR) |
Noshiro (2000) |
Patients with pheochromocytoma (15% familial) or paraganglioma |
95 |
Mean 117 |
8 |
0.08 (NR) |
Obara (1995) |
Patients with pheochromocytoma (14% familial) or paraganglioma |
87 |
Median 58 |
4 |
0.05 (NR) |
Pan (2005) |
Patients with pheochromocytoma or paraganglioma |
26 |
Median 66 |
0 |
0.00 (NR) |
Park (2011) |
Patients with pheochromocytoma (2% familial) or paraganglioma |
152 |
Mean 41.5 |
12 |
0.08 (NR) |
Pomares (1998) |
Patients with pheochromocytoma (52% familial) or paraganglioma |
44 |
Mean 96 |
1 |
0.02 (NR) |
Press (2014) |
Patients with sporadic or familial pheochromocytoma |
117 |
Mean 87.5 |
6 |
0.05 (0.02-0.11) |
Scott (1984) |
Patients with pheochromocytoma (12% familial) or paraganglioma |
69 |
Mean 103 |
5 |
0.07 (NR) |
Stenström (1988) |
Patients with pheochromocytoma (20% familial) or paraganglioma |
64 |
Mean 139.2 |
4 |
0.06 (NR) |
Tiberio (2008) |
Patients with sporadic pheochromocytoma |
22 |
Mean 35 |
0 |
0.00 (0.00-0.15) |
Timmers (2008) |
Patients with pheochromocytoma (20% familial) or paraganglioma |
69 |
Mean 132 |
9 |
0.13 (NR) |
Toniato (2007) |
Patients with sporadic or familial pheochromocytoma |
41 |
Mean 102 |
0 |
0.00 (0.00-0.09) |
Tormey (2002) |
Patients with pheochromocytoma (59% familial) or paraganglioma |
39 |
NR |
5 |
0.13 (NR) |
Wilhelm (2006) |
Patients with pheochromocytoma (14% familial) or paraganglioma |
65 |
Mean 24 |
1 |
0.02 (NR) |
Zografos (2011) |
Patients with sporadic or familial pheochromocytoma |
25 |
108 |
0 |
0.00 (0.00-0.14) |
NR: Not reported |
Time to recurrence
Three studies in the systematic review of Holscher (2021) reported time to recurrence (de Wailly, 2012; Johnston, 2015; Press, 2014). Results are presented in Table 2.
Table 2. Time to recurrence
Study |
Number of recurrences |
Time until recurrence (in months) |
De Wailly, 2012 |
1 |
41 |
Johnston, 2015 |
1 |
144 |
Press |
6 |
7-106 |
Level of evidence of the literature
The level of evidence of observational cohort studies is considered low according to the GRADE methodology. Therefore, the level of evidence of these cohort studies starts at low GRADE.
The level of evidence regarding the outcome measure recurrence rate was downgraded by three levels because of study limitations (-1; risk of bias), applicability (-1; bias due to indirectness because the population included in the studies is partially corresponding with the population as defined in the PICO) and number of included patients (-1; imprecision because of small number of events). Therefore the evidence was graded as very low.
The level of evidence regarding the outcome measure time to recurrence was downgraded by two levels because of study limitations (risk of bias), applicability (-1; bias due to indirectness because the population included in the studies is partially corresponding with the population as defined in the PICO) and number of included patients (-1; imprecision because of small sample size). Therefore the evidence was graded as very low.
Zoeken en selecteren
A systematic review of the literature was performed to answer the following questions:
1: What is the effect of follow-up compared with no follow-up or follow-up on indication on overall survival, disease-free survival or quality of life in patients treated for adrenal tumors or sporadic adrenal pheochromocytoma?
P (Patients) |
Patients treated for adrenal tumors or sporadic adrenal pheochromocytoma |
I (Intervention) |
Follow-up |
C (Control) |
No follow-up or follow-up on indication |
O (Outcomes) |
Overall survival, disease-free survival, quality of life |
2: What are the recurrence rates or time to recurrence in patients treated for adrenal tumors or sporadic adrenal pheochromocytoma?
P (Patients) |
Patients treated for adrenal tumors or sporadic pheochromocytoma |
O (Outcomes) |
Recurrence rate, time to recurrence |
Relevant outcome measures
The guideline development group considered overall survival, disease-free survival and quality of life as a critical outcome measure for decision making and recurrence rate and time to recurrence as an important outcome measure for decision making.
A priori, the working group did not define the outcome measures listed above but used the definitions used in the studies.
The working group defined the following differences per outcome as a minimal clinically (patient) important difference:
- Overall survival: > 5% or > 3% and Hazard Ratio (HR) < 0.7 (BOM, 2018)
- Disease-free survival: HR < 0.7 (BOM, 2018)
- Quality of life: ³ 10 points on the EORTC QLQ-C30 or a difference of a similar magnitude on other quality of life instruments
Search and select (Methods)
The databases Medline (via OVID) and Embase (via Embase.com) were searched with relevant search terms until 06-12-2022. The detailed search strategy is depicted under the tab Methods. The systematic literature search resulted in 108 hits. Studies were selected based on the following criteria:
- The study population had to meet the criteria as defined in the PICO’s;
- The intervention and comparison had to be as defined in the PICO or reported at least one of the outcomes as defined in the PICO’s;
- Research type: Systematic review;
- Full text available;
- Articles written in English or Dutch
Sixteen studies were initially selected based on title and abstract screening. After reading the full text, fourteen studies were excluded (see the table with reasons for exclusion under the tab Methods), and two studies were included.
Results
Two studies were included in the analysis of the literature. Important study characteristics and results are summarized in the evidence tables. The assessment of the risk of bias is summarized in the risk of bias tables.
Referenties
- Agarwal G, Sadacharan D, Aggarwal V, Chand G, Mishra A, Agarwal A, Verma AK, Mishra SK. Surgical management of organ-contained unilateral pheochromocytoma: comparative outcomes of laparoscopic and conventional open surgical procedures in a large single-institution series. Langenbecks Arch Surg. 2012 Oct;397(7):1109-16. doi: 10.1007/s00423-011-0879-3. Epub 2011 Nov 26. PMID: 22120010.
- Amar L, Servais A, Gimenez-Roqueplo AP, Zinzindohoue F, Chatellier G, Plouin PF. Year of diagnosis, features at presentation, and risk of recurrence in patients with pheochromocytoma or secreting paraganglioma. J Clin Endocrinol Metab. 2005 Apr;90(4):2110-6. doi: 10.1210/jc.2004-1398. Epub 2005 Jan 11. PMID: 15644401.
- Amar L, Peyrard S, Rossignol P, Zinzindohoue F, Gimenez-Roqueplo AP, Plouin PF. Changes in urinary total metanephrine excretion in recurrent and malignant pheochromocytomas and secreting paragangliomas. Ann N Y Acad Sci. 2006 Aug;1073:383-91. doi: 10.1196/annals.1353.042. PMID: 17102107.
- Amar L, Lussey-Lepoutre C, Lenders JW, Djadi-Prat J, Plouin PF, Steichen O. MANAGEMENT OF ENDOCRINE DISEASE: Recurrence or new tumors after complete resection of pheochromocytomas and paragangliomas: a systematic review and meta-analysis. Eur J Endocrinol. 2016 Oct;175(4):R135-45. doi: 10.1530/EJE-16-0189. Epub 2016 Apr 14. PMID: 27080352.
- Beatty OL, Russell CF, Kennedy L, Hadden DR, Kennedy TL, Atkinson AB. Phaeochromocytoma in Northern Ireland: a 21 year review. Eur J Surg. 1996 Sep;162(9):695-702. PMID: 8908450.
- BijnierNET. Kwaliteitsstandaard Bijnieraandoeningen. 2017. Beschikbaar via: https://www.bijniernet.nl/wp-content/uploads/2017/12/compleet.pdf . Geraadpleegd op 19 juni 2023.
- Brunt LM, Moley JF, Doherty GM, Lairmore TC, DeBenedetti MK, Quasebarth MA. Outcomes analysis in patients undergoing laparoscopic adrenalectomy for hormonally active adrenal tumors. Surgery. 2001 Oct;130(4):629-34; discussion 634-5. doi: 10.1067/msy.2001.116920. PMID: 11602893.
- Carter YM, Mazeh H, Sippel RS, Chen H. Safety and feasibility of laparoscopic resection for large (≥ 6 CM) pheochromocytomas without suspected malignancy. Endocr Pract. 2012 Sep-Oct;18(5):720-6. doi: 10.4158/EP12014.OR. PMID: 22982788; PMCID: PMC3468692.
- Castilho LN, Simoes FA, Santos AM, Rodrigues TM, dos Santos Junior CA. Pheochromocytoma: a long-term follow-up of 24 patients undergoing laparoscopic adrenalectomy. Int Braz J Urol. 2009 Jan-Feb;35(1):24-31; discussion 32-5. doi: 10.1590/s1677-55382009000100005. PMID: 19254395.
- Cotesta D, Petramala L, Serra V, Pergolini M, Crescenzi E, Zinnamosca L, De Toma G, Ciardi A, Carbone I, Massa R, Filetti S, Letizia C. Clinical experience with pheochromocytoma in a single centre over 16 years. High Blood Press Cardiovasc Prev. 2009 Dec;16(4):183-93. doi: 10.2165/11530430-000000000-00000. Epub 2013 Jan 3. PMID: 23334910.
- de Wailly P, Oragano L, Radé F, Beaulieu A, Arnault V, Levillain P, Kraimps JL. Malignant pheochromocytoma: new malignancy criteria. Langenbecks Arch Surg. 2012 Feb;397(2):239-46. doi: 10.1007/s00423-011-0850-3. Epub 2011 Nov 9. PMID: 22069042.
- Edström Elder E, Hjelm Skog AL, Höög A, Hamberger B. The management of benign and malignant pheochromocytoma and abdominal paraganglioma. Eur J Surg Oncol. 2003 Apr;29(3):278-83. doi: 10.1053/ejso.2002.1413. PMID: 12657240.
- Edström Elder E, Xu D, Höög A, Enberg U, Hou M, Pisa P, Gruber A, Larsson C, Bäckdahl M. KI-67 AND hTERT expression can aid in the distinction between malignant and benign pheochromocytoma and paraganglioma. Mod Pathol. 2003 Mar;16(3):246-55. doi: 10.1097/01.MP.0000056982.07160.E3. PMID: 12640105.
- Fassnacht M, Arlt W, Bancos I, Dralle H, Newell-Price J, Sahdev A, Tabarin A, Terzolo M, Tsagarakis S, Dekkers OM. Management of adrenal incidentalomas: European Society of Endocrinology Clinical Practice Guideline in collaboration with the European Network for the Study of Adrenal Tumors. Eur J Endocrinol. 2016 Aug;175(2):G1-G34. doi: 10.1530/EJE-16-0467. PMID: 27390021.
- Fassnacht M, Tsagarakis S, Terzolo M, Tabarin A, Sahdev A, Newell-Price J, Pelsma I, Marina L, Lorenz K, Bancos I, Arlt W, Dekkers OM. European Society of Endocrinology clinical practice guidelines on the management of adrenal incidentalomas, in collaboration with the European Network for the Study of Adrenal Tumors. Eur J Endocrinol. 2023 Jul 20;189(1):G1-G42. doi: 10.1093/ejendo/lvad066. PMID: 37318239.
- Favia G, Lumachi F, Polistina F, D'Amico DF. Pheochromocytoma, a rare cause of hypertension: long-term follow-up of 55 surgically treated patients. World J Surg. 1998 Jul;22(7):689-93; discussion 694. doi: 10.1007/s002689900454. PMID: 9606283.
- Geoghegan JG, Emberton M, Bloom SR, Lynn JA. Changing trends in the management of phaeochromocytoma. Br J Surg. 1998 Jan;85(1):117-20. doi: 10.1046/j.1365-2168.1998.02875.x. PMID: 9462401.
- Grozinsky-Glasberg S, Szalat A, Benbassat CA, Gorshtein A, Weinstein R, Hirsch D, Shraga-Slutzky I, Tsvetov G, Gross DJ, Shimon I. Clinically silent chromaffin-cell tumors: Tumor characteristics and long-term prognosis in patients with incidentally discovered pheochromocytomas. J Endocrinol Invest. 2010 Nov;33(10):739-44. doi: 10.1007/BF03346680. Epub 2010 May 17. PMID: 20479567.
- Guerrieri M, Baldarelli M, Scarpelli M, Santini S, Lezoche G, Lezoche E. Laparoscopic adrenalectomy in pheochromocytomas. J Endocrinol Invest. 2005 Jun;28(6):523-7. doi: 10.1007/BF03347240. PMID: 16117193.
- van der Harst E, de Herder WW, de Krijger RR, Bruining HA, Bonjer HJ, Lamberts SW, van den Meiracker AH, Stijnen TH, Boomsma F. The value of plasma markers for the clinical behaviour of phaeochromocytomas. Eur J Endocrinol. 2002 Jul;147(1):85-94. doi: 10.1530/eje.0.1470085. PMID: 12088924.
- Häyry V, Salmenkivi K, Arola J, Heikkilä P, Haglund C, Sariola H. High frequency of SNAIL-expressing cells confirms and predicts metastatic potential of phaeochromocytoma. Endocr Relat Cancer. 2009 Dec;16(4):1211-8. doi: 10.1677/ERC-09-0049. Epub 2009 Jul 29. PMID: 19641025.
- Holscher I, van den Berg TJ, Dreijerink KMA, Engelsman AF, Nieveen van Dijkum EJM. Recurrence Rate of Sporadic Pheochromocytomas After Curative Adrenalectomy: A Systematic Review and Meta-analysis. J Clin Endocrinol Metab. 2021 Jan 23;106(2):588-597. doi: 10.1210/clinem/dgaa794. PMID: 33125073.
- Iacobone M, Schiavi F, Bottussi M, Taschin E, Bobisse S, Fassina A, Opocher G, Favia G. Is genetic screening indicated in apparently sporadic pheochromocytomas and paragangliomas? Surgery. 2011 Dec;150(6):1194-201. doi: 10.1016/j.surg.2011.09.024. PMID: 22136840.
- Inabnet WB, Pitre J, Bernard D, Chapuis Y. Comparison of the hemodynamic parameters of open and laparoscopic adrenalectomy for pheochromocytoma. World J Surg. 2000 May;24(5):574-8. doi: 10.1007/s002689910094. PMID: 10787079.
- Ippolito G, Palazzo FF, Sebag F, Thakur A, Cherenko M, Henry JF. Safety of laparoscopic adrenalectomy in patients with large pheochromocytomas: a single institution review. World J Surg. 2008 May;32(5):840-4; discussion 845-6. doi: 10.1007/s00268-007-9327-5. PMID: 18064512.
- Jaroszewski DE, Tessier DJ, Schlinkert RT, Grant CS, Thompson GB, van Heerden JA, Farley DR, Smith SL, Hinder RA. Laparoscopic adrenalectomy for pheochromocytoma. Mayo Clin Proc. 2003 Dec;78(12):1501-4. doi: 10.4065/78.12.1501. PMID: 14661679.
- Johnston PC, Mullan KR, Atkinson AB, Eatock FC, Wallace H, Gray M, Hunter SJ. Recurrence of Phaeochromocytoma and Abdominal Paraganglioma After Initial Surgical Intervention. Ulster Med J. 2015 May;84(2):102-6. PMID: 26170485; PMCID: PMC4488930.
- Kercher KW, Park A, Matthews BD, Rolband G, Sing RF, Heniford BT. Laparoscopic adrenalectomy for pheochromocytoma. Surg Endosc. 2002 Jan;16(1):100-2. doi: 10.1007/s00464-001-8171-1. Epub 2001 Nov 12. PMID: 11961615.
- Khorram-Manesh A, Ahlman H, Nilsson O, Friberg P, Odén A, Stenström G, Hansson G, Stenquist O, Wängberg B, Tisell LE, Jansson S. Long-term outcome of a large series of patients surgically treated for pheochromocytoma. J Intern Med. 2005 Jul;258(1):55-66. doi: 10.1111/j.1365-2796.2005.01504.x. PMID: 15953133.
- Lang B, Fu B, OuYang JZ, Wang BJ, Zhang GX, Xu K, Zhang J, Wang C, Shi TP, Zhou HX, Ma X, Zhang X. Retrospective comparison of retroperitoneoscopic versus open adrenalectomy for pheochromocytoma. J Urol. 2008 Jan;179(1):57-60; discussion 60. doi: 10.1016/j.juro.2007.08.147. Epub 2007 Nov 12. PMID: 17997432.
- Li M, Prodanov T, Meuter L, Kerstens MN, Bechmann N, Prejbisz A, Remde H, Timmers HJLM, Nölting S, Talvacchio S, Berends AMA, Fliedner S, Robledo M, Lenders JWM, Pacak K, Eisenhofer G, Pamporaki C. Recurrent Disease in Patients With Sporadic Pheochromocytoma and Paraganglioma. J Clin Endocrinol Metab. 2023 Jan 17;108(2):397-404. doi: 10.1210/clinem/dgac563. PMID: 36190922; PMCID: PMC10091496.
- Lucon AM, Pereira MA, Mendonça BB, Halpern A, Wajchenbeg BL, Arap S. Pheochromocytoma: study of 50 cases. J Urol. 1997 Apr;157(4):1208-12. doi: 10.1016/s0022-5347(01)64925-5. PMID: 9120903.
- Lumachi F, Polistina F, Favia G, D'Amico DF. Extraadrenal and multiple pheochromocytomas. Are there really any differences in pathophysiology and outcome? J Exp Clin Cancer Res. 1998 Sep;17(3):303-5. PMID: 9894766.
- Majtan B, Zelinka T, Rosa J, Petrák O, Krátká Z, Štrauch B, Tuka V, Vránková A, Michalský D, Novák K, Wichterle D, Widimský J Jr, Holaj R. Long-Term Effect of Adrenalectomy on Cardiovascular Remodeling in Patients With Pheochromocytoma. J Clin Endocrinol Metab. 2017 Apr 1;102(4):1208-1217. doi: 10.1210/jc.2016-2422. PMID: 28001459.
- Nieman LK, Biller BM, Findling JW, Murad MH, Newell-Price J, Savage MO, Tabarin A; Endocrine Society. Treatment of Cushing's Syndrome: An Endocrine Society Clinical Practice Guideline. J Clin Endocrinol Metab. 2015 Aug;100(8):2807-31. doi: 10.1210/jc.2015-1818. Epub 2015 Jul 29. PMID: 26222757; PMCID: PMC4525003.
- Noshiro T, Shimizu K, Watanabe T, Akama H, Shibukawa S, Miura W, Ito S, Miura Y. Changes in clinical features and long-term prognosis in patients with pheochromocytoma. Am J Hypertens. 2000 Jan;13(1 Pt 1):35-43. doi: 10.1016/s0895-7061(99)00139-9. PMID: 10678269.
- Obara T, Kanbe M, Okamoto T, Ito Y, Yamashita T, Ito K, Hirose K, Yamazaki K, Hagihara J, Kusakabe K, et al. Surgical strategy for pheochromocytoma: emphasis on the pledge of flank extraperitoneal approach in selected patients. Surgery. 1995 Dec;118(6):1083-9. doi: 10.1016/s0039-6060(05)80118-7. PMID: 7491527.
- Pan DL, Li HZ, Zeng ZP, Li F, Cui QC. Twenty-six patients with nonfunctional pheochromocytomas. Chin Med J (Engl). 2005 May 20;118(10):866-8. PMID: 15989771.
- Park J, Song C, Park M, Yoo S, Park SJ, Hong S, Hong B, Kim CS, Ahn H. Predictive characteristics of malignant pheochromocytoma. Korean J Urol. 2011 Apr;52(4):241-6. doi: 10.4111/kju.2011.52.4.241. Epub 2011 Apr 22. PMID: 21556209; PMCID: PMC3085615.
- Pomares FJ, Cañas R, Rodriguez JM, Hernandez AM, Parrilla P, Tebar FJ. Differences between sporadic and multiple endocrine neoplasia type 2A phaeochromocytoma. Clin Endocrinol (Oxf). 1998 Feb;48(2):195-200. doi: 10.1046/j.1365-2265.1998.3751208.x. PMID: 9579232.
- Press D, Akyuz M, Dural C, Aliyev S, Monteiro R, Mino J, Mitchell J, Hamrahian A, Siperstein A, Berber E. Predictors of recurrence in pheochromocytoma. Surgery. 2014 Dec;156(6):1523-7; discussion 1527-8. doi: 10.1016/j.surg.2014.08.044. Epub 2014 Nov 11. PMID: 25456947.
- Scott HW Jr, Halter SA. Oncologic aspects of pheochromocytoma: the importance of follow-up. Surgery. 1984 Dec;96(6):1061-6. PMID: 6505959.
- Stenström G, Ernest I, Tisell LE. Long-term results in 64 patients operated upon for pheochromocytoma. Acta Med Scand. 1988;223(4):345-52. doi: 10.1111/j.0954-6820.1988.tb15883.x. PMID: 3369315.
- Tiberio GA, Baiocchi GL, Arru L, Agabiti Rosei C, De Ponti S, Matheis A, Rizzoni D, Giulini SM. Prospective randomized comparison of laparoscopic versus open adrenalectomy for sporadic pheochromocytoma. Surg Endosc. 2008 Jun;22(6):1435-9. doi: 10.1007/s00464-008-9904-1. Epub 2008 Apr 9. PMID: 18398641.
- Timmers HJ, Brouwers FM, Hermus AR, Sweep FC, Verhofstad AA, Verbeek AL, Pacak K, Lenders JW. Metastases but not cardiovascular mortality reduces life expectancy following surgical resection of apparently benign pheochromocytoma. Endocr Relat Cancer. 2008 Dec;15(4):1127-33. doi: 10.1677/ERC-08-0049. Epub 2008 Sep 29. PMID: 18824558.
- Toniato A, Boschin IM, Opocher G, Guolo A, Pelizzo M, Mantero F. Is the laparoscopic adrenalectomy for pheochromocytoma the best treatment? Surgery. 2007 Jun;141(6):723-7. doi: 10.1016/j.surg.2006.10.012. PMID: 17560248.
- Tormey WP, Fitzgerald RJ, Davis WG, Thompson CJ. Twelve-year experience in the investigation and treatment of paragangliomas. Int J Clin Pract. 2002 Dec;56(10):739-45. PMID: 12510946.
- Wilhelm SM, Prinz RA, Barbu AM, Onders RP, Solorzano CC. Analysis of large versus small pheochromocytomas: operative approaches and patient outcomes. Surgery. 2006 Oct;140(4):553-9; discussion 559-60. doi: 10.1016/j.surg.2006.07.008. Epub 2006 Sep 7. PMID: 17011902.
- Zhang X, Lang B, Ouyang JZ, Fu B, Zhang J, Xu K, Wang BJ, Ma X. Retroperitoneoscopic adrenalectomy without previous control of adrenal vein is feasible and safe for pheochromocytoma. Urology. 2007 May;69(5):849-53. doi: 10.1016/j.urology.2007.01.078. PMID: 17482920.
- Zografos GN, Farfaras AK, Kassi E, Vaidakis DN, Markou A, Kaltsas G, Piaditis G. Laparoscopic resection of pheochromocytomas with delayed vein ligation. Surg Laparosc Endosc Percutan Tech. 2011 Apr;21(2):116-9. doi: 10.1097/SLE.0b013e318213bb1f. PMID: 21471805.
Evidence tabellen
Evidence table for systematic review of RCTs and observational studies (intervention studies)
Study reference |
Study characteristics |
Patient characteristics |
Intervention (I) |
Comparison / control (C)
|
Follow-up |
Outcome measures and effect size |
Comments |
Holscher, 2021
Individual study characteristics deduced from Holscher, 2021 |
SR and meta-analysis of 13 cohort studies
Literature search up to 2 August 2019
A: Brunt, 2001 B: Carter, 2012 C: Castilho, 2009 D: de Wailly, 2012 E: Guerrieri, 2005 F: Inabnet, 2000 G: Ippolito, 2008 H: Johnston, 2015 I: Majtan, 2017 J: Press, 2014 K: Tiberio, 2008 L: Toniato, 2007 M: Zografos, 2011
Study design: Cohort - Prospective: I, K - Retrospective: A, B, C, D, E, F, G, H, J, L, M
Setting and Country: Not reported.
Source of funding and conflicts of interest: Source of funding not reported. The authors of the SR have nothing to disclose.
|
Inclusion criteria SR: Studies were eligible for inclusion if they examined the follow-up duration, recurrence rate, and time to recurrence after adrenalectomy for primary benign or malignant sporadic adrenal pheochromocytomas. Minimum reported follow-up duration was 2 years and minimum amount of patients was 10. RCTs, prospective cohort studies and retrospective cohort studies were included. Only publications in English and Dutch were included.
Exclusion criteria SR: Studies with an inclusion period before 1990, studies categorizing paragangliomas under pheochromocytomas which did not distinguish between the two types were excluded.
13 studies included
Important patient characteristics at baseline:
N, mean age A: 15 patients, 42 ± 17 yrs B: 20 patients, 54 ± 3 yrs C: 21 patients, 46 ± 15.7 yrs D: 40 patients, 53 ± 38 yrs E: 14 patients, 42 (25-72) yrs F: 22 patients, 48.6 ± 12.2 yrs G: 17 patients, 48 (25-85) yrs H: 35 patients, 55.2 ± 2 yrs I: 41 patients, 53.4 ± 12.9 yrs J: 117 patients, 51.3 ± 10.8 yrs K: 22 patients, 51 ± 10 yrs L: 41 patients, 44 ± 13.3 yrs M: 25 patients, 54 (19-72) yrs
None of the included studies used a comparing cohort. |
Describe intervention: No intervention.
|
Describe control: No control.
|
End-point of follow-up: Mean follow-up (months): A: 46 (2-85) B: 53 ± 7 C: 70.2 ± 38.7 D: 84 E: 48 ± 26 F: 44.5 (26-72) G: 63.5 ± 26.5 H: 100.5 ± 71 I: 61.2 ± 4.8 J: 87.5 ± 27.3 K: 35 ± 16.5 L: 102 ± 30 M: 108 ± 35.5
For how many participants were no complete outcome data available? Not reported.
|
Recurrence rate Development of tumor recurrence after curative adrenalectomy.
A: Events: 0, Proportion: 0.00 (95% CI 0.00 to 0.22) B: Events: 0, Proportion: 0.00 (95% CI 0.00 to 0.17) C: Events: 0, Proportion: 0.00 (95% CI 0.00 to 0.16) D: Events: 1, Proportion: 0.02 (95% CI 0.00 to 0.13) E: Events: 0, Proportion: 0.00 (95% CI 0.00 to 0.23) F: Events: 0, Proportion: 0.00 (95% CI 0.00 to 0.15) G: Events: 0, Proportion: 0.00 (95% CI 0.00 to 0.20) H: Events: 1, Proportion: 0.03 (95% CI 0.00 to 0.15) I: Events: 0, Proportion: 0.00 (95% CI 0.00 to 0.09) J: Events: 6, Proportion: 0.05 (95% CI 0.02 to 0.11) K: Events: 0, Proportion: 0.00 (95% CI 0.00 to 0.15) L: Events: 0, Proportion: 0.00 (95% CI 0.00 to 0.09) M: Events: 0, Proportion: 0.00 (95% CI 0.00 to 0.14)
Pooled effect (random effects model): Proportion 0.03 (95% CI 0.02 to 0.06). Heterogeneity (I2): 0% Pooled recurrence rate = 3%
Time until recurrence (months) D: 41 H: 144 J: 7, 8, 9, 26, 54, 106 WMD: 49.4 months (SD 30.7, range 7-144 months).
|
Risk of bias (high, some concerns or low): Not reported in the SR.
In only three studies, the cohort exclusively consisted of patients with sporadic pheochromocytomas (F, G, K). Eight studies also included patients with familial pheochromocytomas (A, B, C, D, E, J, L, M), and two studies also included paragangliomas (H, I).
Authors conclusion: tumor recurrence rates for truly sporadic pheochromocytomas after curative resection are low. More limited follow-up strategies, by means of biochemical testing, for patients with truly sporadic pheochromocytomas could be considered.
No GRADE was performed in the systematic review.
Sensitivity analysis: Was performed by repeating the meta-analysis and excluding a single study each time. Sensitivity analysis showed the same results. |
Amar, 2016
Individual study characteristics deduced from Amar, 2016 |
SR and meta-analysis of 27 cohort studies *
Literature search from 1 January 1980 up to 19 October 2012
A: Agarwal, 2012 B: Amar, 2005/2006 C: Beatty, 1996 D: Costeta, 2009 E: Edström Elder, 2003/2003 F: Favia, 1998 G: Geoghegan, 1998 H: Grozinsky-Glasberg, 2010 I: Van der Harst, 2002 J: Häyry, 2009 K: Iacobone, 2011 L: Jaroszewski, 2003 M: Kercher, 2002 N: Khorram-Manesh, 2005 O: Zhang, 2007/Lang, 2008 P: Lucon, 1997 Q: Lumachi, 1998 R: Noshiro, 2000 S: Obara, 1995 T: Pan, 2005 U: Park, 2011 V: Pomares, 1998 W: Scott, 1984 X: Stenström, 1988 Y: Timmers, 2008 Z: Tormey, 2002 α: Wilhelm, 2006
Study design: All included studies except for X (Stenström, 1988) were retrospective cohort studies. Stenström was a prospective cohort study.
Setting (surgical team/medical team) and Country: A: Surgery, India B: Medicine, France C: Mixed, Ireland D: Medicine, Italy E: Mixed, Sweden F: Surgery, Italy G: Surgery, UK H: Medicine, Israel I: Mixed, The Netherlands J: Laboratory, Finland K: Medicine, Italy L: Surgery, USA M: Surgery, USA N: Medicine, Sweden O: Surgery, China P: Mixed, Brazil Q: Surgery, Italy R: Medicine, Japan S: Surgery, Japan T: Surgery, China U: Surgery, Korea V: Medicine, Spain W: Surgery, USA X: Mixed, Sweden Y: Medicine, The Netherlands Z: Medicine, Ireland α: Surgery, USA
Source of funding and conflicts of interest: This research was partly funded by the European Society of Endocrinology.
The authors declare that there is no conflict of interest. |
Inclusion criteria SR: Studies were eligible if they enrolled at least 20 patients with PH/PG, patients had reportedly undergone complete tumor resection, postoperative follow-up exceeded 1 month, and the number of patients with recurrence or new tumor could be identified.
Exclusion criteria SR: -
27 studies included
Important patient characteristics at baseline:
N, mean age A: 101 patients, 36 ± 14.6 yrs B: 261 patients, 42.5 ± 15 yrs C: 41 patients, - D: 91 patients, 48 (8-77) yrs E: 85 patients, 14-77 yrs F: 55 patients, median 41 (10-63) yrs G: 43 patients, 42 (16-73) yrs H: 43 patients, 52.6 (16-77) yrs I: 87 patients, 46 (9-78) yrs J: 42 patients, 46.5 yrs K: 71 patients, 44.8 (15-80) yrs L: 47 patients, 53.1 (16-81) yrs M: 39 patients, 43 (19-59) yrs N: 121 patients, 47.2 ± 16.8 yrs O: 103 patients, 35.8 ± 13.3 yrs P: 50 patients, median 33 (10-64) yrs Q: 55 patients, 41 (10-63) yrs R: 95 patients, 40 ± 14 yrs S: 87 patients, median 40 (11-67) yrs T: 26 patients, 39.5 ± 8.9 yrs U: 152 patients, 46.5 (18-76) yrs V: 44 patients, 43 ± 13.7 yrs W: 69 patients, 9-79 yrs X: 64 patients, 45 (15-79) yrs Y: 69 patients, 46.1 ± 15.6 yrs Z: 39 patients, median 36 (8-76) yrs α: 65 patients, 48.5 ± 16.1 yrs
Sex (% Female): A: 43 B: 52 C: 54 D: 52 E: 56 F: 49 G: 67 H: 49 I: 55 J: - K: 52 L: 51 M: 64 N: 56 O: 49 P: 56 Q: 49 R: 55 S: 56 T: 58 U: 47 V: 54 W: 58 X: 53 Y: 64 Z: 38 α: 62
Tumor type (% Pheochromocytoma): A: 82 B: 87 C: 84 D: 92 E: 82 F: 91 G: 100 H: 88 I: 89 J: 95 K: 93 L: 100 M: 97 N: 93 O: 100 P: 84 Q: 90 R: - S: 84 T: 85 U: 90 V: 98 W: 77 X: 94 Y: 88 Z: 87 α: 100
Genetic diseases (%): A: - B: 21 C: 24 D: 23 E: 18 F: 7 G: 28 H: - I: 31 J: - K: 24 L: 13 M: 10 N: 25 O: - P: 12 Q: 7 R: 15 S: 14 T: - U: 2 V: 52 W: 12 X: 20 Y: 20 Z: 59 α: 14
None of the included studies used a comparing cohort. |
Describe intervention: No intervention.
|
Describe control: No control. |
End-point of follow-up: Follow-up duration (months) A: mean 44 (3-160) B: mean 102 (45.6-158.4) C: mean 84 D: 6-192 E: median 144 F: mean 88 (6-232) G: mean 31 (9-120) H: - I: median 120 (3-192) J: mean 103 (20-284) K: median 126 (6-300) L: mean 41 (10-89) M: mean 14 (1-40) N: mean 180 O: 5-36 P: mean 33 (0.33-192) Q: mean 88.2 (6-232) R: mean 117 S: median 58 (1-164) T: median 66 (24-132) U: mean 41.5 (0.9-298) V: mean 96 (24-216) W: mean 103 (12-348) X: mean 139.2 (12-324) Y: mean 132 (12-456) Z: - α: mean 24 (1-84)
For how many participants were no complete outcome data available? Not reported.
|
Same-site recurrences A: 0 B: 18 C: 2 D: 2 E: 2 F: 1 G: 0 H: 0 I: 0 J: 1 K: 2 L: 0 M: 0 N: 2 O: 0 P: 0 Q: 1 R: 1 S: 0 T: 0 U: 0 V: 0 W: 0 X: 0 Y: 2 Z: 2 α: 1
Other-site recurrences A: 0 B: 0 C: 0 D: 0 E: 0 F: 1 G: 0 H: 0 I: 1 J: 0 K: 0 L: 1 M: 0 N: 1 O: 0 P: 0 Q: 0 R: 2 S: 4 T: 0 U: 0 V: 0 W: 0 X: 2 Y: 0 Z: 3 α: 0
Metastases A: 1 B: 18 C: 4 D: 1 E: 3 F: 0 G: 0 H: 0 I: 14 J: 3 K: 1 L: 0 M: 0 N: 6 O: 0 P: 0 Q: 0 R: 5 S: 0 T: 0 U: 12 V: 1 W: 5 X: 2 Y: 7 Z: 0 α: 0
Attributable death A: 0 B: 0 C: 4 D: 2 E: 2 F: 0 G: 1 H: 0 I: 10 J: 0 K: - L: 0 M: 0 N: 4 O: 0 P: 0 Q: 0 R: 4 S: 1 T: 0 U: 12 V: 0 W: 4 X: 0 Y: 7 Z: 2 α: 0
Events/100 person-years (95% CI): A: 0.27 (0.01 to 1.52) B: 1.75 (1.23 to 2.42) C: 2.26 (0.83 to 4.91) D: - E: 0.52 (0.17 to 1.22) F: 0.54 (0.07 to 1.97) G: 0.00 (0.00 to 3.48) H: - I: 1.90 (1.06 to 3.13) J: 1.29 (0.35 to 3.31) K: 0.37 (0.08 to 1.07) L: 0.65 (0.02 to 3.62) M: 0.00 (0.00 to 8.02) N: 0.50 (0.23 to 0.94) O: - P: 0.00 (0.00 to 3.84) Q: 0.27 (0.01 to 1.51) R: 1.11 (0.48 to 2.18) S: 0.83 (0.23 to 2.12) T: 0.00 (0.00 to 2.46) U: 2.36 (1.22 to 4.13) V: 0.30 (0.01 to 1.66) W: 1.10 (0.36 to 2.56) X: 0.54 (0.15 to 1.38) Y: 1.28 (0.58 to 2.43) Z: - α: 1.09 (0.03 to 6.06)
|
* Only studies with <69% genetic tumours were taken into account for our analyses. So, 27/42 studies reported in the SR of Amar (2016) were used for our analyses.
Risk of bias (high, some concerns, low): Not reported in the SR.
Authors conclusion: risk of recurrent disease following complete resection of a pheochromocytoma or a thoraco-abdomino-pelvic paraganglioma is lower than previously estimated. The risk remains approximately 5% per 5 years of follow-up. Paragangliomas and familial disease are the two main independent risk factors of recurrent disease. No GRADE was performed in the systematic review.
Sensitivity analysis: Performed based on the availability of the mean duration of follow-up and by risk of bias.
|
Table of quality assessment for systematic reviews of RCTs and observational studies
Based on AMSTAR checklist (Shea et al.; 2007, BMC Methodol 7: 10; doi:10.1186/1471-2288-7-10) and PRISMA checklist (Moher et al 2009, PLoS Med 6: e1000097; doi:10.1371/journal.pmed1000097
Study
First author, year |
Appropriate and clearly focused question?1
Yes/no/unclear |
Comprehensive and systematic literature search?2
Yes/no/unclear |
Description of included and excluded studies?3
Yes/no/unclear |
Description of relevant characteristics of included studies?4
Yes/no/unclear |
Appropriate adjustment for potential confounders in observational studies?5
Yes/no/unclear/not applicable |
Assessment of scientific quality of included studies?6
Yes/no/unclear |
Enough similarities between studies to make combining them reasonable?7
Yes/no/unclear |
Potential risk of publication bias taken into account?8
Yes/no/unclear |
Potential conflicts of interest reported?9
Yes/no/unclear |
Holscher, 2021 |
Yes |
Yes |
No, no description of excluded studies (and reason) |
Yes |
Not applicable |
Yes |
Yes |
No |
No |
Amar, 2016 |
Yes |
Yes |
No, no description of excluded studies (and reason) |
Yes |
Not applicable |
Yes |
No, heterogeneity in study population (due to % genetic disease) I2 51% |
No |
Authors declare there Is no conflict of interest. |
Table of excluded studies
Reference |
Reason for exclusion |
Parasiliti-Caprino M, Lucatello B, Lopez C, Burrello J, Maletta F, Mistrangelo M, Migliore E, Tassone F, La Grotta A, Pia A, Reimondo G, Giordano R, Giraudo G, Piovesan A, Ciccone G, Deandreis D, Limone P, Orlandi F, Borretta G, Volante M, Mulatero P, Papotti M, Aimaretti G, Terzolo M, Morino M, Pasini B, Veglio F, Ghigo E, Arvat E, Maccario M. Predictors of recurrence of pheochromocytoma and paraganglioma: a multicenter study in Piedmont, Italy. Hypertens Res. 2020 Jun;43(6):500-510. doi: 10.1038/s41440-019-0339-y. Epub 2019 Oct 4. PMID: 31586159. |
Wrong design: Prognostic model to predict recurrence without (internal or external) validation |
Plouin PF, Amar L, Dekkers OM, Fassnacht M, Gimenez-Roqueplo AP, Lenders JW, Lussey-Lepoutre C, Steichen O; Guideline Working Group. European Society of Endocrinology Clinical Practice Guideline for long-term follow-up of patients operated on for a phaeochromocytoma or a paraganglioma. Eur J Endocrinol. 2016 May;174(5):G1-G10. doi: 10.1530/EJE-16-0033. PMID: 27048283. |
Wrong design: Guideline |
Amar L, Lussey-Lepoutre C, Lenders JW, Djadi-Prat J, Plouin PF, Steichen O. MANAGEMENT OF ENDOCRINE DISEASE: Recurrence or new tumors after complete resection of pheochromocytomas and paragangliomas: a systematic review and meta-analysis. Eur J Endocrinol. 2016 Oct;175(4):R135-45. doi: 10.1530/EJE-16-0189. Epub 2016 Apr 14. PMID: 27080352. |
Duplicate article |
Barski D. Management and follow up of extra-adrenal phaeochromocytoma. Cent European J Urol. 2014;67(2):156-61. doi: 10.5173/ceju.2014.02.art8. Epub 2014 Jun 23. PMID: 25140230; PMCID: PMC4132600. |
Wrong design: Observational single arm; Wrong outcomes |
Bhat HS, Tiyadath BN. Management of Adrenal Masses. Indian J Surg Oncol. 2017 Mar;8(1):67-73. doi: 10.1007/s13193-016-0597-y. Epub 2016 Dec 17. PMID: 28127186; PMCID: PMC5236029. |
Wrong design: Observational, single arm |
Fassnacht M, Arlt W, Bancos I, Dralle H, Newell-Price J, Sahdev A, Tabarin A, Terzolo M, Tsagarakis S, Dekkers OM. Management of adrenal incidentalomas: European Society of Endocrinology Clinical Practice Guideline in collaboration with the European Network for the Study of Adrenal Tumors. Eur J Endocrinol. 2016 Aug;175(2):G1-G34. doi: 10.1530/EJE-16-0467. PMID: 27390021. |
Wrong design: Guideline |
Hamidi O, Young WF Jr, Gruber L, Smestad J, Yan Q, Ponce OJ, Prokop L, Murad MH, Bancos I. Outcomes of patients with metastatic phaeochromocytoma and paraganglioma: A systematic review and meta-analysis. Clin Endocrinol (Oxf). 2017 Nov;87(5):440-450. doi: 10.1111/cen.13434. Epub 2017 Aug 17. PMID: 28746746; PMCID: PMC5854189. |
Wrong population: Patients with metastasis; Wrong design: Single arm |
Lenders JW, Duh QY, Eisenhofer G, Gimenez-Roqueplo AP, Grebe SK, Murad MH, Naruse M, Pacak K, Young WF Jr; Endocrine Society. Pheochromocytoma and paraganglioma: an endocrine society clinical practice guideline. J Clin Endocrinol Metab. 2014 Jun;99(6):1915-42. doi: 10.1210/jc.2014-1498. Erratum in: J Clin Endocrinol Metab. 2023 Apr 13;108(5):e200. PMID: 24893135. |
Wrong study design: Guideline |
Lorenz K, Langer P, Niederle B, Alesina P, Holzer K, Nies C, Musholt T, Goretzki PE, Rayes N, Quinkler M, Waldmann J, Simon D, Trupka A, Ladurner R, Hallfeldt K, Zielke A, Saeger D, Pöppel T, Kukuk G, Hötker A, Schabram P, Schopf S, Dotzenrath C, Riss P, Steinmüller T, Kopp I, Vorländer C, Walz MK, Bartsch DK. Surgical therapy of adrenal tumors: guidelines from the German Association of Endocrine Surgeons (CAEK). Langenbecks Arch Surg. 2019 Jun;404(4):385-401. doi: 10.1007/s00423-019-01768-z. Epub 2019 Apr 1. PMID: 30937523. |
Wrong study design: Guideline |
Suurd DPD, Vorselaars WMCM, Van Beek DJ, Spiering W, Borel Rinkes IHM, Valk GD, Vriens MR. Trends in blood pressure-related outcomes after adrenalectomy in patients with primary aldosteronism: A systematic review. Am J Surg. 2021 Aug;222(2):297-304. doi: 10.1016/j.amjsurg.2020.12.003. Epub 2020 Dec 3. PMID: 33298320. |
Wrong outcomes reported |
Yip L, Duh QY, Wachtel H, Jimenez C, Sturgeon C, Lee C, Velázquez-Fernández D, Berber E, Hammer GD, Bancos I, Lee JA, Marko J, Morris-Wiseman LF, Hughes MS, Livhits MJ, Han MA, Smith PW, Wilhelm S, Asa SL, Fahey TJ 3rd, McKenzie TJ, Strong VE, Perrier ND. American Association of Endocrine Surgeons Guidelines for Adrenalectomy: Executive Summary. JAMA Surg. 2022 Oct 1;157(10):870-877. doi: 10.1001/jamasurg.2022.3544. PMID: 35976622; PMCID: PMC9386598. |
Wrong study design: Executive summary |
Benham JL, Eldoma M, Khokhar B, Roberts DJ, Rabi DM, Kline GA. Proportion of Patients With Hypertension Resolution Following Adrenalectomy for Primary Aldosteronism: A Systematic Review and Meta-Analysis. J Clin Hypertens (Greenwich). 2016 Dec;18(12):1205-1212. doi: 10.1111/jch.12916. Epub 2016 Oct 19. PMID: 27759187; PMCID: PMC8031514. |
Wrong outcomes reported |
Marzano L, Husain-Syed F, Reis T, Ronco C, Zanella M. Assessment of performance of stratum-specific likelihood ratios of the aldosteronoma resolution score for predicting hypertension cure after adrenalectomy for primary aldosteronism: a systematic review and meta-analysis. J Hum Hypertens. 2022 Jul 26. doi: 10.1038/s41371-022-00731-8. Epub ahead of print. PMID: 35882944. |
No full text available |
Meng Z, Dai Z, Huang K, Xu C, Zhang YG, Zheng H, Liu TZ. Long-Term Mortality for Patients of Primary Aldosteronism Compared With Essential Hypertension: A Systematic Review and Meta-Analysis. Front Endocrinol (Lausanne). 2020 Mar 10;11:121. doi: 10.3389/fendo.2020.00121. PMID: 32210920; PMCID: PMC7075813. |
Wrong comparison: Aldosteron-producing adenoma compared to essential hypertension |
Verantwoording
Autorisatiedatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 07-05-2024
Laatst geautoriseerd : 07-05-2024
Geplande herbeoordeling : 01-01-2025
Algemene gegevens
De ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS). De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.
Samenstelling werkgroep
Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is in 2021 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen en patiëntvertegenwoordigers (zie hiervoor de Samenstelling van de werkgroep) die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met bijniertumoren.
Werkgroep
- Prof. dr. M.R. (Menno) Vriens, endocrien oncologisch chirurg, werkzaam in het UMC Utrecht te Utrecht, NVvH (voorzitter)
- Prof. dr. S. (Schelto) Kruijff, endocrien oncologisch chirurg, werkzaam in het UMCG te Groningen, NVvH (voorzitter)
- Prof. dr. R.A. (Richard) Feelders, internist-endocrinoloog, werkzaam in het Erasmus MC te Rotterdam, NIV
- Prof. dr. H.R. (Harm) Haak, internist, werkzaam in het Máxima MC te Eindhoven, NIV
- Drs. J.F. (Julia) Heusdens, anesthesioloog, werkzaam in het UMC Utrecht te Utrecht, NVA
- Prof. dr. R.R. (Ronald) de Krijger, patholoog, werkzaam in het UMC Utrecht/Prinses Máxima Centrum te Utrecht, NVVP
- Drs. J. (Jeroen) Vister, radioloog, werkzaam in het Universitair Medisch Centrum Groningen te Groningen, NVvR
- Dr. M.R. (Max) Dahele, radiotherapeut-oncoloog, werkzaam in het Amsterdam UMC te Amsterdam, NVRO
- Dr. J.F. (Hans) Langenhuijsen, uroloog, werkzaam in het Radboudumc te Nijmegen, NVU
- Dr. B.P.M. (Bernadette) van Nesselrooij, klinisch geneticus, werkzaam in het UMC Utrecht te Utrecht, VKGN
- J.G. (Johan) Beun, manager/coördinator BijnierNET, BijnierNET
- D.D. (Diana) Kwast-Hoekstra, MScN.RN. Verplegingswetenschapper en patientvertegenwoordiger, Bijniervereniging NVACP (tot 31-12-2022)
- Drs. N.T.M. (Nick) van der Meij, verpleegkundig specialist, werkzaam in het UMC Utrecht, te Utrecht, LWEV
Met ondersteuning van
- dr. A. (Anja) van der Hout, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
- drs. S. (Sarah) van Duijn, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
- drs. M. (Miriam) te Lintel Hekkert, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
- drs. I. (Ingeborg) van Dusseldorp, medisch informatiespecialist, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
Belangenverklaringen
De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.
Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.
Werkgroeplid |
Functie |
Nevenfuncties |
Gemelde belangen |
Ondernomen actie |
Vriens (voorzitter) |
Chirurg UMC Utrecht |
Bestuurslid NVvH (tot mei 2021) |
Geen |
Geen restricties |
Kruijff (voorzitter) |
Endocrien chirurg UMCG Groningen |
Geen |
Geen |
Geen restricties |
Feelders |
- Professor -internist-endocrinoloog Erasmus MC - Adjunct Professor of Medicine New York University U.S.A. |
- Medisch adviseur NVCAP, onbetaald - Bestuurslid Dutch Adrenal Network, onbetaald - Consultant Recordati, betaald |
Geen |
Geen restricties |
Beun |
Coordinator van de Stichting BijnierNET, parttime |
Geen |
Geen |
Geen restricties |
Langenhuijsen |
Uroloog Radboudumc, Niijmegen |
Bestuurslid Radboudumc Expertisecentrum Bijnierziekten Voorzitter eUROGEN WS 3 Rare genito-urological cancers en Expertise Area coordinator Adrenal tumours |
ZonMw gefinancieerd onderzoek, DoelmatigheidsOnderzoek "Pentixafor PET/CT vs veneuze bijniervenesampling bij subtypering primair hyperaldosteronisme" i..s.m. PentixaPharm GmBH |
Geen restricties |
De Krijger |
- Patholoog, UMC Utrecht, 0,2 fte |
- Board member of Perined, Dutch organization supporting perinatal registries (vacatiegeld) - Council Member European Society of Pathology (onbetaald) - International Panel Member of Wilms tumor panel of SIOP Renal Tumor Study Group (onbetaald) - Chair International (European) pediatrie liver tumor panel (PHITT trial) (onbetaald) - Chairmen Dutch/Belgian working group on Pediatrie Pathology (onbetaald) - Associate editor Pediatrie and Developmental Pathology (onbetaald) - Member editorial board Endocrine Pathology (onbetaald) - Member editorial board Virchows Archiv (onbetaald) - Member editorial board Frontiers in Endocrinology (onbetaald) - Editor-in-Chief Cancers, section Pediatrie Oncology (honorarium) - Member editorial board WHO Endocrine and Neuroendocrine Tumors, 5th edition (onbetaald) |
Geen |
Geen restricties |
Heusdens |
Anesthesioloog UMC Utrecht
|
Geen |
Geen |
Geen restricties |
Haak |
- Internist- endocrinoloog Maxima MC tot 01-09-2023, daarna nul-aanstelling en pensioen - Hoogleraar acute interne geneeskunde MUMC/UM, tot 01-02-2024 |
- Lid algemeen bestuurd BijnierNET - Voorzitter Bijniernetwerk Nederland D.A.N. - Raad van Toezicht Kempenhaeghe, betaald |
Incidenteel grant van HRA
|
Geen restricties |
Dahele |
Radiotherapeut/VHD afdeling radiotherapie Amsterdam UMC (locatie VUmc)
|
Geen |
Onderzoek financiering van: Varian Medical Systems (niet gerelateerd aan bijniertumoren) |
Geen restricties |
Van Nesselrooij |
Klinisch Genetica, UMC Utrecht (0,8fte)
|
Secretaris van de VKGN (tot 01-01-2023)
|
Geen |
Geen restricties |
Kwast (tot 13-12-2022)
|
Bestuurslid Bijniervereniging NVACP te Nijkerk (onbetaald) (tot 13-12-2022) |
Redactielid Bijniervereniging NVACP (onbetaald) (tot 13-12-2022) |
Geen |
Geen restricties |
Vister
|
Radioloog, UMCG
|
Geen |
Geen |
Geen restricties |
van der Meij
|
Verpleegkundig specialist AGZ, UMC Utrecht, afdeling Endocriene oncologie |
Geen |
Geen |
Geen restricties |
Inbreng patiëntenperspectief
Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door Patiëntenfederatie Nederland, BijnierNET, Bijniervereniging NVACP, Nederlandse Federatie van Kankerpatiënten organisaties (NFK), Nierstichting, Nierpatiëntenvereniging Nederland uit te nodigen voor de invitational conference en afgevaardigden van BijnierNET en Bijniervereniging NVACP in de werkgroep. Het verslag van de invitational conference (zie bijlage) is besproken in de werkgroep. De verkregen input is meegenomen bij het opstellen van de uitgangsvragen, de keuze voor de uitkomstmaten en bij het opstellen van de overwegingen. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan de patiëntenorganisaties: Bijniervereniging NVACP, Patiëntenfederatie Nederland, BijnierNET, Nederlandse Federatie van Kankerpatiënten organisaties (NFK), Nierstichting, Nierpatiëntenvereniging Nederland, Nederlandse Hypofyse Stichting en de eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.
Wkkgz & Kwalitatieve raming van mogelijke substantiële financiële gevolgen
Kwalitatieve raming van mogelijke financiële gevolgen in het kader van de Wkkgz
Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).
Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen zijn, zie onderstaande tabel.
Module |
Uitkomst raming |
Toelichting |
Module Diagnostiek morbus Conn |
geen financiële gevolgen |
Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling niet breed toepasbaar is (<5.000 patiënten) en daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen zal hebben voor de collectieve uitgaven. |
Module Behandeling morbus Conn |
geen financiële gevolgen |
Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling niet breed toepasbaar is (<5.000 patiënten) en daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen zal hebben voor de collectieve uitgaven. |
Module Behandeling Cushing |
geen financiële gevolgen |
Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling niet breed toepasbaar is (<5.000 patiënten) en daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen zal hebben voor de collectieve uitgaven. |
Module Behandeling feochromocytoom |
geen financiële gevolgen |
Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling niet breed toepasbaar is (<5.000 patiënten) en daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen zal hebben voor de collectieve uitgaven. |
Module Expertisecentrum ACC |
geen financiële gevolgen |
Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling niet breed toepasbaar is (<5.000 patiënten) en daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen zal hebben voor de collectieve uitgaven. |
Module Biopsie bij ongedefinieerde retroperitoneale massa |
geen financiële gevolgen |
Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling niet breed toepasbaar is (<5.000 patiënten) en daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen zal hebben voor de collectieve uitgaven. |
Module Kenmerken CT-scan incidentaloom |
geen financiële gevolgen |
Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling niet breed toepasbaar is (<5.000 patiënten) en daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen zal hebben voor de collectieve uitgaven. |
Module Autonome cortisol (hyper)secretie (subklinische Cushing) |
geen financiële gevolgen |
Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling niet breed toepasbaar is (<5.000 patiënten) en daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen zal hebben voor de collectieve uitgaven. |
Module Behandeling bijniermetastasen |
geen financiële gevolgen |
Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling niet breed toepasbaar is (<5.000 patiënten) en daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen zal hebben voor de collectieve uitgaven. |
Module Minimaal invasieve chirurgie |
geen financiële gevolgen |
Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling niet breed toepasbaar is (<5.000 patiënten) en daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen zal hebben voor de collectieve uitgaven. |
Module Genetisch testen en chirurgisch beleid |
geen financiële gevolgen |
Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling niet breed toepasbaar is (<5.000 patiënten) en daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen zal hebben voor de collectieve uitgaven. |
Module Pathologieverslag |
geen financiële gevolgen |
Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling niet breed toepasbaar is (<5.000 patiënten) en daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen zal hebben voor de collectieve uitgaven. |
Module Radiologieverslag |
geen financiële gevolgen |
Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling niet breed toepasbaar is (<5.000 patiënten) en daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen zal hebben voor de collectieve uitgaven. |
Module Follow-up |
geen financiële gevolgen |
Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling niet breed toepasbaar is (<5.000 patiënten) en daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen zal hebben voor de collectieve uitgaven. |
Module Aandacht bijnierschorsinsufficiëntie |
geen financiële gevolgen |
Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling niet breed toepasbaar is (<5.000 patiënten) en daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen zal hebben voor de collectieve uitgaven. |
Werkwijze
AGREE
Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).
Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen
Tijdens de voorbereidende fase inventariseerde de werkgroep de knelpunten in de zorg voor patiënten met bijniertumoren. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door de NVvH, NVU, NOV, NVRO, VKGN, Bijniervereniging NVACP, IKNL, NAPA (vakgroep interne geneeskunde), Belangenvereniging Von Hippel-Lindau via een invitational conference. Een verslag hiervan is opgenomen in de bijlage.
Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep concept-uitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld.
Uitkomstmaten
Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.
Methode literatuursamenvatting
Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing. Indien mogelijk werd de data uit verschillende studies gepoold in een random-effects model. Review Manager 5.4 werd gebruikt voor de statistische analyses. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.
Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs
De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect en residuele plausibele confounding).
GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).
Definitie |
|
Hoog |
|
Redelijk |
|
Laag |
|
Zeer laag |
|
Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).
Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)
Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE methodiek.
De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.
In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.
Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers |
||
|
Sterke aanbeveling |
Zwakke (conditionele) aanbeveling |
Voor patiënten |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet. |
Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet. |
Voor behandelaars |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen. |
Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren. |
Voor beleidsmakers |
De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid. |
Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen. |
Organisatie van zorg
In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen.
Commentaar- en autorisatiefase
De conceptrichtlijnmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.
Literatuur
Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.
Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.
Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.
Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.
Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.
Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. http://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/over_richtlijnontwikkeling.html
Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.
Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.
Zoekverantwoording
Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.