Nabehandeling chirurgie scaphoïdfractuur
Uitgangsvraag
Hoe kan de nabehandeling van een acute scaphoïdfractuur na chirurgie het beste vormgegeven worden: wel vs. geen gesuperviseerde handtherapie.
Aanbeveling
Overweeg het aanbieden van gesuperviseerde handtherapie, bij voorkeur uitgevoerd door een fysio- of ergotherapeut met aantoonbare kennis en werkervaring op het gebied van hand- en polspathologie (zie voor toelichting module Indicaties voor handtherapie en medisch specialistische revalidatie), na chirurgische behandeling van een acute scaphoïdfractuur, met name als het herstel van hand- en polsfunctie achterblijft bij het te verwachten beloop of op basis van fractuur- en/of patiëntkenmerken.
Overwegingen
Voor- en nadelen van de interventie en de kwaliteit van het bewijs
De werkgroep heeft systematisch literatuuronderzoek verricht naar de effecten van immobilisatie met vroege gesuperviseerde handtherapie ten opzichte van alleen immobilisatie zonder vroege gesuperviseerde therapie na de chirurgisch behandelde acute scaphoïdfractuur. Er werden geen geschikte studies gevonden die geïncludeerd konden worden in de literatuursamenvatting. Er kunnen dan ook geen conclusies getrokken worden; er bestaat hier een kennislacune.
Net als bij andere hand-/polsaandoeningen heeft vroeg gesuperviseerde handtherapie de potentie om de nadelige gevolgen van een operatie zoals oedeemvorming, adhesies, bewegingsbeperkingen en krachtsverlies gunstig te beïnvloeden, waardoor patiënten mogelijk sneller en beter herstellen. Dit zou in theorie kunnen leiden tot vroeger herstel van functie (bijvoorbeeld mobiliteit of kracht) of activiteitenniveau of eerdere terugkeer naar werk. Het is ook mogelijk dat handtherapie leidt tot betere uitkomsten op langere termijn, bijvoorbeeld op ADL, functie, pijn en kwaliteit van leven.
In tegenstelling tot distale radiusfracturen, waar post-chirurgische handtherapie geen bewezen meerwaarde heeft (Chung et al, 2019), wordt bij de chirurgische behandeling van een scaphoïdfractuur het polskapsel geopend en loopt de fractuur doorgaans door in het radio-carpale en midcarpale gewricht. De hypothese is dus dat littekenvorming en adhesies op deze gebieden de herstelperiode nadelig zal kunnen beïnvloeden.
Een theoretisch nadeel van handtherapie, is dat het vroeg bewegen mogelijk te veel stress op de nog helende fractuurlijn zou kunnen veroorzaken, met daaruit volgende klachten. Echter, de werkgroep acht dit risico klein, omdat instabiele fractuurtypen in de praktijk vaak langer geïmmobiliseerd worden. Daarnaast blijken early active strategieën bij andere hand- en polsaandoeningen vrijwel altijd veilig te zijn (zie ook de richtlijn handfracturen en de richtlijn Behandeling letsels van de flexorpezen van de hand).
Patiënten waarbij handtherapie met name van meerwaarde kan zijn kenmerken zich door: pre-chirurgisch duidelijk afgenomen ROM ten opzichte van de contralaterale zijde, minder goed instrueerbare patiënten, patiënten waarbij gekozen is voor een open benadering (niet-percutaan) en patiënten waarbij het herstel zich kenmerkt door post-chirurgische complicaties of buitensporig veel zwelling. De therapie dient bij voorkeur verleend te worden door een fysio- of ergotherapeut met aantoonbare kennis en werkervaring op het gebied van hand- en polspathologie (zie voor toelichting module Indicaties voor handtherapie en medisch specialistische revalidatie).
Waarden en voorkeuren van patiënten (en evt. hun verzorgers)
Voor patiënten is het lastig om een goede inschatting te maken in hoeverre zij hun pols na het opgelopen letsel weer kunnen belasten en hoe zij belasting gedoseerd weer kunnen opbouwen.
Voor patiënten is het daarom belangrijk dat de hierboven genoemde potentiële voor- en nadelen van handtherapie met hen worden besproken.
Patiënten kunnen op basis daarvan inschatten welke keuze (wel of geen handtherapie) het beste bij hen past, waarbij de werkgroep in het algemeen van mening is dat handtherapie van meerwaarde is en derhalve kan worden aanbevolen aan de patiënt. Zie verder Module Informatievoorziening vanuit de behandelaar in het kader van samen beslissen.
Kosten (middelenbeslag)
Alle post-chirurgische handtherapie uitgevoerd door een fysio- of ergotherapeut met aantoonbare kennis en werkervaring op het gebied van hand- en polspathologie (zie voor toelichting module Indicaties voor handtherapie en medisch specialistische revalidatie) heeft een zogenaamde chronische indicatie en wordt daarmee vanuit de basisverzekering vergoed. In de eerste lijn komen de eerste twintig fysiotherapie behandelingen echter uit de aanvullende verzekering en, pas na de twintigste behandeling worden de kosten uit de basisverzekering vergoed. Er kunnen in dat geval dus kosten zijn voor de patiënt. In de tweede of derde lijn speelt dit niet. Indien de handtherapie uitgevoerd wordt door een gespecialiseerde handergotherapeut wordt dit vergoed vanuit de basisverzekering, ongeacht of dit in de eerste, tweede of derde lijn plaats vindt. Wel kunnen er kosten zijn voor het eigen risico, echter worden deze kosten hoe dan ook gemaakt door de chirurgische behandeling van de scaphoïdfractuur.
De daadwerkelijke kosteneffectiviteit van post-chirurgische handtherapie is onbekend. In principe geldt dat handtherapie geen kostbare interventie is; hiermee is een potentieel kleine gezondheidswinst dus al snel de investering waard.
Aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie
Er is geen onderzoek gedaan naar de aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie van post- chirurgische handtherapie en dat hier dus geen uitspraken over kunnen worden gedaan op basis van bewijs. Echter, omdat handtherapie in het algemeen als een laagdrempelige en niet-invasieve behandeling wordt gezien, geldt handtherapie in principe als een aanvaardbare en haalbare interventie. Een kanttekening hierbij is dat de optimale invulling van de post-chirurgische handtherapie nog vastgesteld moet worden.
Rationale van de aanbeveling: weging van argumenten voor en tegen de interventies
De werkgroep ziet de potentiële meerwaarde van handtherapie na chirurgische behandeling van scaphoïdfracturen, echter ontbreekt momenteel bewijs voor (kosten)effectiviteit. Een theoretisch nadeel van handtherapie dat vroeg bewegen mogelijk te veel stress op de nog helende fractuurlijn zou kunnen veroorzaken met daaruit volgende klachten, acht de werkgroep zeer onwaarschijnlijk. Daarnaast blijken Early active strategieën bij andere hand-polsaandoeningen vrijwel altijd veilig te zijn. (zie ook de richtlijn handfracturen en de richtlijn Behandeling letsels van de flexorpezen van de hand)
Met name bij patiënten waar er reeds pre-chirurgisch sprake lijkt van duidelijke functiebeperking(-en), patiënten met verstoorde ziekteperceptie of pijn catastroferen, of een herstel dat zich kenmerkt door post-chirurgische complicaties of hevige post-chirurgische verschijnselen (zoals zwelling, stijfheid of veranderd gevoel) zou handtherapie meerwaarde kunnen hebben.
Onderbouwing
Achtergrond
Het is momenteel onbekend wat de meerwaarde is van post-chirurgische handtherapie bij patiënten die chirurgisch zijn behandeld voor een acute scaphoïdfractuur. Onder de werkgroepleden bestaat de indruk dat er in Nederland veel praktijkvariatie bestaat ten aanzien van post-chirurgische handtherapie. In sommige centra wordt deze nabehandeling routinematig voorgeschreven, in sommige centra op indicatie (bijvoorbeeld bij overmatige functiebeperkingen) en in sommige centra helemaal niet. Naast de vraag óf post-chirurgische handtherapie nuttig is, is de optimale invulling van deze therapie onbekend, bijvoorbeeld ten aanzien van starten met actieve range of motion (AROM), kracht opbouwen en functioneel inzetten van de pols.
Conclusies
- GRADE |
No evidence was found on the effect of postoperative supervised physiotherapy on activities of daily living (ADL; PRWHE/MHQ/DASH), return to work (RTW), function (range of motion (ROM) and strength), complications of the intervention, pain (VAS, NRS, MHQ subscale for pain, PRWHE subscale for pain), quality of life (EQ5D), and patient satisfaction with treatment result compared with no postoperative supervised physiotherapy in patients (18 years or older) with a surgically treated scaphoid fracture.
Source: - |
Samenvatting literatuur
Description of studies
No studies were included in the summary of literature.
Results
No studies were included in the summary of literature.
Level of evidence of the literature
No studies were included in the summary of literature.
Zoeken en selecteren
A systematic review of the literature was performed to answer the following question: What is the effectiveness of postoperative supervised physiotherapy versus no postoperative supervised physiotherapy in patients with a surgically treated scaphoid fracture?
P: Adult patients (>18 years old) with a surgically treated scaphoid fracture
I: (Early) postoperative supervised physiotherapy
C: No (early) postoperative supervised physiotherapy
O: Activities of Daily Living (ADL), Return To Work (RTW), function (Range Of Motion (ROM) and strength), complications of the intervention, pain, Quality of Life (QoL), satisfaction with treatment results
Relevant outcome measures
The guideline development group considered ADL and RTW as critical outcome measures for decision making, and function (ROM and strength), complications of the intervention, pain, QoL and patient satisfaction with treatment results as important outcome measures for decision making.
The working group defined the outcome measures as follows:
- ADL: measured by DASH/ PRWHE subscale ADL at 3-6 months after surgery;
- RTW: measured at 3-6 months after surgery;
- Function: range of motion and strength measured at 3-6 months after surgery;
- Complications of the intervention: defined visible as failure of surgery (material) within 6 weeks, visible with X-ray;
- Pain: measured by VAS, NRS, PRWHE subscale for pain at 3-6 months after surgery;
- QoL: measured by, for example, the EQ5D at 3-6 months after surgery;
- Patient satisfaction with treatment result: measured at 3-6 months after surgery.
The working group defined the following minimal clinically (patient) important difference per outcome measure:
- PRWHE/MHQ/DASH: mean difference (MD): 26.14 points (according to Hoogendam for PRWHE, 2022)
- RTW: standardized mean difference (SMD) >0.2
- Function: mean difference (MD): 7-9 degrees (according to Ellis et al, 2002)
- Complications of the intervention: RR (relative risk) ≤0.91 or RR ≥1.1
- Union: RR ≤ 0.91 or RR ≥1.1
- Pain: MD 1.6 to 1.9 on VAS/NRS (according to Randall et al, 2022); mean difference (MD) of 26.14 points (according to Hoogedam for PRWHE, 2022) PRWHE subscale;
- EQ5D (QoL): Cohen’s d of 0.2 (small effect size)
- Patient satisfaction with treatment result: Cramer’s V (small effect size; depending on degrees of freedom)
Search and select (Methods)
The databases Medline (via OVID) and Embase (via Embase.com) were searched with relevant search terms until 06-03-2023. The detailed search strategy is depicted under the tab Methods. The systematic literature search resulted in 374 hits. Studies were selected based on the following criteria:
- Patients were 18 years or older and had acute scaphoid fractures that were surgically treated
- Postoperative supervised physiotherapy was compared with no postoperative supervised physiotherapy
- At least one of the predefined outcomes was reported.
Eleven studies were initially selected based on title and abstract screening. After reading the full text, all studies were excluded (see the table with reasons for exclusion under the tab Methods), and no studies were included.
Results
No studies were included in the analysis of the literature.
Referenties
- Chung KC, Malay S, Shauver MJ; Wrist and Radius Injury Surgical Trial Group. The Relationship between Hand Therapy and Long-Term Outcomes after Distal Radius Fracture in Older Adults: Evidence from the Randomized Wrist and Radius Injury Surgical Trial. Plast Reconstr Surg. 2019 Aug;144(2):230e-237e. doi: 10.1097/PRS.0000000000005829. PMID: 31348349; PMCID: PMC6662608.
- Ellis B, Bruton A. A study to compare the reliability of composite finger flexion with goniometry for measurement of range of motion in the hand. Clin Rehabil. 2002 Aug;16(5):562-70. doi: 10.1191/0269215502cr513oa. PMID: 12194627.
- Hoogendam L, Koopman JE, van Kooij YE, Feitz R, Hundepool CA, Zhou C, Slijper HP, Selles RW, Wouters RM; , and the Hand-Wrist Study Group. What Are the Minimally Important Changes of Four Commonly Used Patient-reported Outcome Measures for 36 Hand and Wrist Condition-Treatment Combinations? Clin Orthop Relat Res. 2022 Jun 1;480(6):1152-1166. doi: 10.1097/CORR.0000000000002094. Epub 2021 Dec 27. PMID: 34962496; PMCID: PMC9263468.
- Randall DJ, Zhang Y, Li H, Hubbard JC, Kazmers NH. Establishing the Minimal Clinically Important Difference and Substantial Clinical Benefit for the Pain Visual Analog Scale in a Postoperative Hand Surgery Population. J Hand Surg Am. 2022 Jul;47(7):645-653. doi: 10.1016/j.jhsa.2022.03.009. Epub 2022 May 27. PMID: 35644742; PMCID: PMC9271584.
Evidence tabellen
Table of excluded studies
Reference |
Reason for exclusion |
Goffin JS, Liao Q, Robertson GA. Return to sport following scaphoid fractures: A systematic review and meta-analysis. World J Orthop. 2019 Feb 18;10(2):101-114. doi: 10.5312/wjo.v10.i2.101. PMID: 30788227; PMCID: PMC6379737. |
Only info about method of surgical treatment; postop management not described
|
Kang KB, Kim HJ, Park JH, Shin YS. Comparison of Dorsal and Volar Percutaneous Approaches in Acute Scaphoid Fractures: A Meta-Analysis. PLoS One. 2016 Sep 9;11(9):e0162779. doi: 10.1371/journal.pone.0162779. PMID: 27611594; PMCID: PMC5017637. |
Only info about method of surgical treatment; postop management not described
|
Majeed H. Non-operative treatment versus percutaneous fixation for minimally displaced scaphoid waist fractures in high demand young manual workers. J Orthop Traumatol. 2014 Dec;15(4):239-44. doi: 10.1007/s10195-014-0293-z. Epub 2014 Apr 30. PMID: 24781245; PMCID: PMC4244556. |
Wrong design |
Cohen AP, Shaw DL. Focused rigidity casting: a prospective randomised study. J R Coll Surg Edinb. 2001 Oct;46(5):265-70. PMID: 11697692. |
Not conform PICO (I/C): Focused rigidity casting compared with standard casting |
Muirhead C, Talia A, Fraval A, Ross A, Thai D. Early mobilization vs delayed mobilisation following the use of a volar locking plate with non-vascularized bone graft in scaphoid non-union. A multicentred randomised controlled-trial. J Orthop. 2021 Jan 22;23:203-207. doi: 10.1016/j.jor.2021.01.002. PMID: 33603315; PMCID: PMC7868683. |
Not conform PICO (P) and indirect comparison |
Hannemann PF, Göttgens KW, van Wely BJ, Kolkman KA, Werre AJ, Poeze M, Brink PR. The clinical and radiological outcome of pulsed electromagnetic field treatment for acute scaphoid fractures: a randomised double-blind placebo-controlled multicentre trial. J Bone Joint Surg Br. 2012 Oct;94(10):1403-8. doi: 10.1302/0301-620X.94B10.28844. PMID: 23015569. |
Not conform PICO (I/C): pulsed electromagnetic fields vs. placebo |
Bakker D, Colaris JW, Kraan GA, Mathijssen N, Selles R, Smit X, Wouters R; Hand-Wrist Study Group. Is Early Active Motion After 3-Ligament Tenodesis Noninferior to Late Active Motion? A Prospective, Multicenter Cohort Study. J Hand Surg Am. 2022 Nov;47(11):1076-1084. doi: 10.1016/j.jhsa.2022.07.002. Epub 2022 Aug 31. PMID: 36055872. |
Not conform PICO (P) |
Cantero-Téllez R, Orza SG, Bishop MD, Berjano P, Villafañe JH. Duration of wrist immobilization is associated with shoulder pain in patients with after wrist immobilization: an observational study. J Exerc Rehabil. 2018 Aug 24;14(4):694-698. doi: 10.12965/jer.36292.146. PMID: 30276195; PMCID: PMC6165988. |
Not conform PICO (P) |
Dunn JC, Kusnezov N, Fares A, Buccino Z, Esquivel D, Mitchell J. Early active motion protocol following open reduction internal fixation of the scaphoid: A pilot study. Hand Surg Rehabil. 2017 Feb;36(1):30-35. doi: 10.1016/j.hansur.2016.11.004. Epub 2016 Dec 28. PMID: 28137439. |
Wrong design |
Morgan DA, Walters JW. A prospective study of 100 consecutive carpal scaphoid fractures. Aust N Z J Surg. 1984 Jun;54(3):233-41. doi: 10.1111/j.1445-2197.1984.tb05310.x. PMID: 6590021. |
No comparison I/C |
Hannemann PF, Essers BA, Schots JP, Dullaert K, Poeze M, Brink PR. Functional outcome and cost-effectiveness of pulsed electromagnetic fields in the treatment of acute scaphoid fractures: a cost-utility analysis. BMC Musculoskelet Disord. 2015 Apr 11;16:84. doi: 10.1186/s12891-015-0541-2. PMID: 25880388; PMCID: PMC4397944. |
Wrong design |
Verantwoording
Autorisatiedatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 05-11-2024
Laatst geautoriseerd : 05-11-2024
Geplande herbeoordeling :
Algemene gegevens
De ontwikkeling van deze richtlijn werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS).
De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.
Samenstelling werkgroep
Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is in 2021 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen (zie hiervoor de Samenstelling van de werkgroep) die betrokken zijn bij de diagnostiek en behandeling van acute scaphoïdfracturen.
Werkgroep
dr. S.D. (Simon) Strackee* (voorzitter, tot maart 2022), Plastisch, reconstructief en handchirurg, NVPC
dr. P.F.W. (Pascal) Hannemann (voorzitter, vanaf mei 2022), traumachirurg / hand-polschirurg, NVvH
dr. J. (Jan) Debeij, Plastisch hand-, pols- en elleboogchirurg, Epidemioloog B, NVPC
drs. R.S. (Robert) de Wijn, Plastisch chirurg, NVPC
dr. J.S. (Sebastiaan) Souer, Orthopedisch chirurg, NOV
dr. M. (Mark) van Heijl, Traumachirurg, NVvH
dr. R.M. (Robbert) Wouters, Assistant Professor/Universitair Docent, NVHT/KNGF
drs. M. (Murat) Özdemir, MSK Radioloog, NVvR
drs. O.B. (Odile) Thole, SEH-arts, NVSHA
*overleden
Klankbordgroep
K. (Karin) den Hertog, gipsverbandmeester, VGN
T. (Thomas) Jonkergouw, PFN (tot mei 2023)
M. (Maike) Broere, PFN (vanaf mei 2023)
Met ondersteuning van
Dr. J. (José) Maas, adviseur, Kennisinstituut van Medisch Specialisten
Drs. T. (Tessa) Geltink, adviseur, Kennisinstituut van Medisch Specialisten (tot oktober 2022)
Dr. L.M. (Lisette) van Leeuwen, adviseur, Kennisinstituut van Medisch Specialisten (vanaf oktober 2022 tot november 2023)
Dr. J.G.M. (Jacqueline) Jennen, adviseur, Kennisinstituut van Medisch Specialisten (vanaf november 2023 tot juni 2024)
Belangenverklaringen
De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.
Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.
Werkgroeplid |
Functie |
Nevenfuncties |
Gemelde belangen |
Ondernomen actie |
Strackee (overleden, voorzitter tot maart 2022)
*Overleden op 05-03-2022 |
Plastisch, reconstructief en Handchirurg. Amsterdam Universitair Medisch Centrum, Locatie AMC
|
Plastisch chirurg betaald AMC |
Samenwerking onderzoeksgroep Pols imaging AMC met P. Honigman Universiteit Basel in het kader van Academische promotie Universiteit van Amsterdam. Het onderwerp is ontwikkeling van een scaphoïd prothese. Dit onderzoek is deels gefinancierd door Medartis AG Basel
Samenwerking onderzoeksgroep Pols imaging AMC met M. Hafeli Chur in het kader van Academische promotie Universiteit van Amsterdam. Het onderwerp is ontwikkeling van een Lunatum prothese. Dit onderzoek is deels gefinancierd door Medartis AG Basel |
Geen actie |
Hannemann (voorzitter vanaf mei 2022)
|
Traumachirurg / Hand-polschirurg Maastricht UMC |
* Plaatsvervangend opleider heelkunde regio VIII (onbetaald) |
* ZonMW - Onderzoek naar nut van autologe bottransplantatie bij de correctie osteotomie van de distale radius (projectleider) * Inscite - Onderzoek naar duurzame oplossing voor behandeling van posttraumatische artrose van de pols
Aangevuld mei 2022: |
Geen actie |
Heijl, van
|
* Traumachirurg Hand en pols Centrum Diakonessenhuis Utrecht/ Zeist/ Doorn (0,8 fte) |
* Lid commissie hand- en polsletsel Nederlandse Vereniging voor Traumachirurgie (onbetaald) |
* ZonMw - Operatief versus conservatief skiduimen - Projectleider * Innovatiefonds zorgverzekeraars - Development of Hand Surgery Outcome Application with integrated VR-glove - Projectleider * Operatief versus conservatief proximale humerusfracturen - Projectleider * ZonMw - Cast immobilisation versus Luceme cast in patients with metacarpal fractures - Geen projectleider * ZonMW - Optimalisatie prehospitale triage (take off grant) - Projectleider * Defensie - Ontwikkeling field triage decision aid - Geen projectleider |
Geen actie |
Souer
|
Orthopedisch chirurg, handchirurg (FESSH), Xpert Clinics Amsterdam |
* Secretaris Werkgroep hand en pols NOV (onbetaald) *Fellowship director Nationale Hand en Pols Fellowship |
*Werkzaam in ZBC op gebied hand en pols. Geen financieel voordeel bij advies dat voorkomt uit deze richtlijn * Erasmus MC - Machine learning prognostic models for outcome of thumb osteoarthritis and carpal tunnel syndrome * Xpert Clinics - Psychosocial aspects of hand conditions |
Geen actie |
Özdemir
|
Radioloog in het Martini ziekenhuis Groningen vanaf september 2022 tot heden. MSK radioloog te LUMC Leiden t/m januari 2022. NWZ februari 2022 t/m augustus 2022.
|
Geen |
Ik doe onderzoek in de HORNA en CHENA studies. Studie gefinancierd door industrie (Enzalutamide). Geen enkele relatie met richtlijn scaphoïd |
Geen actie |
Wijn, de
|
Plastisch chirurg in het Rode kruis Ziekenhuis, Spaarne gasthuis en Blooming |
* Congrescommissie NVPC (onbetaald) |
Geen
|
Geen actie |
Wouters
|
Postdoctoraal onderzoeker Erasmus MC Plastische Chirurgie/Revalidatie
Aangevuld 14-12-2023: Assistant professor, afdelingen Plastische, Reconstructieve en Handchirurgie en Revalidatiegeneeskunde, Erasmus MC Rotterdam. |
Eindredacteur Ned Tijdsch Handtherapie
Aangevuld 14-12-2023: Bestuurslid Nederlandse Vereniging Handtherapie (onbetaald)
|
ZonMw - THETA study - betreft doelmatigheidsonderzoek rondom de niet-chirurgische behandeling CMC-1 artrose – Projectleider
Aangevuld 14-12-2023: *ZonMw – Uitkomstinformatie in de dagelijkse zorg (Projectleider) *ZonMw/NWO – Veni: Predicting individualized clinically relevant outcomes: a new method for decision support using routine outcome measurements (Projectleider) *EU Horizon: PREPARE: Personalized rehabilitation via novel AI patient stratification strategies. |
Geen actie |
Thole
|
AIOS spoedeisende hulp bij Albert Schweitzer Ziekenhuis
Aangevuld 23-12-2023 Spoedeisende hulp arts in het St Antonius Ziekenhuis (Utrecht en Nieuwegein) |
Tot 23-12-2023: Lid PVC (plenaire visitatie commissie) voor opleiding SEH (onbetaald)
Aangevuld 23-12-2023: Project Zinnige Zorg urineweginfecties en onderste luchtweginfecties (onbetaald) |
Geen
|
Geen actie |
Debeij
|
Plastisch chirurg HAGA hand-, pols- en elleboogcentrum, betaald
Tot 01-01-2024: Xpert Clinics hand-, pols- en elleboogchirurg, betaald |
Richtlijn scaphoïdfractuur |
*Congrescommissie Nederlandse vereniging voor handchirurgie. Course director Esser masterclass artrose en fracturen. |
Geen actie |
Jonkergouw (tot mei 2023) |
Junior adviseur patiëntbelang - Patiëntenfederatie Nederland |
Geen |
Geen |
Geen actie |
Broere (volgt Jonkergouw op vanaf mei 2023) |
Junior adviseur patiëntbelang - Patiëntenfederatie Nederland |
Geen |
Geen |
Geen actie |
Den Hertog
|
Gipsverbandmeester |
Bestuurslid VGN voorzitter commissie professionaliteit |
Geen |
Geen actie |
Maas |
Adviseur Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten |
Geen |
Geen |
Geen actie |
Geltink |
Adviseur Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten |
Geen |
Geen |
Geen actie |
Leeuwen, van |
Adviseur Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten |
Geen |
Geen |
Geen actie |
Jennen |
Adviseur Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten |
Geen |
Geen |
Geen actie |
Inbreng patiëntenperspectief
Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door zitting van een afgevaardigde van de Patiëntenfederatie Nederland in de klankbordgroep. De Patiëntenfederatie Nederland werd uitgenodigd voor de schriftelijke knelpunteninventarisatie. Het verslag hiervan (zie aanverwante producten) is besproken in de werkgroep. De verkregen input is meegenomen bij het opstellen van de uitgangsvragen, de keuze voor de uitkomstmaten en bij het opstellen van de overwegingen. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan de Patiëntenfederatie Nederland en de eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.
Wkkgz & Kwalitatieve raming van mogelijke substantiële financiële gevolgen
Kwalitatieve raming van mogelijke financiële gevolgen in het kader van de Wkkgz
Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).
Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen zijn, zie onderstaande tabel.
Module |
Uitkomst raming |
Toelichting |
Nabehandeling |
Geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (5.000-40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van het zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht. |
Werkwijze
AGREE
Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).
Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen
Tijdens de voorbereidende fase inventariseerde de werkgroep de knelpunten in de zorg voor patiënten met acute scaphoïdfracturen. Er zijn knelpunten aangedragen door relevante partijen middels een schriftelijke knelpunteninventarisatie. Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep concept-uitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld.
Uitkomstmaten
Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk op basis van hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.
Methode literatuursamenvatting
Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing. Indien mogelijk werd de data uit verschillende studies gepoold in een random-effects model. Review Manager 5.4.1 werd gebruikt voor de statistische analyses. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.
Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs
De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect en residuele plausibele confounding).
GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).
GRADE |
Definitie |
Hoog |
|
Redelijk |
|
Laag |
|
Zeer laag |
|
Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).
De beoordelingen van de literatuur en de conclusies zijn gedaan op basis van de GRADE systematiek.
Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)
Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (ofwel gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE methodiek.
Formuleren van aanbevelingen
De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs, de belangrijkste overwegingen en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.
In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.
Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers |
||
|
||
|
Sterke aanbeveling |
Zwakke (conditionele) aanbeveling |
Voor patiënten |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet. |
Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet. |
Voor behandelaars |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen. |
Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren. |
Voor beleidsmakers |
De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid. |
Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen. |
Organisatie van zorg
In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen. Meer algemene, overkoepelende of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van zorg.
Commentaar- en autorisatiefase
De conceptrichtlijnmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt)organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de concept richtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt)organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.
Literatuur
Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.
Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.
Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.
Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.
Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.
Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. http://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/over_richtlijnontwikkeling.html
Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.
Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.
Zoekverantwoording
Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.