Diagnostiek bij angina pectoris (AP)

Initiatief: NVVC / NVvR Aantal modules: 2

Diagnostiek bij stabiele angina pectoris (AP) zonder bekend coronairlijden

Uitgangsvraag

Welke beeldvormende diagnostiek dient te worden ingezet bij patiënten met pijn op de borst met verdenking op stabiele angina pectoris maar zonder bekend coronairlijden?

 

Deze uitgangsvraag bevat de volgende deelvragen:

  1. Hoe wordt de voorafkans op obstructief coronairlijden ingeschat?
  2. Wat is de plaats en rol van non-invasieve testen bij het diagnosticeren van obstructief coronairlijden?
  3. Wat is de plaats en rol van invasieve coronair angiografie bij het diagnosticeren van obstructief coronairlijden?

Aanbeveling

Schat bij patiënten met verdenking op stabiele angina pectoris maar zonder bekend coronairlijden de voorafkans op obstructief coronairlijden (≥ 50% stenose), zie hiervoor het stroomschema.

 

Het wordt aanbevolen in principe geen beeldvormende diagnostiek bij zeer lage voorafkans (circa < 5%) te verrichten. Neem hierbij eventueel aanwezige risk-modifiers mee die de voorafkans kunnen verhogen.

 

Het wordt aanbevolen bij lage voorafkans (circa 5 - circa 15%) een kalkscore te verrichten:

  • Indien kalkscore = 0, geen verdere beeldvorming.
  • Indien kalkscore > 0, verricht CTCA, bij voorkeur aansluitend.

 

Het wordt aanbevolen een CTCA bij intermediaire voorafkans (circa 15% tot 30-40%) te verrichten.

 

Het wordt aanbevolen niet-invasieve functionele beeldvormende diagnostiek bij hoge voorafkans (vanaf circa 30-40%) te verrichten waarbij de keuze van de test afhangt van lokale expertise, beschikbaarheid en kosten.

 

Het wordt aanbevolen invasieve coronair angiografie alleen te verrichten als revascularisatie overwogen wordt.

Overwegingen

Bij de evaluatie van patiënten met (verdenking op) stabiele AP zou zoveel mogelijk moeten worden gestreefd naar één beeldvormende test (Verbetersignalement Pijn op de borst (verdenking) stabiele angina pectoris, 2018). Het uitgangspunt hierbij is dat beeldvormende diagnostiek afhankelijk is van de geschatte voorafkans op obstructief coronairlijden, gedefinieerd als een coronairarteriestenose van ten minste 50% (Knuuti, 2018). Het inspannings-ECG heeft hierbij geen rol meer als diagnostische test (Knuuti, 2018; Singh, 2020) maar kan nog wel gebruikt worden ter evaluatie van inspanningstolerantie, ingestelde therapie of prognose. De aanbevelingen van de werkgroep sluiten aan bij de meest recente ESC-richtlijn en niet bij de meest recente NICE-richtlijn. In de NICE-richtlijn wordt computertomografie (CT) van het hart geadviseerd bij patiënten met typische en atypische angina pectoris klachten zonder rekening te houden met de voorafkans op obstructief coronairlijden. De werkgroep is van mening dat 1) aanvullend onderzoek bij zeer lage voorafkans niet zinvol is door toename van fout-positieven, 2) bij hoge voorafkans er een grotere kans bestaat tot inzet van meerdere onderzoeken met toegenomen kans op overbodige diagnostiek, en 3) er onvoldoende scannercapaciteit is in Nederland wanneer CT routinematig bij alle patiënten met thoracale klachten wordt geïmplementeerd terwijl de kosteneffectiviteit hiervan nog onbekend is.

 

Geadviseerde model voor voorafkans inschatting

Voor een optimale diagnostische en therapeutische strategie dient de voorafkans op obstructief coronairlijden (≥ 50% stenose) bepaald te worden. Hiervoor zijn verschillende risicomodellen beschikbaar. Een veel gebruikt maar ouder model is van Diamond-Forrester. De voorafkans op obstructief coronairlijden in de algemene bevolking wordt tegenwoordig echter een stuk lager geschat (Patel, 2010; Knuuti, 2020; Juarez-Orozco, 2019).

 

Wetenschappelijk bewijs voor de kosteneffectiviteit van risicomodellen ontbreekt (NICE guideline CG95, 2020; Juarez-Orozco, 2020). De werkgroep adviseert voor de Nederlandse situatie de tabel uit de recente ESC-richtlijn te gebruiken (tabel 5 op pagina 422 getiteld: “Pre-test probabilities of obstructive coronary artery disease in 15 815 symptomatic patients according to age, sex, and the nature of symptoms in a pooled analysis of contemporary data” (Knuuti, 2020)).

 

Voorafkans inschatting gebaseerd op anamnese, leeftijd en geslacht

De voorafkans wordt ingeschat op basis van anamnese, geslacht en leeftijd. In de tweede lijn vindt een zorgvuldige anamnese opnieuw plaats. Bij een typische anamnese is de voorafkans hoger dan wanneer de klachten atypisch of niet-angineus/aspecifiek zijn. Er kan sprake zijn van een continuüm van klachten of overlap van typische en atypische componenten. De voorafkans is voor mannen hoger dan voor vrouwen en neemt toe met de leeftijd. In het huidige model heeft een man van 55 jaar met typische AP nu een voorafkans van 32%, een stuk lager dan de 77% op basis van het in de ESC-richtlijn van 2013 gebruikte model, gebaseerd op Genders (2013).

 

Risk-modifiers en risicocalculator

De voorafkansen uit tabel 5 op pagina 422 getiteld: “Pre-test probabilities of obstructive coronary artery disease in 15 815 symptomatic patients according to age, sex, and the nature of symptoms in a pooled analysis of contemporary data” (Knuuti, 2020) zijn gemiddelde schattingen die soms geen recht doen aan de individuele patiënt. Aanvullende risicofactoren (zogenaamde risk-modifiers) kunnen de gemiddelde voorafkans verhogen. Denk hierbij aan dyslipidemie, diabetes, hypertensie, roken, familiaire belasting voor premature atherosclerose of aanwijzingen voor perifeer vaatlijden, maar ook ECG-afwijkingen in rust (pathologische Q-golven, linker bundeltakblok (LBTB), ST-segment-, T-golf afwijkingen). Geadviseerd wordt daarom om bij elke patiënt laboratoriumonderzoek gericht op deze risicofactoren en een 12-kanaals ECG te verrichten (Knuuti, 2020). Routinematig echocardiografie, MRI, en inspannings-ECG dienen initieel niet verricht te worden, maar indien beschikbaar, kan deze informatie gebruikt worden om de voorafkans te modificeren. Zo acht de werkgroep routinematige rust echocardiografie en MRI voor LV-functie en wandbewegingsanalyse niet zinvol vanwege onvoldoende nauwkeurigheid om ischemisch-bepaalde regionale wandbewegingsstoornissen te detecteren (Daly, 2005). Op indicatie kunnen beeldvormende technieken wel verricht worden om andere oorzaken van pijn op de borst uit te sluiten maar met nadruk niet om de voorafkans op obstructief coronairlijden in te schatten.

 

Op dit moment is onbekend in welke mate bovengenoemde risk-modifiers de voorafkans verhogen. Eventueel aanwezige risk-modifiers kunnen gebruikt worden om te voorkomen dat patiënten met een geschatte zeer lage voorafkans (circa < 5%) onterecht niet voor aanvullend beeldvormend onderzoek in aanmerking komen. Bijvoorbeeld: een 48-jarige man met inspanningsgebonden niet-angineuze thoracale klachten heeft een voorafkans van 3% terwijl deze in werkelijkheid hoger kan liggen indien bijvoorbeeld ook diabetes en dyslipidemie aanwezig zijn. De werkgroep adviseert geen gebruik meer te maken van de Diamond & Forrester risicoscore en de tabellen uit de ESC-richtlijn van 2013 omdat deze de voorafkans op coronairlijden aanzienlijk overschatten. Er zou gebruik gemaakt kunnen worden van de CAD-consortium tool om het effect van diverse risk-modifiers, waaronder de kalkscore, te bepalen (Genders, 2012), maar ook deze tool kan met name in hogere voorafkans-categorieën de kans op coronairlijden overschatten (Baskaran, 2018; Winther, 2019).

 

Deze module doet aanbevelingen voor een diagnostische strategie uitgaande van voorafkans-categorieën. Wetenschappelijk bewijs voor gestelde afkapwaarden ontbreekt en risicoschatting is een glijdende schaal. De categorieën zijn daarom slechts richtinggevend en te starre indeling van patiënten in een van de categorieën is niet wenselijk.

 

In het navolgende wordt het voorgestelde diagnostisch beleid in de oplopende voorafkans categorieën besproken (zie ook het stroomschema):

  • Zeer lage voorafkans (circa < 5%).
  • Lage voorafkans (circa 5 tot circa 15%).
  • Intermediaire voorafkans (circa 15 tot 30-40%).
  • Hoge voorafkans (vanaf 30-40%).

Een strikte afkapwaarde voor het onderscheid tussen intermediaire en hoge voorafkans ontbreekt en daarom stelt de werkgroep voor om een range te gebruiken van 30 tot 40% voorafkans (kennislacune). Dit geeft keuzevrijheid voor de beeldvormende test, mede afhankelijk van de expertise binnen elk ziekenhuis, het type functioneel beeldvormend onderzoek voor ischemie detectie dat gebruikt wordt en de lokale beschikbaarheid van deze testen. Als voorbeeld, in ziekenhuizen waar de beschikbaarheid van CTCA beperkt is en veel ruimte beschikbaar is voor functionele beeldvorming, kan eerder overgegaan worden tot functionele beeldvorming bij een voorafkans dichterbij de 30%.

 

Zeer lage voorafkans

Conform de ESC-richtlijn (Knuuti, 2020) wordt geadviseerd bij patiënten met zeer lage voorafkans op basis van klachten, leeftijd en geslacht (circa < 5%) geen beeldvormend onderzoek te verrichten, tenzij er dwingende redenen zijn, in het bijzonder op basis van risk-modifiers en hoge klinische verdenking. Zie verder hiervoor bovenstaande paragraaf met betrekking tot risk-modifiers en risico-calculators. Belangrijke overweging is dat het aantal fout-positieve testen toeneemt bij zeer lage voorafkans.

 

Lage voorafkans

In de lage voorafkans groep (circa 5 tot circa 15%) wordt aangeraden een kalkscore te verrichten. De kalkscore voorspelt het risico op toekomstige cardiovasculaire complicaties (Detrano, 2008; Rijlaarsdam-Hermsen, 2020; Engbers, 2016). Een kalkscore van 0 is geassocieerd met een laag risico op MACE (major adverse cardiac events) (Lo-Kioeng-Shioe, 2020). Symptomatische patiënten met een kalkscore van 0 hebben een zeer lage kans op obstructief coronairlijden, hoewel tot 10% alsnog niet-verkalkte plaque aanwezig kan zijn (Wang, 2019). Er is geen consensus over de aanvullende diagnostiek bij symptomatische patiënten bij wie de kalkscore 0 is. De NICE-richtlijn beveelt een kalkscore als enige diagnostiek niet aan, terwijl de ESC-richtlijn suggereert een kalkscore te gebruiken als risk-modifier bij een voorafkans tussen 5 en 15% (Knuuti, 2020). De werkgroep heeft besloten hierin het advies van de ESC te volgen.

 

Voordelen van dit beleid zijn dat de kalkscore een snelle, goedkope test is zonder contra-indicaties omdat geen intraveneus contrast wordt gegeven en de stralingsdosis laag is. Bij een aanzienlijk deel van de patiënten is de kalkscore 0, waarmee obstructief coronairlijden als oorzaak van de klachten met hoge mate van waarschijnlijkheid kan worden uitgesloten. Het nadeel van dit beleid is een zeer lage kans op missen van obstructieve stenose op basis van niet-verkalkte plaque.

 

Bij een kalkscore boven de nul is het van belang om de uitgebreidheid van atherosclerose en mogelijke aanwezigheid van stenose te evalueren, door middel van computertomografie coronair angiografie (CTCA). Bij voorkeur wordt de CTCA aansluitend aan de kalkscore verricht, uit overwegingen van efficiëntie en patiëntvriendelijkheid. Het is nog onduidelijk bij welke hoogte van de kalkscore een CTCA achterwege kan blijven en direct een functionele beeldvormende test dient te worden verricht (kennislacune).

 

Intermediaire voorafkans

Bij patiënten met een voorafkans tussen circa 15 tot 30-40% is beeldvormend onderzoek primair gericht op het uitsluiten van obstructief coronairlijden (Knuuti, 2020). CTCA is het meest geschikt om anatomisch obstructief coronairlijden uit te sluiten vanwege een hoge sensitiviteit (93 tot 99%) en zeer hoge negatief voorspellende waarde (Knuuti, 2018; Narula, 2020; Smulders, 2017). Bij deze populatie met een voorafkans tot 30-40% is CTCA superieur aan functionele beeldvormende diagnostiek. Bij contra-indicaties voor CTCA dan wel te verwachten slechte beeldkwaliteit dient functioneel beeldvormend onderzoek te worden overwogen. Bij een hoge voorafkans verschuift het doel van beeldvorming van uitsluiten naar aantonen van hemodynamisch belangrijk obstructief coronairlijden. De specificiteit van CTCA is suboptimaal voor anatomisch obstructief coronairlijden (67 tot 86%) en aanmerkelijk lager voor het aantonen van hemodynamisch belangrijk obstructief coronairlijden (37 tot 68%). De afkapwaarde waarop niet-invasieve functionele diagnostiek in plaats van CTCA zou moeten worden verricht, is onbekend maar ligt volgens de consensus van de werkgroep tussen circa 30-40% voorafkans en is onder andere afhankelijk van de lokale beschikbaarheid van de verschillende functioneel beeldvormende onderzoeken.

 

Hoge voorafkans

Vanwege de hogere specificiteit voor uitsluiten van hemodynamisch belangrijk obstructief coronairlijden is niet-invasieve functionele beeldvormende diagnostiek beter geschikt dan CTCA voor patiënten met hoge voorafkans (Knuuti, 2018). Een positieve CTCA heeft een matige positief voorspellende waarde voor myocardiale ischemie. Met niet-invasieve functionele beeldvormende diagnostiek wordt beoogd de aan- of afwezigheid van myocardiale ischemie aan te tonen en daarmee het hemodynamisch belang van obstructief coronairlijden. Op deze manier kan functionele beeldvormende diagnostiek als poortwachter dienen om het aantal overbodige invasieve coronair angiografieën te verminderen (Takx, 2015). Voor functionele beeldvorming bestaan verschillende mogelijkheden, in het bijzonder DSE, MRI, SPECT of PET. Functionele beeldvormende diagnostiek wordt aanbevolen wanneer:

  • de voorafkans op obstructief coronairlijden boven circa. 30-40% is;
  • wanneer er contra-indicaties bestaan voor CTCA (contrast-allergie, hoge kalkscore waardoor beoordeling ernst stenose bemoeilijkt is, verwacht niet-diagnostische CTCA).

 

De werkgroep oordeelt dat de keuze voor type functionele beeldvormende diagnostiek voor detectie van myocardiale ischemie kan variëren per centrum en per patiënt, omdat:

  • de beschikbaarheid van en expertise in verschillende modaliteiten varieert per ziekenhuis;
  • het onderzoek van keuze ook vooral afhankelijk is van de lokale situatie en expertise en in tweede instantie van kosten;
  • uiteraard ook wachttijden een belangrijke rol spelen.

 

Invasieve coronair angiografie

Tot het diagnostisch arsenaal van de cardioloog behoort ook invasieve coronair angiografie (CAG). CAG gold lang als gouden standaard voor validatie van niet-invasieve functionele beeldvormende diagnostiek. Het risico op levensbedreigende complicaties is weliswaar laag (0,04 tot 1,7%), doch afhankelijk van leeftijd, geslacht en comorbiditeit van de patiënt en van ervaring van degene die het onderzoek uitvoert (Tavakol, 2012; Al-Hijji, 2019). CAG behoort tot de duurdere onderzoeken voor stabiele AP (bron: https://www.opendisdata.nl/msz/zorgproduct/099499026). CAG dient niet als primair diagnosticum, maar eventueel als aanvullend of complementair onderzoek te worden verricht. Uitgangspunt is dat CAG in principe pas verricht wordt als revascularisatie overwogen wordt na niet-invasieve diagnostiek. Goede indicaties voor vroegtijdige CAG zijn aanwijzingen voor een groot bedreigd ischemisch myocardgebied, hoogrisicopatiënten met typische AP bij geringe inspanning, refractaire AP onder optimale medicamenteuze therapie, intolerantie voor antiangineuze medicatie of niet-conclusieve bevindingen bij niet-invasieve work-up.

 

CAG dient niet te worden verricht wanneer vooraf ingeschat wordt dat de patiënt geen geschikte kandidaat is voor PCI of CABG, of niet verwacht wordt dat invasieve behandeling de kwaliteit van leven zal verbeteren.

Onderbouwing

In deze module wordt de term stabiele angina pectoris (AP) gebruikt om pijn op de borst te duiden als gevolg van myocardiale ischemie, veroorzaakt door onderliggend obstructief coronairlijden, te provoceren door voorspelbare stimuli. Bij verdenking op stabiele AP dient onderscheid gemaakt te worden tussen typisch angineuze, en atypisch angineuze en niet-angineuze (of aspecifieke) thoracale klachten. Bij typische AP zijn alle 3 volgende kenmerken aanwezig: 1) beklemmende, drukkende, snoerende klachten in/op de borst, nek, kaak, schouder of arm, 2) provocatie van klachten door inspanning, emoties, kou, of maaltijd, en 3) verdwijnen van klachten in rust en/of door sublinguale nitraten binnen 5 minuten. Bij atypische AP zijn 2 van deze 3 kenmerken aanwezig en bij niet angineuze klachten 1 of géén van deze 3 kenmerken. Soms kunnen patiënten met myocardiale ischemie zich presenteren met dyspnoe (Reeh, 2019).

 

Uitgaande van de landelijke transmurale afspraken (LTA) is te verwachten dat huisartsen voornamelijk patiënten met typische en atypische AP zullen verwijzen naar de tweede lijn voor aanvullende diagnostiek en identificatie van hoog-risico patiënten. Patiënten met niet-angineuze thoracale klachten worden in principe niet verwezen. De huisarts gebruikt hiervoor geen predictiemodel meer (LTA Stabiele AP, 2020). De huisarts vraagt wel naar risicofactoren voor hart- en vaatziekten in het kader van cardiovasculair risicomanagement (CVRM) en gebruikt hiervoor de SCORE-risicotabel (CVRM-richtlijn, 2019 & LTA Stabiele AP, 2020).

 

Het aantonen of uitsluiten van obstructief coronairlijden is prognostisch en therapeutisch van belang. Hiervoor is een verscheidenheid aan diagnostiek beschikbaar. Er zijn meerdere niet-invasieve beeldvormende modaliteiten beschikbaar om obstructief coronairlijden uit te sluiten of aan te tonen, namelijk anatomische en functionele testen met farmacologische stress. Tot de anatomische testen behoort de computer tomografie coronair angiografie (CTCA) en tot de functionele testen behoren dobutamine stress echocardiografie (DSE), stress single photon emission computed tomography (SPECT), stress cardiale magnetic resonance imaging (MRI) en stress positron emissie tomografie (PET). Echter, de meest optimale diagnostische strategie die tevens klinische uitkomsten verbetert, is nog niet opgehelderd (kennislacune). Uit de SCOT-HEART-trial bleek dat toevoeging van CTCA aan een inspannings-ECG uitkomsten verbetert, met als kanttekening dat de trial niet therapie gedreven was (Adamson, 2019). Daarentegen bleek uit de PROMISE-trial (Lowerstern, 2020) dat CTCA in vergelijking met functionele testen (waaronder inspannings-ECG) als gelijkwaardig beschouwd kan worden. In de dagelijkse praktijk ondergaan patiënten vaak meerdere testen, terwijl uiteindelijk de meeste patiënten geen invasief te behandelen coronairlijden blijken te hebben (Verbetersignalement Pijn op de borst (verdenking) stabiele angina pectoris, 2018). Deze module beoogt bij te dragen aan uniformiteit en vermindering van overbodige diagnostiek en is gebaseerd op recente internationale richtlijnen, aangevuld met recente literatuur, praktijk-overwegingen, consensus van de werkgroep en adviezen vanuit de beroepsgroep na een commentaarronde.

 

Indien een patiënt met (verdenking op) stabiele AP na CVRM en instellen op antiangineuze medicatie klachtenvrij is geworden, kan in samenspraak met de patiënt (gezamenlijke besluitvorming) in eerste instantie worden afgezien van verdere diagnostiek.

 

Presentatie van klachten, nauwkeurigheid van aanvullende diagnostiek en behandeling kunnen tussen mannen en vrouwen verschillen en medebepalend zijn voor de sekseverschillen in prognose. Op dit moment bestaat echter nog onvoldoende bewijs dat het (initiële) diagnostisch traject tussen mannen en vrouwen verschillend zou moeten zijn (kennislacune). Hoewel micro vasculair coronairlijden erkend wordt als een belangrijke oorzaak van stabiele AP zowel bij vrouwen als mannen, richt deze module zich nu nog vooral op onderzoek naar of uitsluiten van obstructief epicardiaal coronairlijden vanwege het nog ontbreken van een duidelijke diagnostische strategie voor micro vasculair coronairlijden (kennislacune, Groepenhoff, 2021).

Voor de beantwoording van de uitgangsvraag (met deelvragen) werd de meest recente ESC-richtlijn ‘diagnosis and management of chronic coronary syndromes’ gebruikt (Knuuti, 2020 met in het bijzonder de studie van Juarez-Orozco (2019)) en de 2016 NICE-richtlijn ‘Recent-onset chest pain of suspected cardiac origin: assessment and diagnosis’ inclusief de systematische review van literatuur die door NICE is uitgevoerd (zie de bijlage Literatuuranalyse uitgevoerd door de NICE-richtlijn (2016)). Daarnaast werd de zoekstrategie van de NICE-richtlijn geüpdatet om recente systematische reviews en trialresultaten, nog niet meegenomen in de benoemde richtlijnen, te betrekken bij de overwegingen.

 

Zoeken en selecteren (Methode)

In de databases Medline (via OVID) is op 23 februari 2021 met relevante zoektermen gezocht naar systematische reviews en trials. De zoekverantwoording van de NICE-richtlijn is gebruikt en weergegeven onder het tabblad Verantwoording. De literatuurzoekactie leverde 651 treffers op. Op basis van titel en abstract werden in eerste instantie 23 studies voorgeselecteerd. Na een tweede raadpleging van titel en abstract, werden vervolgens 8 studies geëxcludeerd (zie exclusietabel onder het tabblad Verantwoording) en 15 studies definitief geselecteerd. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de studies gebruikt voor het opstellen van de overwegingen.

 

Overzicht met studies gebruikt voor het opstellen van de overwegingen

Auteur, jaartal

Type studie/naam trial

Pontone, 2020

Meta-analyse

Lo-Kioeng-Shioe, 2020

Meta-analyse

Haase, 2019

Meta-analyse

Groepenhoff, 2021

Systematische review

Biondi-Zoccai, 2020

Meta-analyse

Abuzaid, 2021

Meta-analyse

Stuijfzand, 2020

CREDENCE-trial

Stillman, 2020

RESCUE-trial

Nagel, 2019

Trial

Lowerstern, 2020

PROMISE-trial

Chang, 2019

Trial

Adamson, 2019

SCOT-HEART trial (5-year follow-up)

Winther, 2019

Studie naar voorafkansen

Foldyna, 2019

Studie naar voorafkansen

Bing, 2020

Validatiestudie van de ESC-voorafkansen uit 2019

  1. Abuzaid A, Saad M, Addoumieh A, Ha LD, Elbadawi A, Mahmoud AN, Elgendy A, Abdelaziz HK, Barakat A, Mentias A, Adeola O, Elgendy IY, Qaism A, Buddoff M. Coronary artery calcium score and risk of cardiovascular events without established coronary artery disease: a systemic review and meta-analysis. Coron Artery Dis. 2021 Jan 6;Publish Ahead of Print. doi: 10.1097/MCA.0000000000000974. Epub ahead of print. PMID: 33417339.
  2. Adamson PD, Williams MC, Dweck MR, Mills NL, Boon NA, Daghem M, Bing R, Moss AJ, Mangion K, Flather M, Forbes J, Hunter A, Norrie J, Shah ASV, Timmis AD, van Beek EJR, Ahmadi AA, Leipsic J, Narula J, Newby DE, Roditi G, McAllister DA, Berry C; SCOT-HEART Investigators. Guiding Therapy by Coronary CT Angiography Improves Outcomes in Patients With Stable Chest Pain. J Am Coll Cardiol. 2019 Oct 22;74(16):2058-2070. doi: 10.1016/j.jacc.2019.07.085. PMID: 31623764; PMCID: PMC6899446.
  3. Al-Hijji MA, Lennon RJ, Gulati R, El Sabbagh A, Park JY, Crusan D, Kanwar A, Behfar A, Lerman A, Holmes DR, Bell M, Singh M. Safety and Risk of Major Complications With Diagnostic Cardiac Catheterization. Circ Cardiovasc Interv. 2019 Jul;12(7):e007791. doi: 10.1161/CIRCINTERVENTIONS.119.007791. Epub 2019 Jul 9. PMID: 31284736.
  4. Baskaran L, Danad I, Gransar H, Ó Hartaigh B, Schulman-Marcus J, Lin FY, Peña JM, Hunter A, Newby DE, Adamson PD, Min JK. A Comparison of the Updated Diamond-Forrester, CAD Consortium, and CONFIRM History-Based Risk Scores for Predicting Obstructive Coronary Artery Disease in Patients With Stable Chest Pain: The SCOT-HEART Coronary CTA Cohort. JACC Cardiovasc Imaging. 2019 Jul;12(7 Pt 2):1392-1400. doi: 10.1016/j.jcmg.2018.02.020. Epub 2018 Apr 18. PMID: 29680338.
  5. Bing R, Singh T, Dweck MR, Mills NL, Williams MC, Adamson PD, Newby DE. Validation of European Society of Cardiology pre-test probabilities for obstructive coronary artery disease in suspected stable angina. Eur Heart J Qual Care Clin Outcomes. 2020 Oct 1;6(4):293-300. doi: 10.1093/ehjqcco/qcaa006. PMID: 31977010; PMCID: PMC7590886.
  6. Biondi-Zoccai G, Versaci F, Iskandrian AE, Schillaci O, Nudi A, Frati G, Nudi F. Umbrella review and multivariate meta-analysis of diagnostic test accuracy studies on hybrid non-invasive imaging for coronary artery disease. J Nucl Cardiol. 2020 Oct;27(5):1744-1755. doi: 10.1007/s12350-018-01487-w. Epub 2018 Oct 29. PMID: 30374848.
  7. Daly CA, Clemens F, Sendon JL, Tavazzi L, Boersma E, Danchin N, Delahaye F, Gitt A, Julian D, Mulcahy D, Ruzyllo W, Thygesen K, Verheugt F, Fox KM; Euro Heart Survey Investigators. The clinical characteristics and investigations planned in patients with stable angina presenting to cardiologists in Europe: from the Euro Heart Survey of Stable Angina. Eur Heart J. 2005 May;26(10):996-1010. doi: 10.1093/eurheartj/ehi171. Epub 2005 Mar 18. PMID: 15778205.
  8. Detrano R, Guerci AD, Carr JJ, Bild DE, Burke G, Folsom AR, Liu K, Shea S, Szklo M, Bluemke DA, O'Leary DH, Tracy R, Watson K, Wong ND, Kronmal RA. Coronary calcium as a predictor of coronary events in four racial or ethnic groups. N Engl J Med. 2008 Mar 27;358(13):1336-45. doi: 10.1056/NEJMoa072100. PMID: 18367736.
  9. Douglas PS, Hoffmann U, Patel MR, Mark DB, Al-Khalidi HR, Cavanaugh B, Cole J, Dolor RJ, Fordyce CB, Huang M, Khan MA, Kosinski AS, Krucoff MW, Malhotra V, Picard MH, Udelson JE, Velazquez EJ, Yow E, Cooper LS, Lee KL; PROMISE Investigators. Outcomes of anatomical versus functional testing for coronary artery disease. N Engl J Med. 2015 Apr 2;372(14):1291-300. doi: 10.1056/NEJMoa1415516. Epub 2015 Mar 14. PMID: 25773919; PMCID: PMC4473773.
  10. Engbers EM, Timmer JR, Ottervanger JP, Mouden M, Knollema S, Jager PL. Prognostic Value of Coronary Artery Calcium Scoring in Addition to Single-Photon Emission Computed Tomographic Myocardial Perfusion Imaging in Symptomatic Patients. Circ Cardiovasc Imaging. 2016 May;9(5):e003966. doi: 10.1161/CIRCIMAGING.115.003966. PMID: 27165700.
  11. Foldyna B, Udelson JE, Karády J, Banerji D, Lu MT, Mayrhofer T, Bittner DO, Meyersohn NM, Emami H, Genders TSS, Fordyce CB, Ferencik M, Douglas PS, Hoffmann U. Pretest probability for patients with suspected obstructive coronary artery disease: re-evaluating Diamond-Forrester for the contemporary era and clinical implications: insights from the PROMISE trial. Eur Heart J Cardiovasc Imaging. 2019 May 1;20(5):574-581. doi: 10.1093/ehjci/jey182. PMID: 30520944; PMCID: PMC6477645.
  12. Genders TS, Steyerberg EW, Alkadhi H, Leschka S, Desbiolles L, Nieman K, Galema TW, Meijboom WB, Mollet NR, de Feyter PJ, Cademartiri F, Maffei E, Dewey M, Zimmermann E, Laule M, Pugliese F, Barbagallo R, Sinitsyn V, Bogaert J, Goetschalckx K, Schoepf UJ, Rowe GW, Schuijf JD, Bax JJ, de Graaf FR, Knuuti J, Kajander S, van Mieghem CA, Meijs MF, Cramer MJ, Gopalan D, Feuchtner G, Friedrich G, Krestin GP, Hunink MG; CAD Consortium. A clinical prediction rule for the diagnosis of coronary artery disease: validation, updating, and extension. Eur Heart J. 2011 Jun;32(11):1316-30. doi: 10.1093/eurheartj/ehr014. Epub 2011 Mar 2. PMID: 21367834.
  13. Genders TS, Steyerberg EW, Hunink MG, Nieman K, Galema TW, Mollet NR, de Feyter PJ, Krestin GP, Alkadhi H, Leschka S, Desbiolles L, Meijs MF, Cramer MJ, Knuuti J, Kajander S, Bogaert J, Goetschalckx K, Cademartiri F, Maffei E, Martini C, Seitun S, Aldrovandi A, Wildermuth S, Stinn B, Fornaro J, Feuchtner G, De Zordo T, Auer T, Plank F, Friedrich G, Pugliese F, Petersen SE, Davies LC, Schoepf UJ, Rowe GW, van Mieghem CA, van Driessche L, Sinitsyn V, Gopalan D, Nikolaou K, Bamberg F, Cury RC, Battle J, Maurovich-Horvat P, Bartykowszki A, Merkely B, Becker D, Hadamitzky M, Hausleiter J, Dewey M, Zimmermann E, Laule M. Prediction model to estimate presence of coronary artery disease: retrospective pooled analysis of existing cohorts. BMJ. 2012 Jun 12;344:e3485. doi: 10.1136/bmj.e3485. PMID: 22692650; PMCID: PMC3374026.
  14. Groepenhoff F, Klaassen RGM, Valstar GB, Bots SH, Onland-Moret NC, Den Ruijter HM, Leiner T, Eikendal ALM. Evaluation of non-invasive imaging parameters in coronary microvascular disease: a systematic review. BMC Med Imaging. 2021 Jan 6;21(1):5. doi: 10.1186/s12880-020-00535-7. PMID: 33407208; PMCID: PMC7789672.
  15. Haase R, Schlattmann P, Gueret P, Andreini D, Pontone G, Alkadhi H, Hausleiter J, Garcia MJ, Leschka S, Meijboom WB, Zimmermann E, Gerber B, Schoepf UJ, Shabestari AA, Nørgaard BL, Meijs MFL, Sato A, Ovrehus KA, Diederichsen ACP, Jenkins SMM, Knuuti J, Hamdan A, Halvorsen BA, Mendoza-Rodriguez V, Rochitte CE, Rixe J, Wan YL, Langer C, Bettencourt N, Martuscelli E, Ghostine S, Buechel RR, Nikolaou K, Mickley H, Yang L, Zhang Z, Chen MY, Halon DA, Rief M, Sun K, Hirt-Moch B, Niinuma H, Marcus RP, Muraglia S, Jakamy R, Chow BJ, Kaufmann PA, Tardif JC, Nomura C, Kofoed KF, Laissy JP, Arbab-Zadeh A, Kitagawa K, Laham R, Jinzaki M, Hoe J, Rybicki FJ, Scholte A, Paul N, Tan SY, Yoshioka K, Röhle R, Schuetz GM, Schueler S, Coenen MH, Wieske V, Achenbach S, Budoff MJ, Laule M, Newby DE, Dewey M; COME-CCT Consortium. Diagnosis of obstructive coronary artery disease using computed tomography angiography in patients with stable chest pain depending on clinical probability and in clinically important subgroups: meta-analisis of individual patient data. BMJ. 2019 Jun 12;365:l1945. doi: 10.1136/bmj.l1945. PMID: 31189617; PMCID: PMC6561308.
  16. Juarez-Orozco LE, Saraste A, Capodanno D, Prescott E, Ballo H, Bax JJ, Wijns W, Knuuti J. Impact of a decreasing pre-test probability on the performance of diagnostic tests for coronary artery disease. Eur Heart J Cardiovasc Imaging. 2019 Nov 1;20(11):1198-1207. doi: 10.1093/ehjci/jez054. PMID: 30982851.
  17. Knuuti J, Wijns W, Saraste A, Capodanno D, Barbato E, Funck-Brentano C, Prescott E, Storey RF, Deaton C, Cuisset T, Agewall S, Dickstein K, Edvardsen T, Escaned J, Gersh BJ, Svitil P, Gilard M, Hasdai D, Hatala R, Mahfoud F, Masip J, Muneretto C, Valgimigli M, Achenbach S, Bax JJ; ESC Scientific Document Group. 2019 ESC Guidelines for the diagnosis and management of chronic coronary syndromes. Eur Heart J. 2020 Jan 14;41(3):407-477. doi: 10.1093/eurheartj/ehz425. PMID: 31504439.
  18. Knuuti J, Ballo H, Juarez-Orozco LE, Saraste A, Kolh P, Rutjes AWS, Jüni P, Windecker S, Bax JJ, Wijns W. The performance of non-invasive tests to rule-in and rule-out significant coronary artery stenosis in patients with stable angina: a meta-analysis focused on post-test disease probability. Eur Heart J. 2018 Sep 14;39(35):3322-3330. doi: 10.1093/eurheartj/ehy267. PMID: 29850808.
  19. Lo-Kioeng-Shioe MS, Rijlaarsdam-Hermsen D, van Domburg RT, Hadamitzky M, Lima JAC, Hoeks SE, Deckers JW. Prognostic value of coronary artery calcium score in symptomatic individuals: A meta-analysis of 34,000 subjects. Int J Cardiol. 2020 Jan 15;299:56-62. doi: 10.1016/j.ijcard.2019.06.003. Epub 2019 Jun 4. PMID: 31229262.
  20. Lowenstern A, Alexander KP, Hill CL, Alhanti B, Pellikka PA, Nanna MG, Mehta RH, Cooper LS, Bullock-Palmer RP, Hoffmann U, Douglas PS. Age-Related Differences in the Noninvasive Evaluation for Possible Coronary Artery Disease: Insights From the Prospective Multicenter Imaging Study for Evaluation of Chest Pain (PROMISE) Trial. JAMA Cardiol. 2020 Feb 1;5(2):193-201. doi: 10.1001/jamacardio.2019.4973. PMID: 31738382; PMCID: PMC6865842.
  21. McKavanagh P, Lusk L, Ball PA, Verghis RM, Agus AM, Trinick TR, Duly E, Walls GM, Stevenson M, James B, Hamilton A, Harbinson MT, Donnelly PM. A comparison of cardiac computerized tomography and exercise stress electrocardiogram test for the investigation of stable chest pain: the clinical results of the CAPP randomized prospective trial. Eur Heart J Cardiovasc Imaging. 2015 Apr;16(4):441-8. doi: 10.1093/ehjci/jeu284. Epub 2014 Dec 3. PMID: 25473041.
  22. Narula J, Chandrashekhar Y, Ahmadi A, Abbara S, Berman DS, Blankstein R, Leipsic J, Newby D, Nicol ED, Nieman K, Shaw L, Villines TC, Williams M, Hecht HS. SCCT 2021 Expert Consensus Document on Coronary Computed Tomographic Angiography: A Report of the Society of Cardiovascular Computed Tomography. J Cardiovasc Comput Tomogr. 2020 Nov 20:S1934-5925(20)30473-1. doi: 10.1016/j.jcct.2020.11.001. Epub ahead of print. PMID: 33303384.
  23. Nagel E, Greenwood JP, McCann GP, Bettencourt N, Shah AM, Hussain ST, Perera D, Plein S, Bucciarelli-Ducci C, Paul M, Westwood MA, Marber M, Richter WS, Puntmann VO, Schwenke C, Schulz-Menger J, Das R, Wong J, Hausenloy DJ, Steen H, Berry C; MR-INFORM Investigators. Magnetic Resonance Perfusion or Fractional Flow Reserve in Coronary Disease. N Engl J Med. 2019 Jun 20;380(25):2418-2428. doi: 10.1056/NEJMoa1716734. PMID: 31216398.
  24. Patel MR, Peterson ED, Dai D, Brennan JM, Redberg RF, Anderson HV, Brindis RG, Douglas PS. Low diagnostic yield of elective coronary angiography. N Engl J Med. 2010 Mar 11;362(10):886-95. doi: 10.1056/NEJMoa0907272. Erratum in: N Engl J Med. 2010 Jul 29;363(5):498. PMID: 20220183; PMCID: PMC3920593.
  25. Pontone G, Guaricci AI, Palmer SC, Andreini D, Verdecchia M, Fusini L, Lorenzoni V, Guglielmo M, Muscogiuri G, Baggiano A, Rabbat MG, Cademartiri F, Strippoli GF. Diagnostic performance of non-invasive imaging for stable coronary artery disease: A meta-analysis. Int J Cardiol. 2020 Feb 1;300:276-281. doi: 10.1016/j.ijcard.2019.10.046. Epub 2019 Nov 6. PMID: 31748186.
  26. Reeh J, Therming CB, Heitmann M, Højberg S, Sørum C, Bech J, Husum D, Dominguez H, Sehestedt T, Hermann T, Hansen KW, Simonsen L, Galatius S, Prescott E. Prediction of obstructive coronary artery disease and prognosis in patients with suspected stable angina. Eur Heart J. 2019 May 7;40(18):1426-1435. doi: 10.1093/eurheartj/ehy806. PMID: 30561616.
  27. Rijlaarsdam-Hermsen D, Lo-Kioeng-Shioe MS, Kuijpers D, van Domburg RT, Deckers JW, van Dijkman PRM. Prognostic value of the coronary artery calcium score in suspected coronary artery disease: a study of 644 symptomatic patients. Neth Heart J. 2020 Jan;28(1):44-50. doi: 10.1007/s12471-019-01335-7. PMID: 31654323; PMCID: PMC6940415.
  28. SCOT-HEART investigators. CT coronary angiography in patients with suspected angina due to coronary heart disease (SCOT-HEART): an open-label, parallel-group, multicentre trial. Lancet. 2015 Jun 13;385(9985):2383-91. doi: 10.1016/S0140-6736(15)60291-4. Epub 2015 Mar 15. Erratum in: Lancet. 2015 Jun 13;385(9985):2354. PMID: 25788230.
  29. Singh T, Bing R, Dweck MR, van Beek EJR, Mills NL, Williams MC, Villines TC, Newby DE, Adamson PD. Exercise Electrocardiography and Computed Tomography Coronary Angiography for Patients With Suspected Stable Angina Pectoris: A Post Hoc Analysis of the Randomized SCOT-HEART Trial. JAMA Cardiol. 2020 Jun 3;5(8):1–10. doi: 10.1001/jamacardio.2020.1567. Epub ahead of print. Erratum in: JAMA Cardiol. 2020 Aug 1;5(8):968. PMID: 32492104; PMCID: PMC7271417.
  30. Smulders MW, Jaarsma C, Nelemans PJ, Bekkers SCAM, Bucerius J, Leiner T, Crijns HJGM, Wildberger JE, Schalla S. Comparison of the prognostic value of negative non-invasive cardiac investigations in patients with suspected or known coronary artery disease-a meta-analysis. Eur Heart J Cardiovasc Imaging. 2017 Sep 1;18(9):980-987. doi: 10.1093/ehjci/jex014. PMID: 28329376.
  31. Stillman AE, Gatsonis C, Lima JAC, Liu T, Snyder BS, Cormack J, Malholtra V, Schnall MD, Udelson JE, Hoffmann U, Woodard PK; RESCUE investigators *. Coronary Computed Tomography Angiography Compared With Single Photon Emission Computed Tomography Myocardial Perfusion Imaging as a Guide to Optimal Medical Therapy in Patients Presenting With Stable Angina: The RESCUE Trial. J Am Heart Assoc. 2020 Dec 15;9(24):e017993. doi: 10.1161/JAHA.120.017993. Epub 2020 Dec 5. PMID: 33283579; PMCID: PMC7955393.
  32. Stuijfzand WJ, van Rosendael AR, Lin FY, Chang HJ, van den Hoogen IJ, Gianni U, Choi JH, Doh JH, Her AY, Koo BK, Nam CW, Park HB, Shin SH, Cole J, Gimelli A, Khan MA, Lu B, Gao Y, Nabi F, Nakazato R, Schoepf UJ, Driessen RS, Bom MJ, Thompson R, Jang JJ, Ridner M, Rowan C, Avelar E, Généreux P, Knaapen P, de Waard GA, Pontone G, Andreini D, Al-Mallah MH, Lu Y, Berman DS, Narula J, Min JK, Bax JJ, Shaw LJ; CREDENCE Investigators. Stress Myocardial Perfusion Imaging versus Coronary Computed Tomographic Angiography for Diagnosis of Invasive Vessel-Specific Coronary Physiology: Predictive Modeling Results From the Computed Tomographic Evaluation of Atherosclerotic Determinants of Myocardial Ischemia (CREDENCE) Trial. JAMA Cardiol. 2020 Dec 1;5(12):1338-1348. doi: 10.1001/jamacardio.2020.3409. PMID: 32822476; PMCID: PMC7439215.
  33. Takx RA, Blomberg BA, El Aidi H, Habets J, de Jong PA, Nagel E, Hoffmann U, Leiner T. Diagnostic accuracy of stress myocardial perfusion imaging compared to invasive coronary angiography with fractional flow reserve meta-analysis. Circ Cardiovasc Imaging. 2015 Jan;8(1):e002666. doi: 10.1161/CIRCIMAGING.114.002666. PMID: 25596143.
  34. Tavakol M, Ashraf S, Brener SJ. Risks and complications of coronary angiography: a comprehensive review. Glob J Health Sci. 2012 Jan 1;4(1):65-93. doi: 10.5539/gjhs.v4n1p65. PMID: 22980117; PMCID: PMC4777042.
  35. Wang X, Le EPV, Rajani NK, Hudson-Peacock NJ, Pavey H, Tarkin JM, Babar J, Williams MC, Gopalan D, Rudd JHF. A zero coronary artery calcium score in patients with stable chest pain is associated with a good prognosis, despite risk of non-calcified plaques. Open Heart. 2019 Apr 11;6(1):e000945. doi: 10.1136/openhrt-2018-000945. PMID: 31168373; PMCID: PMC6519430.
  36. Winther S, Schmidt SE, Rasmussen LD, Juárez Orozco LE, Steffensen FH, Bøtker HE, Knuuti J, Bøttcher M. Validation of the European Society of Cardiology pre-test probability model for obstructive coronary artery disease. Eur Heart J. 2021 Apr 7;42(14):1401-1411. doi: 10.1093/eurheartj/ehaa755. PMID: 33180904.

For the evidence tables and table of excluded studies, see the NICE website.

 

Exclusietabel

Auteur, jaartal

Reden voor exclusie

Siddiqui, 2020

Vergelijking tussen twee testen. Reviews beschikbaar die meerdere testen hebben bekeken.

Fyyaz, 2020

Geen review of trial.

Vamvakidou, 2020

Geen trial

Papachristidis, 2020

Geen trial

Mangion, 2020

Post-hoc analyse naar behandeling

Lee, 2019

Kosteneffectiviteitsanalyse in Korea

Karady, 2020

Kosteneffecitveitsanalyse bij de PROMISE-trial

Goyal 2020

Resultaten uit de PROMISE-trial; originele studie geïncludeerd

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 01-11-2021

Laatst geautoriseerd  : 01-11-2021

Geplande herbeoordeling  : 01-01-2027

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Cardiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Radiologie
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Vereniging voor Cardiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Nucleaire geneeskunde
  • Nederlandse Vereniging voor Radiologie

Doel en doelgroep

De ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is in 2020 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met de verdenking op stabiele angina pectoris zonder bekend coronair lijden.

 

Werkgroep

  • Dr. S.C.A.M. (Bas) Bekkers, cardioloog, werkzaam in het Maastricht Universitair Medisch Centrum te Maastricht, NVVC (voorzitter)
  • Prof. dr. R. (Rozemarijn) Vliegenthart, radioloog, werkzaam in het Universitair Medisch Centrum Groningen te Groningen, NVvR (voorzitter)
  • P.C. (Peter) Barneveld, nucleair geneeskundige, werkzaam in het Jeroen Bosch Ziekenhuis te ’s-Hertogenbosch, NVNG
  • Dr. H.W. (Wouter) van Es, radioloog, werkzaam in het St. Antonius Ziekenhuis te Nieuwegein, NVvR
  • Dr. R.W.M. (Raymond) Hautvast, cardioloog, werkzaam in de Noordwest Ziekenhuisgroep te Alkmaar, NVVC
  • Dr. R.L.G. (Rogier) Nijhuis, cardioloog, werkzaam in de Ziekenhuisgroep Twente, te Hengelo & Almelo, NVVC
  • Dr. R.N. (Nils) Planken, radioloog, werkzaam in het Amsterdam Universitair Medisch Centrum te Amsterdam, NVvR

 

Met ondersteuning van

  • Dr. B.H. (Bernardine) Stegeman, senior adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Belangenverklaringen

De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase. Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

 

Werkgroeplid

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Ondernomen actie

Bekkers (vz)

Cardioloog, afdeling Cardiologie, Maastricht UMC+

Voorzitter Werkgroep Cardiovasculaire Beeldvorming van de Nederlandse Vereniging voor Cardiologie (tot november 2020)

-

Geen

Vliegenthart (vz)

 

  • Radioloog, afdeling Radiologie/Medical Imaging Center, UMCG
  • Hoogleraar cardiothoracale beeldvorming, UMCG/RUG
  • Secretaris (tot oktober 2020) & Vice President (vanaf oktober 2020), European Society of Cardiovascular Radiology (onbetaald)
  • Voorzitter, sectie cardiovasculaire radiologie NVvR (onbetaald)
  • Associate Editor, European Journal of Radiology (honorarium)

CONCRETE onderzoek, sponsor: Hartstichting

Geen (valt buiten de afbakening)

Planken

Radioloog, afdeling Radiologie en Nucleaire Geneeskunde, Amsterdam UMC, locatie AMC

-

-

Geen

Barneveld

Nucleair geneeskundige, Jeroen Bosch Ziekenhuis, 's-Hertogenbosch

Mede redacteur leerboek Nucleaire Geneeskunde (redactie vergoeding)

-

Geen

Hautvast

Cardioloog/Interventiecardioloog Noordwest Ziekenhuisgroep, locatie Alkmaar

  • Bestuurslid Werkgroep Interventie Cardiologie van de NVVC (onbetaald)
  • Bestuurslid Beroepsbelangen Commissie van de NVVC (gevaceerd met onkostenvergoeding)
  • Bestuurslid MSB Medisch Specialisten NoordWest (gevaceerd met onkostenvergoeding)
  • Bestuurslid Stichting Dutch Revascularisation and Electrophysiology Summit (DRES) (onbetaald)

-

Geen

Nijhuis

Cardioloog ZGT Almelo / Hengelo

  • Docent bij Schola Medica (betaald)
  • Voorzitter Twents Cardiologisch OpleidingsInstituut (gesponsord)

-

Geen

Es, van

Radioloog in het St. Antonius Ziekenhuis, Nieuwegein

-

-

Geen

Stegeman

Senior adviseur, Kennisinstituut

-

-

Geen

Inbreng patiëntenperspectief

De conceptmodule is voor commentaar voorgelegd aan Harteraad en de eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.

Methode ontwikkeling

Evidence based

Implementatie

In de verschillende fasen van de richtlijnmodule-ontwikkeling is rekening gehouden met de praktische uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. Voor meer informatie wordt verwijzen naar het Implementatieplan in de bijlage.

Werkwijze

AGREE

Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE-II-instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).

 

Methode literatuursamenvatting

Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing.

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion.

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.

 

Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers

 

Sterke aanbeveling

Zwakke (conditionele) aanbeveling

Voor patiënten

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet.

Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet.

Voor behandelaars

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen.

Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren.

Voor beleidsmakers

De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid.

Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen.

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijnmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.

 

Literatuur

Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.

Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.

Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. https://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site.html

Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.

Zoekverantwoording

Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.