(SGLT-2)-remmers bij ouderen met DM2
Uitgangsvraag
Wat is de plaats van natriumglucose-cotransporter 2 (SGLT-2)-remmers in de behandeling van de oudere patiënt met diabetes?
Aanbeveling
Schrijf SGLT2-remmers niet als standaardbehandeling voor bij ouderen met diabetes mellitus type 2.
Schrijf geen SGLT2-remmers voor bij ouderen met
- een eGFR van <60 ml/min/1,73 m2;
- een duidelijk verhoogd risico op volumedepletie en daaraan gerelateerde bijwerkingen, zoals bij gebruik van lisdiuretica, of bij andere risicofactoren voor intravasculaire ondervulling;
- bekende orthostatische klachten, een verhoogd valrisico;
- recidiverende genitale schimmelinfecties in de voorgeschiedenis.
Indien bij individuele ouderen wordt gekozen voor een SGLT-2-remmer:
- Informeer de patiënt over het verhoogde risico op ketoacidose en geef instructies om het risico hierop te minimaliseren;
- Informeer de patiënt over het verhoogde risico op genitale schimmelinfecties en mogelijk ook urineweginfecties;
- Controleer de nierfunctie voorafgaand aan behandeling en daarna ten minste jaarlijks, bij verminderde nierfunctie ten minste 2–4× per jaar;
- Kies bij voorkeur voor empagliflozine of dapagliflozine, gezien het mogelijk verhoogde fractuurrisico en risico op amputaties van de onderste extremiteit bij canagliflozine.
Overwegingen
Sodium glucose co transporter inhibitors– ofwel natrium glucose cotransporter (SGLT-2-remmers) vormen een nieuwe groep orale bloedsuikerverlagende middelen die reversibel en selectief het natriumglucose-cotransporter-2-eiwit in de nier remmen. Dit leidt tot verminderde (terug)resorptie van glucose naar het bloed, waardoor er meer glucose-excretie met de urine plaatsvindt en de bloedglucosespiegel daalt.
SGLT-2-remmers zijn geregistreerd voor de behandeling van diabetes mellitus type 2 bij volwassenen als monotherapie en voor de combinatie met andere bloedglucoseverlagende geneesmiddelen, inclusief insuline (www.medicijnbalans.nl).
In de NHG-standaard Diabetes mellitus type 2 (NHG, 2013) worden de SGLT-2-remmers vooralsnog niet aanbevolen. In het position statement van de ADA/EASD (Inzucchi, 2012), is het toevoegen van een SGLT2-remmer, bij onvoldoende glykemische regulatie met monotherapie metformine, wel een van de behandelopties. Zoals eerder genoemd, wordt de medicatiekeuze daarbij gebaseerd op het behandeldoel en de karakteristieken van de individuele patiënt.
De Verenso-richtlijn Verantwoorde diabeteszorg bij kwetsbare ouderen in thuissituatie, verzorgings- en verpleeghuizen (Verenso, 2011) doet geen uitspraak over het gebruik van SLGT-2-remmers bij ouderen, aangezien de richtlijn is verschenen vóór de registratie van de SGLT-2-remmers.
In Nederland zijn drie SGLT-2-remmers op de markt; canagliflozine, dapagliflozine en empagliflozine. Het aantal studies over het gebruik van deze middelen bij ouderen >70 jaar is beperkt.
Effectiviteit
SGLT-2-remmers laten gemiddeld een HbA1c-daling van ongeveer 0,7% ten opzichte van placebo zien (Heerspink, 2016). Bij ouderen moet echter rekening worden gehouden met een meer bescheiden daling van het HbA1c: in de hier beschreven studies varieerde deze tussen de -0,3% en -0,5% (Yale, 2013; Bode, 2013; Zinman, 2015). Aangezien de glucoseverlagende werking van SGLT2-remmers berust op het vergroten van de urine-glucose-excretie, is de verlaagde effectiviteit bij ouderen waarschijnlijk toe te schrijven aan een daling van de renale klaring (eGFR) (Mikhail, 2015; Sinclair, 2016).
Veiligheid
Hypoglykemieën
Het risico op hypoglykemieën is laag bij gebruik van SGLT-2-remmers. Meta-analyses van canagliflozine, dapagliflozine en empagliflozine als monotherapie of in combinatie met metformine laten zien dat het risico op hypoglykemie vergelijkbaar is met placebo (Yang, 2014; Zhang, 2014; Liakos, 2014). SGLT-2-remmers in combinatie met insuline of SU-derivaten, geven echter wel een verhoogd risico op hypoglykemieën (FDA prescribing information(3x), Yang, 2014; Zhang, 2014; Liakos, 2014). De twee beschreven studies met oudere patiënten laten een vergelijkbaar patroon zien, met uitzondering van empagliflozine dat in combinatie met insuline en SU-derivaten een vergelijkbaar risico had als placebo. In 2016 verscheen een gepoolde analyse van fase 3-studies (Sinclair, 2016) waarin de effectiviteit en veiligheid van canagliflozine bij patiënten <75 jaar en ≥75 jaar werd vergeleken. In beide leeftijdsgroepen was het aantal hypoglykemieën laag en vergelijkbaar met placebo als patiënten geen insuline, SU-derivaat of meglitiniden gebruikten, en als zij canagliflozine 100 mg of 300 mg gebruikten. Patiënten ≥75 jaar hadden echter meer hypoglykemieën dan patiënten <75 jaar als zij reeds insuline, SU-derivaat of meglitinide gebruikten en met name als zij reeds canagliflozine 100 mg gebruikten. Een beperking van deze analyse is het kleine aantal patiënten ouder dan 75 jaar (<75 jaar: N= 9.439, ≥75 jaar: N= 490). Samenvattend maakt het lage risico op hypoglykemieën SGLT-2-remmers potentieel een aantrekkelijke keuze bij ouderen. Dit geldt echter met name als een SGLT-2-remmer als monotherapie wordt gebruikt, of aan metformine wordt toegevoegd.
Gewicht
Het gebruik van SGLT2-remmers gaat gepaard met een gewichtsreductie van ongeveer 2 kg (Yang, 2014; Zhang, 2014; Liakos, 2014). Bij ouderen wordt een vergelijkbaar gewichtsverlies gezien (Bode, 2013; Yale, 2013). De belangrijkste oorzaak van dit gewichtsverlies is het nettoverlies van kilocalorieën door de verhoogde glucose-excretie in de urine. Voor obese ouderen is dit wellicht te beschouwen als een gunstig effect, maar voor kwetsbare ouderen kan dit juist een contra-indicatie zijn.
Nierfunctie
De werkzaamheid van SGLT2-remmers is afhankelijk van de nierfunctie, en verminderd bij patiënten met nierinsufficiëntie. Geadviseerd wordt de nierfunctie voorafgaand aan de behandeling te controleren en daarna ten minste jaarlijks; bij verminderde nierfunctie ten minste twee tot vier maal per jaar. Deze middelen mogen niet gestart worden bij patiënten met een eGFR van <60 ml/min/1,73 m2 (www.farmacotherapeutischkompas.nl, geraadpleegd okt 2016; EMA product information canagliflozine, dapagliflozine en empagliflozine, geraadpleegd okt 2016). Een aanzienlijk deel van de ouderen met diabetes mellitus type 2 heeft een verminderde nierfunctie waardoor de werkzaamheid en toepasbaarheid van SGLT-2-remmers bij ouderen waarschijnlijk beperkt is.
Cardiovasculaire veiligheid
De studie van Zinman (2015) is de eerste uitkomstenstudie die een positief effect liet zien van een nieuw bloedglucoseverlagend middel op cardiovasculaire uitkomsten. Het is onbekend of dit een klasse-effect is. Een subgroepanalyse liet zien dat het gunstige effect van empagliflozine op de primaire uitkomstmaat (overlijden door cardiovasculaire aandoeningen, en niet-fataal myocardinfarct of beroerte) groter was bij patiënten van ≥65 jaar dan bij de groep <65 jaar. Andere studies naar het effect van SGLT-2-remmers op cardiovasculaire uitkomstmaten zijn nog gaande (CANVAS: Canagliflozine Cardiovascular Assessment study; DECLARE-TIMI58: Dapagliflozin Effect on Cardiovascular Events). Verder is het de vraag of deze gunstige effecten ook aanwezig zullen bij diabetes type 2 patiënten met een minder hoog cardiovasculair risico of met een (veel) hogere leeftijd.
Bijwerkingen
Urineweginfecties en genitale schimmelinfecties
Data over het risico op urineweginfecties zijn niet consistent. Bij de beschreven studies met ouderen wordt een licht verhoogde incidentie van urineweginfecties bij canagliflozine gezien (placebo 5% versus canagliflozine 8%) (Bode, 2013; Yale, 2013) bij empagliflozine wordt geen verhoogde incidentie gevonden (Zinman, 2015).
Genitale schimmelinfecties zijn de meest voorkomende bijwerking van SGLT2-remmers, met een stijging van het absoluut risico van 3% (placebo) naar 9-18% bij vrouwen (Neal diabetes care 2015), en van <1% (placebo) naar 6% bij mannen (Bode, 2013; Leiter, 2014). Een vergelijkbare incidentie van deze bijwerking werd gezien in de beschreven studies bij ouderen (Bode, 2013; Zinman, 2015). Hoewel deze schimmelinfecties worden beschouwd als een milde bijwerking, en zij goed reageren op standaard antischimmelbehandeling (Nyirjesy, 2014), maakt deze bijwerking de SGLT-2-remmers minder aantrekkelijk voor ouderen, met name voor diegenen die eerder een genitale schimmelinfectie hebben gehad.
Volumegerelateerde bijwerkingen
Het risico op bijwerkingen door volumedepletie ten gevolge van de osmotische diurese bij gebruik van SGLT-2-remmers is hoger bij ouderen, bij gebruik van lisdiuretica, bij nierfunctiestoornissen en bij hogere dosering SGLT-2-remmer (FDA prescribing information canagliflozine, dapagliflozine en empagliflozine). Dit kan leiden tot hypotensie, duizeligheid, orthostase en dehydratie. De twee studies met canagliflozine bij ouderen lieten een licht verhoogde incidentie van deze bijwerkingen zien (Yale, 2013; Bode, 2013). In de Empareg –Outcome trial (Zinman, 2015) met empagliflozine werd dit niet gevonden. Ondanks het geringe vóórkomen van deze bijwerkingen in de studies met ouderen, moet in de praktijk extra terughoudendheid betracht worden in het voorschrijven van deze middelen bij ouderen. De prevalentie van orthostatische hypotensie neemt toe met de leeftijd, en kan bij kwetsbare oudste ouderen oplopen tot 50% (Gupta, 2007). Deze kwetsbare oudste ouderen zijn niet in deze studies geïncludeerd, en hebben wellicht een nog hoger risico op bijwerkingen door volumedepletie. Ook bij ouderen met een reeds verhoogd valrisico acht de werkgroep volumedepletie onwenselijk, het is aannemelijk dat dit hun valrisico verder zal verhogen.
Ketoacidose
Zeldzame maar ernstige, soms zelfs levensbedreigende en dodelijke gevallen van diabetische ketoacidose zijn gemeld bij patiënten die behandeld werden met SGLT-2-remmers voor type 2 diabetes. Bij een aantal van deze meldingen presenteerde de aandoening zich atypisch met alleen matig verhoogde bloedglucosewaarden. Deze gegevens zijn afkomstig uit post marketing surveillance van de FDA en EMA. Het EMA heeft een aantal adviezen gepubliceerd om ketoacidose als bijwerking van SGLT-2-remmers tijdig te herkennen en het risico hierop te minimaliseren. Belangrijke risicofactoren zijn onder andere andere een lage β-celfunctiereserve, een plotseling toegenomen insulinebehoefte (bijvoorbeeld door ziekte, operatie of alcoholmisbruik), of aandoeningen die kunnen leiden tot verminderde voedselinname of ernstige dehydratatie (EMA product information). Bij ouderen gaat ziekte regelmatig gepaard met verminderde voedselinname en dehydratie; dit zijn dus situaties waarin SGLT-2-remmers tot een potentieel ernstige ketoacidose kunnen leiden.
Fracturen
Het gebruik van canagliflozine gaat gepaard met een toename van fracturen vergeleken met placebo en deze ontstaan vanaf enkele weken na de start van canagliflozine (Watts, 2016). Dit blijkt uit een interim-analyse van de CANVAS-studie (Canagliflozine Cardiovascular Assessment study) (Neal, 2013) onder patiënten van gemiddeld 62 jaar oud met een hoog risico op cardiovasculaire ziekte met een gemiddelde leeftijd van 62 jaar. Dapagliflozine (Ljunggren, 2012; Bolinder, 2014) en empagliflozine hebben geen verhoogd fractuurrisico laten zien (Zinman, 2015; Kohler, 2016). Het advies is om voorafgaand aan de eventuele start van canagliflozine de factoren die bijdragen aan het fractuurrisico te inventariseren en patiënten te informeren over het fractuurrisico (FDA, 2015). Bij kwetsbare ouderen zijn er vaak meerdere factoren aan te wijzen die het fractuurrisico verhogen: hun leeftijd, verhoogde incidentie van osteoporose en het verhoogde valrisico. Dit maakt canagliflozine een minder aantrekkelijke keuze bij ouderen.
Amputaties
Voor canagliflozine is er een EMA waarschuwing uitgestuurd over een verhoogd risico op amputaties van onderste ledematen. Er is een tweevoudig verhoogde incidentie van amputaties van de onderste ledematen (hoofdzakelijk van de teen) waargenomen in een klinische studie met canagliflozine (CANVAS, een lopende lange termijn studie naar de cardiovasculaire effecten) (Neal 2017).
Kosten
Behandeling met een SGLT2-remmer is kostbaar. De kosten voor het gebruik van de laagste onderhoudsdosering gedurende 3 maanden variëren tussen de 130 en 150 euro (www. Medicijnkosten.nl, augustus 2016). Ter vergelijking, afhankelijk van de dagdosering kost metformine (500 mg tot 3000 mg) € 2,61 tot € 7,39 per 3 maanden, sulfonylureumderivaten (SU-derivaten) kosten € 1,48 tot € 11,77 (Instituut voor Verantwoord Medicijngebruik, www.medicijnkosten.nl, augustus 2016). Inzet van SGLT2-remmers bij de grote groep ouderen met diabetes zal dus waarschijnlijk leiden tot een grote toename van de medicijnkosten. Kosten-effectiviteitsstudies op basis van lange termijn data ontbreken echter nog. Dit moet meewegen in de verdere plaatsbepaling van deze medicijnen.
Onderbouwing
Conclusies
Canagliflozine
Laag GRADE |
Canagliflozine als toevoeging aan orale glucoseverlagende medicatie of insuline lijkt een grotere HbA1c-verlagende werking te hebben na 26 weken dan placebo bij patiënten van 55-80 jaar met diabetes type 2. Dit effect is kleiner bij patiënten >25 jaar met chronisch nierfalen (eGFR≥30 en <50ml/min/1,73m2).
Canagliflozine lijkt een gunstiger effect te hebben op het lichaamsgewicht na 26 weken dan placebo bij patiënten van 55-80 jaar en bij patiënten met chronisch nierfalen.
Er lijkt geen verschil te zijn in ernstige bijwerkingen tussen canaglifozine en placebo.
Bronnen (Bode, 2013; Yale, 2013) |
Dapagliflozine
Laag GRADE |
Dapagliflozine als add-on therapie lijkt een grotere HbA1c-verlagende werking te hebben na 24 weken dan placebo bij patiënten >65 jaar met diabetes type 2 en met bevestigde hart- en vaatziekten.
Dapagliflozine als add-on therapie lijkt een gunstiger effect te hebben op het bereiken van een gecombineerd eindpunt (HbA1c afname van ≥0,5%, gewichtsreductie van ≥3% en systolische bloeddrukdaling van ≥3mmHg) dan placebo bij patiënten >65 jaar met diabetes type 2 en met bevestigde hart- en vaatziekten.
Dapagliflozine als add-on therapie lijkt tot een grotere gewichtsreductie te leiden na 24 weken dan placebo bij patiënten >65 jaar met diabetes type 2 en met bevestigde hart- en vaatziekten.
Bronnen (Leiter, 2014) |
Empagliflozine
Matig GRADE |
Bij patiënten ≥ 65 jaar met diabetes type 2 die naast hun bestaande behandeling worden behandeld met empagliflozine lijken zowel overlijden door cardiovasculaire oorzaak als een niet-fataal myocardinfarct of een niet-fataal CVA minder vaak voor te komen dan bij patiënten behandeld met placebo.
Empagliflozine als add-on therapie lijkt na 12 weken en na 2 jaar een grotere HbA1c-verlagende werking te hebben dan placebo bij patiënten >18 jaar met diabetes type 2.
Behalve een verhoogde incidentie van genitale infectie lijkt er bij patiënten >18 jaar met diabetes type 2 geen verschil in bijwerkingen te zijn tussen empagliflozine en placebo.
Bronnen (Zinman, 2015) |
Samenvatting literatuur
Beschrijving studies
Er waren één systematische review en twee RCT’s die voldeden aan de inclusiecriteria. Uit de systematische review zijn twee individuele RCT’s geïncludeerd.
Canagliflozine
Er was één review die voldeed aan de inclusiecriteria (Elmore, 2104). In deze review zijn naast twee gepubliceerde RCT’s ook posters en niet-gepubliceerde studies opgenomen. Daarom heeft de werkgroep ervoor gekozen alleen de twee gepubliceerde RCT’s (Bode, 2013; Yale, 2013) in de analyse op te nemen.
Canagliflozine vs placebo
Bode (2013) randomiseerde 714 patiënten van 55-80 jaar met diabetes type 2 tussen canagliflozine 300 mg, canagliflozine 100 mg en placebo na een placebo run-in periode van twee weken. Ongeveer 75% van de patiënten gebruikte reeds twee of meer glucoseverlagende medicamenten, ongeveer 1/3 van de patiënten gebuikte insuline. Primaire uitkomst was verandering in HbA1c na 26 weken. In de patiëntengroep die 300 mg canagliflozine kreeg was het HbA1c gemiddeld met 0,73% gedaald, in de groep die 100 mg kreeg met 0,60%, en in de placebogroep met 0,03% (canagliflozine vs placebo p<0,001). In de canagliflozine 300 mg groep bereikte 58,5% een HbA1c van <7%, in de 100 mg groep 47,7% en in de placebogroep 28,0% (canagliflozine vs placebo p<0,001). Er was geen verschil tussen de drie groepen in het voorkomen van hypoglykemieën, bij patiënten zonder insuline of SU-derivaat. Bij patiënten met insuline of een SU-derivaat was de frequentie van hypoglykemieën hoger (47,4% bij canagliflozine 300 mg en 43,1% bij canagliflozine 100 mg, versus 37,7% bij placebo. Patiënten die canagliflozine 300 mg kregen waren gemiddeld 2,8 kg afgevallen, de groep die 100 mg kreeg viel gemiddeld 2,2 kilo af, en de placebogroep 0,1 kg (canagliflozine vs placebo p<0,001).
In een subgroepanalyse bleek de reductie van HbA1c iets groter in de leeftijdsgroep <65 jaar vergeleken met de groep ≥65 jaar (-0,65% vs -0,45% bij 100 mg; 0,82% versus -0,5% bij 300 mg). Er was geen verschil in ernstige bijwerkingen tussen de groepen. De overall incidentie van bijwerkingen was iets hoger in de canagliflozine 300 mg groep, vergeleken met 100 mg en placebo (78% versus 72,2% resp. 73,4%). Bij beide doseringen canagliflozine was er een hogere incidentie van genitale schimmelinfecties, urineweginfecties en osmotische diurese gerelateerde bijwerkingen, vergeleken met placebo.
De studie is gesponsord door Janssen Research and Development, waar twee van de auteurs werken.
Yale (2013) voerde een gerandomiseerde dubbelblinde placebogecontroleerde fase 3-trial uit bij 269 patiënten van 25 jaar en ouder (gemiddelde leeftijd 68,5 jaar) met type 2 diabetes (HbA1c ≥7,0 en ≤10,5%) en stadium 3 chronisch nierfalen (eGFR≥30 en <50ml/min/1,73m2). Patiënten hadden geen bloedsuikerverlagende medicatie, of medicatie die tenminste 8 weken stabiel was (monotherapie of combinatietherapie met de volgende middelen was toegestaan: metformine, sulphonylureumderivaten, dipeptidylpeptidase-4(DPP-4)-remmer, α-glucosidase remmer, GLP-1-analoog, pioglitazon of insuline). 98% van de patiënten gebruikte deze medicatie (vooral insuline (74%) en sulfonylureumderivaten (31%)).
Patiënten werden gerandomiseerd tussen 1dd canagliflozine 100 of 300 mg of placebo. Primair eindpunt was de HbA1c-verandering vanaf de start van de studie tot week 26. Secundaire eindpunten waren de proportie patiënten die een HbA1c van <7% bereikte, % verandering in FPG (fasting plasma glucose), verandering in bloeddruk, lichaamsgewicht en nuchtere plasmalipiden.
De verandering in HbA1c vanaf de start van de studie was significant groter in de twee canagliflozinegroepen dan in de placebogroep (cana 100 mg verschil -0,3% t.o.v. placebo (p<0,05), cana 300 mg -0,4% (p<0,001). Het percentage patiënten dat een HbA1c van <7% bereikte was 17,2% in de placebogroep, 27,3% in de groep met cana 100 mg en 32,6% in de groep met cana 300 mg. De verandering in FPG (start - week 26) ten opzichte van placebo was -0,85 (95% BI -1,6 tot -0,1) mmol/l voor cana 100 mg, en -0,67 (95% BI -1,4 tot 0,1) mmol/l voor cana 300 mg. Het verschil van canagliflozine 300 mg versus placebo in verandering in FPG was niet statistisch significant.
Bij de groepen die canagliflozine kregen daalde het lichaamsgewicht, terwijl de placebogroep iets in gewicht aankwam. Het verschil t.o.v. placebo was -1,4 kg (-1,6% (95% BI -2,3 tot -0,8%)) in de cana 100 mg groep en -1,6 kg (-1,8% (95% BI -2,6 tot -1,0) in de cana 300 mg groep. Ook daalde de (vnl systolische) bloeddruk in de canagliflozinegroepen meer dan in de placebogroep. Verschillen in plasmalipiden waren niet significant.
Het totale aantal adverse events en serious adverse events verschilde niet tussen de drie groepen. Wel kwamen er iets meer geneesmiddelgerelateerde adverse events voor in de canagliflozinegroepen. Genitale schimmelinfecties kwamen voor bij vier patiënten die canagliflozine kregen en kwamen niet voor in de placebogroep. In de groep die 300 mg canagliflozine kreeg kwamen iets meer urineweginfecties voor (7 vs 5 in beide andere groepen) en iets meer pollakisurie en houdingsafhankelijke duizeligheid (hoewel het steeds maar enkele patiënten betreft).
Hypoglykemie kwam alleen voor bij patiënten die al insuline of sulfonylureumderivaten gebruikten (dat was 96% van de patiënten). Binnen deze groep kwam hypoglykemie voor bij 36,4% in de placebogroep en bij 52,9% en 51,2% van de patiënten die canagliflozine 100 resp 300 mg kregen. Ernstige hypoglykemie kwam voor bij 4 patiënten in de 100 mg groep, 1 patiënt in de 300 mg groep en 1 patiënt in de placebogroep.
Bewijskracht van de literatuur
De bewijskracht voor de HbA1c-daling, complicaties en bijwerkingen is met twee niveaus verlaagd wegens indirectheid (patiëntenpopulatie) en heterogeniteit.
Dapagliflozine
Er was één RCT die voldeed aan de inclusiecriteria.
Dapagliflozine vs placebo
Leiter (2014) voerde een multicenter RCT uit bij 964 patiënten met diabetes type 2 in 173 centra in 10 landen. Patiënten met een HbA1c tussen de 7 en 10% en met bevestigde hart- en vaatziekten werden geïncludeerd. Patiënten werden gestratificeerd naar leeftijd (< of >65 jaar), insulinegebruik (ja of nee) en tijd sinds laatste cardiovasculaire event (< of > 1 jaar). Naast hun gebruikelijke medicatie ontvingen de patiënten 1 dd 10 mg dapagliflozine of placebo. Primaire uitkomst was verandering in HbA1c vanaf de start van de studie, en het aantal patiënten dat een gecombineerd eindpunt bereikte (HbA1c-afname van ≥0,5%, gewichtsreductie van ≥3% en daling van de systolische bloeddruk van ≥3mmHg).
In de groep >65 jaar daalde het HbA1c na 24 weken met 0,3% (95% BI -0,4 tot -0,2) in de dapagliflozinegroep en met 0,1% (95% BI -0,1 tot 0,2) in de controlegroep (p<0,001). Het gecombineerde eindpunt werd in de dapagliflozinegroep door 9,1% (95% BI 5,3 tot 12,9%) van de oudere deelnemers bereikt en in de placebogroep door 2,3% (95% BI 0,3 tot 4,2) (p<0,01). Het lichaamsgewicht nam ook significant meer af in de dapagliflozinegroep (2,6 kg vs 0,7 kg).
Vier van de zes auteurs werkten voor Astra Zeneca en droegen bij aan studie design, analyse en interpretatie van de data, en aan het schrijven en de revisie van het manuscript.
Bewijskracht van de literatuur
De bewijskracht voor de HbA1c-daling en gewichtsdaling is met twee niveaus verlaagd wegens indirectheid (patiëntenpopulatie) en kleine aantallen eindpunten.
Empagliflozine
Er was één RCT die voldeed aan de inclusiecriteria.
Empagliflozine vs. placebo
De studie van Zinman (2015) onderzocht in een RCT het effect van empagliflozine, als aanvullende behandeling op de reeds gestarte glucoseverlagende behandeling, op cardiovasculaire bijwerkingen en mortaliteit bij patiënten met type 2 diabetes mellitus en hart- en vaatziekten. Er werden 7020 patiënten (gemiddelde leeftijd 63 jaar, inclusiecriterium ≥18 jaar) gerandomiseerd over drie groepen: empagliflozine 1 dd 10 mg (n=2.345), empagliflozine 1 dd 25 mg (n=2.342), en placebo (n=2.333), voor de statistische analyse werden de twee empagliflozine-groepen gepoold.
Ongeveer 20 procent gebruikte geen bloedglucoseverlagende middelen bij aanvang van de studie en de helft van de patiënten gebruikte twee of meer middelen. Meest gebruikte middelen waren metformine (74 procent) en insuline (48 procent).
De primaire uitkomstmaat was dood door cardiovasculaire oorzaak, niet-fataal myocardinfarct of niet-fataal CVA en kwam significant minder vaak voor bij patiënten die behandeld werden met empagliflozine (gepoold) dan bij de placebogroep (490 vs. 282, HR 0,86; 95% BI 0,74 tot 0,99; p<0,001 voor de hypothese dat empagliflozine niet inferieur is aan placebo en p=0,04 voor de hypothese van superioriteit van het middel). Voor de afzonderlijke empagliflozine-groepen werd geen significant verschil ten opzichte van placebo gevonden. Het gepoolde effect was eigenlijk geheel toe te schrijven aan de oudere leeftijdsgroep (patiënten ≥65 jaar: HR 0,71; 95% BI 0,59 tot 0,87; patiënten <65 jaar: HR 1,04 (95% BI 0,84 tot 1,29).
Vergeleken met placebo gaf empagliflozine (gepoold) een significant lager risico op overlijden door cardiovasculaire oorzaken (HR 0,62; 95% BI 0,49 tot 0,77; p<0,001), overlijden door iedere oorzaak (HR 0,68; 95% BI 0,57 tot 0,82; p<0,001) en ziekenhuisopname door hartfalen (HR 0,65; 95% BI 0,50 tot 0,85; p=0,002). Ook hier was het effect in de groep ≥65 jaar groter (HR 0,54 (95% BI 0,40 tot 0,73) dan in de jongere groep (HR 0,72 (95% BI 0,52 tot 1,01).
Voor alle andere gerapporteerde uitkomstmaten werd geen significant verschil gevonden, en worden geen aparte resultaten vermeld voor ≥65 jaar.
Na de eerste 12 weken was het verschil in HbA1c met de placebogroep (adjusted mean difference) in de empagliflozine 1 dd 10mg groep 0,54% (95% BI −0,58 tot −0,49) en in de groep die 1 dd 25 mg ontving 0,60% (95% BI −0,64 tot −0,55). Na 206 weken was het verschil in HbA1c met de placebogroep 0,24% (95% BI −0,40 tot −0,08) in de 10 mg groep en 0,36% (95% BI −0,51 tot −0,20) in de 25 mg groep.
In de drie de studiegroepen was het aantal bevestigde incidenten van hypoglykemie gelijk (empagliflozine 10 mg: 656 (28,0%), empagliflozine 20 mg: 647 (27,6%), placebo: 650 (27,9%), p>0,05.
Er was een verhoogde incidentie van genitale infectie bij patiënten behandeld met empagliflozine (placebo 1,8%, empagliflozine 10 mg 6,5%, empagliflozine 25 mg 6,3%), verder was het aantal patiënten met bijwerkingen in de onderzoeks- en controlegroep gelijk. De studie werd gesponsord door Boehringer Ingelheim en Eli Lilly.
Bewijskracht van de literatuur
De bewijskracht voor HbA1c-daling, cardiovasculaire bijwerkingen en mortaliteit is met een niveau verlaagd wegens indirectheid (patiëntenpopulatie).
Zoeken en selecteren
Om de uitgangsvraag te kunnen beantwoorden is er een systematische literatuuranalyse verricht naar de volgende zoekvraag (vragen):
Wat is de effectiviteit van dipeptidyl-peptidase 4 (DPP4)-remmers, glucagon like peptide 1 (GLP1)-receptoragonisten en natriumglucose-cotransporter 2 (SGLT2)-remmers bij de oudere patiënt met diabetes, en wat zijn specifieke bijwerkingen?
P: Ouderen > 70 jaar met diabetes mellitus
I: Dipeptidyl-peptidase 4-remmers (DPP4-remmers), glucagon-like peptide 1-receptoragonisten (GLP1-receptoragonist), natriumglucose-cotransporter 2 remmers (SGLT2-remmer).
C: Placebo of andere glucoseverlagende behandeling
O: HbA1c-daling, micro- en macrovasculaire morbiditeit, mortaliteit, plasma fasting glucose (FPG), totaal cholesterol (TC), low-density-lipoproteïnen (LDL), high-density-lipoproteïnen (HDL), triglyceriden (TG), bijwerkingen.
Relevante uitkomstmaten
De werkgroep achtte HbA1c-daling, effect op micro- en macrovasculaire morbiditeit, mortaliteit en bijwerkingen (specifiek hypoglykemie, gewichtsdaling of -stijging) belangrijke uitkomstmaten voor de besluitvorming.
De werkgroep definieerde niet a priori de genoemde uitkomstmaten, maar hanteerde de in de studies gebruikte definities.
Zoeken en selecteren (Methode)
In de databases Medline (OVID), Embase en de Cochrane Library is met relevante zoektermen gezocht naar RCT’s en systematische reviews die de verschillende nieuwe glucoseverlagende medicatie met elkaar vergeleek. De zoekverantwoording is weergegeven onder het tabblad Verantwoording.
In eerste instantie is gezocht op de groepsnamen van de drie geneesmiddelgroepen. Deze literatuurzoekactie leverde 378 treffers op. Op basis van titel en abstract werden in eerste instantie 60 studies voorgeselecteerd. Na raadpleging van de volledige tekst, werden vervolgens 55 studies geëxcludeerd (zie exclusietabel onder het tabblad Verantwoording) en vijf studies definitief geselecteerd (Elmore, 2014; Schweizer, 2013; Barnett, 2013; Schweizer, 2009; Garber, 2008). Eén hiervan (Elmore, 2014) was een systematische review, waaruit uiteindelijk twee RCT’s afzonderlijk zijn geanalyseerd (Bode, 2013; Yale, 2013). Eén artikel dat werd gepubliceerd na de laatste searchdatum werd op verzoek van de werkgroep op een later tijdstip nog beoordeeld (Zinman, 2015).
Omdat in de resultaten studies ontbraken zijn aanvullende searches gedaan op namen van de individuele geneesmiddelen. Dit leverde de volgende resultaten op: voor alogliptine 39 hits waarvan één studie is geïncludeerd (Rosenstock, 2013), voor dulaglutide en empagliflozine 9 hits waarvan geen geïncludeerd, voor de overige middelen 166 hits waarvan 38 voorgeselecteerd en 6 uiteindelijk geïncludeerd (Pawaskar, 2012; Schernthaner, 2015; Hartley, 2015; Chien, 2011; Barzilai, 2011; Strain, 2013). Eén studie naar dapaglifozine (Leiter, 2014) werd niet gevonden in de search (betrof niet specifiek ouderen) en is later toegevoegd omdat de leeftijdsgroep >65 jaar wel apart is geanalyseerd.
Studies werden geselecteerd op grond van de volgende selectiecriteria:
- Relevant voor beantwoording van de uitgangsvraag.
- Betreft primair (origineel) onderzoek of systematische review.
- Studiepopulatie komt overeen met patiëntengroep waarvoor richtlijn bedoeld is.
- Uitkomstmaten komen overeen met gekozen uitkomstmaten.
Vijftien onderzoeken zijn opgenomen in de literatuuranalyse. De belangrijkste studiekarakteristieken en resultaten zijn opgenomen in de evidencetabellen. De beoordeling van de individuele studieopzet (risk of bias) is opgenomen in de risk of bias tabellen.
Referenties
- Abdelhafiz AH, Rodríguez-Mañas L, Morley JE, Sinclair AJ. Hypoglycemia in older people - a less well recognized risk factor for frailty. Aging Dis 2015 Mar10;6(2):156-67. PMID: 25821643 PMCID: PMC4365959 DOI: 10.14336/AD.2014.0330.
- Action to Control Cardiovascular Risk in Diabetes Study Group. Gerstein HC, Miller ME, Byington RP, et al. Effects of intensive glucose lowering in type 2 diabetes. N Engl J Med 2008;358(24):254559. PMID: 18539917 PMCID: PMC4551392 DOI: 10.1056/NEJMoa0802743.
- ADVANCE Collaborative Group. Patel A, MacMahon S, Chalmers J, et al. Intensive blood glucose control and vascular outcomes in patients with type 2 diabetes. N Engl J Med. 2008;358(24):256072. PMID: 18539916 DOI: 10.1056/NEJMoa0802987.
- Alagiakrishnan K, Mereu L. Approach to managing hypoglycemia in elderly patients with diabetes. Postgrad Med. 2010; 122(3):129-37. PMID: 20463422 DOI: 10.3810/pgm.2010.05.2150.Bode B, Stenlöf K, Sullivan D, et al. Efficacy and safety of canagliflozin treatment in older subjects with type 2 diabetes mellitus: a randomized trial. Hosp Pract (1995). 2013 Apr;41(2):72-84. doi: 10.3810/hp.2013.04.1020. PMID: 23680739.
- Bolinder J, Ljunggren Ö, Johansson L, et al. Dapagliflozin maintains glycaemic control while reducing weight and body fat mass over 2 years in patients with type 2 diabetes mellitus inadequately controlled on metformin. Diabetes Obes Metab. 2014 Feb;16(2):159-69. doi: 10.1111/dom.12189. PMID: 23906445.
- Duckworth W, Abraira C, Moritz T, et al.; VADT Investigators. Glucose control and vascular complications in veterans with type 2 diabetes. N Engl J Med. 2009 Jan 8;360(2):129-39. PMID: 19092145 DOI: 10.1056/NEJMoa0808431.
- Elmore LK, Baggett S, Kyle JA et al. A review of the efficacy and safety of canagliflozin in elderly patients with type 2 diabetes. Consult Pharm. 2014;29(5):335-46. doi: 10.4140/TCP.n.2014.335. PMID: 24849690.
- EMA. EMA confirms recommendations to minimise ketoacidosis risk with SGLT2 inhibitors for diabetes. 26 februari 2016.
- EMA, Summary of product characteristics, information canagliflozine, http://www.ema.europa.eu/ema/, oktober 2016.
- EMA, Summary of product characteristics empagliflozine, http://www.ema.europa.eu/ema/, oktober 2016.
- EMA, Summary of product characteristics dapagliflozine, http://www.ema.europa.eu/ema/, oktober 2016.
- Farmacotherapeutisch kompas. www.farmacotherapeutischkompas.nl, oktober 2016.
- FDA. FDA Drug Safety Communication: FDA revises label of diabetes drug canagliflozin (Invokana, Invokamet) to include updates on bone fracture risk and new information on decreased bone mineral density. 10 september 2015.
- FDA Prescribing information (03/2016): INVOKANA® (canagliflozin) tablets, for oral use. [cited 2016 Apr 8]. Available from: http://www.accessdata.fda.gov/drugsatfda_docs/label/2016/204042s011lbl.pdf.
- FDA Prescribing information (12/2015): FARXIGA® (dapagliflozin) tablets, for oral use. [cited 2016 Apr 8]. Available from: http://www.accessdata.fda.gov/drugsatfda_docs/label/2015/202293s008lbl.pdf.
- FDA Prescribing information (03/2016): JARDIANCE® (empagliflozin) tablets, for oral use. [cited 2016 Apr 8]. Available from: http://www.accessdata.fda.gov/drugsatfda_docs/label/2016/204629s005lbl.pdf.
- Heerspink HJ, Perkins BA, Fitchett DH, et al. Sodium glucose cotransporter 2 inhibitors in the treatment of diabetes mellitus: cardiovascular and kidney effects, potential mechanisms, and clinical applications. Circulation. 2016 Sep 6;134(10):752-72. doi: 10.1161/CIRCULATIONAHA.116.021887. Review. PMID: 27470878.
- Gupta V, Lipsitz LA. Orthostatic hypotension in the elderly: diagnosis and treatment. Am J Med. 2007 Oct;120(10):841-7. DOI: 10.1016/j.amjmed.2007.02.023. PMID: 17904451.
- Instituut voor Verantwoord Medicijngebruik. www.medicijnkosten.nl, oktober 2016.
- Inzucchi SE, Bergenstal RM, Buse JB, et al. Management of hyperglycemia in type 2 diabetes: a patient-centered approach. Position statement of the American Diabetes Association (ADA) and the European Association for the Study of Diabetes (EASD). Diabetes Care. 2012 Jun;35(6):1364-79. doi: 10.2337/dc12-0413. Erratum in: Diabetes Care. 2013 Feb;36(2):490. PMID: 22517736.
- Inzucchi SE, Bergenstal RM, Buse JB, et al. Management of hyperglycemia in type 2 diabetes, 2015: a patient-centered approach: update to a position statement of the American Diabetes Association and the European Association for the Study of Diabetes. Diabetes Care. 2015;38(1):140-9. PMID: 25538310 DOI: 10.2337/dc14-2441.
- Kohler S, Salsali A, Hantel S, et al. Safety and tolerability of empagliflozin in patients with type 2 diabetes. Clin Ther. 2016 Jun;38(6):1299-313. doi: 10.1016/j.clinthera.2016.03.031. Epub 2016 Apr 13. PMID: 27085585.
- Leiter LA, Cefalu WT, de Bruin TW, et al. Dapagliflozin added to usual care in individuals with type 2 diabetes mellitus with preexisting cardiovascular disease: a 24-week, multicenter, randomized, double-blind, placebo-controlled study with a 28-week extension. J Am Geriatr Soc. 2014 Jul;62(7):1252-62. doi: 10.1111/jgs.12881. PMID: 24890683.
- Liakos A, Karagiannis T, Athanasiadou E, et al. Efficacy and safety of empagliflozin for type 2 diabetes: a systematic review and meta-analysis. Diabetes Obes Metab. 2014 Oct;16(10):984-93. doi: 10.1111/dom.12307. Review. PMID: 24766495.
- Ljunggren Ö, Bolinder J, Johansson L, et al. Dapagliflozin has no effect on markers of bone formation and resorption or bone mineral density in patients with inadequately controlled type 2 diabetes mellitus on metformin. Diabetes Obes Metab. 2012 Nov;14(11):990-9. doi: 10.1111/j.1463-1326.2012.01630.x. PMID: 22651373.
- Mikhail N. Use of sodium-glucose cotransporter type 2 inhibitors in older adults with type 2 diabetes mellitus. South Med J. 2015 Feb;108(2):91-6. doi: 10.14423/SMJ.0000000000000235. Review. PMID: 25688893.
- Neal B, Perkovic V, de Zeeuw D, et al. Rationale, design, and baseline characteristics of the CANagliflozin cardioVascular Assessment Study (CANVAS)a randomized placebo-controlled trial. Am Heart J. 2013 Aug;166(2):217-223.e11. doi: 10.1016/j.ahj.2013.05.007. PMID: 23895803.
- Neal B, Perkovic V, Mahaffey KW, et al. CANVAS Program Collaborative Group. Canagliflozin and Cardiovascular and Renal Events in Type 2 Diabetes. N Engl J Med. 2017;377(7):644-657. PMID: 28605608 DOI: 10.1056/NEJMoa1611925.
- Nyirjesy P, Sobel JD, Fung A, et al. Genital mycotic infections with canagliflozin, a sodium glucose co-transporter 2 inhibitor, in patients with type 2 diabetes mellitus: a pooled analysis of clinical studies. Curr Med Res Opin. 2014 Jun;30(6):1109-19. doi: 10.1185/03007995.2014.890925. Epub 2014 Feb 21. PMID: 24517339.
- Rutten GEHM, De Grauw WJC, Nijpels G, et al. NHG-Standaard Diabetes mellitus type 2 (derde herziening). Huisarts Wet 2013;56(10):512-25.
- Sinclair AJ, Bode B, Harris S, et al. Efficacy and safety of canagliflozin in individuals aged 75 and older with type 2 diabetes mellitus: a pooled analysis. J Am Geriatr Soc. 2016 Mar;64(3):543-52. doi: 10.1111/jgs.14028. PMID: 27000327.
- Skyler JS, Bergenstal R, Bonow RO, et al. Intensive glycemic control and the prevention of cardiovascular events: implications of the ACCORD, ADVANCE, and VA diabetes trials: a position statement of the American Diabetes Association and a scientific statement of the American College of Cardiology Foundation and the American Heart Association. Diabetes Care. 2009;32:187192. Erratum in Diabetes Care. 2009 Apr;32(4):754. PMID: 19092168 PMCID: PMC2606812 DOI: 10.2337/dc08-9026
- Verenso. Multidisciplinaire Richtlijn Diabetes, Verantwoorde Diabeteszorg bij kwetsbare ouderen thuis en in verzorgings- of verpleeghuizen. Utrecht: Verenso 2011.
- Watts NB, Bilezikian JP, Usiskin K, et al. Effects of canagliflozin on fracture risk in patients with type2 diabetes mellitus. J Clin Endocrinol Metab. 2016 Jan;101(1):157-66. doi: 10.1210/jc.2015-3167. PMID: 26580237.
- Yale JF, Bakris G, Cariou B, et al. Efficacy and safety of canagliflozin in subjects with type 2 diabetes and chronic kidney disease. Diabetes Obes Metab. 2013 May;15(5):463-73. doi: 10.1111/dom.12090. PMID: 23464594.
- Yang XP, Lai D, Zhong XY, et al. Efficacy and safety of canagliflozin in subjects with type 2 diabetes: systematic review and meta-analysis. Eur J Clin Pharmacol. 2014 Oct;70(10):1149-58. doi: 10.1007/s00228-014-1730-x. Epub 2014 Aug 16. PMID: 25124541.
- Zhang M, Zhang L, Wu B, et al. Dapagliflozin treatment for type 2 diabetes: a systematic review and meta-analysis of randomized controlled trials. Diabetes Metab Res Rev. 2014 Mar;30(3):204-21. doi: 10.1002/dmrr.2479. PMID: 24115369.
- Zinman B, Wanner C, Lachin JM, et al. Empagliflozin, cardiovascular outcomes, and mortality in type 2 diabetes. N Engl J Med. 2015 Nov 26;373(22):2117-28. doi: 10.1056/NEJMoa1504720. PMID: 26378978.
Evidence tabellen
Exclusietabel eerste search
Nr |
Auteur en jaartal |
Redenen van exclusie |
Mogelijke systematische reviews |
||
1 |
Scheen 2015 |
Expert opinie |
2 |
Brietzke 2015 |
Achtergrondartikel |
3 |
Tella 2014 |
Niet verkrijgbaar |
6 |
Russel 2013 |
Review, niet systematisch |
9 |
Schernthaner 2012 |
Gepoolde analyse niet systematisch |
10 |
Olokoba 2012 |
Narrative review |
13 |
Cornell 2012 |
Review, niet systematisch |
14 |
Germino 2011 |
Systematische review slechte kwaliteit |
16 |
Schweizer 2010 |
Gepoolde analyse, niet systematisch. |
17 |
Schwartz 2010 |
Systematische review matige kwaliteit |
18 |
Keating 2010 |
Review, niet-systematisch |
19 |
Neumiller 2009 |
Review, niet systematisch |
21 |
Bode 2009 |
Niet full tekst beschikbaar |
Mogelijke RCT’s |
||
1 |
Mikhail 2015 |
Review, niet-systematisch. |
2 |
Haak 2015 |
Review, niet systematisch. |
3 |
Shankar 2015 |
Gepoolde analyse, niet systematisch |
6 |
Toderika 2014 |
Review, niet systematisch |
7 |
Seino 2014 |
Expert opinion |
8 |
Schernthaner 2014 |
Gepoolde analyse, niet systematisch |
9 |
Scheen 2014 |
Narrative review, artikel in Frans |
10 |
Scheen 2014 |
Expert opinion. |
15 |
Mikhail 2014 |
Review, niet systematisch, niet ouderen. |
16 |
McKeage 2014 |
Review, niet systematisch, niet ouderen. |
17 |
Keating 2014 |
Review, niet systematisch, niet ouderen. |
19 |
Groop 2014 |
Gepoolde analyse, niet systematisch |
23 |
Websky 2013 |
Review, niet systematisch. |
26 |
Schweizer 2013 |
Dubbelpublicatie met geïncludeerde studie |
35 |
Scheen 2012 |
Narrative review |
36 |
Rendell 2012 |
Expert opinion |
37 |
Penfornis 2012 |
Real life cohortonderzoek |
40 |
He 2012 |
Farmacokinetiek en –dynamiek |
48 |
Bourdel-Marchasson 2011 |
Review, niet systematisch |
49 |
Bode 2011 |
Gepoolde analyse, niet systematisch |
52 |
Scott 2010 |
Review, niet systematisch |
62 |
Halimi 2010 |
Review, niet systematisch |
66 |
Pratley 2009 |
Gepoolde analyse, niet systematisch |
73 |
Abbatecola 2008 |
Review, niet systematisch |
Diverse designs |
||
7 |
Gejl 2015 |
Nested case control, cardiovasculaire eindpunten |
9 |
Avogaro 2015 |
Review, niet systematisch. |
16 |
Thomsen 2014 |
Case control study. |
18 |
Stein 2014 |
Expert opinion. |
46 |
Marino 2014 |
Review, niet systematisch. |
48 |
Kurioka 2014 |
Geen RCT |
52 |
Kim 2014 |
Geen RCT |
81 |
Valeron 2013 |
Review, niet systematisch |
113 |
Lamos 2013 |
Review, niet systematisch |
120 |
Ionica 2013 |
Geen RCT (cohort) |
142 |
Zanchi 2012 |
Expert opinion |
144 |
Von Eynatten 2012 |
Gepoolde analyse 2 RCT’s |
200 |
Rendell 2011 |
Niet gevonden, waarschijnlijk abstract |
205 |
Patel 2011 |
Abstract |
211 |
Mistry 2011 |
Geen RCT, retrospectieve studie |
230 |
Best 2011 |
Geen RCT. Retrospectieve analyse database |
253 |
Pratley 2009 |
Abstract? Gepoolde analyse niet systematisch |
261 |
Barzilai 2009 |
Andere uitkomstmaat |
Exclusietabel aanvullende search
Nr |
Auteur en jaartal |
Redenen van exclusie |
Mogelijke systematische reviews |
||
2 |
Saeed 2014 |
Review, niet systematisch |
3 |
Davis 2014 |
Review, niet systematisch |
4 |
Schernthaner 2012 |
Gepoolde analyse, niet systematisch |
6 |
Schweizer 2010 |
Gepoolde analyse, niet systematisch |
7 |
Schwartz 2010 |
Systematische review maar search en beoordeling niet goed beschreven |
Mogelijke RCT’s |
||
|
|
|
1 |
Shankar 2015 |
Gepoolde analyse drie studies, niet systematisch |
3 |
Scheen 2015 |
Review, niet systematisch |
4 |
Scheen 2015 |
Review, niet systematisch |
5 |
Ludemann 2015 |
Andere primaire uitkomst, kleine aantallen |
7 |
Leiter 2015 |
Niet de juiste onderzoekspopulatie (ouderen met HVZ of meerdere risicofactoren), uitkomst cardiovasculair). |
8 |
Inzucchi 2015 |
Gepoolde analyse van 2 RCT's, niet systematisch. Eén RCT is geïncludeerd (Barnett) |
15 |
Ayvaz 2015 |
Observationeel cohort, zonder controlegroep. |
17 |
Schernthaner 2014 |
Gepoolde analyse, niet systematisch |
19 |
Round 2014 |
Gepoolde analyse, niet systematisch |
23 |
Mikhail 2014 |
Review, niet systematisch |
24 |
Mikhail 2014 |
Review, niet systematisch |
25 |
McKeage 2014 |
Review, niet systematisch |
26 |
Hsieh 2014 |
Observationeel cohort, zonder controlegroep. |
27 |
von Websky 2013 |
Review, niet systematisch. |
31 |
Capuano 2013 |
Review, niet systematisch. |
39 |
Schweizer 2011 |
Gepoolde analyse, niet systematisch |
43 |
Bourdel-Marchasson 2011 |
Review, niet systematisch |
48 |
Halimi 2010 |
Review, niet systematisch |
54 |
Pratley 2007 |
Gepoolde analyse, niet systematisch |
Diverse designs |
||
31 |
Sicras-Mainar 2014 |
Observationele retrospectieve studie |
Exclusietabel full-tekst Alogliptine
Diverse designs |
||
7 |
Avogaro 2015 |
Narrative review |
9 |
Pratley 2014 |
Review, niet systematisch |
23 |
Moghissi 2013 |
Narrative review |
Evidence tabellen DPP-4-remmers
Alogliptine
Study reference |
Study characteristics |
Patient characteristics 2 |
Intervention (I) |
Comparison / control (C) 3 |
Follow-up |
Outcome measures and effect size 4 |
Comments |
Rosenstock 2013 |
Type of study: RCT
Setting: Multinational
Country: USA
Source of funding: Takeda Pharmaceuticals North America, Inc. |
Inclusion criteria: Age ≥ 65 years Patients on diet and exercise alone during 2 months before screening and with HbA1C 6,5-9,0% Patients on oral anti-diabetic monotherapy with HbA1C 6,5-8,0%
Exclusion criteria: Not reported
N total at baseline: Intervention: 222 Control: 219
Important prognostic factors2: Age ± SD: I: 70,11 ± 4,42 C:69,8 ± 4,07
Sex: I: 45,9% M C: 43,8% M
Baseline HbA1C % ± SD: I: 7,50 % ± 0,703 C: 7,45% ± 0,634
Duration of t2DM Groups comparable at baseline? Yes
|
Treatment: Alogliptin 25 mg/d
Test: Blood glucose levels, measured by patients using a blood glucose meter with automatic storage of the results.
|
Treatment: Glipizide 5 – 10 mg/d
Test: Blood glucose levels, measured by patients using a blood glucose meter with automatic storage of the results. |
Length of follow-up: 52 weeks
Incomplete outcome data: Intervention: 89 (41,1%) Reasons Hyperglycaemic rescue: 55 (24,8%) Adverse event: 16 (7,2%) Lost to follow up: 0 major protocol deviation: 4 (1,8%) Voluntary withdrawal: 12 (5,4%) Other: 2 (0,9%)
Control: 94 (43%) Reasons Hyperglycaemic rescue: 47 (21,5%) Adverse event: 20 (9,1%) Lost to follow up: 4 (1,8%) major protocol deviation: 7 (3,2%) Voluntary withdrawal: 16 (7,3%) Other: 0
|
Outcome measures and effect size (include 95%CI and p-value if available):
Primary endpoint: HbA1C mean changes from baseline (7,5%) at week 52: LS mean (s.e.) I: - 0,14% (0,06) C: -0,09% (0,07) One-sided 97,5% CI: - ∞, 0.13%
Secondary endpoints: Hypoglycaemia: I: 31 episodes in 5,5% of patients C: 323 episodes in 26,0% of patients
Severe hypoglycaemia: I: 0 patients C: 3 patients
Weight and lipids: kg (s.d.) I: -0,62 (0,227) kg C: +0,60 (0,233) kg (P<0,001)
Triglycerides: I: -8,0% C: +1,2% (P=0,046)
No significant differences for TC; HDL; LDL
Safety: SAE’s: I: 16 (7.2%) C: 13 (5.9%)
Drug related SAE’s (per investigator) I: 4 (1.8%) C: 1 (0.5%) |
Primary outcomes were conducted using the Per Protocol Set, which included patients from the Full Analysis Set who had no major protocol violations.
Secondary outcomes were assessed with the FAS, defined as all patients who had at least one dose of study drugs and at least one post-baseline assessment for the particular variable being analysed.
Safety outcomes were assessed by the safety set, and included all patients who had taken one dose of the study drugs.
Hypoglycaemic events were mostly mild to moderate in both groups.
Common AE’s (>5%) Urinary tract infection, dizziness, headache, diarrhoea, nasopharyngitis, arthralgia, hypertension, back pain, upper respiratory tract infection.
|
Risk of bias table alogliptine
Study reference
(first author, publication year) |
Describe method of randomisation1 |
Bias due to inadequate concealment of allocation?2
(unlikely / likely / unclear) |
Bias due to inadequate blinding of participants to treatment allocation?3
(unlikely / likely / unclear) |
Bias due to inadequate blinding of care providers to treatment allocation?3
(unlikely / likely / unclear) |
Bias due to inadequate blinding of outcome assessors to treatment allocation?3
(unlikely / likely / unclear) |
Bias due to selective outcome reporting on basis of the results?4
(unlikely / likely / unclear) |
Bias due to loss to follow-up?5
(unlikely / likely / unclear) |
Bias due to violation of intention to treat analysis?6
(unlikely / likely / unclear) |
Rosenstock 2013 |
Randomized, exact method not reported. |
Unclear |
Unlikely
|
Unlikely
|
Unlikely
|
Unlikely |
Unlikely |
Unlikely |
Linagliptine
Study reference |
Study characteristics |
Patient characteristics 2 |
Intervention (I) |
Comparison / control (C) 3
|
Follow-up |
Outcome measures and effect size 4 |
Comments |
Barnett 2013
|
Type of study: RCT
Setting: Multinational
Country: Australia, Canada, Denmark, the Netherlands, Sweden
Source of funding: Sponsoring by Boeringer Ingelheim
Authors participated in design of the study, interpretation of data, and drafting and revision of the manuscript. RJ participated in design of the study, performed the statistical analysis, and participated in interpretation of data and drafting and revision of the manuscript were employees of Boehringer Ingelheim. |
Inclusion criteria: T2DM, Age ≥70 yr Receiving stable dosis of metformin, SU, basal insulin for ≥ 8 weeks.
Exclusion criteria: fasting plasma glucose ≥ 13.3 mmol/L, impaired hepatic function, myocardial infarction, stroke or TIA within 3 months before study, previous bariatric surgery, current treatment with rapid-acting or premixed insulin, or systemic steroids. Treatment within the previous 3 months with thiazolidinedione, αglucosidase inhibitor, meglitinide, GLP1 analogue, DPP4 inhibitor or anti-obesity drug.
N total at baseline: I: 162 C: 79
N Full analysis set I: 160 C: 78
Important prognostic factors: age ± SD: I: 74,9 (4,4) C: 74,9 (4,2)
Sex: I: 71,6% male C: 62,0% male
Baseline HbA1C: I: 7,8% (0,8) C: 7,7% (0,7)
BMI: I: 29,6 kg/m2 (4,7) C: 29,8 kg/m2 (4,5)
Groups comparable at baseline? Yes |
Treatment: Linagliptin 5 mg/day in addition to existing glucose lowering treatment
Test: Every 6 weeks blood sampling of HbA1c, fasting glucose, examination of vital signs, and documentation of any adverse events and use of concomitant therapies.
Bodyweight and 12 lead ECG at randomisation and week 24
Urine and blood samples for laboratory safety assessments at randomisation, week 12 and week 24. |
Treatment: Placebo in addition to existing glucose lowering treatment
Test: Every 6 weeks blood sampling of HbA1c, fasting glucose, examination of vital signs, and documentation of any adverse events and use of concomitant therapies.
Bodyweight and 12 lead ECG at randomisation and week 24
Urine and blood samples for laboratory safety assessments at randomisation, week 12 and week 24. |
Length of follow-up: 24 weeks
Loss-to-follow-up: Intervention: n= 16/162 Reasons: 8 adverse event 7 protocol violation 1 refused to continue
Control: n= 5/79 Reasons: 1 adverse event 3 protocol violation 1 refused to continue
|
Outcome measures and effect size (include 95%CI and p-value if available):
Primary outcome: Mean change in HbA1C from baseline (s.e.) I: -0,61% (0,06) C: 0,04% (0,07) Difference linagliptin - placebo: -0,64% (0,08) 95% CI -0,81 to –0,48; P<0,0001)
Secondary outcome: Proportion of patients achieving HbA1C ≤7,0% I: 38,9% C: 8,3% OR: 8,32; 95% CI 3,32-20,84; P<0,0001
Others: Proportion of patients with ≥ 0,5% change in baseline I: 54,4% C: 12,8%
Placebo adjusted mean reduction in FPG in linagliptin: -1,15 mmol/L (95% CI -1,68 to -0,62, P<0,0001)
Safety:
Proportion patients reporting an AE. N (%) I: 123 (75,9%) C:60 (75,9%) RR: 1,01; 95%CI 0,87 to 1,18; p=0,87
Proportion of patients reporting a SAE n (%): I: 9 (5,9%) C: 3 (3,8%)
Deaths: None
Withdrawals due to AE’s: n (%) I: 8 (4,9%) C: 1 (1,3%)
Hypoglycaemia6 n (%) I: 37, (22,8%) C: 13, (16,5%)
cardiovascular events n (%) I: 2 (1,2%) C: 0
Mean change from baseline in bodyweight (sd) I: -0,2 kg (2,3) C:-0,6 kg (2,2) between group difference 0,40; 95%CI -0,2 to 1,00; p=0,19
|
Doses and background treatment maintained in first 12 weeks, after that changes (defined as ≥ 20%) were allowed.
Placebo adjusted mean changes in HbA1c were similar between subgroups of age, duration of diabetes, renal function, and concomitant therapy.
SAE’s were deemed not related to study group.
Higher incidence (not significant) in patients using linagliptin patients is likely due to the increased incidence of concomitant treatment with SU (30,5% in linagliptin group vs 16,3% in placebo group).
|
Risk of bias table Linagliptine
Study reference
(first author, publication year) |
Describe method of randomisation1 |
Bias due to inadequate concealment of allocation?2
(unlikely/likely/unclear) |
Bias due to inadequate blinding of participants to treatment allocation?3
(unlikely/likely/unclear) |
Bias due to inadequate blinding of care providers to treatment allocation?3
(unlikely/likely/unclear) |
Bias due to inadequate blinding of outcome assessors to treatment allocation?3
(unlikely/likely/unclear) |
Bias due to selective outcome reporting on basis of the results?4
(unlikely/likely/unclear) |
Bias due to loss to follow-up?5
(unlikely/likely/unclear) |
Bias due to violation of intention to treat analysis?6
(unlikely/likely/unclear) |
Barnett 2013 |
Randomized 2:1 (intervention vs control) Stratified by HbA1C level (<8,5% vs. ≥8,5%) and insulin use (yes vs. no) with a block size of four. Computer-generated randomisation lists produced by sponsor. |
Unlikely |
Unlikely
|
Unlikely |
Unlikely |
5. Unclear 6. |
Unlikely
|
Unlikely (primary efficacy analysis was done with the full analysis set (all randomised patients who received at least one dose of study medication, and who had a baseline and at least one on-treatment HbA1c measurement)
|
Saxagliptine
Study reference |
Study characteristics |
Patient characteristics 2 |
Intervention (I) |
Comparison / control (C) |
Follow-up |
Outcome measures and effect size 4 |
Comments |
Schernthaner 2015
|
Type of study: RCT
Setting: Multinational
Country: Austria, Spain, Germany, Norway, Finland, Sweden, Turkey, USA.
Source of funding: AstraZeneca, BristolMeyers Squibb |
Inclusion criteria:
Exclusion criteria:
N total at baseline: 720 Intervention: 360 Control: 360
Important prognostic factors2: age ± SD: I: 72.5 (5.7) C: 72.7 (5.4)
Sex: I: 60.3% M C: 63.3 % M
Mean HbA1C % (sd) I: 7.58 (0.67) C: 7.62 (0.65)
Groups comparable at baseline? Yes |
saxagliptin 5mg/day and placebo
Added to metformin
2-week screening period, a 2-week enrolment period, a 2-week single-blinded (to patients only) placebo lead-in period, and a 52-week double-blinded treatment period, which in turn comprised a 12-week titration period and a 40-week maintenance period |
glimepiride 1mg/day and placebo
Added to metformin
2-week screening period, a 2-week enrolment period, a 2-week single-blinded (to patients only) placebo lead-in period, and a 52-week double-blinded treatment period, which in turn comprised a 12-week titration period and a 40-week maintenance period |
Length of follow-up: 52 weeks
Incomplete outcome data: Intervention: n =71 (19.7%) Reasons: Voluntary discontinuation (n = 17) Safety reasons (n = 1) Protocol non-compliance (n = 1) Incorrect enrolment (n = 0) Lost to follow-up (n = 0) Study-specific criteria (n = 33) AE (n = 15) Death (n = 1) Other (n = 3)
Control: n = 75 (20.8%) Reasons Voluntary discontinuation (n = 19) Safety reasons (n = 1) Protocol non-compliance (n = 3) Incorrect enrolment (n = 2) Lost to follow-up (n = 1) Study-specific criteria (n = 34) AE (n = 7) Death (n = 1) Other (n = 7) |
Outcome measures and effect size (include 95%CI and p-value if available):
The primary efficacy endpoint % patients achieving an HbA1c level of<7.0% at week 52 without confirmed/severe hypoglycaemia: I: 136 (37.9%) C: 137 (38.2%) OR saxagliptine vs glimepiride 0.99 (0.73, 1.34); =0.9415
% of patients with ≥ 1 confirmed/severe hypoglycaemic event: I: 4 (1.1%) C: 55 (15.3%) OR saxagliptine vs glimepiride : 0.06 (0.02, 0.17); p<0.0001
% patients achieving HbA1c <7.0 at week 52 I: 159 (44.7%) C: 193 (54.7%) OR saxagliptine vs glimepiride 0.67 (0.50, 0.90); p=0.0077
Adjusted mean change from baseline to week 52 in mean HbA1c % (95% CI) I: −0.44 (−0.51, −0.37) C: −0.64 (−0.71, −0.57) OR saxagliptine vs glimepiride 0.20 (0.10, 0.30); p<0.0001
Adverse events, excluding hypoglycaemia n (%) I: 213 (59.3) C: 213 (59.3)
≥ 1 serious adverse events I: 41 (11.4) C: 32 (8.9) RR 1.28 (0.83, 1.99) P=0.27
Mean reduction in bodyweight (week 52) I: -0,8 kg (95% CI -1,2 to 0,4) C: + 1,0 kg (95% CI 0,6 to 1,3)
|
Saxagliptin was equally effective as glimepiride regarding the primary efficicay outcome: % patients achieving an HbA1c level of<7.0% at week 52 without confirmed/severe hypoglycaemia.
There were significant less events of conferemed/severe hypoglycaemia in patients treated with saxagliptin.
More patients treated with glimepiride achieve a Hba1c < 7.0 at week 52.
|
Risk of bias table Saxagliptine
Study reference (first author, publication year) |
Describe method of randomisation1 |
Bias due to inadequate concealment of allocation?2
(unlikely/likely/unclear) |
Bias due to inadequate blinding of participants to treatment allocation?3 (unlikely/likely/unclear) |
Bias due to inadequate blinding of care providers to treatment allocation?3 (unlikely/likely/unclear) |
Bias due to inadequate blinding of outcome assessors to treatment allocation?3 (unlikely/likely/unclear) |
Bias due to selective outcome reporting on basis of the results?4
(unlikely/likely/unclear) |
Bias due to loss to follow-up?5
(unlikely/likely/unclear) |
Bias due to violation of intention to treat analysis?6
(unlikely/likely/unclear) |
Schernthaner 2015 |
Interactive web response system, stratified by age to include ~ 60% of patients aged < 75 yr and 40% ≥75 yr. |
Unlikely
|
unlikely |
Unlikely |
unlikely |
Unlikely |
Unlikely
|
Unlikely |
Sitagliptine
Study reference |
Study characteristics |
Patient characteristics |
Intervention (I) |
Comparison / control (C) |
Follow-up |
Outcome measures and effect size |
Comments |
Chien et al. 2011 |
24-week, randomized, open-labeled, parallel-group study
Setting:
Country: Taiwan
Source of funding: not reported
|
Inclusion criteria: - either gender - older than 65 years; - T2DM -taking OAD combinations (sulfonylurea, metformin, and alphaglucosidase inhibitors) but had inadequate response as determined by HbA1c ≥7%
Exclusion criteria: - any significant disease thet were likely to affect the outcome and compliance of this study à - cardiovascular disease -Active liver disease -renal insufficiency (creatinine level of 1,5 mg/dl or higher - use of insulin pump - patients who had to receive any educational program for diabetes management form elsewhere
N total at randomized: Intervention: 49 Control: 48
Characteristics randomized population: Intervention (SD or %) Mean age: I: 73.5 (5.9) years C: 72.65(5.2) years Female (%) I: 63.3 C: 52.1 BMI: I: 26.2 (2.2) kg/m2 C: 26.0 (2.3) kg/m2 Mean HbA1c: I: 9.5 (1.3) % C: 10.0 (1.6)%
Groups were generally well-balanced with respect to baseline demographics and disease characteristics |
Continue existing OAD combinations add-on with Sitaglipin (100 mg daily) |
Continue existing OAD combinations (sulfonylurea, metformin, and alphaglucosidase inhibitors) |
24 weeks of treatment
Discontinued: Intervention: N = 5 Reasons (n) URI (1) UTI (1) Nasopharungitis (1) Sinusitis (0) Low back pain (1) Hypolycemia (1) Diarrhea (0)
Control: N = 3 Reasons (n) URI (1) UTI (0) Nasopharungitis (0) Sinusitis (1) Low back pain (0) Hypolycemia (0) Diarrhea (1)
|
HbA1c LS- Mean change from baseline (%) Baseline vs. week 12 I: -1.0 (-1.3, -0.8) C:-0.0 (-0.2, 0.3) Baseline vs. week 24 I: -1.3 (-1.6, -0.9) C: 0.1 (-0.3, 0.5) Achievement of treatment goal <7% HbA1c (%) Baseline I: 0 (0.0) C: 0 (0.0) Week 24 I: 13 (26.5) C: 0 (0.0)
BMI (kg/m2) Baseline (mean (95% CI)) I: 26.3 (25.7, 27.0) C: 26.1 (25.4, 26.7) Week 12 (mean (95% CI)) I: 26.1 (25.6, 26.6) C: 26.1 (25.6, 26.6) Week 24 (mean (95% CI)) I: 26.2 (25.8, 26.6) C: 26.0 (25.6, 26.5) NS
Clinical AE reported Intervention: N= 5 Control: n= 3 Number serious AEs Intervention: N= 0 Control: n= 0
|
110 patients screened à 13 patients were not randomized because of failure to meet glycemic inclusion criteria at baseline |
Barzilai et al. 2011 |
Randomized, double-blind, placebo-controlled trail
Setting: community- dwelling
Country: USA
Source of funding: sponsored by MercK & CO., Inc. USAà
|
Inclusion criteria: -either gender - community- dwelling -at least 65 years of age -type 2 diabetes that was inadequately controlled by diet and exercise alone (HbA1c 7.0-10.0%) -patients on AHA monotherapy or low-dose combination AHA* therapy at time of screening
Exclusion criteria: -previous treated with insulin or exenatide within 8 weeks prior to screening - T1DM -Active liver disease -recent change in cardiovascular status - an eCrCl <35 mL/min
N total at randomized: 206 Intervention: 102 Control: 104 Completed after discontinued: Intervention: 70 Control: 57 Population analysed for treatment effect on HbA1c: Intervention: 101 Control: 91 Population analysed for safety and tolerability: Intervention:102 Control:104
Characteristics randomized population: Intervention (n= 102 (± SD)) Mean age : 71.6 (6.1) years BMI: 30.8 (5.9) kg/m2 Mean HbA1c: 7.8 (0.6)% Control (n= 104 (± SD)) Mean age : 72.1 (6.0) years BMI: 31.1 (7.2) kg/m2 Mean HbA1c: 7.8 (0.7)%
Baseline demographic, anthropometric, and disease characteristics were similar between the treatment groups.
|
Sitaglipin 100mg q.d. or 50 mg q.d. |
Placebo |
24 weeks of treatment
Discontinued: Intervention: N = 32 Reasons (n) Patients withdrawal consent (12) Lack of Efficacy (11) Clinical AE (5) Protocol deviolation (2) Other (2)
Control: N = 47 Reasons (n) Patients withdrawal consent (21) Lack of Efficacy (18) Clinical AE (4) Protocol deviolation (3) Other (1)
|
Glycaemic endpoints at week 24 HbA1c, % Baseline (mean ±SD) I: 7.8±0.7 C: 7.7±0.8 Change from baseline (LS-mean (95%CI)) I: -0.5 (-0.7—0.2) C: 0.2 (0.0-0.5) Between group difference (95%): -0.7% (-0.9--0.5) P<0.001 HbA1c, %, subgroup with baseline HbA1c <8.0% Baseline (mean ±SD) I: 7.4±0.4 C: 7.4±0.3 Change from baseline (LS-mean (95%CI)) I: -0.4 (-0.6 - -0.1) C: 0.2 (-0.1-0.4) Between group difference (95%): -0.5% (-0.8—0.3) P= 0.043 HbA1c, %, subgroup with baseline HbA1c ≥8.0% to <9.0% Baseline (mean ±SD) I: 8.4±0.2 C: 8.4±0.3 Change from baseline (LS-mean (95%CI)) I: -0.6 (-1.0 - -0.1) C: 0.4 (0.0-0.7) Between group difference (95%): -0.9% (-1.4--0.4) P= 0.043 HbA1c, %, subgroup with baseline HbA1c ≥9.0% Baseline (mean ±SD) I: 9.4±0.3 C: 9.1±0.3 Change from baseline (LS-mean (95%CI)) I: -0.8 (-1.3 - -0.4) C: 0.8 (0.1- 1.5) Between group difference (95%): -1.6% (-1.4--0.4) P= 0.043
At week 24 proportion of patients (%) <7.5% HbA1c I: 35/110 (35) C: 14/91 (15) p<0.001
Clinical adverse events proportion of patients (%) I: 46.1 C: 52.9 Drug-related clinical adverse events proportion of patients (%) I: 10.8 C: 8.7 Serious adverse events proportion of patients (%) I: 6.9 C: 13.5
No AEs of hypogycemia
Body weight (LS-mean change from baseline) I: -1.1 kg C: -1.7kg p=0.299
|
*AHA therapy = antihyperglycemic agent |
Hartley et al. 2015 |
Multinational Randomized, parallel-group double-blind, non-inferiority study
Setting: community- dwelling
Country: USA
Source of funding: provided by MercK & CO., Inc. |
Inclusion criteria: -≥65 and ≤85 years of age - T2DM that was inadequately controlled with diet and exercise alone (HbA1C ≥ 7.0% and ≤ 9.0%)
Exclusion criteria: -previous treated with a DPP-4 inhibitor, insulin od GLP-1 mimetics within 8 weeks prior to screening or -treated with PPAR-ƴ agonists within 16 weeks prior screening -T1DM -Active liver disease -recent history of cardiovascular disease -inadequately controlled hypertension -severe peripheral vascular disease, triglycerides >600 mg/dL, -History of infection with HIV, -hirtory of malignancy or clinically important hematologic disorder -an eGFR <35 mL/min/1.73m2
N total randomized: 480 Intervention: 241 Control: 239 Completed after discontinued: Intervention: 204 Control: 200
Characteristics per-protocol: Intervention (n=197 (± SD)) Mean age: 70.6 (4.8) years BMI: 29.7 (4.0) kg/m2 Mean HbA1c: 7.8 (0.7) % Control (n=191 (± SD)) Mean age: 70.8 (4.9) years BMI: 29.7 (5.1) kg/m2 Mean HbA1c: 7.8 (0.7) %
Groups were well-balanced for baseline demographics and efficacy variables |
Sitagliptin 100mg q.d. or 50 mg q.d. |
Glimepiride (starting dose 1mg, up-titrate as needed up to max. dose of 6 mg q.d. through week 18 |
30 weeks of treatment
Incomplete outcome data: Intervention: N 37 (15.4%) Reasons (n) Adverse events (3) Lack of Efficacy (7) Lost to follow-up (1) Protocol Violation (1) Withdrawal by Subject (15) Non-compliance (0) Physician Decision (5) Hyperglycemia Discontiniation Criteria (5)
Control: N 39 (16.3%) Reasons (n) Adverse events (4) Lack of Efficacy (2) Lost to follow-up (7) Protocol Violation (5) Withdrawal by Subject (11) Non-compliance (1) Physician Decision (4) Hyperglycemia Discontiniation Criteria (5)
|
PP population HbA1C Least squares mean change form baseline ta week 30: I: - 0.32% C: - 0.51% Between group difference (95%): 0.19% (0.03-0.34)*
At week 30; proportion of patients (%) <7.5% HbA1c I: 61.9 C: 64.9 <7% HbA1c I: 33.5 C: 46.6 <6.5% HbA1c I: 9.1 C: 20.9%
Body weight Least squares mean change form baseline ta week 30: I: 0.4kg C: 1.1kg Between group difference (95%): -0.7kg (p = 0.011)
Randomized population Intervention (n=241) Control (n=236) Once or more clinical AEs I: 118 (49.0%) C: 115 (48.7%) Drug-related clinical AEs I: 9 (3.7%) C: 9 (3.8%) Serious clinical AEs I: 7 (2.9%) C: 6 (2.5%) Serious drug-related clinical AEs I: 0 (0%) C: 0 (0%) Hypoglycaemia AEs Symptomatic or asymptomatic I: 3 (1.2%) C: 15 (6.4%) Symptomatic I: 2 (0.8%) C: 11 (4.7%) Severe I: 1 (0.4%) C: 3 (1.3%)
|
*Non-inferiority of sitaglipin to glimepiride was to be declared if the upper boundary of the two-sided confidence interval for difference in means (intervention - control) for HbA1c was less than the non-inferiority margin, ᵷ = 0.4 for the analysis in the PP population. |
Risk of bias table Sitagliptine
Study reference
(first author, publication year) |
Describe method of randomisation1 |
Bias due to inadequate concealment of allocation?2
(unlikely/likely/unclear) |
Bias due to inadequate blinding of participants to treatment allocation?3
(unlikely/likely/unclear) |
Bias due to inadequate blinding of care providers to treatment allocation?3
(unlikely/likely/unclear) |
Bias due to inadequate blinding of outcome assessors to treatment allocation?3
(unlikely/likely/unclear) |
Bias due to selective outcome reporting on basis of the results?4
(unlikely/likely/unclear) |
Bias due to loss to follow-up?5
(unlikely/likely/unclear) |
Bias due to violation of intention to treat analysis?6
(unlikely/likely/unclear) |
Chien et al. 2011 |
Randomization not described |
Unclear |
Unclear (open-labeled study, endpoints of this study were determines through laboratory tests) |
Unclear (open-labeled study, endpoints of this study were determines through laboratory tests) |
Unclear (open-labeled study, endpoints of this study were determines through laboratory tests) |
Unlikely |
Unlikely |
Unlikely |
Barzilai et al. 2011 |
Using a computer-generated schedule. Randomization was stratified by age and eCrCl |
Unlikely |
Unlikely (patients, study personnel, and Merck personnel remain blinded to individual treatment allocations until data collection was complete and the final database locked.) |
Unlikely (patients, study personnel, and Merck personnel remain blinded to individual treatment allocations until data collection was complete and the final database locked.) |
Unlikely (patients, study personnel, and Merck personnel remain blinded to individual treatment allocations until data collection was complete and the final database locked.) |
Unlikely |
Likely |
Unlikely |
Hartley et al. 2015 |
Using a computer-generated allocation schedule and an Interactive Voice Response System (IVRS) |
Unlikely |
Unlikely (Single-blind placebo run-in) |
Unclear |
Unclear |
Likely (Randomized n=480; I: n=241; C: n=239 à Characteristics of the per protocol patient population I: n=197; C: n=191) |
Unlikely |
Unlikely |
Vildagliptine
Study reference |
Study characteristics |
Patient characteristics |
Intervention (I) |
Comparison / control (C)
|
Follow-up |
Outcome measures and effect size |
Comments |
Schweizer 2009 |
Type of study: RCT
Setting: Multinational
Country: 14 countries in Europe, the america’s, Asia, not further specified
Source of funding: Novartis pharmaceutical corporation |
Inclusion criteria: T2DM Aged ≥ 65 years At screening HbA1C: 7,0-9,0% FGP < 15 mmol/l BMI 22-40 kg/m2 No oral glucose lowering agents at least 12 weeks before screening or for more than 3 consecutive months in the past.
Exclusion criteria: T1DM acute metabolic diabetic complications within last 6 months congestive heart failure requiring pharmacological treatment or myocardial infarction, unstable angina, stroke, coronary artery bypass surgery within past 6 months. Liver disease, renal disease .
N total at baseline: 332 Intervention: 167 Control: 165
Important prognostic factors2: age ± SD: I: 71,6 ± 5,2 C:70,2 ± 5,1
Sex: I: 44,4 % M C: 53,0 % M
HbA1C at baseline ± SD I: 7,8 ± 0,6 C: 7,7 ± 0,6
BMI (kg/m2) ± SD I: 29,8 ± 4,4 C: 29,4 ± 0,6
Groups comparable at baseline? Yes |
Vildagliptin 100 mg/ day
HbA1C, FPG and bodyweight measured at weeks 0, 4, 12, 16, 24 Physical examination, vital signs, ECG at week 0 and 24.
No dose adjustments were allowed |
Metformin 1500 mg/day 1000mg morning + 500 mg evening
HbA1C, FPG and bodyweight measured at weeks 0, 4, 12, 16, 24 Physical examination, vital signs, ECG at week 0 and 24.
No dose adjustments were allowed |
Length of follow-up: 24 weeks
Incomplete outcome data: Intervention: N = 27 (16,0%) Reasons (describe) AE’s (n=6, 3,6%) Withdrew consent (n=13, 7,7%) Death (n=1, 0,6%) Abnormal laboratory values (n=2, 1,2%) Lost to follow-up (N=3, 1,8%) Unsatisfactory therapeutic effect (N=1, 0,6%) Protocol violation (n=1, 0,6%)
Control: N = 26 (15,7%) Reasons (describe) AE’s (n=13, 7,8%) Withdrew consent (n=8, 4,8%) Lost to follow-up (N=3, 1,8%) Unsatisfactory therapeutic effect (N=2, 1,8%)
|
Outcome measures and effect size (include 95%CI and p-value if available):
Primary outcome: Mean change in HbA1c from baseline (s.e.) I: -0,64% (0,07) C: -0,75% (0,07) Between group difference: 0,11 (95% CI: -0,08 to 0,29; p=0,258) Conclusion: Non-ineriority of vildagliptin to metformin
Other outcomes: mean reduction in FPG: I: -0,78 ± 0,12 mmol/L (p<0,0001 vs baseline) C: - 1,27 ±0,12 mmol/L (p<0,0001 vs baseline). Vildagliptin vs metformin P = 0,006
Mean change to baseline in weight (sd) I: -0,45 kg (0.2) C:-1,25 kg (0,19) P= 0,004
Safety: Adverse events n(%) I: 74 (44,3%) C: 83 (50,3%) RR 0.88 (0.70, 1.11) P=0.28
Serious adverse events n(%): I: 5 (3,0%) C: 6 (3,6%) RR 0.82 (0.26, 2.65) p=0.74
Deaths: None
Withdrawals due to AE’s: n (%) I: 8 (4,9%) C: 1 (1,3%) RR 7.90 [1.00, 62.50] P=0.05
Hypoglycaemia n (%) I: 0, (0%) C: 2 (1,2%) RR 0.20 (0.01, 4.09) P=0.29 |
ITT analysis is unclear. Randomization procedure and allocation concealment not described.
Effect of vildagliptin not inferior to metformin, probably better tolerable. |
Schweizer 2013 |
Type of study: Post hoc sub- analysis of a RCT
Setting: Multi-centre
Country: USA, Switzerland, Finland and others
Source of funding: Not reported
|
Inclusion criteria for this sub analysis:
Inclusion criteria original article:
Exclusion criteria original article:
N total at baseline: 105 Intervention: 50 Control: 55
Important prognostic factors: age ± SD: I: 78.0 ± 2.5 C: 78.3 ± 2.7 Sex: I: 52.0 % M C: 54.5 % M HbA1C at baseline ± SD I: 7.8 ± 1.0 C: 7.9 ± 0.8 FPG mmol/L ± SD I: 8.8 ± 3.2 C: 8.2 ± 3.1 BMI (kg/m2) ± SD I: 31.0 ± 4.5 C: 30.0 ± 4.4
Groups comparable at baseline? Yes
|
Describe intervention (treatment/procedure/test):
2-week single-blind, placebo run-in period
Vildagliptin 50 mg qd
Patients also had to continue their current diet/exercise regimen and background therapy unchanged throughout the duration of the study. |
Describe control (treatment/procedure/test):
2-week single-blind, placebo run-in period
Placebo
Patients also had to continue their current diet/exercise regimen and background therapy unchanged throughout the duration of the study. |
Length of follow-up: 24 weeks
Loss-to-follow-up: not described
|
Outcome measures and effect size (include 95%CI and p-value if available):
Change in mean HbA1c from baseline: I: -1.0% ± 0.2% C: -0.2% ± 0.2% Between group difference -0.8 ± 0.2 (P<0.001).
Mean change in FPG I: -1.1 ± 0.6 mmol/L C: not reported Between group difference -0.9 ± 0.5 mmol/L (P=0.088)
Hypoglycaemia: I: 11 events in 5 patients 0.49 events per patient-year C: 23 events in 4 patients 0.96 events per patient-year P = 0.970.
Severe hypoglycaemia; I: 1 event C: 0 events RR 3.29 [0.14, 79.06] P = 0.46
AE: n (%) I: 29 (58.0%) C: 40 (72.7%) RR 0.80 [0.60, 1.06] P=0.12
SAE’s n (%) I: 7 (14%) C 9 (16.4%) RR 0.86 [0.34, 2.13] P=0.74
Withdrawal due to AE’s, n (%): I: 2 (4.0%) C: 5 (9.1%) RR 0.44 [0.09, 2.17] P = 0.2854
Cardiovascular disorders I: 2 (4.0%) C: 10 (18.2) RR 0.19 [0.04, 0.90] P= 0.04
|
Comorbidities: hypertension (96.2%) dyslipidemia (68.6%) of study population.
|
Garber 2008 |
Type of study: RCT
Setting: Multinational
Country: USA, Finland, Sweden, Finland, Argentina, Lithuania
Source of funding: Novartis |
Inclusion criteria:
Exclusion criteria:
N total at baseline: 515 primary ITT: 408
N total ≥ 65 years: 114 I: V 50 mg: 41 I: V 100 mg: 35 C: 38
Groups comparable at baseline? Unclear |
Vildagliptin 1 dd 50 mg Or Vildagliptin 2 dd 50 mg
Added to glimepiride 1 dd 4 mg ( could be reduced by protocol to 2 mg in case of hypoglycaemia)
|
Placebo
Added to glimepiride 1 dd 4 mg ( could be reduced by protocol to 2 mg in case of hypoglycaemia) |
Length of follow-up: 24 weeks
Loss-to-follow-up:
Not described for patients ≥ 65 years.
For total study population: Intervention: V 50 mg: 19 (14.4%) Adverse event (n = 4, 3.0%) Abnormal test result (n = 0) Unsatisfactory therapeutic effect (n =6, 4.5%) Protocol violation (n = 2, 1.5%) Withdrew consent (n = 4, 3.0%) Lost to follow-up (n = 2, 1.5%) Administrative (n = 1, 0.8%)
V100mg: 21 (15.9%) Adverse event (n = 4, 3.0% Abnormal test result (n = 1, 0.8%) Unsatisfactory therapeutic effect (n = 5, 3.8%) Protocol violation (n = 0) Withdrew consent (n = 4, 3.0%) Lost to follow-up (n = 6, 4.5%) Administrative (n = 1, 0.8%) Reasons (describe)
Control: 36 (25.0%) Adverse event (n = 2, 1.4%) Abnormal test result (n = 0) Unsatisfactory therapeutic effect (n=16, 11.1%) Protocol violation (n=2, 1.4%) Withdrew consent (n=12, 8.3%) Lost to follow-up (n=4, 2.8%) Administrative (n=0)
Incomplete outcome data: not reported |
Outcome measures and effect size (include 95%CI and p-value if available):
Adjusted mean change in HbA1C in patients ≥ 65 years: I: V 50mg: -0.7 ± 0.1 % I: V 100 mg: -0,8 ± 0.2% C: small increase of HbA1c level shown in figure, no data reported.
Adjusted mean change in HbA1c total study population: I: V 50mg: -0.58 ± 0.1 % I: V 100 mg: -0.63 ± 0.09% C: + 0.07 ± 0.09%
Data for patients <65 years not reported.
Adverse events for patients ≥ 65 years not reported.
Adverse events for total study population I V50 mg: 114 (67.1%) I V100 mg: 112 (66,3%) C: 113 (64,2%)
Hypoglycemia I V50 mg: 2 (1.2 %) I V100 mg: 6 (3.6%) C: 1 (0,6%) No sign difference in any comparison
|
Decrease of HbA1C in patients ≥ 65 years of unknown significance.
|
Strain 2013 |
24 week, multicentre, randomised, double-blind, placebo-controlled study
Setting: outpatient centres in seven European countries (Belgium, Bulgaria, Germany, Finland, Slovakia, Spain, and UK)
Source of funding: Novartis Pharma AG.
|
Inclusion criteria: -aged 70 years or older -type 2 diabetes who were drug-naïve or inadequately controlled, - HbA1c levels of ≥7,0% and ≤ 10,0%, -fasting plasma glucose (FPG) <15 mmol/L (270 mg/dL), BMI: 19-45 kg/m2 at screening (visit 1)
Exclusion criteria: -use of insulin treatment (>7 consecutive days) -incretin-based therapies in the preceding 12 weeks, - use of corticosteroids within 8 weeks, -use of growth hormone within 6 months of the screening visit -Patients with acute metabolic diabetic disorders, myocardial infarction, coronary artery bypass surgery, or stroke within 6 months; -unstable angina within 3 months; -congestive heart failure (NYHA III or IV); -malignancy within 5 years; -liver disease -Substantial laboratory abnormalities including liver function tests, renal dysfunction
Assessed for eligibility n=434 assigned randomly n= 278 Allocated to vildagliptin n=139 Allocated to placebo: 139
Analysis populations Intervention: 137 intention to treat 128 per protocol 139 safety Control: 137 intention to treat 130 per protocol 139 safety
Age (years (SD)) Intervention: 75,1 (4,3) Control: 74,4 (4,0) HbA1c (% (SD)) Intervention: 7,9 (0,8): Control: 7,9 (0,7) Body-mass index (kg/m2) Intervention: 29,1 (3,8) Control: 30,5 (4,8) Frailty status Intervention: Yes: 12 (8,6%) No: 126 (90,6%) Missing: 1 (0,7%) Control: Yes: 14 (10,1%) No: 123 (88,5%) Missing: 2 (1,4%)
Both groups were similar for all patient demographic and background characteristics at baseline.
|
Vildagliptin
Patients in the drug-naive and other background OAD Groups: vildagliptin (50 mg) twice daily
patients in the sulphonylurea monotherapy group: vildagliptin (50 mg) once daily
Metformin and sulphony lureas were the most frequently used OADs; of the randomly assigned patients, nearly half were taking metformin, whereas a third were using sulphonylureas. |
Placebo
Patients in the drug-naive and other background OAD Groups: placebo twice daily
patients in the sulphonylurea monotherapy group: placebo (50 mg) once daily
Metformin and sulphony lureas were the most frequently used OADs; of the randomly assigned patients, nearly half were taking metformin, whereas a third were using sulphonylureas. |
Length of follow-up: 24 weeks
8 discontinued intervention: 5 adverse event(s) 0 unsatisfactory therapeutic effect 0 withdrew consent 1 lost to follow-up 1 administrative problems 1 death
8 discontinued control: 2 adverse event(s) 2 unsatisfactory therapeutic effect 3 withdrew consent 0 lost to follow-up 0 administrative problems 1 death |
mean individualised HbA1c targets set by the investigators: around 7,0% for both treatment groups, 0,9% (range –4,4 to –0,1) lower than the mean baseline HbA1c of 7,9% in each treatment group.
Intervention: 72/137 (52,6%) patients achieved their individualised targets as a result of education and interactions with the study team alone; Placebo: 37/137 (27%) patients
The adjusted OR of achieving the individualised target was 3,16 (96,2%^ CI 1,81–5,52; p<0·0001).
Proportion of patients achieving individualised HbA1c targets, according to baseline characteristics Age (years) Intervention: <75 years: 33/67 (49,3%) ≥75 years: 39/70 (55,7%) Controle <75 years: 22/86 (25,6%) ≥75 years: 15/51 (29,4%) HbA1c levels Intervention: ≤8%: 46/83 (55,4%) >8%: 26/54 (48,1%) ≤9%: 65/125 (52,0%) >9% :7/12 (58,3%) Control: ≤8%: 27/86 (31,4%) >8%: 10/51 (19,6%) ≤9% 34/128 (26,6%) >9% 3/9 (33,3%)
Frailty status Intervention: Frail: 5/12 (41,7%) Non-frail: 67/124 (54,0%) Control: Frail: 6/14 (42,9%) Non-frail: 30/121 (24,8%)
The risk ratios for the number of patients who reached the investigator-defined HbA1c target at study endpoint 1,92 (96,2% CI 1,29–2,86; p=0,0013) in the intention-to-treat analysis 1,91 (1,27–2,86; p=0,0017) in the per-protocol analysis.
AEs Overall I:66 (47,5%) C: 63 (45,3%) Serious AEs I: 8 (5,8%) C: 5 (3,6%) Discontinuations due to AEs I: 6 (4,3%) C: 3 (2,2%) Deaths I: 1 (0,7%) C: 1 (0,7%)
The incidence of hypoglycaemic events I: 3/139 (2,2%) of 139 patients C: 1/139 (0,7%) All hypoglycaemic events occurred in patients using concomitant sulphonylureas. No severe hypoglycaemic# events were reported in either group.
Mean body weight (n=138 in each group) I: 79,9 kg at baseline à 79·8 kg at study endpoint C: 80,7 kg at baseline and 79,7 kg at study endpoint
|
|
Risk of bias table Vildagliptine
Study reference
(first author, publication year) |
Describe method of randomisation1 |
Bias due to inadequate concealment of allocation?2
(unlikely/likely/unclear) |
Bias due to inadequate blinding of participants to treatment allocation?3
(unlikely/likely/unclear) |
Bias due to inadequate blinding of care providers to treatment allocation?3
(unlikely/likely/unclear) |
Bias due to inadequate blinding of outcome assessors to treatment allocation?3
(unlikely/likely/unclear) |
Bias due to selective outcome reporting on basis of the results?4
(unlikely/likely/unclear) |
Bias due to loss to follow-up?5
(unlikely/likely/unclear) |
Bias due to violation of intention to treat analysis?6
(unlikely/likely/unclear) |
Schweizer 2009 |
Not reported. |
Unclear |
Likely
|
Unlikely |
Unlikely |
Unlikely |
Unlikely |
Unlikely |
Schweizer 2013 |
Not reported |
Unclear |
Unclear |
Unclear |
Unlikely
|
Unclear |
Unclear |
Unclear |
Garber 2008 |
Automatically by randomization system |
Unlikely |
Unclear |
Unclear |
Unclear |
Unlikely |
Likely (High loss to follow up) |
Unlikely |
Strain 2013 |
The randomisation list was produced by an interactive response technology provider. |
Unlikely |
Unlikely (Patients, investigators, people doing the asses-sments, and data analysts were masked to the treatments from randomisation to database lock).
|
Unlikely (Patients, investigators, people doing the asses-sments, and data analysts were masked to the treatments from randomisation to database lock).
|
Unlikely (Patients, investigators, people doing the asses-sments, and data analysts were masked to the treatments from randomisation to database lock).
|
Unlikely
|
Unlikely
|
Unlikely
|
Evidence tabellen GLP-1-receptoragonisten
Exenatide
Study reference |
Study characteristics |
Patient characteristics |
Intervention (I) |
Comparison / control (C)
|
Follow-up |
Outcome measures and effect size |
Comments |
Pawaskar et al. 2012 |
Type of study: Retrospective observational study
Setting: Ambulatory care setting
Country: USA
Source of funding: Eli Lilly and Company and Amylin Pharmaceuticals, Inc. |
Inclusion criteria: -Age ≥ 65 years -Received prescription orders for exenatide or glargine between November 1, 2006 and April 30, 2009 -Patients needed to have T2DM before prescription medication. -At least one of the criteria satisfied following the algorithm in Brixner et al. 2009
Exclusion criteria: - prescription of GLP-1, or insulin in any form in the pre-index period. -If they had a diagnose for T1DM, gestational diabetes or were pregnant
N total at baseline: Intervention: 1023 Control: 2238 After matching: Intervention: 804 Control: 804
Important baseline characteristics (after matching): age ± SD: I: 71 ± 4,7 C:71 ± 4,8
Sex: I: 44,9% M C: 45,2% M
Baseline HbA1C % ± SD: I: 7,6 % ± 1,3 C: 7,6 % ± 1,3
Weight ± SD: I: 98,0 ± 18,9 kg C: 98,6 ± 21,1 kg
BMI ± SD: I: 35,2 ± 6,3 kg/m2 C: 34,9 ± 6,6 kg/m2
SBP ± SD: I: 130,9 ± 16,3 mmHg C: 131,3 ± 17,3 mmHg
DBP± SD: I: 72,7 ± 9,7 mmHg C: 72,9 ± 9,9 mmHg
Groups comparable at baseline? Yes
|
Exenatide
Dose: not reported |
Insulin glargine
Dose: not reported |
Length of follow-up: 12 month
Incomplete outcome data: Because A1C was the primary outcome in this study, the study only included patients who had both baseline and follow-up A1C.
|
Primary endpoint: HbA1C mean changes from baseline to follow-up I: - 0,5% C: -0,2 P< 0,05 Mean HbA1C at follow-up: I: 7,1% C: 7,3% P< 0,05
Secondary endpoints: Mean body weight changes from baseline to follow-up I: - 2,8 kg C: -0,2 kg P< 0,05 Mean weight at follow-up: I: 95,2 kg C: 98,4 kg P< 0,05
BMI changes from baseline to follow-up I: - 1,0 kg/m2 C: -0,1 kg/m2 P< 0,05
SBP changes from baseline to follow-up I: - 2,2 mmHg C: - 1,0 mmHg P< 0,05
No significant differences for DBP Proportion patients reached the HbA1C goal <7% I: 53% C: 43% P< 0,01 Proportion patients reached the MBI goal <30 kg/m2 I: 26,7% C: 21,1% P= 0,02 Proportion patients reached the SBP goal <130 mmHg I: 52,1% C: 45,8%
|
Retrospective observational studies have missing values for some clinical outcomes, which leads to excluding matched patients without paired data from the study.
Cohorts were not randomized, however, propensity-score matching was used to control for selection bias among the observed variables. This does not control for unmeasured confounding bias |
Risk of bias table Exenatide
Study reference
|
Risk of Bias due to confounding
|
Risk of Bias in selection of participants into the study |
Risk of Bias in measurement of exposure |
Risk of Bias due to departures from intended exposure(s) |
Risk of Bias due to missing data |
Risk of Bias in measurement of outcomes |
Risk of Bias in selection of the reported result |
Pawaskar et al. 2012 |
Moderate
Cohorts were not randomized, however, propensity-score matching was used to control for selection bias among the observed variables. This does not control for unmeasured confounding bias |
Low
Cohorts were not randomized, however, propensity-score matching was used to control for selection bias among the observed variables.
|
Moderate
Patients were included in the analysis if they received prescription orders for exenatide or glargine between November 1, 2006 and April 30, 2009
|
Moderate
Propensity-score matching was used to control for selection bias among the observed variables. This does not control for unmeasured confounding bias |
Moderate
Because A1C was the primary outcome in this study, the study only included patients who had both baseline and follow-up A1C. |
no information
|
serious
only positive result was reported |
Evidence tabellen SGLT-2-remmers
Canagliflozine
Study reference |
Study characteristics |
Patient characteristics |
Intervention (I) |
Comparison / control (C)
|
Follow-up |
Outcome measures and effect size |
Comments |
Bode, 2013 |
Type of study: Randomized double-blind placebo controlled phase 3 study
Setting:
Country: 17 countries
Source of funding: Study was sponsored by Janssen Research and Development LLC.
|
Inclusion criteria: Age 55-80 y HbA1c 7.0-10.0% BMI 20-40 kg/m2 Fasting plasma glucose <15.0 mmol/l Fasting blood glucose 6.1 – 15.0 mmol/l
Exclusion criteria: History of T1DM Repeated FPG >= 15 mmol/l History of myocardial infarction, unstable angina, revascularization procedure or CVA <3 months, history of cardiac disease, uncontrolled hypertension, eGFR <50ml/min/1.73m2.
N total at baseline: Cana 300: 236 Cana 100: 241 Placebo: 237
Important baseline characteristics: age ± SD: Cana 300 63.4 ± 6.0 Cana 100: 64.3 ± 6.5 Placebo: 63.2 ± 6.2
Sex: Cana 300: 54.7% M Cana 100: 51.5% M Placebo: 60.3% M
Baseline HbA1C % ± SD: Cana 300: 7.7 % ± 0.8 Cana 100: 7.8 ± 0.8 Placebo: 7.8 % ± 0.8
Subjects on blood glucose lowering agents: Cana 300: 233 (98.7%) Cana 100: 231 (95.9%) Placebo: 232 (97.9%)
Groups comparable at baseline? Yes
|
2-week placebo run-in period
Canaglifozin 100 mg Or Canaglifozin 300 mg add-on |
2-week placebo run-in period
Placebo |
Length of follow-up: 26 weeks
Incomplete outcome data: 82 subjects (11.2%) discontinued before 26 wk Cana 300: 27 Cana 100: 15 Placebo: 40
Rescue therapy: Cana 300: 1/236 (0.4%) Cana 100: 5/241 (2.1%) Placebo: 26/239 (10.9%)
|
Primary endpoint: HbA1C mean changes from baseline to week 26 Cana 300: -0.73% (p<0.001) Cana 100: -0.60% (p<0.001) Placebo: -0.03% (p: vs placebo)
Secondary endpoints: FPG change from baseline Cana 300: -1.1 mmol/l (p<0.001) Cana 100: -1.0 mmol/l (p<0.001) Placebo: +0.4 mmol/l (p: vs placebo)
SBP changes from baseline Cana 300: -6.8 ± 1.1 mmHg (p<0.001) Cana 100: -3.5 ± 1.0 mmHg (p<0.001) Placebo: +1.1 ± 1.0 mmHg (p: vs placebo)
Mean body weight changes from baseline Cana 300: -2.8 kg (p<0.001) Cana 100: -2.2 kg (p<0.001) Placebo: -0.1 kg (p: vs placebo)
Fasting HDL-C mean % change from baseline (mmol/l) Cana 300: 6.2 ± 1.2% (p<0.001) Cana 100: 6.8 ± 1.2% (p<0.001) Placebo: 1.5 ± 1.2% (p: vs placebo)
Proportion patients reached the HbA1C goal <7% Cana 300: 58.5% (p<0.001) Cana 100: 47.7% (p<0.001) Placebo: 28.0% (p: vs placebo)
Fasting triglyceride Mean % change from baseline (mmol/l) Cana 300: 8.4 ± 3.4% (ns) Cana 100: 2.8 ± 3.3% (ns) Placebo: 7.6 ± 3.4% (ns: vs placebo)
Additional endpoints: DBP changes from baseline Cana 300: -3.2 ± 0.6 mmHg Cana 100: -1.6 ± 0.6 mmHg Placebo: +0.1 ± 0.6 mmHg (not tested for significance)
Hypoglycemia in pt not on BGLA associated with hypo’s: Cana 300: 3/63 (4.8%) Cana 100: 4/60 (6.7%) Placebo: 2/62 (3.2%)
Hypoglycemia in pt on BGLA associated with hypo’s: Cana 300: 82/173 (47.4%) Cana 100: 78/181 (43.1%) Placebo: 66/175 (37.7%) |
Efficacy analyses: Modified ITT-analysis: all randomized subjects who took >=1 dose of double blind study drug. Missing values: last observation carried forward.
Safety analyses: according to treatment of longest duration.
Prespecified subgroup analyses: Baseline HbA1c <8, 8-9, >=9 Age <65, >=65
Canaglifozin 100 and 300 mg provided modestly greater reductions in HbA1c-levels from baseline to week 26 in subjects aged <65 years compared with subjects aged >=65 years
|
Yale, 2013 |
Type of study: Randomized double-blind placebo controlled phase 3 study
Setting: 89 centres
Country: 19 countries
Source of funding: Study was sponsored by Janssen Research and Development LLC. |
Inclusion criteria: age ≥25 years T2DM HbA1c ≥7.0 and ≤10.5% stage 3 chronic kidney disease (eGFR ≥30 and <50 ml/min/1.73 m2), not on AHA therapy or on stable AHA regimen stable renal function
Exclusion criteria repeated fasting plasma glucose (FPG) >15.0 mmol/l (270 mg/dl) during pretreatment phase; history of T1DM; renal disease that required immunosuppressive therapy, dialysis or transplant; nephrotic syndrome or inflammatory renal disease; cardiovascular disease; cardiovascular event <3 months prior to screening; Hb <100 g/l (10 g/dl) at screening.
N total at baseline: Cana 300: 89 Cana 100: 90 Placebo: 90
Important baseline characteristics: age ± SD: Cana 300 67.9 ± 8.2 Cana 100: 69.5 ± 8.2 Placebo: 68.2 ± 8.4
Sex: Cana 300: 53.9% M Cana 100: 64.4% M Placebo: 63.3% M
Baseline HbA1C % ± SD: Cana 300: 8.0% ± 0.8 Cana 100: 7.9% ± 0.9 Placebo: 8.0% ± 0.9
Groups comparable at baseline? Yes
|
AHA adjustment period, 2-week, single blind, placebo run-in period; 26-week, double-blind, core treatment period; 26-week, double-blind, extension period (data to be reported in a separate publication
Core treatment: Canaglifozin 100 mg or Canaglifozin 300 mg add-on |
AHA adjustment period, 2-week, single blind, placebo run-in period; 26-week, double-blind, core treatment period; 26-week, double-blind, extension period (data to be reported in a separate publication
Core treatment: Placebo |
Length of follow-up: 26 weeks
Incomplete outcome data: 35 subjects (12.9%) discontinued before 26 wk Cana 300: 7 Cana 100: 15 Placebo: 13
Rescue therapy: Cana 300: 3.3% Cana 100: 4.4% Placebo: 14.3%
|
Primary endpoint HbA1C: LS mean changes from baseline to week 26 relative to placebo Cana 300: -0.4% (p<0.001) Cana 100: -0.3% (p<0.05) Secondary efficacy endpoints % of subjects reaching HbA1c <7.0% at week 26 Cana 300: 32.6% Cana 100: 27.3% Placebo: 17.2%
FPG: Change from baseline: differences in LS mean changes (95% CI) from placebo Cana 300: –0.67 (–1.4, 0.1) Cana 100: –0.85 (–1.6, –0.1) (mmol/l)
Other efficacy endpoints Blood pressure change from baseline: differences in LS mean changes (95% CI) from placebo Systolic Cana 300: –6.1 (–10.0, –2.3) Cana 100: –5.7 (–9.5, -1.9) Diastolic Cana 300: –2.1 (–4.3, 0.2) Cana 100: –1.2 (–3.4, 1.0)
Fasting plasma lipids LS mean percent changes HDL-C Cana 300: 3.0% Cana 100: 4.0% Placebo: 1.5% Triglycerides Cana 300: 11.9% Cana 100: 6.2% Placebo: 7.9% LDL-C Cana 300: -1.0% Cana 100: 6.4% Placebo: 6.3%
Body weight Differences in LS mean percent changes (95% CI) relative to placebo Cana 300: –1.8% (–2.6, –1.0) Cana 100: –1.6% (–2.3, –0.8)
Adverse events Any: Cana 300: 66 (74.2%) Cana 100: 71 (78.9%) Placebo: 67 (74.4%) Drug related: Cana 300: 29 (32.6%) Cana 100: 23 (25.6%) Placebo: 20 (22.2%) SAE Cana 300: 10 (11.2%) Cana 100: 10 (11.2%) Placebo: 16 (17.8%) Urinary tract infection Cana 300: 7 (7.9%) Cana 100: 5 (5.6%) Placebo: 5 (5.6%) Genital mycotic infection Cana 300: 2 (2.2%) Cana 100: 2 (2.2%) Placebo: 0 Severe hypoglycaemia Cana 300: 1 (1.2%) Cana 100: 4 (4.7%) Placebo: 1 (1.1%) |
|
Risk of bias table Canagliflozine
Study reference
|
Describe method of randomisation |
Bias due to inadequate concealment of allocation? |
Bias due to inadequate blinding of participants to treatment allocation |
Bias due to inadequate blinding of care providers to treatment allocation? |
Bias due to inadequate blinding of outcome assessors to treatment allocation? |
Bias due to selective outcome reporting on basis of the results? |
Bias due to loss to follow-up?
|
Bias due to violation of intention to treat analysis? |
Bode 2013 |
Randomization was performed using an interactive voice response system / interactive web response system with a computer generated randomization schedule prepared by the sponsor before the study. |
Unlikely |
Unlikely
Subjects were to remain blinded to treatment assignment until the final database lock. |
Unlikely
|
unlikely
Investigators were to remain blinded to treatment assignment until the final database lock. |
Unlikely |
Unlikely
|
Unlikely |
Yale 2013 |
Subjects were randomized using an Interactive Voice Response System/ Interactive Web Response System. Randomization was balanced by using permuted blocks of six subjects per block and stratified based on (i) the presence or absence of atherosclerotic cardiovascular disease and (ii) whether a subject required an AHA adjustment period prior to randomization. |
Unlikely
Endpoints were objective parameters: HbA1c, FPG, |
Unlikely
|
After randomization, HbA1c and FPG values were masked to the study centres |
After randomization, HbA1c and FPG values were masked to the study centres |
Unlikely |
Unlikely (Loss to follow-up is adequately described and more in placebo than in intervention groups) |
Unlikely |
Dapagliflozine
Study reference |
Study characteristics |
Patient characteristics |
Intervention (I) |
Comparison / control (C) |
Follow-up |
Outcome measures and effect size |
Comments |
Leiter 2014
|
Multicenter randomized, double-blind, age-stratified (<65 and ≥65), 24-week clinical trial with a 28-week extension
173 centres in 10 countries
|
Inclusion: T2DM, glycosylated hemoglobin (HbA1c) of 7.0% to 10.0%, and documented CVD.
Exclusion: Type 1 diabetes mellitus; use of rosiglitazone or three or more oral antihyperglycemic drugs; symptoms of poorly controlled diabetes; cardiovascular events within 2 months of enrollment; congestive heart failure; systolic BP ≥160 mmHg and/or diastolic BP ≥100 mmHg at randomization; renal failure.
1489 pts were enrolled, 964 qualified after enrollment and lead-in-period and were randomized.
Participants were stratified according to age at enrollment (<65, ≥65), insulin use at randomization (no, yes), and time from most recent qualifying cardiovascular event (>1, ≤1 year).
Demographic and baseline characteristics were well balanced between treatments and age strata |
Dapagliflozine 1 dd 10 mg in addition to background treatment
N=480 |
Placebo in addition to background treatment
N=482 |
Primary: 24 weeks, extension period to 52 weeks |
Primary outcome (24 weeks):
Mean change in HbA1c from baseline placebo-adjusted mean change: total population: I: -0.3 (-0.4 to -0.3) n=474 C: 0.1 (0.0 to 0.2) n=471, P<0.001 >65 years: I: -0.3 (-0.4 to -0.2) n=225 C: 0.1 (-0.1 to 0.2) n=224, P<0.001
proportion of participants achieving a three item outcome measure of combined clinical benefit: simultaneous HbA1c decrease of 0.5% or greater, total BW reduction of 3% or greater, and systolic BP (SBP) reduction of 3 mmHg or more from baseline total population I: 47/468 = 1.9% (0.7 to 3.2) C: 9/469 = 10.0% (7.3 to 12.8), P<0.001 >65 years: I: 20/220 = 9.1% (5.3 to 12.9) C: 5/220 = 2.3% (0.3 to 4.2), P<0.01
Secondary endpoints Body weight Adjusted mean change from baseline total population I: -2.5 (-2.9 to -2.2) n=480 C: -0.6 (-1.0 to -0.3) n=481, P<0.001 >65 years: I: -2.6 (-3.1 to -2.1) n=227 C: -0.7 (-1.2 to -0.2) n=224, P<0.001
|
Post hoc analyses were conducted in participants aged 75 and older for the efficacy variables of HbA1c, SBP, and BW and for safety measures
4 authors were employees of Astra Zeneca and contributed to study conception and design, analysis and interpretation of data, writing and revision of manuscript. Two of these contributed to study supervision, data acquisition. “Sponsor’s Role: The sponsors had no part in the study and design.” |
Risk of bias table Dapagliflozine
Study reference
|
Describe method of randomisation1 |
Bias due to inadequate concealment of allocation? |
Bias due to inadequate blinding of participants to treatment allocation? |
Bias due to inadequate blinding of care providers to treatment allocation? |
Bias due to inadequate blinding of outcome assessors to treatment allocation? |
Bias due to selective outcome reporting on basis of the results? |
Bias due to loss to follow-up? |
Bias due to violation of intention to treat analysis? |
Leiter 2014
|
Patients were assigned a unique enrolment number at visit1. Patients were randomized using randomly permuted blocks with a block size of four. Patients were stratified into one of the eight age-by-insulin use-by-time from most recent qualifying cardiovascular event strata according to age group, use of insulin, and time from most recent qualifying cardiovascular event. |
Unlikely
|
Unlikely (Patients were given medication with the bottle number allocated by the IWRS/IVRS.) |
Unclear (not described) |
Unclear (not described) |
Unlikely |
|
Unlikely |
Empagliflozine
Study reference |
Study characteristics |
Patient characteristics |
Intervention (I) |
Comparison / control (C) |
Follow-up |
Outcome measures and effect size |
Comments |
Zinman, 2015 |
Randomized double-blind, placebo-controlled trial
Source of funding: Study was sponsored by Boehringer Ingelheim (steering committee) and Eli Lilly (cofounding). |
Inclusion criteria type 2 diabetes ≥18 years of age body-mass index <45 eGFR ≥30 ml/min/1.73 m2 established cardiovascular disease no glucose-lowering agents for ≥12 weeks and HbA1c ≥7.0% and ≤ 9.0%, or stable glucose-lowering therapy for ≥12 weeks and HbA1c ≥7.0% and ≤ 10.0%.
7028 patients were randomized 7020 were treated and included in the primary analysis
|
2-week, open-label, placebo run-in period
empagliflozin 10 or 25 mg (pooled analysis) |
2-week, open-label, placebo run-in period
placebo |
Median duration of treatment was 2.6 years, and the median observation time was 3.1 years.
97.0% completed the study. 25.4% of patients prematurely discontinued a study drug. Final vital status was available for 99.2% of patients.
|
primary outcome (up to 48 months) composite of death from cardiovascular causes, nonfatal myocardial infarction (excluding silent myocardial infarction), or nonfatal stroke. I: 490/4687 (10.5%) C: 282/2333 (12.1%) HR 0.86 (95% CI 0.74 to 0.99)
key secondary outcome (up to 48 months) composite of the primary outcome plus hospitalization for unstable angina. I: 599/4687 (12.8%) C: 333/2333 (14.3%) HR 0.89 (95% CI 0.78-1.01)
Other cardiovascular outcomes: Empagliflozin: lower risk of death from cardiovascular causes (HR 0.62; 95% CI 0.49 to 0.77; P<0.001), lower risk of death from any cause (HR 0.68; 95% CI, 0.57 to 0.82, P<0.001), Lower risk of hospitalization for heart failure (HR 0.65; 95% CI, 0.50 to 0.85; P = 0.002) Myocardial infarction or stroke: no difference
Adverse events No difference in (serious) adverse events, and adverse events leading to the discontinuation of a study drug. Genital infection: higher % in empagliflozin group: 6.4% vs 1.8%. Hypoglycaemia, UTI, volume depletion, acute renal failure, bone fracture, diabetic ketoacidosis, and thromboembolic events: no difference |
|
Risk of bias table Empagliflozine
Study reference
|
Describe method of randomisation1 |
Bias due to inadequate concealment of allocation? |
Bias due to inadequate blinding of participants to treatment allocation? |
Bias due to inadequate blinding of care providers to treatment allocation? |
Bias due to inadequate blinding of outcome assessors to treatment allocation? |
Bias due to selective outcome reporting on basis of the results? |
Bias due to loss to follow-up? |
Bias due to violation of intention to treat analysis? |
Zinman, 2015 |
computer-generated random-sequence and interactive voice- and web-response system, stratified according to HbA1c, BMI, renal function, geographic region. |
Unlikely |
Unlikely |
Unlikely |
Unlikely |
Unlikely |
|
Unlikely Modified ITT |
Verantwoording
Autorisatiedatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 22-02-2018
Laatst geautoriseerd : 22-02-2018
Geplande herbeoordeling : 01-01-2022
Uiterlijk in 2021 bepaalt het bestuur van de Nederlandse Internisten Vereniging (NIV) of deze richtlijnmodules nog actueel zijn. Op modulair niveau is een onderhoudsplan beschreven. Bij het opstellen van de richtlijn heeft de werkgroep per module een inschatting gemaakt over de maximale termijn waarop herbeoordeling moet plaatsvinden en eventuele aandachtspunten geformuleerd die van belang zijn bij een toekomstige herziening (update). De geldigheid van de richtlijn komt eerder te vervallen indien nieuwe ontwikkelingen aanleiding zijn een herzieningstraject te starten.
De NIV is regiehouder van deze richtlijn en eerstverantwoordelijke op het gebied van de actualiteitsbeoordeling van de richtlijn. De andere aan deze richtlijn deelnemende wetenschappelijke verenigingen of gebruikers van de richtlijn delen de verantwoordelijkheid en informeren de regiehouder over relevante ontwikkelingen binnen hun vakgebied.
Algemene gegevens
De richtlijnontwikkeling werd ondersteund door het Kennisinstituut van Medisch Specialisten (www.kennisinstituut.nl) en werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS).
Doel en doelgroep
Doel
De richtlijn geeft aanbevelingen over de behandeling en de organisatie van zorg bij oudere patiënten met diabetes mellitus type 2. De richtlijn beoogt hiermee de kwaliteit van de zorgverlening te verbeteren.
Doelgroep
Deze richtlijn is geschreven voor alle leden van de beroepsgroepen die betrokken zijn bij de zorg voor ouderen met diabetes mellitus type 2. Deze beroepsgroepen bestaan onder andere uit internisten, klinisch geriaters, specialisten ouderengeneeskunde, huisartsen, praktijkondersteuners, diëtisten en diabetesverpleegkundigen.
Samenstelling werkgroep
De richtlijn Diabetes mellitus type 2 bij ouderen is onderdeel van de Netwerkrichtlijn diabetes mellitus ontwikkeld onder overkoepelend voorzitterschap van Dr. P.H.L.M. (Nel) Geelhoed, internist-endocrinoloog, Haaglanden Medisch Centrum, Den Haag (Nederlandse Internisten Vereniging).
Voor het ontwikkelen van de richtlijn Diabetes mellitus type 2 bij ouderen is in 2014 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen die betrokken zijn bij de zorg voor ouderen met diabetes.
De leden van de werkgroep zijn door hun beroepsverenigingen gemandateerd voor deelname.
De werkgroep is verantwoordelijk voor de integrale tekst van deze richtlijn.
- Dr. A.C.M. Persoon, internist-endocrinoloog-ouderengeneeskunde, Ommelander Ziekenhuis Groningen en Universitair Medisch Centrum Groningen, Nederlandse Internisten Vereniging
- Dr. G.J. Izaks, internist-ouderengeneeskunde, Nederlandse Internisten Vereniging
- Drs. M.J.M. van Nunen, huisarts, Gezondheidscentrum Hoensbroek, Nederlands Huisartsen Genootschap (tot november 2015).
- Drs. J.H. de Jong, specialist ouderengeneeskunde, docent/consultant, Verenso
- Drs. J.F.H. Wold, klinisch geriater, Meander Medisch Centrum Amersfoort, Nederlandse Vereniging voor Klinische Geriatrie.
Met ondersteuning van:
- Drs. S.B. Muller-Ploeger, adviseur, Kennisinstituut van Medisch Specialisten
- Dr. M.A. Pols, senior adviseur, Kennisinstituut van Medisch Specialisten
- Drs. A.J.P. Ranke, junior adviseur, Kennisinstituut van Medisch Specialisten (tot januari 2015)
- C. Sloof, MSc, medisch informatiespecialist, St. Antonius Ziekenhuis, Nieuwegein
- S.K. Josso, secretaresse, Kennisinstituut van Medisch Specialisten
- N.F. Bullock, secretaresse, Kennisinstituut van Medisch Specialisten
Belangenverklaringen
De “KNMG-Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling” is gevolgd. Alle werkgroep leden hebben schriftelijk verklaard of ze in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoek financiering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatie management, kennisvalorisatie) hebben gehad. Een overzicht van de belangen van werkgroep leden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van Medisch Specialisten.
Werkgroeplid |
Functie |
Nevenfuncties |
Persoonlijke financiële belangen |
Persoonlijke relaties |
Reputatie management |
Extern gefinancierd onderzoek |
Kennisvalorisatie |
Overige belangen |
Ondernomen actie |
Wold |
Klinisch geriater |
Nvt |
Nvt |
Nvt |
Nvt |
Nvt |
Nvt |
Nvt |
Geen |
De Jong |
Consultant gerimedica: ontwikkeling, implementatie en sales van "Ysis" m het in samenwerking met Vumc ontwikkelde EBD voor de chronische zorg, ca 32 uur/week Projectleider cursus "Introductie in de ouderengeneeskunde" voor basisartsen, onder de vlag van SOON (Samenwerkende Opleidingsorganisaties voor de Ouderengeneeskunde) |
Freelance docent en trainer voor allerlei opdrachtgevers zoals V&VN, EADV, Health Investment, detacheringsbureau's (Me-Doc, BKV). Alle betaald vanuit bovengenoemd ZZP-schap. |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Izaks |
Internist-ouderengeneeskunde |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Subsidie Biomet Nederland BV Dordrecht, NL, voor ontwikkeling van zorgpad voor patiënten met een heupfractuur. |
Geen |
Geen |
Geen |
Persoon |
Internist-endocrinoloog-ouderengeneeskunde, werkzaam op afdeling interne geneeskunde van het OZG en interne geneeskunde - ouderengeneeskunde in het UMCG |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen |
Wetenschappelijk onderzoek: betrokken bij IEMO-trial subklinische hypothyreoïdie bij ouderen (tot 2015) |
Geen |
Geen |
Geen |
Van Nunen |
Huisarts 0,8 |
Raad van toezicht van Meander Groep Zuid Limburg; grote thuiszorg organisatie |
Geen |
Geen |
Lid van de Raad van toezicht van Meander Groep Zuid Limburg; dit is een grote thuiszorg organisatie, een ambulante tak (wijkverpleging) en intramurale zorg (afd verpleeghuiszorg) |
Geen |
Geen |
Geen |
Geen
|
Inbreng patiëntenperspectief
Er heeft geen patiëntenvertegenwoordiger geparticipeerd in de werkgroep. De patiëntenvereniging (Diabetesvereniging Nederland (DVN) is betrokken geweest bij de knelpuntenanalyse en heeft commentaar gegeven op de conceptrichtlijn.
Methode ontwikkeling
Evidence based
Implementatie
In de verschillende fasen van de richtlijnontwikkeling is rekening gehouden met de implementatie van de richtlijn (module) en de praktische uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. Daarbij is uitdrukkelijk gelet op factoren die de invoering van de richtlijn in de praktijk kunnen bevorderen of belemmeren. De implementatietabel waarin dit is verwerkt is te vinden in de aanverwante producten van de desbetreffende modules.
Werkwijze
AGREE
Deze richtlijn is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010), dat een internationaal breed geaccepteerd instrument is. Voor een stap-voor-stap beschrijving hoe een evidence-based richtlijn tot stand komt wordt verwezen naar het stappenplan Ontwikkeling van Medisch Specialistische Richtlijnen van het Kennisinstituut van Medisch Specialisten.
Knelpuntenanalyse
Tijdens de voorbereidende fase inventariseerden de voorzitter van de werkgroep en de adviseur de knelpunten. Tevens zijn er knelpunten aangedragen via een invitational conference (gezamenlijk voor zes richtlijnen die deel uitmaken van de netwerkrichtlijn diabetes, diabetische voet, diabetische retinopathie, diabetische neuropathie, kinderen, ouderen met comorbiditeit, diabetes en zwangerschap) door: de NIV, Diabetesvereniging Nederland (DVN), Eerste Associatie Van Diabetesverpleegkundigen (EADV), Inspectie voor de Gezondheidszorg, Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen (KNOV), Menzis, Nefarma, Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU), Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG), Nederlands Oogheelkundig Gezelschap (NOG), Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie (NVA), Nederlandse Vereniging van Dietisten (NVD), Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde (NVK), Nederlandse Vereniging voor Klinische Geriatrie (NVKG), Nederlandse Vereniging voor Neurologie (NVN), Nederlandse Vereniging voor Obstetrie & Gynaecologie (NVOG), Nederlandse Vereniging van Diabetes Podotherapeuten (NVvDP), Optometristen Vereniging Nederland (OVN), Provoet (Brancheorganisatie voor de Pedicure), Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN), Verenso, WCS Kenniscentrum Wondzorg, Zorgverzekeraars Nederland (ZN), en Zorginstituut Nederland (ZIN). Een verslag van de invitational conference is opgenomen onder aanverwante producten.
Uitgangsvragen en uitkomstmaten
Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep de definitieve uitgangsvragen vastgesteld. Vervolgens inventariseerde de werkgroep per uitgangsvraag welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als kritiek, belangrijk (maar niet kritiek) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de kritieke uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.
Strategie voor zoeken en selecteren van literatuur
Voor deze richtlijn is geen overkoepelende oriënterende zoekactie uitgevoerd. Voor de uitgangsvragen over behandeldoelen en glykemische behandeling is aan de hand van specifieke zoektermen gezocht naar gepubliceerde wetenschappelijke studies in (verschillende) elektronische databases. Tevens werd aanvullend gezocht naar studies aan de hand van de literatuurlijsten van de geselecteerde artikelen. In eerste instantie werd gezocht naar studies met de hoogste mate van bewijs. De werkgroepleden selecteerden de via de zoekactie gevonden artikelen op basis van vooraf opgestelde selectiecriteria. Voor de uitgangsvragen over cardiovasculair risicomanagement, screening op geriatrische syndromen en organisatie van zorg is gebruik gemaakt van bestaande richtlijnen en expert opinion en is geen systematische literatuuranalyse gedaan.
Kwaliteitsbeoordeling individuele studies
Individuele studies werden systematisch beoordeeld, op basis van op voorhand opgestelde methodologische kwaliteitscriteria, om zo het risico op vertekende studieresultaten (risk of bias) te kunnen inschatten. Deze beoordelingen kunt u vinden in de tabellen in de bijlage.
Samenvatten van de literatuur
De relevante onderzoeksgegevens van alle geselecteerde artikelen werden weergegeven in evidence tabellen. De belangrijkste bevindingen uit de literatuur werden beschreven in de samenvatting van de literatuur.
Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs
De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/).
GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, matig, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie (Schünemann, 2013).
GRADE |
Definitie |
Hoog |
|
Matig |
|
Laag |
|
Zeer laag |
|
Formuleren van de conclusies
Voor elke relevante uitkomstmaat werd het wetenschappelijk bewijs samengevat waarbij het niveau van bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methodiek.
Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)
Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals de expertise van de werkgroepleden, specifiek Nederlandse omstandigheden, de waarden en voorkeuren van de patiënt, kosten, beschikbaarheid van voorzieningen en organisatorische zaken. Deze aspecten worden, voor zover geen onderdeel van de literatuursamenvatting, vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’.
Formuleren van aanbevelingen
De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk. De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen.
Randvoorwaarden (Organisatie van zorg)
In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijn is expliciet rekening gehouden met de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, menskracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van een specifieke uitgangsvraag maken onderdeel uit van de overwegingen bij de bewuste uitgangsvraag. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de overkoepelende module Algemene tekst bij de netwerkrichtlijn.
Indicatorontwikkeling
Bij de richtlijn zijn geen nieuwe kwaliteitsindicatoren ontwikkeld omdat er voor diabetes al voldoende indicatoren bestaan, onder andere behorend bij de NDF Zorgstandaard Diabetes.
Kennislacunes
Tijdens de ontwikkeling van deze richtlijn is systematisch gezocht naar onderzoek waarvan de resultaten bijdragen aan een antwoord op de uitgangsvragen. Bij elke uitgangsvraag is door de werkgroep nagegaan of er (aanvullend) wetenschappelijk onderzoek gewenst is om de uitgangsvraag te kunnen beantwoorden. Deze kennislacunes zijn opgenomen in de bijlagen bij de modules.
Commentaar- en autorisatiefase
De conceptrichtlijn werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisatie voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijn aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijn werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.
Literatuur
Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, et al. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010. Review. PubMed PMID: 20603348.
Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0. Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. https://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site.html. 2012.
Ontwikkeling van Medisch Specialistische Richtlijnen: stappenplan. Kennisinstituut van Medisch Specialisten.
Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group. 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.
Zoekverantwoording
Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.