Detecteren behoefte psychosociale zorg

Initiatief: NVPO Aantal modules: 14

Detecteren behoefte psychosociale zorg - Belemmerende-bevorderende factoren

Uitgangsvraag

Wat zijn belemmerende en bevorderende factoren voor het detecteren van distress en zorgbehoefte in de 1e lijn?

Aanbeveling

De werkgroep is van mening dat de volgende factoren bevorderend zijn voor het systematisch signaleren van klachten/detecteren behoefte psychosociale/paramedische zorg bij volwassen mensen met kanker in de 1e lijn:

  • Voldoende mogelijkheid tot scholing voor zorgprofessionals in de 1e lijn aangaande het systematisch signaleren van klachten/detecteren behoefte psychosociale zorg bij volwassen mensen met kanker.
  • Aandacht voor de organisatorische en financiële randvoorwaarden binnen de huisartsenpraktijk om adequate zorg voor mensen met kanker mogelijk te maken. Hierbij valt te denken aan verminderen van werkdruk en inzetten POH GGZ en de verpleegkundige in de thuissituatie.
  • Duidelijke overdracht en afstemming over taakverdeling tussen de 1e en 2e lijn m.b.t. psychosociale problematiek bij mensen met kanker.
  • De mogelijkheid tot het afleggen van huisbezoeken door de wijkverpleegkundige, in samenwerking met de huisarts.

Overwegingen

Er is te weinig literatuur om een conclusie te formuleren, maar er werden wel een aantal bevorderende en belemmerende factoren genoemd door de werkgroepleden.

Bevorderende factoren
Patiënten perspectief
Als bevorderende factoren in de 1e lijn voor het systematisch signaleren van klachten/detecteren behoefte psychosociale zorg kunnen worden genoemd vanuit patiënten perspectief:

  • De huisartspraktijk is over het algemeen dichtbij en goed toegankelijk;
  • Het merendeel van de patiënten heeft een goede vertrouwensband met de huisarts
  • De huisarts behoort kennis te hebben van de voorgeschiedenis en het sociale systeem van de patiënt. Is dit niet zo, dan behoort de huisarts zo spoedig mogelijk over deze informatie te beschikken door de patiënt er naar te vragen.

Organisatieperspectief
Bevorderende factoren vanuit organisatorisch perspectief:

  •  De huisarts wordt, in het grootste deel van de huisartspraktijken, ondersteund door de POH-GGZ. Dit betekent dat beiden tijd kunnen besteden aan het bieden van basale psychosociale zorg. Voorwaarde is dat zij daarvoor over voldoende kennis en vaardigheden beschikken.
  • Bovendien kan de huisarts de verpleegkundige in de thuissituatie proactief inschakelen voor het uitvoeren van huisbezoeken ter voorkomen van crisissituaties. 

Belemmerende factoren
Professioneel perspectief
Als belemmerende factor vanuit professioneel perspectief ziet de werkgroep dat:

  •  De huisarts is niet altijd voldoende geschoold in het detecteren behoefte psychosociale zorg bij mensen met kanker;
  • Als generalist lijkt de huisarts belemmerd te worden door beperkte kennis van de korte, late en lange termijn gevolgen van de behandeling van mensen met kanker;
  • Door de invoering van de basis-GGZ zijn per 1 januari 2014 de verwijsmogelijkheden voor mensen met kanker met psychosociale problematiek verminderd door wijzigingen in de vergoeding daarvoor. Bovendien valt de diagnose aanpassingsstoornis, die juist veel voorkomt bij mensen met kanker, niet onder de verzekerde zorg. Het ontbreken van voldoende vergoeding voor een vervolgtraject voor psychosociale ondersteuning of psychologische behandeling of het moeten stellen van een diagnose die suboptimaal is (bijvoorbeeld een angststoornis) is een belemmerende factor voor de huisarts, de POH-GGZ en verpleegkundigen in de thuissituatie om aandacht te besteden aan het detecteren van psychosociale problematiek bij mensen met kanker.

Organisatorisch
Als belemmerende factor vanuit organisatorisch perspectief ziet de werkgroep dat:

  • Binnen de huisartsenpraktijk is er sprake van een hoge werkdruk en daardoor minder tijd om het detecteren behoefte psychosociale zorg uit te voeren en proactief te kunnen handelen;
  • Er is niet altijd sprake van een volledige overdracht tussen medisch specialist/verpleegkundige in het ziekenhuis en huisarts, POH-GGZ en verpleegkundige in de thuissituatie met betrekking tot door patiënten ingevulde Lastmeters en op basis daarvan al dan niet gekregen psychosociale zorg.
  • Er is sprake van een onduidelijke taakverdeling tussen de medisch specialist/verpleegkundige van het ziekenhuis en de huisarts/verpleegkundige in de thuissituatie. Als voorbeeld: Wie signaleert wat en wanneer en is verantwoordelijke voor de terugkoppeling van 1e lijn naar 2e lijn en omgekeerd.

Patiëntenperspectief
Als belemmerende factor vanuit patiënten perspectief ziet de werkgroep dat: 

  • Een deel van de patiënten heeft meer vertrouwen in de medisch specialist/ verpleegkundig specialist, omdat de huisarts, POH-GGZ of verpleegkundige in de thuissituatie niet betrokken is geweest bij het gehele behandeltraject. Dit maakt dat ze de huisarts wellicht minder snel in vertrouwen nemen bij problemen gerelateerd aan hun oncologische aandoening.

Veiligheid
De werkgroep is van mening dat goede wederzijdse informatie en uitwisseling van gegevens tussen 1e en 2e lijn, met betrekking tot het detecteren behoefte psychosociale zorg, in de verschillende fasen van het oncologische proces moet plaats vinden in een EPD, waartoe alleen de zorgverleners toegang hebben die bij de behandeling van de patiënt betrokken zijn. Dit alles natuurlijk met toestemming van de patiënt.

 

Onderbouwing

Er is te weinig literatuur over belemmerende en bevorderende factoren voor het systematisch signaleren van klachten/detecteren behoefte psychosociale zorg bij volwassen mensen met kanker in de eerste lijn’ om een conclusie te kunnen formuleren.

Uit een brede search kwamen 1851 artikelen naar voren, waarvan er 17 aan de selectiecriteria leken te voldoen voor beoordeling op basis van full text review. Van deze 17 artikelen werd één artikel geselecteerd voor de beantwoording van de uitgangsvraag [Geelen 2011 (1)].

In Nederland is een kleinschalig kwalitatief onderzoek verricht onder 15 huisartsen, gerekruteerd via het netwerk van de Integrale Kankercentra en de websites van beroepsverenigingen [Geelen 2011] (1).

Huisartsen werden in diepte-interviews en online focusgroepen bevraagd over hun visie op mensen met kanker in de stabiele, chronische fase, de problematiek van deze patiënten en de rol van de huisarts daarin. De huisartsen gaven aan dat de grote verscheidenheid in de verschillende vormen van kanker het moeilijk maakt om een standaard vorm voor de follow-up te ontwikkelen. Zij zien eerder de uniciteit van iedere patiënt met kanker in de chronische fase en vinden vraag-gestuurde zorg op maat nodig. De huidige organisatie van de huisartsenpraktijk voorziet ook niet in structurele nazorg aan patiënten die een behandeling voor kanker hebben ondergaan. Huisartsen verwijzen beperkt door naar andere zorgverleners. De ‘eigen kracht’ van de patiënt, het gevaar van medicalisering van klachten en de poortwachter functie werden genoemd als redenen om beperkt door te verwijzen.

  1. 1 - Geelen E, Krumeich A, van der Boom H, et al. De huisarts: Spil in de nazorg voor patienten met kanker? Huisarts en Wetenschap. 2011;54(11):586-590. [link]

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  :

Laatst geautoriseerd  : 01-05-2017

Geplande herbeoordeling  :

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Psychosociale Oncologie
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Vereniging voor Heelkunde
  • Nederlandse Vereniging voor Radiotherapie en Oncologie
  • Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland
  • Nederlandse Vereniging voor Psychosociale Oncologie
  • Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers

Algemene gegevens

Voor deze richtlijn is bekeken welk instrument het meest geschikt is bij het signaleren van distress en zorgbehoefte en hoe dit instrument dient te worden ingezet. Het instrument kan, naast de signalerende functie, gezien worden als hulpmiddel bij het gesprek, het biedt structuur en handvatten om gezamenlijk met de patiënt de problemen te bespreken, de behoefte aan extra zorg na te gaan en te bepalen wie deze zorg het beste zou kunnen verlenen. Het instrument vervangt niet de essentie van het in gesprek blijven met de patiënt over ervaringen en behoeften, integendeel, zij kan daarvan juist een goede basis vormen.

De behoefte aan een gesprek hoeft overigens niet per definitie vanuit een probleemstelling of last onderkend te worden. Het kan ook belangrijk zijn voor de patiënt om gelukkige momenten en positieve ervaringen te delen.

De richtlijn behelst het traject van signalering van distress en zorgbehoefte tot en met verwijzing naar een relevante gespecialiseerde psychosociale/(para)medische zorgverlener. De richtlijn bevat naast aanbevelingen over het instrument dat het meest geschikt is om distress en zorgbehoefte vast te stellen, ook aanbevelingen over de meetmomenten, het gesprek met de patiënt, verwijzing en organisatorische randvoorwaarden. De aanbevelingen zijn gebaseerd op een zo hoog mogelijke graad van wetenschappelijk bewijs en de richtlijn biedt de gebruikers inzicht hierin.

Doel en doelgroep

Doelstelling
De richtlijnwerkgroep wil met de richtlijn ‘Detecteren behoefte psychosociale zorg' bewerkstelligen dat bij alle volwassenen met kanker in de gehele oncologische zorgketen (klinisch, poliklinisch en in de thuissituatie) op systematische wijze gesignaleerd wordt of er sprake is van (verhoogde) distress en/of zorgbehoefte en bevorderen dat indien gewenst passende psychosociale en/of (para)medische zorg wordt aangeboden. Het tijdig signaleren van distress en zorgbehoefte en indien nodig tijdig verlenen van (extra) zorg draagt bij aan het voorkómen van ernstigere problematiek en kan resulteren in een betere kwaliteit van leven voor de patiënt.

Doelgroep
Deze richtlijn is bestemd voor alle professionals die betrokken zijn bij de diagnostiek, behandeling en begeleiding van volwassen mensen met kanker in de 1e, 2e en 3e lijn. In het bijzonder betreft dit de basisbehandelaars en de gespecialiseerde psychosociale/(para)medische zorgverleners. Tot deze professionals behoren:

  • Basisbehandelaars (artsen -zoals medisch-oncoloog, hematoloog, chirurg-oncoloog, radiotherapeut-oncoloog, gynaecoloog-oncoloog, uroloog-oncoloog, MDL-arts, longarts-oncoloog, neurochirurg, dermatoloog, revalidatiearts, huisarts en bedrijfsarts), verpleegkundigen/verpleegkundig specialisten (in het ziekenhuis en in de thuissituatie) en de POH-GGZ);
  • Gespecialiseerde psychosociale zorgverleners (maatschappelijk werkers, psychologen, psychiaters en geestelijk verzorgers, gespecialiseerd in de oncologie);
  • (Para)medische zorgverleners (zoals (in de oncologie gespecialiseerde) fysiotherapeuten, ergotherapeuten, diëtisten, logopedisten, seksuologen, huid/oedeemtherapeuten, e.d.)

Samenstelling werkgroep

Deze werkgroepleden zijn afgevaardigd namens wetenschappelijke en beroepsverenigingen en hebben daarmee het mandaat voor hun inbreng.

Leden voorbereidingsgroep
dr. J. Hoekstra-Weebers, Medisch socioloog, namens de NVPO (co-voorzitter)
dr. M.H.M. van der Linden, Klinisch psycholoog, namens de NVPO (co-Voorzitter)
dr. M. Bannink, Psychiater, namens de NVvP
A.J. Berendsen, Huisarts, namens de NHG
drs. T. Brouwer, Ervaringsdeskundige, namens de Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenorganisaties
de Jong, Ervaringsdeskundige, namens de Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenorganisaties
J. Krol-Veraar, Verpleegkundig specialist, namens de V&VN verpleegkundig specialisten
prof.dr. J.A. Roukema, Oncologisch chirurg, namens de NVvH
mw.dr. L. Veerbeek, Adviseur richtlijnen, IKNL
mw.dr. M.J. Velthuis, Adviseur en procesbegeleider, IKNL
H. Hamelers-Paulus, Secretaresse, IKNL

Leden richtlijnwerkgroep
dr. J. Hoekstra-Weebers, Medisch socioloog, namens de NVPO (voorzitter)
prof.dr. N.K. Aaronson, Medisch socioloog, namens de NVPO
dr. M. Bannink, Psychiater, namens de NVvP
drs. T. Brouwer, Ervaringsdeskundige, namens de Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenorganisaties
dr. W.V. Dolsma, Radiotherapeut-oncoloog n.p., namens de NVRO
F.J.M. Eskens, Maatschappelijk werker, namens de NVMW (tot 15/04/2015)
N. Golsteijn, Verpleegkundig specialist, namens de V&VN Oncologie
C. Janssen, verpleegkundige in de thuissituatie, namens de V&VN Maatschappij & Gezondheid
K. de Jong, Ervaringsdeskundige, namens de Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenorganisaties (tot 18/08/2015)
J. Koopman, POH-GGZ, namens de LVPOHGGZ
J. Krol-Veraar, Verpleegkundig specialist, namens de V&VN verpleegkundig specialisten
dr. A. Kuin, Geestelijk verzorger, namens de VGVZ
drs. A.M. Mathot, Huisarts en Hospice-arts, UMC Utrecht, namens de NHG
prof.dr. J. Prins, Medisch psycholoog, namens de NVPO
prof.dr. J.A. Roukema, Oncologisch chirurg, namens de NVvH
M.H. van der Veldt, Medisch maatschappelijk werker, namens de NVMW (vanaf 15/04/2015)
drs. Y. Smit, Onafhankelijk onderzoeker/epidemioloog
dr. M.J. Velthuis, Adviseur en procesbegeleider, IKNL
mw. H. Hamelers-Paulus, Secretaresse, IKNL

Belangenverklaringen

Om de beïnvloeding van de richtlijnontwikkeling of formulering van de aanbevelingen door conflicterende belangen te minimaliseren zijn de leden van de werkgroep gemandateerd door de wetenschappelijke verenigingen.

Alle werkgroepleden hebben bij aanvang en bij de afronding van het richtlijn traject een belangenverklaring ingevuld. Hiermee geven de werkgroepleden aan onafhankelijk gehandeld te hebben bij het opstellen van de richtlijn.

Inbreng patiƫntenperspectief

De richtlijnwerkgroep bestaat uit zorgverleners van verschillende psychosociale en (para)medische disciplines en patiëntvertegenwoordigers van de Nederlandse Federatie van Kankerpatientenorganisaties.

Methode ontwikkeling

Evidence based

Werkwijze

De voorbereidingsgroep heeft zich van juni 2014 t/m maart 2015 bezig gehouden met het schrijven van een plan van aanpak, ontwikkelen van een enquête voor de knelpunteninventarisatie, het op basis van de knelpunten-analyse bepalen van de belangrijkste knelpunten, formuleren van uitgangsvragen en formeren van de richtlijnwerkgroep. De voorbereidingsgroep is driemaal bijeen geweest.
In juli 2014 is een online enquête uitgezet onder professionals en patiënten(vertegenwoordigers) voor de knelpunteninventarisatie. Informatie over de enquête, verzendlijst en analyse van de knelpunteninventarisatie is weergegeven in de bijlagen 12 en 13. Op basis van de knelpunteninventarisatie heeft de voorbereidingsgroep zeven uitgangsvragen geformuleerd. Deze uitgangsvragen vormen de basis voor de evidence based modules van deze richtlijn die door de richtlijnwerkgroep zijn uitgewerkt.

De richtlijnwerkgroep bestaat uit zorgverleners van verschillende psychosociale en (para)medische disciplines en patiëntvertegenwoordigers van de Nederlandse Federatie van Kankerpatientenorganisaties.

Elke uitgangsvraag is toebedeeld aan meerdere werkgroepleden.
Werkgroepleden hebben input geleverd aan de methodologisch expert voor het uitvoeren van systematische zoekacties naar relevante literatuur met betrekking tot zijn of haar uitgangsvraag. De literatuur is geselecteerd door de methodologisch expert in samenwerking met de werkgroepleden. De geselecteerde literatuur is samengevat en voorzien van niveau van bewijs door de methodologisch expert, de werkgroepleden hebben daaraan bijgedragen. De werkgroepleden hebben vervolgens de overwegingen en aanbevelingen geformuleerd. De werkgroep heeft gedurende een periode van ongeveer tien maanden gewerkt aan de tekst voor de conceptrichtlijn. De teksten zijn tijdens meerdere telefonische en vier plenaire vergaderingen besproken en na verwerking van de commentaren geaccordeerd. De afzonderlijke teksten zijn samengevoegd en op elkaar afgestemd tot één document: de conceptrichtlijn. Deze is ter commentaar aangeboden aan de relevante wetenschappelijke verenigingen en landelijke en regionale (tumor)werkgroepen.

Zoekverantwoording

Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.

Volgende:
Meest geschikte instrument