Depressie bij jeugd

Initiatief: NVvP Aantal modules: 14

Preventie depressie bij jeugd

Uitgangsvraag

Welke interventies kunnen preventief werken ter voorkóming of uitstel van een depressie?

Aanbeveling

De werkgroep beveelt aan de volgende thema's op te nemen op de onderzoeksagenda:

    • de langere termijn effecten en de kosteneffectiviteit van universele preventieprogramma's;
    • uitgebreider onderzoek naar de effectiviteit van depressie preventieprogramma's in Nederland, inclusief de programma's die via internet worden aangeboden.
    • de actieve ingrediënten en werkingsmechanismen van deze behandelingen. (De effectief gebleken programma's waren veelal gebaseerd op cognitieve gedragstherapie en in één geval op interpersoonlijke psychotherapie, met zeer diverse behandelingrediënten).


Scholen die aandacht willen besteden aan de preventie van depressie wordt aangeraden om jeugdigen die hoog scoren op depressieve symptomen een gerichte interventie aan te bieden (geïndiceerde preventie).

De werkgroep beveelt aan om kinderen en adolescenten die een verhoogd risico lopen op het ontwikkelen van een depressie (zoals kinderen van ouders met psychische problemen) een screening en een preventieve interventie aan te bieden.

Voor een recent overzicht van behandelprogramma's die in Nederland beschikbaar zijn verwijst de werkgroep naar de databank Effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands Jeugdinstituut. In deze databank bevinden zich tevens de meest recente onderzoeksgegevens over de interventies.

Overwegingen

Universele preventie is overall niet effectiever dan geen interventie in het voorkómen van depressie bij kinderen of jongeren.

In de praktijk worden universele preventieprogramma's op scholen echter niet alleen ingezet ter voorkóming van depressie, maar is er vaak een bredere doelstelling (zoals het creëren van een goede sfeer op school).

Het is erg moeilijk vast te stellen of universele preventie op den duur iets oplevert, omdat hiervoor erg grote groepen nodig zijn die lang gevolgd moeten worden om daadwerkelijk een preventief effect vast te stellen. In de toekomst kan dit eventueel andere resultaten geven.

Verreweg de meeste onderzochte interventies zijn gebaseerd op cognitieve gedragstherapie en één is gebaseerd op interpersoonlijke psychotherapie. De inhoud van de diverse programma's is zeer divers. Sommige interventies gaan meer uit van het oplossen van problemen (bijvoorbeeld negatieve gedachten ombuigen), terwijl andere programma's zich meer richten op het versterken van de gezonde kanten van de kinderen. De ingrediënten van de behandeling waren bijvoorbeeld gezinsgerichte psycho-educatie, probleemoplossende vaardigheden, planning van plezierige activiteiten (al dan niet met ouders of vrienden), herkenning van gedachten, de samenhang tussen gedachten en gevoelens, cognitieve herstructurering, leren oplossen van conflicten (met ouders of vrienden), emoties uiten en active coping. Al met al verschillen de onderzochte interventies behoorlijk in het soort interventies dat wordt gedaan. Er is nog geen zicht op de noodzakelijke ingrediënten voor een effectieve behandeling.

Aangezien angststoornissen bij kinderen en jongeren vaak aan een depressie vooraf gaan, zou het zo kunnen zijn dat een preventieve interventie gericht op symptomen van angst ook effecten heeft op het voorkómen van depressie. Ryan (Ryan, 2003) noemt dit ook wel secundaire preventie. Dit is echter nog niet bewezen, en hier dient nader onderzoek naar gedaan te worden.

Er zijn programma's die effectief zijn gebleken in het buitenland en waarvan het zinvol is om te onderzoeken of ze in Nederland toepasbaar zijn.

In Nederland zijn veel preventie-programma's beschikbaar, maar slechts een enkel programma is ook daadwerkelijk onderzocht op effectiviteit in Nederland. Onderstaande tabel tracht enigszins een overzicht te geven van beschikbare interventies in Nederland. De programma's Doepressie en VRIENDEN zijn op dit moment de geïndiceerde interventies met het hoogste niveau van bewijs, waarbij vooral Doepressie effectief is voor depressie, en VRIENDEN vooral is onderzocht bij kinderen met bredere emotionele problemen. Als selectieve preventie voor kinderen van ouders met psychische problemen is de Beardslee gezinsinterventie de enige preventieve interventie die beschikbaar is in Nederland en tevens wetenschappelijk onderzochte positieve effecten heeft.

 

In Nederland beschikbare preventieve interventies 

 

Naam interventie

Korte beschrijving

Status wat betreft onderzoek naar effectiviteit

Nivo van bewijs

Selectieve

preventie

Cursus Kopstoring en www.kopstoring.nl

Website met informatie voor kinderen met ouders met psychische problemen. Interactieve chatcursus voor jongeren van 16-25 jaar

Interventie wordt momenteel in Nederland onderzocht, niet internationaal.

D

 

Kopp op / KOPP- groepen / doe- praatgroep in vele locale varianten

Groepen voor kinderen (8-12 jaar en voor adolescenten) van ouders met psychische problemen

Wordt momenteel in Nederland onderzocht, niet internationaal.

D

 

Psycho-educatieve

gezinsinterventie

(Beardslee)

Gezinnen met ouder(s) met psychische problemen met tenminste 1 kind 9-14 jaar. Gericht op bevorderen communicatie, 6 - 8 gezinsgesprekken

Positieve resultaten uit gecontroleerd Amerikaans onderzoek (Beardslee et al., 2007), lopend onderzoek in Nederland

A1

 

www.kopopouders.nl

Informatie en groepschatsessies voor ouders met psychische problemen (8 maal 1.5 uur)

Onbekend

D

Geïndiceerde

preventie

Pak aan

Groepstraining van 18 zittingen voor kinderen van 8-13 jaar met depressieve klachten. Nederlandstalige bewerking van Taking Action (Kendall & Stark, 1996)

Positieve resultaten in een gecontroleerde Vlaamse studie (de Cuyper et al., ..)

B

 

Doepressie (Stikkelbroek et al., 2005)

(www.doepressie.nl)

Cursus van 15 bijeenkomsten van 1.5 uur voor jongeren van 16-21 jaar, geschikt voor jongeren met milde klachten en voor jongeren met een depressieve stoornis.

Vertaling en bewerking van effectief gebleken Coping with Depression Course van Clarke et al., 1990

A1

 

Stap op weg (Paauw en Kramer)

Cursus voor jongeren van 14-18 jaar, verkorte versie van Doepressie

Wordt ontwikkeld in Nederland, gebaseerd op de Coping with Depression Course van Clarke et al., 1990

D

 

Head up

Groepstraining van 8 zittingen voor jongeren van 13-17 jaar met depressieve klachten

Nederlandse vertaling / bewerking van de effectief gebleken Coping with Depression Course (Clarke et al., 2001).

D

 

Grip op je dip (Voordouw, Kramer en Cuijpers, 2002) (www.gripopjedip.nl)

Informatiesite, online cursus en mailen met een dipdeskundige voor jongeren 16-25 jaar met depressieve klachten

Pilot-onderzoek in Nederland met positieve resultaten (Gerrits et al., 2007), momenteel verder in gerandomiseerd onderzoek in Nederland .

Eveneens een bewerking van Coping with Depression (Clarke et al., 2001)

C

 

Zwaar weer (www.zwaarweer.nl)

Informatiesite over depressie (met zelftest en adviezen)

Geen informatie

D

 

Stemmingmakerij (Ruiter, 1997)

Preventieve cursus van 8 bijeenkomsten van 2 uur en één ouderbijeenkomst voor jongeren van 14 t/m 18 jaar met depressieve klachten

1 Nederlandse ongecontroleerde effectstudie gedaan met positieve resultaten, niet internationaal

C

 

Slechte Tijden, Goede Tijden (Helmus & Crone, 1994).

Voor vmbo-nivo en voor 12-14 jarigen

Geen informatie

D

 

VRIENDEN (Barrett, 1996)

Preventief en curatief programma voor angst en depressie voor kinderen van 7-11 en jongeren van 12-16 jaar. Groepsinterventie met 10 zittingen en 4 ouderbijeenkomsten

Uit Australisch onderzoek blijkt VRIENDEN wel ge­schikt ter verminde­ring van depressieve symptomen binnen een geindiceerde preventie en niet als universele preventie. Er zijn (nog) geen Nederlandse onder­zoeksresultaten

A1

 

Praten online www.pratenonline.nl

Informatie, forum, zelftest en chatten voor jongeren van 12-22 met stem­mingsproblemen. Chatten met profes­sional op basis van oplossingsgerichte therapie, gemiddeld 3 sessies, alleen voor hoogscoorders op de zelftest, geen exclusiecriteria voor deelname

Open studie met positieve resultaten (Ooijevaar et al., 2007), momenteel wordt een gecontroleerd onderzoek uitgevoerd

C

Onderbouwing

De werkgroep acht het van belang om niet alleen uitspraken te doen over kinderen en jongeren die reeds voldoen aan de diagnose depressie, maar tevens over jongeren voor wie een interventie preventief zou kunnen werken. In de kindertijd en adolescentie ontstaan vaak de eerste depressieve episodes, met een verhoogd risico op depressie op volwassen leeftijd. Het voorkomen van depressie in de jeugd zou dus wellicht depressieve episodes kunnen voorkomen of uitstellen.

 

Onder preventie verstaan we het aanbieden van bepaalde interventies aan jongeren met als doel het voorkómen van depressie. Er wordt onderscheid gemaakt tussen universele, selectieve en geïndiceerde preventie. Bij universele preventie wordt een interventie aangeboden aan grote groepen mensen uit de normale bevolking (bijvoorbeeld schoolkinderen). Bij selectieve preventie wordt de interventie aangeboden aan hoogrisico-groepen, zoals kinderen van ouders met een psychische aandoening. Bij geïndiceerde preventie worden de kinderen of jongeren gescreend op symptomen van depressie en krijgen alleen de kinderen of jongeren subklinisch nivo van klachten de interventie aangeboden.

 

De uitgangsvraag van de werkgroep is of bepaalde interventies preventief kunnen werken ter voorkóming of uitstel van een depressie. Hierbij moet in ogenschouw worden genomen dat een preventieve interventie effectief genoemd kan worden als de klachten verminderen, maar ook als de klachten niet verergeren of niet leiden tot een depressieve episode. Het is onduidelijk welke follow-up termijn er moet worden aangehouden om hierover zinvolle uitspraken over te kunnen doen.

 

In 2006 is een meta-analyse verschenen over de effecten van preventie van depressie bij kinderen en jongeren (Horowitz, 2006). Deze module bespreekt de belangrijkste conclusies uit deze meta-analyse. Vervolgens worden de studies besproken die na het verschijnen van deze meta-analyse zijn verschenen en die belangrijk zijn voor de conclusies.

Niveau 1

Het is aangetoond dat universele preventieprogramma's gericht op vermindering van depressieve symptomen bij jongeren niet significant effectiever zijn dan geen interventie. Er is geen significant effect gevonden in het verminderen van depressieve klachten, noch in het voorkomen van depressieve stoornissen.

 

A1: Horowitz & Garber (2007)

 

Niveau 1

Het is aangetoond dat geïndiceerde preventieprogramma's voor kinderen en jongeren uit de normale bevolking met een verhoogd depressie-nivo (zie Hoofdstuk 3.2 over Screening) effectief zijn in het verminderen van depressieve klachten.

 

A1: Horowitz & Garber (2007)

 

Niveau 1

Het is aangetoond dat selectieve preventie bij kinderen met verhoogd risico (zoals kinderen van ouders met psychische klachten) kan helpen psychische klachten bij deze kinderen te verminderen en te voorkómen.

 

A1: Horowitz & Garber, 2007

 

Niveau 2

Er zijn aanwijzingen dat een interventie bij kinderen van ouders met stemmingsstoornissen effectief en kosteneffectief is.

 

B: Clarke et al., 2001; Lynch, et al., 2005

Horowitz & Garber (2006) beschrijven in een meta-analyse 30 RCT's over de preventie van depressie bij kinderen en jongeren. Per studie werd één effectgrootte (ES) berekend op basis van een zelfrapportage (CDI, BDI enz). De geaggregeerde ES uit alle studies was 0,16 op de nameting en 0,11 op de follow-up (klein effect). Vervolgens werd uitgesplitst naar universele (12 studies), geïndiceerde (9 studies) en selectieve preventie (9 studies). Bij selectieve preventie waren studies opgenomen over kinderen van gescheiden ouders, kinderen van een ouder met alcoholverslaving, kinderen van een recent overleden ouder, kinderen van een ouder met stemmingsstoornissen, kinderen van minderheden met een lage SES en specifiek meisjes. De geïndiceerde interventies richtten zich vooral op kinderen en jongeren die hoog scoren op depressieve symptomen. In twee van deze studies konden ook kinderen en jongeren deelnemen die aangaven thuis veel conflicten te hebben.

 

De ES van selectieve preventieve interventies (nameting ES = 0,30; follow-up ES = 0,34) was significant groter dan de ES van de universele preventieve interventies (nameting ES = 0,12; follow-up ES = 0,02). Geïndiceerde preventieve interventies lieten op de nameting (ES = 0,23) marginaal significant betere effecten zien en bij follow-up (ES = 0,31) significant betere effecten zien dan universele preventieve interventies. Selectieve interventies en geïndiceerde interventies verschilden onderling niet significant.

De positieve effecten in de verschillende studies bestonden uit een vermindering van depressieve klachten en betroffen dus in feite behandeleffecten. Een direct preventief effect in de zin dat in de periode na de interventie er vaker toename van depressieve klachten optrad in de controlegroep dan in de experimentele groep werd niet gevonden. Het zou kunnen zijn dat de follow-up periodes die tot nu toe werden gehanteerd hiervoor onvoldoende lang waren.

 

Concluderend bleken selectieve en geïndiceerde interventies wel een gunstig effect te hebben, terwijl universele interventies niet effectief bleken in de preventie van depressie (mate van bewijs A1).

In de meta-analyse zijn alle studies t/m 2005 opgenomen. Sindsdien zijn nog zes relevante studies verschenen. De meeste studies geven hetzelfde beeld als de meta-analyse.

 

Er werd een grote studie (Horowitz et al., 2007) gedaan naar universele preventie van depressie bij jongeren op scholen op basis van een cognitief gedragtherapeutisch programma (CGT) en een interventie gebaseerd op Interpersoonlijke Psychotherapie (IPT). 380 leerlingen namen deel aan de studie. CGT en IPT bleken direct na de interventie wel effectiever dan geen interventie (en dan met name voor de jongeren met subklinische depressieve klachten), maar bij follow-up was er geen effect van beide preventieve interventies ten opzichte van de groep zonder interventie (mate van bewijs B).

 

De tweede studie (O'Kearney et al., 2007) die zich richtte op universele preventie vergeleek de uitkomsten van een internet-interventie (MoodGym (programma gebaseerd op principes CGT); 5 modules van ca 30-60 minuten) met een regulier lespakket over persoonlijke ontwikkeling bij 78 schoolgaande jongens die niet vooraf werden gescreend op symptomen in de leeftijd van 15 -16 jaar ('O Kearney et al., 2006). De uitval uit de interventie was groot, slechts 40% van de deelnemers volgde 3 of meer modules. De MoodGym leek iets effectiever in het voorkómen van klinisch depressieve jongeren: na 16 weken werd in de controlegroep een toename gevonden in het aantal jongens met klinisch relevante depressie (CES-D score van 16 of hoger; 17% op de voormeting vs. 30% op de nameting) terwijl dit aantal in de interventiegroep vrijwel gelijk bleef (22% op de voormeting vs. 19% op de nameting). Dit verschil in effectiviteit tussen beide groepen was niet statistisch significant. Gezien de kleine steekproef is dit echter niet verrassend (mate van bewijs B).

 

Voorts zijn er twee kleinere studies verschenen rond geïndiceerde preventie. De eerste is van Gillham et al. (2006) in een groep van 44 jongeren en beschrijft de effectiviteit van een interventie die is gebaseerd op cognitieve gedragstherapie en die bestaat uit een kinderinterventie (Penn Resiliency Program (PRP)) met oudercomponent. Kinderen uit de PRP+ conditie rapporteerden significant minder depressieve en angstklachten tijdens de follow-up periode (6- en 12-maanden). Hoewel het aantal kinderen in beide condities met klinisch relevantie depressie en angst een vergelijkbaar beeld schetsen (depressie: PRP+ 10% en controle 30%; angst: PRP+ 5% en controle 30%) was het verschil tussen de condities alleen significant voor klinisch relevante angst. De auteurs noemen de interventie veelbelovend (mate van bewijs B).De andere studie naar geïndiceerde preventie betreft een pilotstudie met 41 subklinisch depressieve jongeren naar de effectiviteit van een op IPT gebaseerd groepstraining (Interpersonal Therapy - Adolescent Skills Training: IPT-AST;Young et al., 2006). Er werd een vergelijking gemaakt tussen IPT-AST en reguliere zorg (bestaande uit een aantal psychodynamisch georiënteerde gesprekken). Effectgroottes op de nameting varieerden van 0,82 tot 1,52. Het verschil in het aantal diagnoses van een depressieve stoornis gedurende de gehele follow-up tijd was bijna significant (1 diagnose in deITP-AST-groep (3.7%) versus; 4 diagnoses in de controlegroep( 28,6%; p = 0,080). Deze eerste bevindingen zijn een aanwijzing dat deze IPT-AST effectief kan zijn als geïndiceerde preventie (mate van bewijs B). Wat betreft selectieve preventie verscheen een artikel over de kosteneffectiviteit van de groepsinterventie die is opgenomen in de meta-analyse (Coping with Stress

Course; Clarke et al., 2001) bij kinderen van ouders met stemmingsstoornissen (Lynch et al., 2005). Uit de berekeningen volgt dat de kosten van de interventie $9275 per QALY (quality-adjusted life-year) zijn, waarbij de kosten overigens voornamelijk werden gemaakt bij het opsporen en screenen van de risicokinderen. Het lijkt dus tevens ten aanzien van de kosten de moeite waard om deze interventies aan te bieden aan kinderen van ouders met stemmingsstoornissen (mate van bewijs B).

 

Tot slot verscheen de uitgebreide studie van Sheffield et al. (2006), die als eerste en enige een directe vergelijking maakte tussen de effectiviteit van geïndiceerde en universele preventie. Er werden drie preventieve interventies gebaseerd op cognitieve gedragstherapie onderling vergeleken en met een controlegroep zonder interventie. De RCT werd uitgevoerd op 34 scholen, welke at random over de vier onderzoekscondities werden verdeeld. Bij de studie waren 2479 jongeren betrokken in de leeftijd van 13-15 jaar, waarvan 521 jongeren op de voormeting depressieve klachten hadden. De vier condities waren: een universele preventieve interventie in volledige schoolklassen een geïndiceerde preventieve interventie in groepjes van 8-10 leerlingen met symptomen, een combinatie van beiden (zowel bij schoolklassen als in kleine groepjes) en een controlegroep. In eerste instantie werd een vergelijking gemaakt tussen alle leerlingen met depressieve klachten (dus uitsluitend de leerlingen met een verhoogd risico op het ontstaan van een depressieve stoornis) uit de vier onderzoekscondities. Dit leverde geen significante verschillen op. Vervolgens is een vergelijking gemaakt tussen alle leerlingen uit de universele preventieve interventie en alle leerlingen uit de controlegroep (dus ook de leerlingen zonder depressieve klachten). Ook dit leverde geen verschillen op (mate van bewijs B). De resultaten van deze studie (Sheffield et al., 2006) komen deels overeen met de meta-analyse (Horowitz, 2006) en met resultaten uit andere studies: universele preventie leidt doorgaans niet tot significant meer verbetering bij een actieve interventie dan bij een controlegroep. Wat betreft de geïndiceerde interventie wijkt deze studie af van eerdere bevindingen die overall wel een positief effect lieten zien.

 

Ten aanzien van online interventies is één Canadese vergelijkende studie verschenen en zijn er twee open studies uit Nederland. In een gerandomiseerd onderzoek werd de effectiviteit geëvalueerd van een internetprogramma voor jongeren (N=83, 14-21 jaar) met subklinische klachten in combinatie met ofwel een kort gedragsadvies ofwel motiverende gespreksvoering voorafgaand aan het internetprogramma. Op de nameting werden gunstige effecten gerapporteerd ten aanzien van daling van klachten en mate van belemmering door de klachten op school, en versteviging van beschermende factoren (zoals vergroting van sociale steun bij leeftijdsgenoten). De effecten op de nameting waren gelijk in beide behandelcondities (van Voorhees et al., 2008). Bij follow-up van 12 weken bleek de combinatie van motiverende gespreksvoering en de internet interventie wat succesvoller in het voorkómen van een depressieve episode dan de combinatie van internet en een kort gedragsadvies (van Voorhees et al., 2009). Er was geen controlegroep opgenomen in het design (mate van bewijs B). Het programma is vooralsnog niet in het Nederlands beschikbaar.

 

Grip on je dip is een online interventie waarbij maximaal zes jongeren tussen 12 en 22 jaar in een vaste groep onder begeleiding van een trainer chatsessies hebben. Er zijn wekelijkse 8 sessies van anderhalf uur. De effecten van de training werden onderzocht in een open studie van Gerrits et al. (Gerrits et al., 2007). De doelgroep voor de pilot waren jongeren met milde subklinische klachten. Jongeren met mogelijk een ernstige depressie, als blijkend uit een score op de CES-D en/of additionele vragen over suicide-plannen, werd aangeraden reguliere hulp te zoeken en deden niet mee aan de interventie. Het bleek dat er significante klachtenreductie plaatsvond tussen het begin en eind van de e-training. Jongeren met een subklinische depressie kunnen baat hebben bij de online-interventie Grip op je dip (mate van bewijs C).

 

Op de site www.pratenonline.nl hebben jongeren toegang tot online sessies met een individuele oplossingsgerichte therapeut. Deze interventie wordt aangeboden aan zowel jongeren met subklinische klachten als jongeren met duidelijke of ernstige klachten. Aangezien het programma meer curatief dan preventief is bedoeld, wordt hiervoor verwezen naar de module over psychotherapie.

  1. Clarke, G.N., Hornbrook, M., Lynch, F. Polen, M., Gale, J., Beardslee, W., O'Connor, E., Seeley, J. (2001). A randomized trial of a group cognitive intervention for preventing depression in adolescent offspring of depressed parents. (Reprinted) Archives of General Psychiatry, 58, 1127-1134.
  2. Gerrits, R., van der Zanden, R., Visscher, R., & Conijn, B. (2007). Master your mood online: A preventive chat group intervention for adolescents. AustraHan e-Journal for the Advancement of Mental Health, 6(3), 1-11.
  3. Gilham, J.E., Reivich, K.J., Freres, D.R., Lascher, M., Litzinger, S., Shatté, A., Seligman, M.E.P. (2006). School Psychology Quarterly, 21 (3), 323-348.
  4. Horowitz, J.L., Garber, J. (2006). The prevention of depressive symptoms in children and adolescents: a meta-analytic review. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 74 (3), 401-415.
  5. Horowitz, J.L., Garber, J., Ciesla, J.A., Young, J.F., Mufson, L. (2007). Prevention of depressive symptoms in adolescents: a randomized trial of cognitive-behavioral and interpersonal prevention programs. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 75 (5), 693-706.
  6. Lynch, F.L., Hornbrook, M., Clarke, G.N., Perrin, N., Polen, M.R., O'Connor, E., Dickerson, J. (2005). Cost-effectiveness of an intervention to prevent depression in at-risk teens. (Reprinted) Archives of General Psychiatry, 62, 1241-1248.
  7. O'Kearney, R., Kang, K., Gibson, M., Christensen, H., & Griffiths, K. (2007). A CBT internet program for depression in adolescents (MoodGYM): Effects on depressive symptoms, attributional style, self- esteem and beliefs about depression. Innovations and advances in cognitive behaviour therapy (pp. 197-204).
  8. Ryan ND. 2003. "Child and adolescent depression: short-term treatment effectiveness and long-term opportunities." International Journal Of Methods In Psychiatric Research 12, no. 1: 44-53.
  9. Sheffield, J.K., Kowalenko, N., Davis, A., Spence, S.H., Rapee, R.M., Wignall, A., McLoone, J. (2006). Evaluation of universal, indicated, and combined cognitive-behavioral approaches to the prevention of depression among adolescents. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 74 (1), 66-79.
  10. Van Voorhees BW, Vanderplough-Booth K, Fogel J, Gladstone T, Bell C, Stuart S, Gollan J, et al. 2008. "Integrative internet-based depression prevention for adolescents: a randomized clinical trial in primary care for vulnerability and protective factors." Journal Of The Canadian Academy Of Child And Adolescent Psychiatry = Journal De L'académie Canadienne De Psychiatrie De L'enfant Et De L'adolescent 17, no. 4: 184-196.
  11. Van Voorhees BW, Fogel J, Reinecke MA, Gladstone T, Stuart S, Gollan J, Bradford N, et al. 2009. "Randomized clinical trial of an Internet-based depression prevention program for adolescents (Project CATCH-IT) in primary care: 12-week outcomes." Journal Of Developmental And Behavioral Pediatrics: JDBP 30, no. 1: 23-37.
  12. Young, J., Mufson, L., & Davies, M. (2006). Efficacy of Interpersonal Psychotherapy-Adolescent Skills Training: An indicated preventive intervention for depression. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 47(12), 1254-1262.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 01-01-2009

Laatst geautoriseerd  : 01-01-2009

Geplande herbeoordeling  :

Uiterlijk in 2015 wordt bepaald of deze richtlijn nog actueel is. Zo nodig wordt een nieuwe werkgroep geïnstalleerd om de richtlijn te herzien. De geldigheid van de richtlijn komt eerder te vervallen wanneer nieuwe ontwikkelingen aanleiding geven een vervroegd herzieningstraject te starten.

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde
  • Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie

Algemene gegevens

Deze richtlijn is samengesteld in samenwerking met:

  • Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (nwp)*
  • Artsen (vereniging) Jeugdgezondheidszorg Nederland (ajn)*
  • Nederlandse Vereniging voor (kinder- en jeugd) Psychotherapie (nvp/vkjp)*
  • Federatie Vaktherapieen (fvb)*
  • Nederlandse Vereniging voor Psychomotorische Therapie (nvpmt)*
  • Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland (v&vn)*
  • Nederlands Huisartsen Genootschap (nhg)**
  • Nederlands Instituut van Psychologen, Sector jeugd (nip)*
  • Vereniging voor Gedragstherapie en Cognitieve therapie (vgct)*
  • Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde (nvk)*

 

* Organisaties die deze richtlijn hebben geautoriseerd

** Organisaties die geen procedure kennen voor het autoriseren van multidisciplinaire richtlijnen

Doel en doelgroep

Het addendum Depressie bij Jeugd geeft aanbevelingen ter ondersteuning van mensen die op enigerlei wijze betrokken zijn bij de herkenning, diagnostiek of behandeling van depressie bij jeugdigen. Hierbij kan gedacht worden aan GGZ hulpverleners, jeugdartsen, huisartsen, kinderartsen en professionals van de GGD. Het addendum betreft kinderen en adolescenten van 8 tot 18 jaar. De werkgroep heeft besloten geen aanbevelingen te doen voor de groep van 0 tot 8 jaar.

Voor deze leeftijdsgroep gelden andere concepten. De uitgangsvragen worden waar mogelijk apart beantwoord voor de groep kinderen (8-12) en de groep adolescenten (12-18). De richtlijn duidt de groep 8-12 jarigen aan met de term kinderen. De groep 12-18 jarigen wordt aangeduid met de term adolescenten. De term jeugdigen omvat de hele groep (8-18 jarigen).

Op basis van de resultaten van wetenschappelijk onderzoek en overige overwegingen geeft de richtlijn een overzicht van goed ('optimaal') handelen als waarborg voor kwalitatief hoogwaardige zorg. De richtlijn kan tevens richting geven aan de onderzoeksagenda voor wetenschappelijk onderzoek op het gebied van depressie bij jeugdigen.

 

Afbakening

Alle soorten depressie zijn meegenomen in het addendum, behalve depressie tijdens zwangerschap en postnatale depressie. Er worden in dit Addendum geen aanbevelingen gegeven voor de diagnostiek en behandeling van dysthyme stoornissen. Studies over kinderen en jongeren met subklinische symptomen zijn meegenomen, met als reden dat patiënten met een subklinische depressie vaak jaren later evenveel risico hebben op een depressie als patiënten met een 'normale' depressie. Over het onderwerp bipolaire depressie zijn geen aanbevelingen gedaan, maar de categorie bipolaire depressie is niet uitgesloten in de literatuursearches. Artikelen waarbij de termen kinderen/jeugd alleen zijn opgenomen in de keywords, maar waarbij geen specifieke data over deze groep worden vermeld, zijn niet meegenomen in het addendum.

In het kader van de beperkte vraagstelling van dit addendum blijft het onderzoek naar de betrouwbaarheid en validiteit van psychodiagnostisch onderzoek en de aanvullende waarde ervan voor de behandeling en de behandeluitkomsten buiten beschouwing. Hierover worden dan ook geen uitspraken gedaan.

Samenstelling werkgroep

De multidisciplinaire richtlijn Addendum Depressie bij Jeugd is op initiatief van de Landelijke Stuurgroep Multidisciplinaire Richtlijnontwikkeling in de GGZ opgesteld door de werkgroep Depressie bij Jeugd. Hierin werkten beroepsverenigingen en organisaties samen. Het Trimbos-instituut heeft de werkgroep - in samenwerking met het Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO - methodologisch en organisatorisch ondersteund.

 

Samenwerkende beroepsverengingen en organisaties:

 Werkgroep

Naam

Beroepsvereniging

Werkzaam bij

1. Buitelaar, prof.dr. J.K. (Jan) (voorzitter)

Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP)

UMC St.Radboud, Karakter Kinder- en Jeugdpsychiatrie Universitair Centrum, Nijmegen

2. Keulen van, drs. M. (Marijke)

Artsen(vereniging) Jeugdgezondheidszorg Nederland (AJN)

GGD Regio IJssel-Vecht

3. Nauta, dr. M.H. (Maaike)

Nederlands Instituut van Psychologen (NIP/VGCt)

Vakgroep Klinische en Ontwikkelingspsycholo­gie RuG; Accare, Univer­sitair Centrum Kinder­en Jeugdpsychiatrie

4. Stikkelbroek, drs. Y.A.J. (Yvonne)

Nederlandse Vereniging voor (kinder- en jeugd) Psychotherapie (NVP/ VKJP)

Universiteit Utrecht, faculteit Sociale Wetenschappen, IPEDON, Ambulatorium

5. Ruiter, M, dr. (Marijke)

Richtlijnadviseur

Trimbos-instituut

6. Duin van, D. drs. (Daniëlle)

Projectleider en richtlijn­adviseur

Trimbos-instituut

 

Klankbordgroep

Naam

Beroepsvereniging        

Werkzaam bij

1. Foks-Appelman, T.L.M. (Theresa)

Federatie Vaktherapieën  (FVB)

Praktijk voor Creatieve Therapie op Zolder

2. Samaritter, R. (Rosemarie)

Federatie Vaktherapieën (FVB)

Praktijk Therapie-in-beweging, Maastricht

3. Jacobs, drs. M. (Maarten)

Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG)

Medisch centrum Maandereng, Ede

4. Dr. J.A.M. Widdershoven

Nederlandse Vereniging  voor Kindergeneeskunde (NVK)

Jeroen Bosch Ziekenhuis (’s Hertogenbosch)

5. Haasteren - Rollema, van, T. (Talitha)

Nederlandse Vereniging  voor Psychomotorische Therapie (NVPMT)

Rivierduinen, afd GGZ- Leiden

 

6. Tuinman, F. (Frits)

Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland (V&VN)

Mondriaan Zorggroep, divisie K&J

 

Commentaarfase

Naam

Beroepsvereniging

Bestuur

1. Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland, Vakcie GGZ (V&VN)

Bestuur

2. Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG)

Bestuur

3. Nederlands Instituut van Psychologen, Sector jeugd (NIP)

Bestuur

4. Vereniging voor Gedragstherapie en Cognitieve therapie (VGcT)

Bestuur

5. Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP)

Bestuur

6. Nederlandse Vereniging voor (kinder- en jeugd) Psychotherapie (NVP / VKJP)

Bestuur

7. Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers (NVMW)

Bestuur

8. Federatie Vaktherapieën (FVB)

Bestuur

9. Artsen (vereniging) Jeugdgezondheidszorg Nederland (AJN)

Bestuur

10. Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde (NVK)

Bestuur

11. Nederlandse Vereniging van Pedagogen en Onderwijskundigen (NVO)

Bestuur

12. Stichting Pandora

Methode ontwikkeling

Evidence based

Werkwijze

Werkgroep en werkwijze

Voor het ontwikkelen van de richtlijn is een multidisciplinaire werkgroep samengesteld, onder voorzitterschap van prof. dr. J.K. Buitelaar. Leden van deze werkgroep waren, naast de voorzitter: mw. M. Nauta, mw. Y. Stikkelbroek en mw. M. van Keulen.

Het ontwikkelproces werd begeleid door mw. D. van Duin, richtlijnadviseur en projectleider van het Trimbos-instituut.

De beoordeling en beschrijving van de literatuur werd gedaan door mw. M. Moret van het Kwaliteitsinstituut voor de gezondheidszorg (CBO) en mw. S. Onrust van het Trimbos-instituut.

Een gedeelte van de literatuur rond de onderwerpen medicatie en psychotherapie heeft een tweede beoordeling gekregen door mw. M Vonk-Noordegraaf-Schouten van Pallas Health Research and consultancy. Een klankbordgroep gaf reactie op het werk van de werkgroep.

In totaal vertegenwoordigden 4 werkgroepleden en 6 klankbordgroepleden de beroepsverenigingen die zich bezighouden met herkenning, diagnostiek en behandeling van depressie bij jeugdigen. Daarnaast nam een aantal beroepsverenigingen deel aan de commentaarfase. Voor een volledig overzicht van de werkgroepleden, de verenigingen en organisaties die zij vertegenwoordigen en de overige medewerkers, wordt verwezen naar de samenstelling werkgroep.

De werkgroep kwam negen keer bijeen in een periode van dertien maanden. De leden van de werkgroep hadden daarnaast contact met elkaar via mail, telefonische vergaderingen en de digitale projectomgeving.

De conceptrichtlijn is door de werkgroepleden ter becommentariëring en voor akkoord aan hun achterban voorgelegd. Caroline de Pater, van Denk en Doewerk, bood de richtlijnwerkgroep tijdens de commentaarfase ondersteuning in de rol van ambtelijk secretaris. Bij de laatste vergadering van de werkgroep zijn twee extra experts (mw. dr. C. Reichart en mw. Prof. dr. C. Braet) aanwezig geweest die eerder vanuit respectievelijk de NVvP en de VCGT commentaar hadden geleverd op de conceptrichtlijn. Naar aanleiding van uitlatingen in de pers is ook dr. D. Bijl, hoofdredacteur van het Geneesmiddelbulletin uitgenodigd om zijn visie op de effectiviteit en veiligheid van antidepressiva in de vergadering toe te lichten. De heer Bijl bleek verhinderd, maar heeft de werkgroep schriftelijk van zijn visie op de hoogte gesteld.

 

Wetenschappelijke onderbouwing van de aanbevelingen

De richtlijn is geïnitieerd door de Landelijke Stuurgroep Multidisciplinaire Richtlijn­ontwikkeling GGZ en ontwikkeld volgens de methodiek van de evidence based richtlijnontwikkeling (EBRO). Om de uitgangsvragen te beantwoorden is, door informatiespecialisten van het Trimbos-instituut, gezocht naar relevante onderzoeksbevindingen door het verrichten van systematische zoekacties. Er is hierbij gezocht naar publicaties van 1994 (verschijnen DSM-IV) tot heden (aangevuld met 'sleutelartikelen' van vóór 1994). Onder de publicatiedatum 'heden' vallen artikelen die ten tijde van de ontwikkelfase (uiterlijk augustus 2008) zijn geaccepteerd door een tijdschrift en al zijn verschenen in pubmed. Uitzondering is gemaakt voor een belangwekkend artikel over voortgezette behandeling en het voorkomen van terugval dat verschenen is in 2009.

 

Als uitgangspunt is gezocht naar bestaande (buitenlandse) evidence-based richtlijnen voor de zorg rond depressie bij jeugdigen, en systematische reviews of meta-analyses.

De NICE is een onafhankelijke Engelse organisatie die richtlijnen ontwikkelt voor de gezondheidszorg. Deze instantie heeft een richtlijn gemaakt voor de identificatie en management van depressie bij kinderen en adolescenten in de eerste en tweedelijns gezondheidszorg en bij klinische opname (2005). Het addendum is zoveel mogelijk afgestemd op deze NICE richtlijn. De informatie uit de bestaande richtlijnen, systematische reviews en meta-analyses is aangevuld met informatie uit oorspronkelijk recent onderzoek (vanaf de datum van de laatste systematische review over een onderwerp) van hoog bewijsniveau (gecontroleerde trials en prospectief cohortonderzoek).

 

In de literatuursearches is gezocht naar literatuur in de Engelse, Nederlandse, Franse, en Duitse taalgebieden In de literatuursearches is gebruik gemaakt van o.a. de volgende zoektermen:

  • Depressie: KW depressie, Bipolar Disorder, Major Depression, Anaclitic Depression, Dysthymic Disorder, Endogenous Depression, Reactive Depression, Recurrent Depression, Treatment Resistant Depression, Atypical Depression
  • Jeugd: KW + Ti + AB: child*, young*, adolescen*, teen*.
  • Screening en diagnostiek: KOPP kinderen, offspring, hoog risico groep, STAR*D, signalering, sub-threshold, sub-clinical, symptoms, screen*, risicofactor, YSR, TRF, RCADS, K-SADS, CES-D, suïcide, KDVK, Hamilton, projectietesten, tekenen, HTP, TAT, CAT, Columbus, DISC, CIDI, ADIS, ZALC, Zung, SCICA, assessment, Rorschach, questionnaire, diagnostic, interview, SIQ, anamnese, NPVJ, informant agreement, rater perspective, CBCL, SDQ, 4 DKL, SPSY
  • Preventie: TI + KW prevent, preventing, preventive, Prevention, children of depressed parents, children of depressed mothers, bipolar parents, depressed parents, maternal depression, maternal anxiety, At Risk Populations, Offspring.
  • Minimale interventies/preventies: Bibliotherapy, Self Help Techniques, Self Management, Psychoeducation, Yoga, Mindfulness, Meditation, Counseling, Peer Counseling, Psychotherapeutic Counseling, Family Therapy, Problem Solving, Anagram Problem Solving, Cognitive Hypothesis Testing, Group Problem Solving, Heuristics, Running, Physical Therapy, Exercise, Aerobic Exercise, Weightlifting, Online Therapy, Computer Assisted Therapy, minimal intervention, watchful waiting, running therapy, physiotraining therapy, exercise, behavioral activation, behavioural activation, computer*, e-health, e-mental health, internet* Coping with depression course, Pak Aan (Braet), Stemmingmakerij, Taking action (Kendall), SERT.
  • Psychotherapie: Psychotherapy, Adlerian Psychotherapy, Adolescent Psychotherapy, Analytical Psychotherapy, Autogenic Training, Behavior Therapy, Brief Psychotherapy, Child Psychotherapy, Client Centered Therapy, Cognitive Behavior Therapy, Eclectic Psychotherapy, Emotion Focused Therapy, Existential Therapy, Experiential Psychotherapy, Expressive Psychotherapy, Eye Movement Desensitization Therapy, Feminist Therapy, Geriatric Psychotherapy, Gestalt Therapy, Group Psychotherapy, Guided Imagery, Humanistic Psychotherapy, Hypnotherapy, Individual Psychotherapy, Insight Therapy, Integrative Psychotherapy, Interpersonal Psychotherapy, Logotherapy, Narrative Therapy, Persuasion Therapy, Primal Therapy, Psychoanalysis, Psychodrama, Psychodynamic Psychotherapy, Psychotherapeutic Counseling, Rational Emotive Behavior Therapy, Reality Therapy, Relationship Therapy, Solution Focused Therapy, Supportive Psychotherapy, Transactional Analysis, Behavior Therapy, Aversion Therapy, Exposure Therapy, Implosive Therapy, Reciprocal Inhibition Therapy, Response Cost, Systematic Desensitization Therapy,Child Psychotherapy, Play Therapy, Group Psychotherapy, Encounter Group Therapy, Therapeutic Community, Humanistic Psychotherapy, Client Centered Therapy, Hypnotherapy, Age Regression (Hypnotic, Psychoanalysis, Adlerian Psychotherapy, Dream Analysis, Self Analysis, Psychotherapeutic Counseling, Family TherapyConjoint Therapy, TI psychological interventions or KW psychological interventions.Nortriptyline, Serotonin Reuptake Inhibitors, Chlorimipramine, Citalopram, Fluoxetine, Fluvoxamine, Paroxetine, Zimeldine, Antidepressant Drugs, Bupropion, Citalopram, Fluoxetine, Fluvoxamine, Iproniazid, Isocarboxazid, Lithium Carbonate, Methylphenidate, Mianserin, Moclobemide, Molindone, Nefazodone, Nialamide, Nomifensine, Paroxetine, Phenelzine, Pheniprazine, Pipradrol, Serotonin, Norepinephrine, Reuptake Inhibitors, Sertraline, Sulpiride, Tranylcypromine, Trazodone, Tricyclic Antidepressant Drugs, Venlafaxine, Zimeldine, Electroconvulsive Shock Therapy, Hypericum Perforatum, TI st. john's wort or KW st. john's wort, Shock therapy.
  • Gezinscontext: Parents, Adoptive Parents, Fathers, Foster Parents, Homosexual Parents, Mothers, Single Parents, Stepparents, Surrogate Parents (Humans), Parental Characteristics, Parent Educational Background, Parental Attitudes, Parental Occupation, Parental Permissiveness, Parental Role, Parenting Skills, Parenting Style, Parental Expectations, Parenting Style, Parental Permissiveness, Childrearing Practices, Child Discipline, Weaning, Father Child Relations,Mother Child Relations, Parent Child Relations, Children of Alcoholics, Parent Child Communication, Dysfunctional Family, Parental Investment, Parental Involvement, Family Therapy, Conjoint Therapy, Family Intervention, Family Life Education, Parent Training, Family Socioeconomic Level, Family Systems Theory, Parental Absence, Father Absence, Mother Absence, Family Structure, Family Relations
  • Biologische behandeling: Drug Therapy, Antidepressant Drugs, Serotonin Norepinephrine Reuptake Inhibitors, Venlafaxine, Tricyclic Antidepressant Drugs, Amitriptyline, Chlorimipramine, Desipramine, Doxepin, Imipramine, Maprotiline,

 

Daarnaast werden artikelen geëxtraheerd uit referentielijsten van geselecteerde artikelen. Op basis van de resultaten van wetenschappelijk onderzoek in combinatie met overige overwegingen van de werkgroepleden en ervaringskennis van patiënten en familie zijn conclusies getrokken en aanbevelingen geformuleerd.

 

Voor het zoeken naar publicaties is gebruik gemaakt van de volgende informatiebronnen:

  • Richtlijnen: National Guidelines Clearinghouse en Guideline International Network.
  • Systematic reviews: De Cochrane-database of 'systematic reviews' van de Cochrane Library tot en met 2006? Mei 2008 oid?.
  • Systematic reviews + oorspronkelijk onderzoek van hoog bewijsniveau: Medline (Pubmed), PsychInfo en Pilots.

 

De gevonden richtlijnen zijn door de adviseurs van het Trimbos-instituut op methodologische kwaliteit beoordeeld met het AGREE-instrument. Alleen de richtlijnen die in dit opzicht voldoende waren, zijn gebruikt voor deze richtlijn.

 

De kwaliteit van de gebruikte artikelen is beoordeeld met voor het betreffende onderzoekstype relevante checklists welke zijn gebaseerd op checklists van het EBRO-platform (Handleiding voor werkgroepleden CBO, 2005). Daarna zijn ze geordend naar mate van methodologische kwaliteit. Hierbij is onderstaande indeling gebruikt (tabel 1).

 

Tabel 1 Indeling van methodologische kwaliteit van individuele studies

 

Interventie

Diagnostisch

accuratesse

onderzoek

Schade of bijwerkingen, etiologie, prognose

A1

Systematische review van tenminste twee onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van A2-niveau

A2

Gerandomiseerd dubbelblind ver­gelijkend klinisch onderzoek van goede kwaliteit van voldoende omvang

Onderzoek ten opzichte van een referentietest (een 'gouden standaard') met tevoren gedefinieerde afkapwaarden en onafhankelijke beoordeling van de resultaten van test en gouden standaard, betreffende een voldoende grote serie van opeenvolgende patiënten die allen de index- en referentietest hebben gehad

Prospectief cohort onderzoek van voldoende omvang en follow-up, waarbij adequaat gecontroleerd is voor 'confounding' en selectieve follow- up voldoende is uitgesloten.

B

Vergelijkend onderzoek, maar niet met alle kenmerken als genoemd onder A2 (hieronder valt ook patiënt-controle onderzoek, cohort- onderzoek)

Onderzoek ten opzichte van een referentietest, maar niet met alle kenmerken die onder A2 zijn genoemd

Prospectief cohort onderzoek, maar niet met alle kenmerken als genoemd onder A2 of retrospectief cohort onderzoek of patiënt-controle onderzoek

C

Niet-vergelijkend onderzoek

D

Mening van deskundigen 

 

De werkgroep sluit zich aan bij de voor GGZ-richtlijnen veel toegepaste interpretatie van deze tabel, waarbij ook single blind RCT's in de richtlijn een A niveau toegekend krijgen. Omdat onderzoek naar psychologische interventies niet dubbelblind uitgevoerd kan worden, is de indeling van methodologische kwaliteit anders niet volledig van toepassing op onderzoek naar psychologische interventies.

 

Niveau van bewijs van conslusie

Conclusie

Gebaseerd op

1

Onderzoek van niveau A1 of tenminste 2 onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau A2

2

1 onderzoek van niveau A2 of tenminste 2 onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau B

3

1 onderzoek van niveau B of C

4

Mening van deskundigen

 

De beoordeling van de verschillende artikelen staat in de verschillende teksten onder het kopje 'wetenschappelijke onderbouwing'. De belangrijkste literatuur waarop de conclusie is gebaseerd, staat bij de conclusie vermeld, inclusief het niveau van bewijs.

Volgende:
Niet-medische interventies depressie jeugd