Depressie

Initiatief: NVvP Aantal modules: 55

Vaktherapie: Muziektherapie bij depressie

Uitgangsvraag

Wat is de effectiviteit van muziektherapie vergeleken met een andere vorm van (vak)therapie/ standaardzorg/wachtlijstconditie bij patiënten met een depressieve stoornis?

Aanbeveling

Overweeg, naast standaardbehandeling, receptieve of actieve muziektherapie aan te bieden bij een depressieve stoornis, bespreek de voor- en nadelen.

 

Overweeg receptieve of actieve muziektherapie bij jongeren, volwassenen en ouderen bij een depressieve stoornis, bespreek de voor- en nadelen.

Overwegingen

Kwaliteit van het bewijs

De wetenschappelijke literatuur over muziektherapie bij een gediagnosticeerde depressie is nog beperkt. Dit geldt zowel in kwantiteit van de studies als de kwaliteit van de studies. In het algemeen ligt het vertrouwen in het bewijs tussen zeer laag en laag. Wanneer er, bij studies met patiënten met een gediagnosticeerde depressie, gekeken wordt naar de effecten op depressiesymptomen, zijn er beperkingen in studiedesign, onnauwkeurigheid en imprecisie van de resultaten. Wanneer muziektherapie specifiek met psychologische behandelingen vergeleken werd, ligt het vertrouwen in het bewijs op zeer laag. Dit komt door beperkingen in het studiedesign en onnauwkeurigheid en imprecisie van de resultaten. Wanneer naar de uitkomstmaat van de kwaliteit van leven wordt gekeken wordt er voor imprecisie afgewaardeerd.

Er is laag vertrouwen in het bewijs wanneer er gekeken wordt naar het effect van muziektherapie in combinatie met andere vormen van behandelingen op de reductie van depressiesymptomen bij mensen met een gediagnosticeerde depressie in het algemeen.

 

Balans tussen gewenste en ongewenste effecten

Uit de resultaten van de Cochrane review en meta-analyse Aalbers et al. (2017a) blijkt dat muziektherapie in combinatie met andere vormen van behandeling een positief en sterk effect laat zien bij mensen met een depressie op de vermindering van in depressiesymptomen. Het is waarschijnlijk dat dit effect klinisch relevant is. Tot op heden is nog weinig bekend over nadelige effecten van muziektherapie. In deze Cochrane review en meta-analyse wordt muziektherapie niet geassocieerd met meer of minder negatieve gebeurtenissen dan de standaardbehandeling (Aalbers et al., 2017a).

 

Overige aanwijzingen voor de werking van muziektherapie op depressie

In de Cochrane review en meta-analyse van Aalbers et al. (2017a) werd twee gecontroleerde studies gevonden naar het effect van muziektherapie bij adolescenten van 14 tot 18 jaar met een depressie (Hendricks, 2001; Hendricks et al., 1999). Beide studies geven aanwijzingen dat muziektherapie bijdraagt aan een afname van depressiesymptomen. In lijn met deze bevindingen constateren Porter et al. (2017) dat muziektherapie voor kinderen en adolescenten met gedrags- en emotionele problemen (waaronder een depressie (37%)), bijdraagt aan een vermindering van depressiesymptomen en een verbetering van de eigenwaarde. Drie andere onderliggende gecontroleerde studies in Aalbers et al. (2017a) onderzochten het effect van muziektherapie bij ouderen van 60 tot 86 jaar met een depressieve stoornis (Chen, 1992; Hanser & Thompson, 1994; Zerhussen, 1995). Ook deze studies laten positieve resultaten zien, namelijk een betekenisvolle afname van depressiesymptomen na muziektherapie.

Verder blijkt uit de Cochrane review en meta-analyse van Aalbers et al. (2017a) dat muziektherapie in combinatie met andere vormen van behandeling eveneens een gunstig en redelijk sterk en klinisch relevant effect laat zien op afname van angstsymptomen en een redelijk sterk effect op verbetering van het psychologisch, beroepsmatig en sociaal functioneren bij volwassenen met een depressie. In de onderliggende studie van Erkkilä et al. (2011) bleek dat patiënten gemotiveerd zijn om deel te nemen aan muziektherapie en dat er nauwelijks sprake was van het voortijdig afbreken van muziektherapie.

In een studie van Gold et al. (2009) werd gevonden dat een dosering van meer dan tien sessies positief bijdraagt aan de grootte van het effect van muziektherapie.

 

Patiëntenperspectief

Veel mensen houden van muziek, waaronder zingen, muziekinstrumenten bespelen, zingen of spelen in een groep. Mensen luisteren naar muziek of maken muziek om hun stemming te verbeteren (Saarikallio & Erkkilä, 2007) of luisteren naar muziek om stress te verminderen (de Witte et al., 2020; Linnemann et al., 2015) of emoties te reguleren (Juslin, 2019).

In een exploratieve studie bij volwassen patiënten met een recidiverende depressieve stoornis, bleek dat zij muziektherapie bij vinden dragen aan hun behandeling, omdat de behandeling hen helpt om hun stemming te verbeteren, plezier te beleven, regie te nemen en keuzes te maken en betrokkenheid van anderen te ervaren (Lillpopp, 2020).

 

Naastbetrokkenenperspectief

Er is nog weinig bekend over ervaringen van naastbetrokkenen in de muziektherapeutische behandeling van depressie. In een Nederlandse praktijkstudie komt naar voren dat volgens naastbetrokkenen depressiesymptomen bij hun naaste (met een gediagnosticeerde depressie) verminderden na muziektherapie (Aalbers et al., 2017b).

 

Professioneel perspectief

Een muziektherapeut heeft een professionele benadering van de cliënt en de specifieke deskundigheid in de toepassing van muziek ter bevordering van gunstige behandelresultaten. Muziektherapie heeft een lange traditie in de psychiatrie. Muziektherapie wordt sinds ongeveer 1940 binnen GGZ-instellingen (Hees, 1980) en de laatste jaren ook in vrijgevestigde praktijken toegepast bij mensen met een gediagnosticeerde depressie. Muziektherapie kan goed naast en tegelijkertijd met een standaardbehandeling toegepast worden. Wereldwijd doen veel universiteiten en klinieken onderzoek naar muziektherapie, maar het onderzoek naar muziektherapie bij een diagnosticeerde depressie is nog beperkt. In Nederland is in 2006 de eerste master opgericht voor vaktherapeutische beroepen, waaronder ook voor muziektherapie. Er vindt in samenwerking met diverse hogescholen en universiteiten onderzoek plaats naar muziektherapie. Om kwalitatief hoogwaardig onderzoek naar muziektherapie en depressie uit te voeren is een goede samenwerking tussen universiteiten, hogescholen, lectoraten en de klinische praktijk essentieel (Hakvoort et al., 2017). De huidige beschikbare evidentie moet op dit moment als best beschikbaar worden beschouwd.

 

Muziektherapeuten passen zowel actieve als receptieve muziektherapie in de behandeling bij een gediagnosticeerde depressie. Muziektherapeuten worden daartoe opgeleid tijdens hun HBO opleiding. Naast een HBO opleiding en Master opleiding muziektherapie, bestaan er voor muziektherapeuten specifieke scholingsmogelijkheden in Nederland om zich verder te bekwamen in beide methoden en de toepassing daarvan bij depressie. De Nederlandse Vereniging voor Muziektherapie (NVvMT) biedt regelmatig scholing aan voor muziektherapeuten om zich verder te bekwamen. Ook maken muziektherapeuten gebruik van internationale netwerken om kennis en vaardigheid te vergroten op het gebied van muziektherapie en depressie door deel te nemen aan Europese en Wereld muziektherapie congressen.

 

Muziektherapie richt zich niet alleen op patiënten met een depressie maar ook op mensen met depressiesymptomen. De in Aalbers et al. (2019) beschreven Emotieregulerende Improvisatorische Muziektherapie (EIMT) kan bijdragen aan een verbetering van emotieregulatie en een vermindering van ernstige depressieve klachten. Een exploratieve studie laat gunstige effecten zien na EIMT op ernstige depressiesymptomen. Kwalitatieve resultaten laten zien dat deze jongvolwassenen zich beter voelen na muziektherapie en meer plezier en belangstelling tonen om deel te nemen aan activiteiten, zoals school, werk en vrienden en familie ontmoeten (Aalbers et al., 2020).

 

Muziektherapeuten lopen enig risico op gehoorbeschadiging door de toepassing van muziek. Muziektherapeuten houden daar rekening mee, door indien nodig gebruik te maken van gehoor beschermende maatregelen om de kans op een eventuele gehoorbeschadiging te verkleinen.

Muziektherapeuten zijn de aangewezen discipline voor de toepassing van muziek bij gezondheidsvragen (NVvMT, 2022), omdat zij als HBO en/of Master professional grondig getraind zijn in de toepassing van muziek, muziekinstrumenten, stem, akoestiek, de therapeutische relatie, fysiologie, psychologie en psychiatrische problematiek (Silverman, 2015) ten behoeve van de behandeling van depressie.

 

Middelenbeslag

Voor zover bekend, is op dit moment nog geen onderzoek gedaan naar kosteneffectiviteit van muziektherapie en er zijn geen feiten bekend over tijdsbesparing of tijdverlies als gevolg van het inzetten van muziektherapie. In een meta-analyse komt naar voren dat het eenmalig of kortdurend aanbieden van muziektherapie al kan leiden tot het verminderen van stress bij depressie (de Witte et al., 2020).  Omdat onzeker is welke vorm van muziektherapie het meest effectief is, kan gekozen worden voor relatief goedkope muziektherapeutische methoden, zoals het toepassen van muziektherapeutisch zingen en receptieve muziektherapie in groepen en actieve muziektherapie gebruikmakend van kleine, doorgaans goedkopere muziekinstrumenten. Ook kan muziektherapie toegepast worden met een specifieke selectie van instrumenten afgestemd op de doelgroep.

 

Organisatie van zorg

Muziektherapie is in Nederland binnen diverse GGZ-instellingen beschikbaar. Ook is muziektherapie steeds vaker beschikbaar in eigen praktijken. Muziektherapeuten beschikken doorgaans over een goed geoutilleerde muziektherapieruimte met voldoende privacy om muziektherapie toe te passen en bij een implementatie van muziektherapie is een dergelijke ruimte wenselijk. Om de kwaliteit van de toegepaste interventie te waarborgen is het van belang dat een muziektherapeut een erkende opleiding heeft afgerond. Muziektherapeuten werken doorgaans en bij voorkeur in multidisciplinaire teams en dienen goed in organisaties en het multidisciplinaire team ingebed te zijn. Zij werken doelgericht, kort waar kan en lang waar nodig, en op basis van verwijzing en indicatie. Voor zelfstandig gevestigde praktijken kunnen patiënten zichzelf aanmelden, vaak ook in samenspraak met andere professionals. Muziektherapeuten dienen faciliteiten te hebben om verzamelde gegevens over patiënten veilig te verzamelen en op te slaan. De beschikbaarheid van voorlichtingsmateriaal voor muziektherapie helpt om patiënten, hun belangrijke naasten en andere professionals te informeren over muziektherapie.

 

Maatschappelijk perspectief

Om verschillende redenen lukt het mensen soms niet om over gevoelens en emoties te praten of om te profiteren van verbale therapieën en/of medicatie. Voor hen is het van waarde dat zij toegang hebben tot een behandelvorm die zich meer richt op doen en ervaren met als doel een depressie positief te beïnvloeden. Muziektherapie kan voor hen om die reden een geschikt aanbod zijn. Muziektherapie is vergoede zorg in GGZ-instellingen. Muziektherapie in vrijgevestigde praktijken wordt soms vergoed via de aanvullende verzekering en soms financieren deze patiënten muziektherapie zelf.

Onderbouwing

Inleiding

Emotieregulatie en stress kunnen gezien worden als belangrijke factoren om een depressie aan te wakkeren, in stand te houden of te verergeren. Diverse reviews laten zien dat muziek een positieve invloed uitoefent op gevoelens en emoties (Klineburger & Harrison, 2015; Koelsch, 2014, 2015, 2018; Moore, 2013) en op depressie en kwaliteit van leven (Leubner & Hinterberger, 2017). Muziektherapie kan patiënten helpen om gevoelens te ervaren, het lichaam in beweging te zetten, lichamelijke reacties en (verbale) expressie te ontlokken en anders tegen situaties aan te kijken (Aalbers, 2021; Aalbers et al., 2019, 2020, 2021). Uit meta-analyses blijkt dat muziek en muziektherapie bijdragen aan het verminderen van stress (de Witte et al., 2020; de Witte et al., 2022). Muziek roept herinneringen en associaties op, veroorzaakt lichamelijke ervaringen, brengt zingeving en plezier en kan het contact en de interactie positief beïnvloeden (Maratos, Crawford, & Procter, 2011).

 

Door in muziektherapie in een therapeutische relatie gebruik te maken van deze eigenschappen, wordt verondersteld dat muziektherapie positieve effecten op stemmingsproblematiek teweeg kan brengen (Aalbers et al., 2019).

 

Huidige praktijk

In de huidige muziektherapiepraktijk behandelen muziektherapeuten op basis van indicatiestelling patiënten met een gediagnosticeerde depressie zowel in klinische als in ambulante settingen, waaronder GGZ-instellingen en vrijgevestigde praktijken. In muziektherapie speelt het doen en ervaren een centrale rol. Muziektherapeuten maken gebruik van actieve muziektherapie en receptieve muziektherapie of een combinatie daarvan. In actieve muziektherapie maken de muziektherapeut en de patiënt samen muziek, met muziekinstrumenten en ook door te zingen. In receptieve muziektherapie luisteren de muziektherapeut en de patiënt samen muziek of maakt de muziektherapeut muziek voor de patiënt. In beide methoden maakt de muziektherapeut gebruik van zowel muziek als de therapeutische relatie om behandeldoelen te behalen. Zowel internationaal als in de Nederlandse context maken muziektherapeuten veel gebruik van improvisatorische muziektherapie (als vorm van actieve muziektherapie). De muziektherapeut sluit tijdens een improvisatie aan bij de patiënt, of biedt een muzikale structuur, bijvoorbeeld een ritme, zodat de patiënt tot muzikale expressie van gevoelens en emoties kan komen. Ook receptieve muziektherapie wordt regelmatig toegepast, mede omdat luisteren naar muziek door patiënten als makkelijker ervaren wordt dan muziek maken (Laansma & Riemke, 2006). De muziektherapeut maakt veelal gebruik van voorkeursmuziek van de patiënt (Laansma & Haffmans, 2016) en selecteert muziek die aansluit bij de stemming van de patiënt of die mogelijkheden biedt om de stemming positief te beïnvloeden. Daarnaast wordt ook gereflecteerd op betekenisvolle ervaringen. Muziektherapie wordt zowel individueel als in een groep aangeboden. De grootte van een groep varieert van twee tot soms meer dan 12 personen. Muziektherapeuten werken doorgaans in een multidisciplinair team of werken samen met andere professionals, bijvoorbeeld wanneer zij in een vrijgevestigde praktijk behandelen. Muziektherapeuten werken veelal in een daarvoor ingerichte muziektherapieruimte met voldoende privacy.

 

Definitie en doel van de interventie

Muziektherapie is het toepassen van muziek, muzikale elementen en muziekinterventies in een therapeutische relatie door een muziektherapeut met een erkende muziektherapie opleiding om individuele doelstellingen van verandering, ontwikkeling, stabilisatie of acceptatie op emotioneel, gedragsmatig, cognitief, sociaal of lichamelijk gebied te behalen (Hakvoort et al., 2017). Muziektherapie is een vorm van vaktherapie (GGZ standaarden, 2017).

 

Het doel van een behandeling met muziektherapie bij een gediagnosticeerde depressie is om depressiesymptomen en negatief affect te verminderen en emotieregulatie, positief affect en stemming te verbeteren. Ook beoogt muziektherapie om angstklachten en stress te verminderen en kwaliteit van leven en het dagelijks functioneren te verbeteren (Aalbers et al., 2017a, 2017b, 2019, 2020, 2021; de Witte et al., 2022; Tang et al., 2020; Zhao et al., 2016).

Effect op depressie en/of depressiesymptomen

⊕⊕◯◯

Muziektherapie in combinatie met TAU lijkt te resulteren in een grote vermindering van depressiesymptomen ten op zichten van TAU.

 

(Aalbers et al., 2017a)

⊕◯◯◯

Muziektherapie ten opzichte van psychologische behandelingen lijkt niet te resulteren in een verschil in een toename of afname van depressiesymptomen, maar het wetenschappelijke bewijs is zeer onzeker.

 

(Aalbers et al., 2017a)

Effect op kwaliteit van leven

⊕⊕◯◯

Muziektherapie in combinatie met TAU lijkt te resulteren in een verbetering van kwaliteit van leven ten opzichte van TAU.

 

(Aalbers et al., 2017a)

⊕◯◯◯

Muziektherapie ten opzichte van psychologische behandelingen lijkt niet te resulteren in een verschil in toename of afname van kwaliteit van leven maar het wetenschappelijk bewijs is zeer onzeker.

 

(Aalbers et al., 2017a)

Aalbers et al. (2017a)

In een Cochrane review en meta-analyse van Aalbers et al. (2017a) werden de effecten van muziektherapie op depressie onderzocht bij mensen van 14 tot 87 jaar met een depressieve stoornis, vastgesteld volgens ICD-10 criteria of volgens DSM-criteria (DSM-III t/m DSM-5). Comorbide klachten waren in de geïncludeerde studies geen reden voor uitsluiting, aangezien een depressie vaak gepaard gaat met andere klachten. Iedere vorm van muziektherapie werd meegenomen in de review en meta-analyse, waarbij het niet uitmaakte of de muziektherapie op zichzelf stond of deel uitmaakte van een multidisciplinaire behandeling. Voorwaarden voor inclusie waren: de muziektherapie moest gegeven worden door een getrainde therapeut of gezondheidszorgprofessional, waarbij professionele training specifiek in muziektherapie geen vereiste was. Dit omdat het vakgebied dermate nieuw is dat specifieke formele training voor muziektherapeuten niet altijd mogelijk was. Om als “goed gedefinieerde” muziektherapie te worden gezien moest een coherente theoretische beschrijving van de bestudeerde muziektherapie beschikbaar zijn. In totaal werden er negen studies geïncludeerd. Twee daarvan onderzochten adolescenten van 14 tot 18 jaar, vier studies onderzochten volwassenen en drie studies onderzochten ouderen van 60 tot 86 jaar. Drie studies onderzochten actieve muziektherapie, drie studies onderzochten receptieve muziektherapie en twee studies onderzochten een combinatie van beide. Verder vergeleek één studie receptieve muziektherapie met actieve muziektherapie als monotherapie.

 

Depressiesymptomen (vastgesteld door een clinicus).

Muziektherapie plus TAU vergeleken met alleen TAU bleek een effectieve aanpak te zijn op de korte termijn (t/m 3 maanden na de behandeling) (3 RCTs, 1 CCT, n = 219, SMD = -0.98, 95% BI: -1.69; -0.27, p = 0.007) maar niet op de middellange termijn (t/m 6 maanden na de behandeling) (1 RCT, n = 64, SMD = -0.38, 95% BI -0.87; 0.12, p = 0.14).

 

Wanneer muziektherapie vergeleken werd met psychotherapie werden er geen significante verschillen gevonden (1 RCT; n=11), niet voor de korte termijn (1 RCT; n = 11, SMD = -0.78, 95% BI: -2,36; 0.81, p = 0.34) en niet voor de middellange termijn (1 RCT; n = 11, SMD=-1.11, 95% BI: -2,74; 0.53, p = 0.19).

 

Depressiesymptomen (patiënt-gerapporteerd).

Muziektherapie plus TAU bleek op korte termijn (t/m 3 maanden na de behandeling) een effectievere aanpak dan alleen TAU (3 RCT’s, n = 142, SMD = -0.85, 95% BI: -1.37; -0.34, p = 0.001). Over de middellange termijn kon geen uitspraak worden gedaan, omdat er geen data voorhanden waren. Wanneer muziektherapie vergeleken werd met psychotherapie werden er geen significante verschillen gevonden tijdens follow-up (t/m 3 maanden na behandeling) (4 RCTs, n = 131, SMD = -1.28, 95% BI: -3.57; 1.02, p = 0.28) en niet voor de middellange termijn (t/m 6 maanden na behandeling) (1 RCT, n = 11, SMD = -0.68, 95% BI: -2.26; 0.89, p = 0.40).

 

Kwaliteit van leven.

Wanneer muziektherapie plus TAU vergeleken werd met alleen TAU, bleken er geen significante verschillen te zijn in kwaliteit van leven, niet op de korte termijn (1 RCT, n =67 , SMD = 0.32, 95% BI: -0.17; 0.80,  p = 0.20), en niet voor de middellange termijn (1 RCT, n = 64, SMD = 0.26, 95% BI: -0.23; 0.76, p = 0.30).

 

Wanneer muziektherapie werden vergeleken met psychologische behandelingen, bleken er geen significante verschillen te zijn in kwaliteit van leven, niet voor de korte termijn (1 RCT, n=11, SMD = 1.31, 95% BI: -0.36; 2.99, p = 0.12), en niet voor de middellange termijn (1 RCT, n = 11, SMD = 0.93, 95% BI: -0.67; 2.54, p = 0.25).

 

Een sensitiviteitsanalyse om de impact van “low risk of bias” vast te stellen veranderde niets aan de gevonden resultaten.

  1. Aalbers, S., Fusar-Poli, L., Freeman, R. E., Spreen, M., Ket, J. C., Vink, A. C., Maratos, A., Crawford, M., Chen, X.-J., & Gold, C. (2017a). Music therapy for depression. Cochrane Database of Systematic Reviews, 2017(11). https://doi.org/10.1002/14651858.CD004517.pub3
  2. Aalbers, S., Spreen, M., Bosveld-van Haandel, L., & Bogaerts, S. (2017b). Evaluation of client progress in music therapy: An illustration of an N-of-1 design in individual short-term improvisational music therapy with clients with depression. Nordic Journal of Music Therapy, 26(3), 256-271. https://doi.org/10.1080/08098131.2016.1205649
  3. Aalbers, S., Spreen, M., Pattiselanno, K., Verboon, P., Vink, A., & van Hooren, S. (2020). Efficacy of Emotion-regulating Improvisational Music Therapy to decrease depressive symptoms in young adult students: A multiple-case study design. The Arts in Psychotherapy, 71, Article 101720. https://doi.org/10.1016/j.aip.2020.101720
  4. Aalbers, S., Vink, A., de Witte, M., Pattiselanno, K., Spreen, M., & van Hooren, S. (2021). Feasibility of Emotion-regulating Improvisational Music Therapy for young adult students with depressive symptoms: A process evaluation. Nordic Journal of Music Therapy. https://doi.org/10.1080/08098131.2021.1934088
  5. Aalbers, S., Vink, A., Freeman, R. E., Pattiselanno, K., Spreen, M., & van Hooren, S. (2019). Development of an improvisational music therapy intervention for young adults with depressive symptoms: An intervention mapping study. The Arts in Psychotherapy, 65, Article 101584. https://doi.org/10.1016/j.aip.2019.101584
  6. Boerhout, C. & Glas, O. (2021) Beroepscompetentieprofiel Psychomotorisch Therapeut, Nederlandse Vereniging voor Psychomotorische Therapie.
  7. Beserra, A. H. N., Kameda, P., Deslandes, A. C., Schuch, F. B., Laks, J., & Moraes, H. S. D. (2018). Can physical exercise modulate cortisol level in subjects with depression? A systematic review and meta-analysis. Trends in psychiatry and psychotherapy, 40(4), 360-368.
  8. Bluming, M. (2016) In mijn kracht met de ander. Kickboksen en psychomotorische therapie in de praktijk. Tijdschrift voor vaktherapie, 2016, 1(12), 3-9.
  9. Bosman, M., Dijkhuis, E., Mosselman, W., Özen-van Vliet, A., & Sabel, W. (2017) Verbeteren van emotieregulatie vaardigheden bij volwassenen met een angststoornis en/of depressieve stoornis middels een groepsaanbod psychomotorische therapie. Product Federatie Vaktheraputische Beroepen.
  10. Bosscher, R. (1991). Runningtherapie bij depressie. Academisch proefschrift. Amsterdam: Vrije Universiteit.
  11. Bridle, C., Spanjers, K., Patel, S., Atherton, N. M., & Lamb, S. E. (2012). Effect of exercise on depression severity in older people: systematic review and meta-analysis of randomised controlled trials. British Journal of Psychiatry, 201(3), 180-185. https://doi.org/10.1192/bjp.bp.111.095174
  12. Caspersen, C.J., Powell, K.E., Christenson, G. M. (1985). Physical activity, exercise, and physical fitness: definitions and distinctions for health-related research. Public Health Reports, 100(2), 126.
  13. Chen, X. (1992). Active music therapy for senile depression. Zhonghua shen jing jing shen ke za zhi [Chinese Journal of Neurology and Psychiatry], 25(4), 208-210.
  14. Cooney, G. M., Dwan, K., Greig, C. A., Lawlor, D. A., Rimer, J., Waugh, F. R., ... & Mead, G. E. (2013). Exercise for depression. Cochrane database of systematic reviews, (9).
  15. Cramer, H., Lauche, R., Langhorst, J., & Dobos, G. (2013). Yoga for depression: A systematic review and meta-analysis. Depression and Anxiety, 30(11), 1068-1083. https://doi.org/10.1002/da.22166
  16. De Witte, M., Pinho, A. D. S., Stams, G. J., Moonen, X., Bos, A. E., & van Hooren, S. (2022). Music therapy for stress reduction: A systematic review and meta-analysis. Health Psychology Review, 16(1), 134-159. https://doi.org/10.1080/17437199.2020.1846580
  17. De Witte, M., Spruit, A., van Hooren, S., Moonen, X., & Stams, G. J. (2020). Effects of music interventions on stress-related outcomes: A systematic review and two meta-analyses. Health Psychology Review, 14(2), 294-324. https://doi.org/10.1080/17437199.2019.1627897
  18. Emck, C. & Scheffers, M. (2019) Psychomotor interventions for mental health: an introduction. In J. de Lange, O. Glas, J. van Busschbach, C. Emck, & T. Scheeuwe (Eds.), Psychomotor interventions for mental health - Adults: A movement- and body-oriented approach (pp. 17-51). Boom.
  19. Erkkilä, J., Punkanen, M., Fachner, J., Ala-Ruona, E., Pontio, I., Tervaniemi, M., & Gold, C. (2011). Individual music therapy for depression: Randomised controlled trial. The British Journal of Psychiatry, 199(2), 132-139. https://doi.org/10.1192/bjp.bp.110.085431
  20. Farioli-Vecchioli, S., Sacchetti, S., di Robilant, N. V., & Cutuli, D. (2018). The role of physical exercise and omega-3 fatty acids in depressive illness in the elderly. Current neuropharmacology, 16(3), 308-326.
  21. Gold, C., Solli, H. P., Krüger, V., & Lie, S. A. (2009). Dose-response relationship in music therapy for people with serious mental disorders: Systematic review and meta-analysis. Clinical psychology review, 29(3), 193-207. https://doi.org/10.1016/j.cpr.2009.01.001
  22. Hakvoort, L., Aalbers, S., Damen, O., Roefs, G., Tissen, J., & Zantopp, J. (2017). Beroepscompetentieprofiel Muziektherapeut. Nederlandse Vereniging voor muziektherapie.
  23. Hanser, S. B., & Thompson, L. W. (1994). Effects of music therapy strategy on depressed older adults. Journal of Gerontology, 49, 265-269. https://doi.org/10.1093/geronj/49.6.P265
  24. Hees, R. O. (1980). Muziektherapie en muziekwetenschap - naar een harmonie van sferen. Tijdschrift voor Psychiatrie, 22, 99-123. https://www.tijdschriftvoorpsychiatrie.nl/assets/articles/articles_1920pdf.pdf
  25. Hendricks, C. B. (2001). A study of the use of music therapy techniques in a group for the treatment of adolescent depression. [Doctoral dissertation, Texas Tech University]. Dissertation Abstracts International, 62(2-A), Article 472. University Microfilms.
  26. Hendricks, C. B., Robinson, B., Bradley, L. J., & Davis, K. (1999). Using music techniques to treat adolescent depression. The Journal of Humanistic Counseling, 38(1), 39. https://search.proquest.com/openview/2aedb1b91861863858cc8bd1788011fa/1?pq-origsite=gscholar&cbl=46224
  27. Hyvönen, K., Pylvänäinen, P., Muotka, J. S., & Lappalainen, R. (2020). The Effects of Dance Movement Therapy in the Treatment of Depression: A Multi-Centre, Randomised Controlled Trial in Finland. Frontiers in Psychology, 11, 1687.
  28. Juslin, P. N. (2019). Musical emotions explained: Unlocking the secrets of musical affect. Oxford University Press.
  29. Klineburger, P. C., & Harrison, D. W. (2015). The dynamic functional capacity theory: A neuropsychological model of intense emotions, Cogent Psychology, 2:1, 1029691, DOI: 10.1080/23311908.2015.1029691
  30. Knapen, J., Vancampfort, D., Moriën, Y., & Marchal, Y. (2015). Exercise therapy improves both mental and physical health in patients with major depression. Disability and rehabilitation, 37(16), 1490-1495.
  31. Koelsch, S. (2014). Brain correlates of music-evoked emotions. Nature Reviews Neuroscience, 15(3), 170-180. https://doi.org/10.1038/nrn3666
  32. Koelsch, S. (2015). Music-evoked emotions: Principles, brain correlates, and implications for therapy. Annals of the New York Academy of Sciences, 1337, 193-201. https://doi.org/10.1111/nyas.12684
  33. Koelsch, S. (2018). Investigating the neural encoding of emotion with music. Neuron, 98(6), 1075-1079. https://doi.org/10.1016/j.neuron.2018.04.029
  34. Krogh, J., Hjorthøj, C., Speyer, H., Gluud, C., & Nordentoft, M. (2017). Exercise for patients with major depression: a systematic review with meta-analysis and trial sequential analysis. BMJ Open, 7(9), e014820. https://doi.org/10.1136/bmjopen-2016-014820
  35. Kvam, S., Kleppe, C. L., Nordhus, I. H., & Hovland, A. (2016). Exercise as a treatment for depression: a meta-analysis. Journal of affective disorders, 202, 67-86.
  36. Laansma, M., & Haffmans, J. (2016). "Music for Affect Regulation": music listening in group receptive music therapy in the treatment of depression. Nordic Journal of Music Therapy, 25, 40. https://doi.org/10.1080/08098131.2016.11783620
  37. Laansma, M., & Riemke, C. (2006). Stemmingsstoornissen. In H. Smeijsters. (Red.), Handboek Muziektherapie: Evidence based practice voor de behandeling van psychische stoornissen, problemen en beperkingen (pp.165-181). Houten: Bohn Stafleu van Loghum.
  38. Leubner, D., & Hinterberger, T. (2017). Reviewing the effectiveness of music interventions in treating depression. Frontiers in psychology, 8, 1109. https://doi.org/10.3389/fpsyg.2017.01109
  39. Li, M., Wang, L., Jiang, M., Wu, D., Tian, T., & Huang, W. (2020). Relaxation techniques for depressive disorders in adults: a systematic review and meta-analysis of randomised controlled trials. International Journal of Psychiatry in Clinical Practice, 24(3), 219-226. https://doi.org/10.1080/13651501.2020.1764587
  40. Lillpopp, S. F. (2020). Patëntenperspectief op muziektherapie: De patiënt als expert. Heerlen: Zuyd Hogeschool.
  41. Linnemann, A., Ditzen, B., Strahler, J., Doerr, J. M., & Nater, U. M. (2015). Music listening as a means of stress reduction in daily life. Psychoneuroendocrinology, 60, 82-90. https://doi.org/10.1016/j.psyneuen.2015.06.008
  42. MIND Landelijk Platform Psychische Gezondheid (2019). Wat helpt bij depressie en somberheidsklachten? Inventarisatie van preventieve interventies onder mensen met somberheidsklachten en depressie en hun naasten en onder huisartsen en praktijkondersteuners ggz
  43. Maratos, A., Crawford, M. J., & Procter, S. (2011). Music therapy for depression: it seems to work, but how?. The British Journal of Psychiatry, 199(2), 92-93. https://doi.org/10.1192/bjp.bp.110.087494
  44. Moore, K. S. (2013). A systematic review on the neural effects of music on emotion regulation: Implications for music therapy practice. Journal of Music Therapy, 60(3), 198-242. https://doi.org/10.1093/jmt/50.3.198
  45. Morres, I. D., Hatzigeorgiadis, A., Stathi, A., Comoutos, N., Arpin-Cribbie, C., Krommidas, C., & Theodorakis, Y. (2019). Aerobic exercise for adult patients with major depressive disorder in mental health services: A systematic review and meta-analysis. Depression and Anxiety, 36(1), 39-53. https://doi.org/10.1002/da.22842
  46. NVvMT. (2022,18 oktober).
  47. Oberste, M., Medele, M., Javelle, F., Lioba Wunram, H., Walter, D., Bloch, W., ... & Zimmer, P. (2020). Physical activity for the treatment of adolescent depression: A systematic review and meta-analysis. Frontiers in physiology, 11, 185.
  48. Patel, H., Alkhawam, H., Madanieh, R., Shah, N., Kosmas, C. E., & Vittorio, T. J. (2017). Aerobic vs anaerobic exercise training effects on the cardiovascular system. World Journal of Cardiology, 9(2), 134. https://doi.org/10.4330/wjc.v9.i2.134
  49. Probst, M. (2017). Psychomotor Therapy for Patients with Severe Mental Health Disorders. Occupational Therapy - Occupation Focused Holistic Practice in Rehabilitation, Chapter two, 25-47.
  50. Röhricht, F., Papadopoulos, N., & Priebe, S. (2013). An exploratory randomized controlled trial of body psychotherapy for patients with chronic depression. Journal of affective disorders, 151(1), 85-91.
  51. Saarikallio, S., & Erkkilä, J. (2007). The role of music in adolescents' mood regulation. Psychology of Music, 35(1), 88-109. https://doi.org/10.1177/0305735607068889
  52. Scheffers, M., van Duijn, M. A. J., Beldman, M., Bosscher, R. J., van Busschbach, J. T., & Schoevers, R. A. (2019). Body attitude, body satisfaction and body awareness in a clinical group of depressed patients: an observational study on the associations with depression severity and the influence of treatment. Journal of affective disorders, 242, 22-28.
  53. Schuch, F. B., Vancampfort, D., Rosenbaum, S., Richards, J., Ward, P. B., & Stubbs, B. (2016). Exercise improves physical and psychological quality of life in people with depression: A meta-analysis including the evaluation of control group response. Psychiatry Research, 241, 47-54. https://doi.org/10.1016/j.psychres.2016.04.054
  54. Schuch, F. B., Vancampfort, D., Firth, J., Rosenbaum, S., Ward, P. B., Silva, E. S., ... & Stubbs, B. (2018). Physical activity and incident depression: a meta-analysis of prospective cohort studies. American Journal of Psychiatry, 175(7), 631-648. https://doi.org/10.1176/appi.ajp.2018.17111194
  55. Silverman, M. J. (2015). Music Therapy in mental health for illness management and recovery. Oxford University Press.
  56. Singh, B., Olds, T., Curtis, R., Dumuid, D., Virgara, R., Watson, A., Szeto, K., O'Connor, E., Ferguson, T., Eglitis, E., Miatke, A., Simpson, C. E., & Maher, C. (2023). Effectiveness of physical activity interventions for improving depression, anxiety and distress: an overview of systematic reviews. British journal of sports medicine, 57(18), 1203-1209. https://doi.org/10.1136/bjsports-2022-106195
  57. Stubbs, B., Vancampfort, D., Hallgren, M., Firth, J., Veronese, N., Solmi, M., Brand, S., Cordes, J., Malchow, B., Gerber, M., Schmitt, A., Correll, C. U., De Hert, M., Gaughran, F., Schneider, F., Kinnafick, F., Falkai, P., Moller, H.-J., & Kahl, K. G. (2018). EPA guidance on physical activity as a treatment for severe mental illness: a meta-review of the evidence and Position Statement from the European Psychiatric Association (EPA), supported by the International Organization of Physical Therapists in Mental . European Psychiatry, 54, 124-144.
  58. Tang, Q., Huang, Z., Zhou, H., & Ye, P. (2020). Effects of music therapy on depression: A meta-analysis of randomized controlled trials. PLOS ONE, 15(11), e0240862. https://doi.org/10.1371/journal.pone.0240862
  59. Van Busschbach, J.T., Bluming, M., & Scheewe, T.W. (2019) Psychomotor interventions for depressive disorders. In J. de Lange, O. Glas, J. van Busschbach, C. Emck, & T. Scheeuwe (Eds.), Psychomotor interventions for mental health - Adults: A movement- and body-oriented approach (pp. 86-109). Amsterdam: Boom.
  60. Van de Vliet P, Auweele YV, Knapen J, Rzewnicki R, Onghena P, Van Coppenolle H. (2004). The effect of fitness training on clinically depressed patients: An intra-individual approach. Psychology of Sport and Exercise, 5(2),153-167. DOI:10.1016/S1469-0292(02)00044-4
  61. Zhao, K., Bai, Z. G., Bo, A., & Chi, I. (2016). A systematic review and meta-analysis of music therapy for the older adults with depression. International Journal of Geriatric Psychiatry, 31(11), 1188-1198. https://doi.org/10.1002/gps.4494
  62. Zerhussen, J. D., Boyle, K., & Wilson, W. (1995). Out of the darkness: Group cognitive therapy for depressed elderly. Journal of Military Nursing Research, 1, 28-32. Out of the Darkness: Group Cognitive Therapy for Depressed Elderly | Journal of Psychosocial Nursing and Mental Health Services (healio.com)

Tabel 22.6  Aalbers (2017a) Muziektherapie + TAU versus TAU

Uitkomsten

Absolute effecten* (95% CI)

Relatief effect
(95% CI)

Aantal deelnemers
(studies)

Vertrouwen in het bewijs
(GRADE)

Opmerkingen

 

Risico met Muziektherapie

Depressiesymptomen (beoordeeld door clinicus) na max 3 maanden.

-

SMD 0.98 SD lager (1.69 lager tot 0.27 lager)

-

219
(3 RCTs; 1 CCT)

⊕⊕◯◯
Laag a, d

Muziektherapie in combinatie met TAU lijkt te resulteren in een grote vermindering van depressiesymptomen ten op zichten van TAU.

Depressiesymptomen (zelf rapportage) na max 3 maanden.

-

SMD 0.85 SD lager
(1.37 lager tot 0.34 lager)

-

142
(3 RCTs; 1 CCT)

⊕⊕◯◯
Laag a, d

Muziektherapie in combinatie met TAU lijkt te resulteren in een grote vermindering van depressiesymptomen ten op zichten van TAU.

Kwaliteit van leven (RAND-36) na max 3 maanden.

-

SMD 0.32 SD hoger
(0.17 lager tot 0.80 hoger)

 

67
(1 RCT)

⊕⊕◯◯
Laag d

Muziektherapie in combinatie met TAU vergeleken met TAU  lijkt de kwaliteit van leven te verbeteren.

a.     Bij merendeel van de studies is de risk of bias op meerdere punten onduidelijk.

b.     Onnauwkeurigheid door wijde betrouwbaarheidsinterval.

c.     Onnauwkeurigheid door wijde betrouwbaarheidsinterval en hoge heterogeniteit.

d.     Kleine steekproef (<400 deelnemers).

 

Tabel 22.7 Aalbers (2017a) Muziektherapie versus psychologische behandelingen

Uitkomsten

Absolute effecten* (95% CI)

Relatief effect
(95% CI)

Aantal deelnemers
(studies)

Vertrouwen in het bewijs
(GRADE)

Opmerkingen

 

Risico met Muziektherapie

Depressiesymptomen (beoordeeld door clinicus) na max 3 maanden

 

 

-

SMD 0.78 SD lager (2. 36 lager to 0.81 hoger)

-

11

(1 RCT)

⊕◯◯◯
Zeer laag a,d

Het wetenschappelijk bewijs is zeer onzeker over het effect van muziektherapie ten opzichte van psychologische behandelingen op depressiesymptomen.

Depressiesymptomen (zelf rapportage) na max 3 maanden.

-

SMD 1.28 SD lager
(3.57 lager tot 1.02 hoger)

-

131
(4 RCTs)

⊕◯◯◯
Zeer laag a, c

Het wetenschappelijk bewijs is zeer onzeker over het effect van muziektherapie ten opzichte van psychologische behandelingen op depressiesymptomen.

Kwaliteit van leven (Thai RAND-36) na max 3 maanden.

 

SMD 1.31 SD hoger (0.

36 lager tot 2.99 hoger)

 

11

(1 RCT)

⊕◯◯◯
Zeer laaga,d

Het wetenschappelijk bewijs is zeer onzeker over het effect van  muziektherapie ten opzichten van  psychologische behandelingen op kwaliteit van leven.

a.     Bij merendeel van de studies is de risk of bias op meerdere punten onduidelijk.

b.     Onnauwkeurigheid door wijde betrouwbaarheidsinterval.

c.     Onnauwkeurigheid door wijde betrouwbaarheidsinterval en hoge heterogeniteit.

d.     Kleine steekproef (<400 deelnemers).

 

Figuur 22.4. Risk of bias zoals gerapporteerd in Aalbers et al. (2017a)

 

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 01-03-2024

Laatst geautoriseerd  : 01-03-2024

Geplande herbeoordeling  : 01-03-2026

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie
Geautoriseerd door:
  • Nederlands Huisartsen Genootschap
  • Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie
  • Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland
  • Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers
  • Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde
  • Nederlands Instituut van Psychologen
  • Nederlandse Vereniging voor Verzekeringsgeneeskunde
  • Federatie Vaktherapeutische Beroepen
  • Beroepsvereniging van Professionals in Sociaal Werk
  • MIND Landelijk Platform Psychische Gezondheid
  • Nederlandse Vereniging voor Psychotherapie

Algemene gegevens

Voor de Multidisciplinaire richtlijn Depressie (2013) zijn in het kader van de onderhavige richtlijnherziening nieuwe modules ontwikkeld. In deze modules wordt ingegaan op de beantwoording van uitgangsvragen bij actuele knelpunten in de praktijk van de zorg voor depressie. Uitzondering hierop vormen de modules Diagnostiek, Basisinterventies en eerste-stap interventies en Ondersteunende interventies, voor deze module heeft alleen een tekstrevisie plaatsgevonden.

Samenstelling werkgroep

De Multidisciplinaire richtlijn Depressie is ontwikkeld door de Werkgroep Depressie, in opdracht van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP) en Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS).

De Werkgroep bestond uit: psychiaters, psychologen, verpleegkundig specialisten, een huisarts en ervaringsdeskundigen, welke door de respectievelijke beroepsverenigingen en patiëntenverenigingen werden afgevaardigd. Voorafgaande aan het ontwikkeltraject werden kennismakingsgesprekken gevoerd met verscheidene kandidaat-leden voor werkgroep deelname. Naast de Werkgroep waren enkele adviseurs betrokken, welke delen hebben meegeschreven en die werden gevraagd voorafgaand aan de commentaarfase schriftelijk te reageren op onderdelen van de concepttekst. Deze adviseurs konden tevens worden gevraagd om tijdens een werkgroep bijeenkomst mee te denken over een specifieke uitgangsvraag. De Werkgroep werd methodologisch, inhoudelijk en organisatorisch ondersteund door het technisch team van het Trimbos-instituut. Dit technisch team bestond uit een projectleider, redacteur/richtlijnontwikkelaar, informatiespecialist, literatuur reviewers, een notulist en projectassistenten. Onderstaande schema's geven een overzicht van de samenstelling van de Werkgroep, de adviseurs en het ondersteunend technisch team.

 

Leden Werkgroep

 

Naam

Organisatie

Beroepsvereniging

1.

Jan Spijker (voorzitter)

Pro Persona

Psychiater, NVvP

2.

Eric Ruhé (vicevoorzitter)

Radboud UMC

Psychiater, NVvP

3.

Claudi Bockting

Amsterdam UMC

Psycholoog, NIP

3.

Philip van Eijndhoven

Radboud UMC

Psychiater, NVvP

4.

Bart Groeneweg

Depressievereniging

Ervaringsdeskundige, MIND

5.

Rob Kok

Parnassia

Psychiater, NVvP

6.

Miranda Kurver

NHG

Huisarts, NHG

7.

Josephine van der Lande

GGZ InGeest

Verpleegkundig specialist, V&VN

8.

Nicoline Lous

Depressievereniging

Ervaringsdeskundige, MIND

9.

Catrien Reichart

Curium-LUMC

Psychiater, NVvP

10.

Marie-Louise Seelen

PsyQ

Verpleegkundig specialist, V&VN

11.

Marc Verbraak

Pro Persona

Psycholoog, NIP

12.

Christiaan Vinkers

Amsterdam UMC en GGZ InGeest

Psychiater, NVvP

13.

Yvonne Suijkerbuijk

Amsterdam UMC/NVVG/UWV

Verzekeringsarts, NVVG

 

Adviseurs

Hoofdstuk

Naam

Organisatie

Beroep

Psychotherapie / stadiëring en profilering

Ellen Driessen

Pro Persona/

Radboud Universiteit

GZ-psycholoog

Psychotherapie / Jeugd

Yvonne Stikkelbroek

GGZ Oost-Brabant / Universiteit Utrecht

Klinisch psycholoog

Psychotherapie /

Ouderen

Arjan Videler

GGZ Breburg

Psychotherapeut, GZ-psycholoog

Neuromodulatie

 

Ysbrand van der Werf

A’dam UMC

Neurowetenschapper

Jeugd

 

Daan Creemers

GGZ Oost-Brabant

Klinisch psycholoog

Jeugd

 

Fleur Velders

UMC Utrecht

Psychiater

Ouderen

 

Gert-Jan Hendriks

Pro Persona

Psychiater

Ouderen

 

Mardien Oudega

GGZ InGeest

Psychiater

Ouderen

 

Angela Carlier

Pro Persona

Psychiater

Ouderen

Hans Jeuring

UMCG

Psychiater

 

Vaktherapie

 

Sonja Aalbers

NHL Stenden

Muziektherapeut

Vaktherapie

 

Cees Boerhout

Windesheim / Lentis

Psychomotorisch therapeut

Arbeidsgerichte zorg

 

Jeroen Roggekamp

Zelfstandige

Maatschappelijk werker / systeemtherapeut

Arbeidsgerichte zorg

Marjolein Bastiaansen

Radboud UMC

Bedrijfsarts

Organisatie van de zorg voor depressie

Bea

Tiemens

ProPersona

 

 

Methodologische, inhoudelijke en organisatorische ondersteuning

Naam

Ondersteuning

Nicole van Erp / Piet Post

Projectleider, Trimbos-instituut

Jolanda Meeuwissen

Redacteur en richtlijnontwikkelaar, Trimbos-instituut

Egbert Hartstra

Reviewer, Trimbos-instituut

Matthijs Oud

Reviewer, Trimbos-instituut

Elena Vos

Reviewer, Trimbos-instituut

Erika Papazoglou

Reviewer, Trimbos-instituut

Bram Zwanenburg

Reviewer, Trimbos-instituut

Lex Hulsbosch

Reviewer, Trimbos-instituut

Beatrix Vogelaar

Reviewer, Trimbos-instituut

Rikie Deurenberg

Informatiespecialist, namens Trimbos-instituut

Chris van der Grinten / Jannita Paters

Notulist, namens Trimbos-instituut

Joyce Huls / Nelleke van Zon / Isa Reijgersberg

Projectassistent, Trimbos-instituut

 

In totaal kwam de Werkgroep Depressie voorafgaand aan de commentaarfase 10 keer bijeen in de periode november 2020 - april 2023. In deze periode werden de stappen van de methodiek voor evidence-based richtlijnontwikkeling (EBRO) doorlopen. De informatiespecialist verrichtte in overleg met de werkgroepleden op systematische wijze literatuuronderzoek en de reviewers maakten per uitgangsvraag een selectie in de gevonden onderzoeken (zie voor informatie over de zoekstrategie en de selectiecriteria: het reviewprotocol). De reviewers beoordeelden de kwaliteit en inhoud van de aldus verkregen literatuur en verwerkten deze per uitgangsvraag in evidence-tabellen, GRADE-profielen, beschrijvingen van de wetenschappelijke onderbouwing en wetenschappelijke (gewogen) conclusies (per module beschreven onder “Onderbouwing”). Leden van de Werkgroep gingen op basis van de gevonden literatuur met elkaar in discussie over praktijkoverwegingen (per module beschreven onder “Overwegingen”) en aanbevelingen (per module beschreven onder “Aanbevelingen”). De werkgroepleden schreven samen met het technisch team van het Trimbos-instituut de concepttekst, welke ter becommentariëring openbaar is gemaakt. De ontvangen commentaren worden verwerkt in een commentaartabel, die tijdens een werkgroep bijeenkomst wordt besproken. Na het doorvoeren van op deze bijeenkomst voorgestelde wijzigingen wordt de definitieve richtlijn aan de opdrachtgever aangeboden.

Methode ontwikkeling

Evidence based

Werkwijze

EBRO-methode voor wetenschappelijke onderbouwing

Deze multidisciplinaire richtlijn is ontwikkeld volgens de methodiek van evidence-based richtlijnontwikkeling (EBRO). Hierbij werd de GRADE-methodiek toegepast. Er zijn ook hoofdstukken overgenomen vanuit de vorige versie van de MDR Depressie (2013). Hierin zijn conclusies gebaseerd op de ‘levels of evidence’.

 

Levels of evidence

Bij ‘levels of evidence’ krijgt een individuele publicatie een mate van bewijskracht toegekend. Vervolgens  wordt er naar alle bewijskracht over een onderwerp gekeken en  kort samengevat in een conclusie, met daarbij een niveau van bewijs. Zie hieronder voor de indeling van bewijskracht en de verschillende conclusieniveaus.

 

Indeling van de literatuur naar de mate van bewijskracht

 

Voor artikelen betreffende preventie of therapie

A1

systematische reviews die tenminste enkele onderzoeken van A2-niveau betreffen, waarbij de resultaten van afzonderlijke onderzoeken consistent zijn

A2

gerandomiseerd vergelijkend klinisch onderzoek van goede kwaliteit (gerandomiseerde, dubbelblind gecontroleerde trials) van voldoende omvang en consistentie

B

gerandomiseerde klinische trials van matige kwaliteit of onvoldoende omvang of ander vergelijkend onderzoek (niet-gerandomiseerd, vergelijkend cohortonderzoek, patiënt-controle-onderzoek)

C

niet-vergelijkend onderzoek

D

mening van deskundigen, bijvoorbeeld de werkgroepleden

 

Voor artikelen betreffende diagnostiek

A1

onderzoek naar de effecten van diagnostiek op klinische uitkomsten bij een prospectief gevolgde goed gedefinieerde patiëntengroep met een tevoren gedefinieerd beleid op grond van de te onderzoeken testuitslagen, of besliskundig onderzoek naar de effecten van diagnostiek op klinische uitkomsten, waarbij resultaten van onderzoek van A2-niveau als basis worden gebruikt en voldoende rekening wordt gehouden met onderlinge afhankelijkheid van diagnostische tests

A2

onderzoek ten opzichte van een referentietest, waarbij van tevoren criteria zijn gedefinieerd voor de te onderzoeken test en voor een referentietest, met een goede beschrijving van de test en de onderzochte klinische populatie; het moet een voldoende grote serie van opeenvolgende patiënten betreffen, er moet gebruikgemaakt zijn van tevoren gedefinieerde afkapwaarden en de resultaten van de test en de 'gouden standaard' moeten onafhankelijk zijn beoordeeld. Bij situaties waarbij multipele, diagnostische tests een rol spelen, is er in principe een onderlinge afhankelijkheid en dient de analyse hierop te zijn aangepast, bijvoorbeeld met logistische regressie

B

vergelijking met een referentietest, beschrijving van de onderzochte test en populatie, maar niet de kenmerken die verder onder niveau A staan genoemd

C

niet-vergelijkend onderzoek

D

mening van deskundigen, bijvoorbeeld de werkgroepleden

 

Niveau van de conclusies

1

gebaseerd op minimaal 1 systematische review (A1) of tenminste 2 onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau A1 of A2

2

gebaseerd op tenminste 2 onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau B

3

gebaseerd op 1 onderzoek van niveau A2 of B of onderzoek(en) van niveau C

4

gepubliceerde mening van deskundigen of mening van de werkgroepleden

 

GRADE-methodiek

Sinds de introductie van de GRADE-methodiek in 2004 werd dit wereldwijd al snel de methode van voorkeur om wetenschappelijk bewijs te graderen ten behoeve van richtlijnontwikkeling (Guyatt et al., 2008), inclusief deze richtlijn. De GRADE-methodiek gaat er van uit dat de zekerheid van het wetenschappelijk bewijs uit randomized controlled trials (RCT’s) in beginsel hoog is vanwege de, mits goed uitgevoerd, kleine kans op vertekening (bias). In geval van observationele (niet gerandomiseerde) studies is de uitgangspositie van de zekerheid van bewijs laag. De zekerheid van het bewijs per uitkomstmaat wordt, behalve door de methodologische kwaliteit van de individuele onderzoeken, ook bepaald door andere factoren, zoals de mate van consistentie van de gevonden resultaten uit de verschillende onderzoeken en de precisie van de gevonden uitkomst (zie tabel 1.1). Bij observationeel onderzoek kan het bewijs in bepaalde gevallen omhoog worden gegradeerd.

 

Tabel 1.1 GRADE: Factoren voor downgraden en upgraden 1

We downgraden de zekerheid van bewijs van studies met een hoge uitgangspositie (RCT’s), bij:

We upgraden de zekerheid van bewijs van observationele studies bij:

  1. Beperkingen in de onderzoeksopzet of uitvoering (study limitations): hierbij gaat het om de methodologische kwaliteit. Voorbeelden zijn dat de randomisatie-procedure niet optimaal was, dat beoordelaars van subjectieve uitkomsten niet geblindeerd waren, dat er selectief is gerapporteerd over de uitkomsten en dat er veel uitvallers waren.
  1. Een groot effect (large magnitude of effect): hiervan is sprake als er in de resultaten een groot effect of een sterk bewijs van associatie gevonden wordt. Dit kan tot uitdrukking komen in de hoogte van het relatieve risico (RR).

 

  1. Inconsistentie van de resultaten (inconsistency): hierbij gaat het om heterogeniteit van de resultaten van verschillende studies. Er kunnen beperkingen zijn als er een grote variatie is in de schattingen van het effect van een behandeling of als er nauwelijks overlap is tussen de 95%-betrouwbaarheidsintervallen (BI’s).
  1. Mogelijke confounders die het ‘ware’ effect verminderd hebben (plausible confounding): hiervan kan sprake zijn als er een achterliggende variabele is, zoals de ernst van de aandoening van de patiënten die met het onderzoek meedoen, die van invloed is op het effect van de interventie.
  1. Indirect bewijs (indirectness): er worden twee soorten indirect bewijs onderscheiden. Enerzijds gaat het om indirecte vergelijkingen, bijvoorbeeld wanneer er alleen interventies met een placebo worden vergeleken en geen interventies met elkaar worden vergeleken. Anderzijds gaat het om verschillen in patiëntenpopulatie, inhoud van de interventie of keuze van de uitkomstmaten tussen de beschikbare studies en de uitgangsvraag die in de richtlijn of richtlijn wordt gesteld.
  1. Bewijs van een verband tussen de dosering en de repons (dose-response gradient): hiervan kan sprake zijn als een stijgende dosering van een bepaald medicijn meer effect geeft.

 

  1. Onnauwkeurigheid van de resultaten (imprecision): hierbij gaat het om de onzekerheid van de uitkomst, bijvoorbeeld als de 95%-BI’s heel breed zijn vanwege kleine patiënten aantallen.

 

  1. Kans op selectieve publicatie (publication bias) van onderzoeken of uitkomstmaten. Een voorbeeld van een beperking is wanneer niet alle studies gepubliceerd worden, bijvoorbeeld kleine studies die geen effecten ten gunste van de interventie konden aantonen.

 

1. De zekerheid van het bewijs (zeer laag, laag, matig en hoog) verwijst naar de mate van vertrouwen dat men heeft in de schatting van het effect van een behandeling.

 

Bij de beoordeling van het wetenschappelijke bewijs ten aanzien van bovenstaande factoren werd uitgegaan van ‘Grade guidelines’, zoals ook te raadplegen in het ‘Grade handbook’ (Guyatt et al., 2013; Handbook for grading the quality of evidence and the strength of recommendations using the GRADE approach).

 

Legenda GRADE

Na vaststelling van het niveau van bewijs wordt dit in de bijbehorende conclusies als volgt verwoord:

Zekerheid

Symbolen

 

Signaalwoorden

Hoog

⊕⊕⊕⊕

“Het is aangetoond dat…”

geeft, heeft (een effect), resulteert in

Redelijk

⊕⊕⊕◯

“Het is aannemelijk...”

waarschijnlijk

Laag

⊕⊕◯◯

“Er zijn aanwijzingen…”

zou kunnen, lijkt, suggereert

Zeer laag

⊕◯◯◯

“Het is onzeker, maar er zijn aanwijzingen dat…”

onzeker

 

Van bewijs naar aanbevelingen: Overwegingen

Naast het wetenschappelijk bewijs bepalen enkele andere factoren mede of een instrument of behandeling wordt aanbevolen. In de teksten van de vorige richtlijn-versies werd dit onder “Overige Overwegingen” beschreven.

 

Mee te wegen factoren om te bepalen of een instrument of behandeling wordt aanbevolen:

1. Kwaliteit van bewijs

Hoe hoger de algehele kwaliteit van het bewijs, des te waarschijnlijker wordt het formuleren van een sterke (positieve of negatieve) aanbeveling.

2. Balans tussen gewenste en ongewenste effecten

Hoe groter het verschil is tussen de gewenste en ongewenste effecten, des te waarschijnlijker wordt het formuleren van een sterke (positieve of negatieve) aanbeveling. Hoe kleiner dit verschil of hoe meer onzekerheid over de grootte van het verschil, des te waarschijnlijker wordt het formuleren van een conditionele aanbeveling.

Toelichting:

  • Bespreken effectiviteit in relatie tot bijwerkingen en complicaties in het licht van de kwaliteit van bewijs, de precisie van de effectgrootte en minimaal klinisch relevant geacht voordeel;
  • Sterkte van het effect vergeleken met geen interventie;
  • Aanwezigheid van comorbiditeit;
  • Klinisch niet relevantie van het effect.

 

3. Patiëntenperspectief

Hoe groter de uniformiteit in waarden en voorkeuren van patiënten bij het afwegen van de voor- en nadelen van een interventie, des te waarschijnlijker wordt het formuleren van een sterke (positieve of negatieve) aanbeveling.

4. Professioneel perspectief

Hoe groter de uniformiteit in waarden en voorkeuren van professionals ten aanzien van de toepasbaarheid van een interventie, des te waarschijnlijker wordt het formuleren van een sterke (positieve of negatieve) aanbeveling.

Toelichting:

  • Kennis en ervaring met technieken/therapieën;
  • Risico’s die professional loopt bij het toepassen van de interventie;
  • Verwachte tijdbesparing;
  • Verlies aan tijd door het invoeren van de interventie.

5. Middelenbeslag

Hoe minder middelen er worden gebruikt (m.a.w. hoe lager de kosten van een interventie zijn vergeleken met de beschouwde alternatieven en andere kosten gerelateerd aan de interventie), des te waarschijnlijker wordt het formuleren van een sterke aanbeveling. Hoe meer onzekerheid over het middelenbeslag, des te waarschijnlijker wordt een conditionele aanbeveling.

6. Organisatie van zorg

Hoe meer onzekerheid of de geëvalueerde interventie daadwerkelijk op landelijke schaal toepasbaar is, des te waarschijnlijker wordt het formuleren van een conditionele aanbeveling.

Toelichting:

  • De beschikbaarheid/aanwezigheid van faciliteiten & medicijnen;
  • De wijze waarop de organisatie van de zorg aangeboden dient te worden/grootte van de verandering in de organisatie-zorgproces / infrastructuur voor implementatie;
  • Voorbeeld: een bepaalde diagnostiek of behandeling kan alleen in bepaalde centra worden uitgevoerd in verband met de aanwezigheid van faciliteiten zoals een PET-scan.

 

Formulering van aanbevelingen

Afhankelijk van deze factoren kun je een instrument of behandeling wel of niet aanbevelen. We maken daarbij onderscheid tussen zwakke en sterke aanbevelingen. In het geval van een sterke aanbeveling zou je behandeling X voor alle patiënten met Y willen aanbevelen. Bij een zwakke aanbeveling is dit bijvoorbeeld afhankelijk van de voorkeuren van de patiënt in kwestie. Het is belangrijk in deze sectie expliciet te vermelden op grond waarvan een behandeling wel of niet wordt aanbevolen en ook waarom die aanbeveling zwak of sterk zou moeten zijn.

 

Voor de formulering van ‘sterke’ (onvoorwaardelijke) en ‘zwakke’ (voorwaardelijke) aanbevelingen is de volgende indeling aangehouden (zie tabel 1.2):

 

Tabel 1.2 GRADE Voorkeursformulering sterke / zwakke aanbevelingen

Gradering aanbeveling

Betekenis

Voorkeursformulering*

STERK VOOR

De voordelen zijn groter dan de nadelen voor bijna alle patiënten.

Alle of nagenoeg alle geïnformeerde patiënten zullen waarschijnlijk deze optie kiezen.

We bevelen [interventie] aan.

ZWAK VOOR

De voordelen zijn groter dan de nadelen voor een meerderheid van de patiënten, maar niet voor iedereen.

De meerderheid van geïnformeerde patiënten zal waarschijnlijk deze optie kiezen.

Overweeg [interventie], bespreek de voor- en nadelen).

ZWAK TEGEN

De nadelen zijn groter dan de voordelen voor een meerderheid van de patiënten, maar niet voor iedereen.

De meerderheid van geïnformeerde patiënten zal waarschijnlijk deze optie kiezen.

Wees terughoudend met [interventie], bespreek de voor- en nadelen).

STERK TEGEN

De nadelen zijn groter dan de voordelen voor bijna alle patiënten.

Alle of nagenoeg alle geïnformeerde patiënten zullen waarschijnlijk deze optie kiezen.

We bevelen [interventie] niet aan.

*      Het gaat hier om voorkeursaanbevelingen, deze kunnen in een enkele geval afwijken. Voor bepaalde hoofdstukken is GRADE niet toegepast (bijv. Organisatie van zorg) daar zijn uit praktisch oogpunt ook de aanbevelingen niet volgens GRADE.

 

Leeswijzer

Klachten of symptomen die horen bij een depressieve stoornis (depressie) noemen we ‘depressieklachten’ of ‘depressiesymptomen’. Met ‘depressieve klachten’ bedoelen we stemmingsklachten waar iemand hinder van ondervindt, waarbij niet wordt voldaan aan de DSM-criteria voor een depressieve stoornis (depressie).

 

Als we spreken van een depressieve stoornis of depressie wordt een unipolaire depressieve stoornis bedoeld, al dan niet chronisch, en inclusief de persisterende depressieve stoornis. Behalve van ‘(psychische/depressieve) stoornis’ spreken we in deze richtlijn, rechtdoende aan het patiëntenperspectief, bij voorkeur van ‘aandoening’.

 

Met kinderen en adolescenten bedoelen we kinderen van 8 tot 12 jaar en adolescenten van 12 tot 18 jaar. Met jongvolwassenen bedoelen we volwassenen van 18 tot 25 jaar. Met volwassenen bedoelen we mensen van 25 tot 60 jaar. Met ouderen bedoelen we oudere volwassenen van 60 jaar en ouder.

 

Metapsy

Tijdens de ontwikkeling van deze richtlijn is gebruik gemaakt van metapsy.org. Metapsy is een onderzoeksinitiatief van de Vrije Universiteit Amsterdam, onder leiding van professor Pim Cuijpers. Het hoofddoel van Metapsy is het verschaffen van toegang tot een meta-analytische database van klinische studies die de effecten van psychologische interventies, zoals psychotherapie, preventieve interventies en psychoeducatie, op diverse psychische aandoeningen en geestelijke gezondheidsproblemen onderzoeken.

Metapsy bevat twee R-pakketten waarmee met behulp van klinische variabelen van interesse (PICO) een meta-analyse kan worden uitgevoerd en waarbij alle relevante informatie om tot een GRADE conclusie te komen over de effecten van psychotherapie op depressieve symptomen wordt gepresenteerd in een (pdf) rapport of online zijn te bekijken.

Zoekverantwoording

Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.

Volgende:
Ondersteunende interventies (versie 2013)