Dehydratie bij kinderen

Initiatief: NVK Aantal modules: 7

Intraveneuze volumesuppletie bij ernstige dehydratie

Uitgangsvraag

Wat is de optimale hoeveelheid en snelheid (hoeveel ml/kg in hoeveel tijd) van intraveneuze volumesuppletie bij ernstige dehydratie?

 

De uitgangsvraag valt uiteen in de volgende deelvragen:

  1. Wat zijn de (on)gunstige effecten van een snelle volumesuppletie (≥20ml/kg in het eerste uur) vergeleken met een langzame volumesuppletie (<20 ml/kg in het eerste uur) bij kinderen met matige tot ernstige dehydratie?
  2. Wat zijn de (on)gunstige effecten van volumesuppletie in de eerste 24 uur vergeleken met standard care (volumesuppletie in 48-72 uur)?

Clinical question

What is the optimal amount and rate of intravenous volume supplementation in severe dehydration?

 

This clinical question includes the following underlaying questions:

  1. Sub question 1: What are the beneficial and/or harmful effects of a fast volume suppletion (≥20 ml/kg in the first hour) compared with a slow volume suppletion (<20 ml/kg in the first hour) in children with moderate to severe dehydration?
  2. Sub question 2: What are the beneficial and/or harmful effects of volume suppletion in 24 hours compared with volume suppletion in 48-72 hours?

Aanbeveling

Aanbeveling-1

Geeft bij noodzaak tot intraveneuze rehydratie bij een matig-ernstig gedehydreerde patiënt langzame intraveneuze rehydratie (<20 ml/kg/uur).

 

Beoordeel frequent of rehydratie oraal kan worden voortgezet.

 

Aanbeveling-2

Geef de totale intraveneuze volumesuppletie gedurende 24-72 uur.

 

Streef naar maximale natriumdaling of -stijging van 8-10 mmol/L per 24 uur.

 

Beoordeel frequent of rehydratie oraal kan worden voortgezet.

Overwegingen

Voor- en nadelen van de interventie en de kwaliteit van het bewijs

Deelvraag-1 (snelle (≥20mL/kg in het eerste uur) vergeleken met langzame (< 20 mL/kg in het eerste uur) volumesuppletie).

Op basis van de geïncludeerde studies is er geen zekerheid over de (on)gunstige effecten van snelle of langzame volumesuppletie bij gedehydreerde kinderen. De bewijskracht van de studies die snelle rehydratie vergeleken met langzame rehydratie werd beperkt door imprecisie, risico op bias en indirectheid (bewijskracht volgens GRADE: zeer laag). Geen van de geïncludeerde studies rapporteerde gegevens over de cruciale uitkomstmaat PICU-opname. Aangezien er zeer weinig gevallen waren van sterfte en ernstige adverse events (cerebrale oedeem, pulmonaal oedeem, beroerte, hartfalen en levensbedreigende verstoring van de elektrolytenbalans) kon er voor deze cruciale uitkomstmaten ook geen conclusie getrokken worden. Voor de belangrijke uitkomstmaten ziekenhuisopname en duur van de ziekenhuisopname werd geen overtuigend bewijs gevonden. Tenslotte leek in de belangrijke uitkomstmaat verstoring van natriumbalans geen verschil op te treden tussen snelle en langzame volumesuppletie. Echter wordt er wel gezien dat in de groep met patiënten met een pre-existente hypo- of hypernatriemie alertheid moet zijn op te snelle stijging of - daling van het serumnatrium ten tijde van rehydratie. De bewijskracht voor deze uitkomstmaat was echter ook laag. Deze bevinding moet daarom bevestigd worden in vervolgonderzoek.

 

Veiligheid ten tijde van de acute interventies bij matig-ernstige dehydratie is essentieel in de behandeling. Hierbij is de vraag of snelle volumesuppletie bij kinderen met een matig-ernstige dehydratie opweegt tegen het theoretisch risico op het ontwikkelen van acute levensbedreigende situaties. Snelle rehydratie zou gunstig kunnen zijn voor een snel herstel en herstarten van orale rehydratie, een kortere opnameduur op de SEH en/of minder opnames in het ziekenhuis. Dit heeft echter potentieel risico op (ernstige) elektrolytverstoringen, mogelijk leidend tot cerebraal oedeem en/of aritmieën, en acute overvulling met risico op tot pulmonale - en/of cardiale decompensatie (Fang et al, 2010). Op dit moment is er geen bewijs dat snelle rehydratie (≥20ml/kg in het eerste uur) een verbetering van de uitkomst geeft op de onderzochte criteria. Wel is bekend dat rehydratie in combinatie met een pre-existente hypo- of hypernatriemie een risico kan geven op een snellere stijging of daling van het serum natrium, dan klinisch gewenst (8-10mmol/L per 24 uur).

 

Deelvraag 2 (volumesuppletie in de eerste 24 versus 48-72 uur). Voor deelvraag 2 naar de (on)gunstige effecten van volumesuppletie in de eerste 24 uur vergeleken met standard care (rehydratie in 48-72 uur) werden geen studies gevonden die voldeden aan de selectiecriteria en zijn derhalve geen conclusies mogelijk.

 

Derhalve blijft de aanbeveling van de werkgroep, conform de NVK richtlijn 2012, om volumesuppletie gedurende 24-72 uur aan te bieden met frequente controle van elektrolyten en bijsturing indien noodzakelijk. Waarbij wordt gestreefd het natrium niet meer dan 8-10 mmol/L per 24 uur te laten dalen of stijgen. Hierbij kan worden overwogen bij te snelle daling van het serum-natrium het volume aanbod te verlagen ( ipv het natriumaanbod te verhogen). Indien het klinisch mogelijk is, is het advies om de rehydratie oraal voort te zetten.

 

Waarden en voorkeuren van patiënten (en evt. hun verzorgers)

Een korte opnameduur zijn van duidelijk voordeel voor de patient. Echter, momenteel is niet aangetoond dat dit met snelle volumesuppletie bereikt wordt.

 

Kosten (middelenbeslag)

Er worden geen verandering van de kosten verwacht naar aanleiding van de aanbevelingen.

 

Aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie

Er worden geen problemen verwacht wat betreft aanvaardbaarheid, haalbaarheid of implementatie.

 

Rationale van de aanbeveling 1: Weging van argumenten voor en tegen de interventies

Indien er sprake is van een acute hypovolemische shock dient de patiënt eerst gestabiliseerd te worden met volumesuppletie (10ml/kg per keer) op geleide van stabilisatie van de hemodynamische kliniek alvorens de langzame rehydratie te starten. Zie schema intraveneuze rehydratie NVK-richtlijn 2012 (zie bijlage Schema van intraveneuze rehydratie).

 

Gebruik langzame intraveneuze rehydratie (<20 ml/kg/uur) bij een matig-ernstige gedehydreerde patiënt, indien orale rehydratie niet mogelijk is. Beoordeel regelmatig of over kan worden gegaan op orale rehydratie.

 

Rationale van de aanbeveling 2: Weging van argumenten voor en tegen de interventies

Compenseer de totale intraveneuze volumesuppletie gedurende 24-72 uur met frequente controle van elektrolyten en bijsturing indien noodzakelijk. Hierbij wordt gestreefd om het natrium niet meer dan 8-10 mmol/L per 24 uur te laten dalen of stijgen. Bij te snelle daling van het natrium kan overwogen worden om de totale hoeveelheid van volumesuppletie te verlagen. Indien het klinisch mogelijk is, is het advies om de rehydratie oraal voort te zetten.

Onderbouwing

Ernstige dehydratie behoeft volumesuppletie met intraveneuze vochttoediening, indien orale toediening niet wordt verdragen. In het geval van hypovolemische shock wordt gestart met 10 ml/kg Ringerlactaat (RL) of NaCl 0.9% in 10 minuten tot zo nodig 40-60ml/kg tot herstel van de weefselperfusie. De huidige WHO-richtlijn adviseert ernstige dehydratie – zonder tekenen van shock – ook met snelle intraveneuze volumesuppletie (minimaal 100ml/kg in 3-6 uur) te herstellen. Er is niet goed onderbouwd of dit effectief en veilig is. De huidige WHO-richtlijn is gebaseerd op expert opinion, nadien zijn enkele studies gepubliceerd.

 

Introduction

Severe dehydration requires volume suppletion through intravenous fluid administration. In case of hypovolemic shock, initial treatment consists of 10 mL/kg Ringer Lactate (RL) or NaCl 0.9% in 10 minutes to 40-60mL/kg until recovery of tissue perfusion. The current WHO-guideline advises to also treat severe dehydration – without signs of shock – with rapid intravenous volume suppletion (a minimum of 100 mL/kg within 3-6 hours). Currently, it is unknown wheter this is effective and safe.

Sub question 1: Fast (≥20 ml/kg in the first hour) versus slow (<20 ml/kg in the first hour) volume suppletion

No GRADE

Due to lack of data, it was not possible to draw a conclusion on the effect of rapid volume suppletion (≥20mL/kg in 1-2 hours) compared with slow volume suppletion (<20 mL/kg in the first hour) on mortality in children with moderate to severe dehydration.

 

Sources: -

 

No GRADE

None of the included studies reported on the outcome measure PICU admission.

 

No GRADE

Due to lack of data, it was not possible to draw a conclusion on the effect of rapid volume suppletion (>20mL/kg in 1-2 hours) compared with slow volume suppletion (<20 mL/kg in the first hour) on severe adverse events in children with moderate to severe dehydration.

 

Sources: Iro (2018); Houston (2019); Freedman (2013)

 

Very low GRADE

It is unclear what the effect is of rapid volume suppletion (>20mL/kg in the first hour) as compared with slow volume suppletion (<20 mL in the first hour) on hospital admission in children with moderate to severe dehydration.

 

Sources: Iro (2018)

 

Very low GRADE

It is unclear what the effect is of rapid volume suppletion (>20mL/kg in the first hour) as compared with slow volume suppletion (<20 mL in the first hour) on length of stay in children with moderate to severe dehydration.

 

Sources: Iro (2018); Houston (2019)

 

Low GRADE

Rapid volume suppletion (>20mL/kg in the first hour) may result in little to no difference in sodium disturbance as compared with slow volume suppletion (<20 mL in the first hour).

  

Sources: Houston (2019); Freedman (2013)

 

Sub question 2: volume suppletion in 24 h versus 48-72 h

None of the studies fulfilled the selection criteria for sub question 2 on volume suppletion in 24 hours versus 48-72 hours.

Sub question 1: Fast (≥20 ml/kg in the first hour) vs. slow (<20 ml/kg in the first hour) volume suppletion

Three studies (1 SR and 2 RCTs) were included in the analysis of the literature for sub question 1 (Iro, 2018; Houston, 2019 and Freedman, 2013). Results of Azarfar (2014), which were part of the SR by Iro (2018) are not included in this analysis because the intervention did not match the research question discussed here.

 

Sub question 2: volume suppletion in 24 h versus 48-72 h

None of the studies fulfilled the selection criteria for sub question 2 on volume suppletion in 24 h versus 48-72 hours.

 

Description of studies

Iro (2018) performed a systematic review and meta-analysis to compare use of different rates of intravenous fluid therapy in children with acute gastroenteritis and moderate or severe dehydration. They searched several databases for RCTs, including Ovid Medline (1946 – May 11, 2014), Embase (1974 – May 2017), Global Health (1973 – May 2017), Global Health Library, Science Citation Index Expanded, and Conference proceedings Citation Index-Science (Web of Science, 1945 – May 2017). Three RCTs were included with a total of 468 patients (Freedman, 2011; Nager, 2010; Azarfar, 2014). One trial was performed in the USA, one in Canada, and one in Iran. All trials were conducted at an emergency department. Freedman (2011) compared 60mL/kg of normal saline (NS) over 1 h (rapid, n=114) with 20 mL/kg over 1 h (slow, n=112). Nager (2010) compared administration of 50 mL/kg of NS over 1 h (n=46) with 3 h (n=46). Azarfar (2014) compared 20-30 mL/kg of a crystalloid solution (CS) over either 2 h (n=75) or 24 h (n=75). The mean age in the selected studies ranged from 1.4 to 2.7 years. Length of follow-up was 24 hours, three days or seven days. The Cochrane Collaboration’s tool for assessing risk of bias was used to assess quality of the studies. The study by Freedman (2011) was rated as having a low risk of bias, the other two studies were of lower methodological quality (moderate or high risk of bias). Results of the study by Azarfar (2014) are not further discussed in this literature summary, because volume suppletion was too slow, i.e., less than 20 ml/kg in the first hour, for the research question discussed here.

 

Houston (2019) performed an open-label randomized control trial in children admitted to the hospital with severe dehydration secondary to gastroenteritis in Uganda/Kenya. During the period of study, there were no reported epidemics of cholera in either location. The RCT was of high quality (low risk of bias). Patients were randomized to rapid or slow rehydration. In the rapid group (n=61), patients younger than one year old received 30 ml/kg in the first hour plus 70 ml/kg over the five hours after the first hour. Children who were one year old or older received 30 ml/kg in the first 30 minutes plus 70 ml/kg over the 2.5 hours after the first half hour. In addition, they received boluses for treatment of shock (n=2). In the slow rehydration group (n=61), patients received 100 ml/kg over 8 h regardless of age, without fluid boluses. Children with severe malnutrition were excluded. At baseline, the groups were well matched in terms of number of patients, gender, and age. The primary outcome measure was frequency of fluid-related serious adverse events (including mortality, cardiovascular collapse, suspected raised intracranial pressure, and pulmonary oedema) within 48 h. Secondary outcome measures included time to correct signs of severe dehydration, time to tolerate oral fluids/feeds and time to discharge, hypo- or hypernatremia (defined as sodium levels < 135 mmol or > 145 mmol/L) at 8 h and readmission to hospital (within 7 days post-discharge).

 

Freedman (2013) refers to the same prospective RCT as described by Freedman (2011) (as part of the SR by Iro, 2018). However, in Freedman (2013) different outcome measures are reported than in Freedman, 2011. The primary outcome measure in Freedman, 2013, was the development of hyponatremia at four hours. Secondary outcome measures were change in sodium relative to baseline value, the magnitude of decrease in sodium levels among those who experienced a decrease, risk of hypernatremia, correlations between urine parameters and hyponatremia, and fluid overload. Similar to Freedman (2011) children (> 90 days old) diagnosed with dehydration secondary to gastroenteritis were assessed, in which oral rehydration therapy (ORT) failed and intravenous therapy (IVT) was prescribed. Patients were randomized to receive 60 mL/kg (large) or 20 mL/kg (standard) 0.9% saline bolus followed by maintenance 0.9% saline for 3 h. Biochemical tests were performed at baseline and 4 h. No further follow-up data was recorded for these outcome measures.

 

Results

Mortality (critical outcome)

In only one of the five included RCTs, cases of mortality occurred (Houston, 2019). Overall mortality in this study was 4 (3.3%) out of 122 children. Houston (2019) reported that two (3.3%) out of 61 patients in the plan C arm (rapid rehydration group) had a cardiovascular collapse that resulted in death. The same number of deaths (2 (3.3%) out of 61 patients) occurred in the slow rehydration arm and was also the result of cardiovascular collapse. The number of reported deaths is too low in both arms to assess whether this difference is clinically relevant.

 

PICU admission (critical outcome)

None of the included RCTs reported on PICU admission. This is likely due to the fact that most included studies were executed at emergency departments (all studies except for Houston, 2019). In addition, Houston, 2019, was executed in non-Western countries (Uganda/Kenya). It is therefore questionable whether a PICU was available.

 

Severe adverse events (critical outcome)

Iro (2018) defined serious adverse events (SAEs) as the proportion of participants with a pre-defined serious adverse event other than death. Where this was not clear they used the definition from the International Conference on Harmonisation (ICH) Harmonised Tripartite Guideline: “any adverse event is life threatening, or requires hospitalization or prolongation of hospital stay, results in persistent or significant disability/incapacity”. Pre-specified SAEs were new onset seizures, pulmonary oedema, cerebral oedema and cardiac failure. In the two relevant RCTs (Freedman, 2011; Nager, 2010; N=318), no reports of any of these pre-specified SAEs were found.

 

Houston (2019) reported frequency of fluid-related serious adverse events (including mortality, cardiovascular collapse, suspected raised intracranial pressure, pulmonary

oedema) within 48 h. In the plan C (rapid) arm, 3 patients (5%) had a serious adverse event (two cardiovascular collapse (resulting in death) and one status epilepticus (resolved) within 48 h of randomization, compared with 2 (3%) (suspected pulmonary oedema and cardiovascular collapse (both resulting in death) in the slow arm (risk ratio 0.67, (95% CI 0.12, 3.85); risk difference − 1.6%, (95% CI − 8.7%, 5.4%); p = 0.65). There was one additional SAE (convulsions) in the slow arm that occurred at 101 hours from randomization, which resolved without other complications. Only one of the SAEs was judged to be probably related to the study fluid (in the rapid arm), with the other five unlikely to be related. Note that these results partly overlap with the results presented for the outcome measure “mortality”, as adverse events resulting in death are also included here.

 

Freedman (2013) did not report any sodium-related serious adverse events.

 

Taken together, the number of severe adverse events does not differ between fast and slow rehydration interventions. The total sample size of the studies is too low to draw definite conclusions of rare events such as severe adverse events.

 

Hospital admission (important outcome)

In the SR by Iro (2018), two studies reported on hospital admission (Freedman, 2011; Nager, 2010). Houston (2019) assessed patients who were already hospitalized. Therefore, this study is not included in the analysis of this outcome measure.

Freedman (2011) reported that 33 (29%) out of 114 children in the rapid intravenous rehydration group were admitted to hospital compared with 19 (17%) out of 112 children in the slow group (risk ratio: 1.71 (95% CI 1,03 to 2,82)). Thus, more children were admitted to hospital after rapid treatment. This difference persisted following exclusion of children admitted to hospital because of their metabolic acidosis.

Nager (2010) reported that 1 out of 46 (2%) patients in the rapid rehydration group were admitted to hospital due to treatment failure compared with 3 out of 46 (6.5%) in the standard (slow) group (risk ratio: 0.33 (95% CI 0,04 to 3,09)). Thus, two more patients were hospitalized after slow rehydration. Note that patients requiring admission to the hospital were considered a study failure and were excluded from analysis because all patients were required to be treated as outpatients based on the study protocol.

 

Taken together, the studies of Freedman (2011) and Nager (2010) do not show convincing evidence in favor of rapid or slow rehydration for the outcome measure hospital admission (RR 1.09, 95% CI: 0.26 to 4.58). The results of both studies show clinically relevant differences, however in opposite direction, which resulted in a very wide confidence interval. Therefore, these results are very imprecise, which is likely due to the low sample size and number of events in these studies.

 

Length of stay (important outcome)

In the SR by Iro (2018), only one study reported on length of stay. Freedman (2011) reported that the median time to discharge was higher in the rapid versus slow rehydration group (6.3 h versus 5.0 h, p=0.03, in both arms (n=114 versus 112)), yet this did not achieve statistical significance after correction for multiple testing. The interquartile range was not reported and therefore clinical relevance of this result cannot be assessed properly. The number of patients that had to stay at the emergency department longer than six hours was 40 (35%) out of 114 in the rapid group, and 37 (33%) out of 112 in the slow group (risk ratio 1.06 (95% CI: 0.74 to 1.53, p=0.78)). This difference is not clinically relevant and imprecise due to the wide confidence interval and low number of patients.  

 

Nager did not analyze the differences in length of stay between the two arms, because all patients in the rapid arm were discharged after two hours from the onset of the study intervention, and all patients in the slow arm after four hours. They reported 45 (98%) patients discharged after 2 hours in de rapid group and 43 (94%) patients discharged after 4 hours in the standard group.

 

Houston (2019) reported no difference between the rapid and slow arm (both n=61) in time to discharge (p=0.8). Means or standard deviations were not reported, thus clinical relevance cannot be assessed.

 

Overall, no convincing evidence was found that length of stay differed after rapid or slow rehydration.

 

Electrolyte disturbance: sodium (important outcome)

Electrolyte disturbance (sodium) was defined as a serum sodium outside the normal range of 135-145 mmol/L.

 

In the SR by Iro (2018), only Freedman (2011) reported on electrolyte disturbance. However, because Freedman 2013 reflects the same data and provides a more extensive report of this outcome measure, results from Freedman 2013 are reported here. Nager excluded patients prior to randomization when their sodium (Na) level was lower than 130 mmol/L or higher than 150 mmol/L and this study is therefore not included in the results.

At baseline, Houston (2019) reported median sodium levels of 139 (IQR 132 to 149) mmol/L in the rapid arm and 143 (IQR 137 to 156) mmol/L in the slow arm shifting to 142 (138, 154) mmol/L in the rapid arm and 143 (138, 156) mmol/L in the slow arm at 24 hours. On the whole sodium levels trended to achieve more normal range at 8hrs and 24hrs of presentation.

At baseline, 31 (58%) of 53 children in the rapid arm were hypo- or hypernatremic compared with 31 (62%) out of 50 children in the slow arm. Mean changes of sodium of the complete study group were reported. Hyponatremic patients showed a mean increase of 9 mmol/L in the first 8 hrs and a total increase of 12 mmol/L after 24 hrs. Hypernatremic patients showed a mean decrease of 15 mmol/L in the first 8 hrs and a total decrease of 10 mmol/L after 24hrs. Patients with normal sodium levels at baseline showed a increase of 1 mmol/l in the first 8 hrs and a total increase of 9 mmol/L at 24 hrs.

 

Taken together, sodium levels or number of patients with hypo- or hypernatremia did not show clinically relevant differences between the two arms, but changes in the mean sodium levels in the complete study group of the hypo- and hypernatremic subgroups were higher than clinically preferred (maximum 8-10 mmol/L per 24 hrs).

 

At baseline, Freedman (2013) reported sodium levels of 136 ± 4.2 mEq/L in the group that received large-volume intravenous rehydration (n=114), compared with 137 ± 3.8 mEq/L in the standard group (n=110). Four hours after treatment, the mean (± SD) change in sodium levels showed an increase of 1.6 ± 2.4 mEq/L in the large-volume group versus and increase of 0.9 ± 2.2 mEq/L in the standard group. The increase in sodium levels over four hours was larger for the large-volume group compared with the standard group and statistically significant. After four hours, 23 (21%) of 112 patients in the large-volume group were still hyponatremic (sodium level < 136 mEq/L) and 21 (20%) out of 105 patients in the standard group. Three (3%) patients were still hypernatremic (sodium level > 145 mEq/L) in the large-volume group and 1 (1%) out of 105 patients in the standard group. None of these differences were clinically relevant.

 

Freedman (2013) also performed a subgroup analysis in the children who were hyponatremic at baseline (n=84, the number of patients per arm was not reported). In this subgroup, the mean (± SD) change in sodium levels was 2.9 ± 1.9 mEq/L in the large-volume group, and 2.4 ± 2.2 mEq/L in the standard volume group. This group difference was not statistically significant (p= 0.47), nor clinically relevant.

 

Taken together, the included studies (Houston, 2019; Freedman, 2013) do not seem to show clinically relevant differences in electrolyte disturbance (sodium) after rapid or slow volume suppletion.

 

Level of evidence of the literature

The level of evidence regarding the outcome measure mortality could not be graded due to the low number of deaths in the included studies.

 

The level of evidence regarding the outcome measure PICU admission could not be graded due to the absence of PICU admissions in the included studies.

 

The level of evidence regarding the outcome measure severe adverse events could not be graded due to the low number of severe adverse events in the included studies.

 

The level of evidence regarding the outcome measure hospital admission was downgraded by 3 levels because of study limitations (risk of bias, 1 level); the low number of included patients and a very wide confidence interval including clinically relevant differences in both directions (imprecision, 2 levels).

 

The level of evidence regarding the outcome measure length of stay was downgraded by 4 levels because of study limitations (risk of bias, 1 level); conflicting results (inconsistency); applicability (bias due to indirectness, 1 level); the low number of included patients and wide confidence intervals (imprecision, 2 levels).

 

The level of evidence regarding the outcome measure electrolyte disturbance was downgraded by 2 levels because of applicability (bias due to indirectness, 1 level); the low number of included patients (imprecision).

A systematic review of the literature was performed to answer the following questions:

 

What are the beneficial and/or harmful effects of fast volume suppletion (≥20mL/kg in the first hour) compared with slow volume suppletion (<20 mL/kg in the first hour) in children with moderate to severe dehydration?

What are the beneficial and/or harmful effects of fast volume suppletion (in 24 hours) compared with slow volume suppletion (in 48-72 hours) in children with moderate to severe dehydration?

 

P: Moderately or severely dehydrated children (0-12 years).

I1: Fast volume suppletion (≥20 ml/kg in the first hour).

C1: Slow volume suppletion (<20 ml/kg in the first hour).

I2: Volume suppletion in 24 hours.

C2: Volume suppletion in 48-72 hours.

O: Mortality, PICU admission, severe adverse events (cerebral oedema, pulmonal oedema, seizures, cardiac failure), hospital admission, length of stay, electrolyte disturbance.

 

Relevant outcome measures

The guideline development group considered the following outcome measures as critical outcome measures for decision making: mortality, admission to the pediatric intensive care unit (PICU), and severe adverse events (e.g. cerebral oedema, pulmonal oedema, seizures, cardiac failure, and life-threatening electrolyte disbalance). Hospital admission, length of stay, and electrolyte disturbance were considered important (but not critical) outcome measures for decision making.

 

A priori, the working group did not further define the outcome measures listed above but used the definitions used in the studies.

 

For hard outcome measures of mortality (dehydration-related deaths) and serious adverse events the working group did not define thresholds for clinical decision making a priori. For all other outcome measures, the default thresholds proposed by the international GRADE working group were used: a 25% difference in risk ratio (RR) for dichotomous outcomes, and 0.5 standard deviations (SD) for continuous outcomes.

 

Search and select (Methods)

The databases Medline (via OVID) and Embase (via Embase.com) were searched with relevant search terms until 18 November 2020. The detailed search strategy is depicted under the tab Methods. The systematic literature search resulted in 336 unique hits. Studies were selected based on the following criteria: systematic reviews, randomized controlled trials and observational studies on the optimal amount and speed of intravenous volume suppletion in severe dehydration in children. Studies were initially selected based on title and abstract screening. After reading the full text, 1 systematic review (Iro, 2018; discussing two RCTs that matched the PICO (Nager, 2010 and Freedman, 2011) and 2 RCTs were included for sub question 1 (Houston, 2019 and Freedman, 2013; see the table with reasons for exclusion under the tab Methods), and 36 studies were excluded. None of the studies fulfilled the selection criteria for sub question 2.

 

Results

One SR (discussing two relevant RCTs) and two RCTs were included in the analysis of the literature. Important study characteristics and results are summarized in the evidence tables. The assessment of the risk of bias is summarized in the risk of bias tables.

  1. Freedman, S. B., & Geary, D. F. (2013). Bolus fluid therapy and sodium homeostasis in paediatric gastroenteritis. Journal of Paediatrics and Child Health, 49(3), 215-222.
  2. Houston, K. A., Gibb, J., Olupot-Olupot, P., Obonyo, N., Mpoya, A., Nakuya, M., ... & Gibb, D. M. (2019). Gastroenteritis aggressive versus slow treatment for rehydration (GASTRO): a phase II rehydration trial for severe dehydration: WHO plan C versus slow rehydration. BMC medicine, 17(1), 122.
  3. Iro, M. A., Sell, T., Brown, N., & Maitland, K. (2018). Rapid intravenous rehydration of children with acute gastroenteritis and dehydration: a systematic review and meta-analysis. BMC pediatrics, 18(1), 44.

Evidence tables

Evidence table for systematic review of RCTs and observational studies (intervention studies) 

Study reference

Study characteristics

Patient characteristics

Intervention (I)

Comparison (C)

 

Follow-up

Outcome measures and effect size

Comments

Iro, 2018

SR and meta-analysis on 3 RCTs

 

Literature search up to 11 May 2017.

 

A: Nager, 2010

B: Freedman, 2011

C: Azarfar, 2014

 

Study design:

A: nonblinded pilot RCT

B: double-blind clinical RCT

C: RCT

 

Setting and Country: emergency department (A-C); USA (A), Canada (B), Iran (C)

 

Source of funding and conflicts of interest:

SR: no conflicts

A-C: not stated in SR

Inclusion criteria SR:

- RCT

- Children (0-18 yrs)

- Diagnosis of acute gastroenteritis

- any form of intravenous rehydration

with isotonic solutions e.g. 0.9% sodium chloride or

Ringer’s lactate for rehydration.

 

Exclusion criteria SR:

- severe malnutrition and chronic or persistent diarrhoea according to WHO definitions (i.e. lasting

≥14 days).

- use of hypotonic solutions

- enteral therapies

 

3 studies included

 

Important patient characteristics at baseline:

 

N (I/C)

A: 46 / 46

B: 114 / 112

C: 75 / 75

 

Age (range or mean)

A: 3 to 36 mo

B: 3 mo to 11 yrs

C: I: 2.7 yrs, C: 2.1 yrs

 

Groups comparable at baseline?

A: satisfactory

B: satisfactory

C: unclear

 

Rapid IV rehydration

 

A: 50 mL/kg, infusion period 1h, 0.9% saline

 

B: 60 mL/kg, infusion period 1h, 0.9% saline

 

C: 20-30 mL/kg, infusion period 2h, crystalloid solution

Standard IV rehydration

 

A: 50 mL/kg, infusion period 3h, 0.9% saline

 

B: 20-30 mL/kg, infusion period 1h, 0.9% saline

 

C: 20-30 mL/kg, infusion period 24h, crystalloid solution

End-point of follow-up:

A: 24 h

B: 7 days

C: 3 days

 

For how many participants were no complete outcome data available?

(intervention/comparison)

A: 1/3 (admitted to hospital prior to randomization, could not complete treatment with IV).

B: 0/0

C: unclear

 

Mortality

A-C: no cases of mortality reported

 

PICU admission

A-C: not reported

 

Severe adverse events

A-C: no patients with severe adverse advents reported

 

Hospital admission (I/C), n patients

A: 1/3

B: 33/19

C: not reported

 

ED length of stay (I/C)

A: NR (inherent to study design)

B: > 6 hours: 35% / 33% (ns.)

C: unclear / not reported

 

Electrolyte disturbance (sodium):

Continuous:

A: NR

B: reported, but discussed in Freedman 2013.

C: NR

Conclusions:

There is no high quality trial evidence from low and middle income countries to

support the current WHO guidance of rapid intravenous

rehydration in children with acute gastroenteritis complicated by severe dehydration, nor is there relevant evidence from trials in well-resourced settings that demonstrated a favourable benefit of rapid rehydration over slow rehydration. The authors suggest this dilemma can only be robustly addressed in future by an adequately powered randomised trial.

 

Comments:

- Properly executed SR

- Meta-analysis complicated by low number of studies

- Risk of bias in separate studies relatively high

 

Sensitivity analyses: not performed.

 

Heterogeneity: There was significant heterogeneity in the design and outcomes measured in all 3 studies. The authors therefore report on the results of individual studies and these were organised using the pre-specified primary and secondary outcomes.

 

Risk of bias:

A: moderate

B: low

C: moderate/high

 


Evidence table for intervention studies (randomized controlled trials and non-randomized observational studies [cohort studies, case-control studies, case series])

Study reference

Study characteristics

Patient characteristics

Intervention (I)

Comparison (C)

 

Follow-up

Outcome measures and effect size

Comments

Freedman, 2013

Type of study:

Double-blind prospective RCT

 

Setting and country:

tertiary-care centre emergency department, Canada, Dec 2006-April 2010

 

Funding and conflicts of interest:

- The Physicians’ Services Incorporated

Foundation

- Conflict of interests: none

Inclusion criteria:

- >90 days old

- Children diagnosed with dehydration secondary to gastroenteritis, in which ORT failed and IVT was prescribed.

 

Exclusion criteria:

- Weight < 5kg or > 33 kg

- Requirement of fluid restriction

- Suspected surgical condition

- History of a significant chronic systemic disease, abdominal surgery, or bilious or blood vomitus

- Hypotension

- Hypo- or hyperglycemia - Insurmountable language barrier

- No telephone for follow-up

 

N total at baseline:

Intervention: 114

Comparison: 110

 

Important prognostic factors:

Age ± SD (y)

I: 2.9 ± 2.1

C: 3.0 ± 2.2

 

Weight ± SD (kg)

I: 13.4 ± 4.9

C: 14.1 ± 5.4

 

Sodium at baseline ± SD (mEq/L)

I: 136 ± 4.2

C: 137 ± 3.8

 

Creatinine at baseline ± SD (mg/dL)

I: 0.4 ± 0.1

C: 0.4 ± 0.1

 

Groups comparable at baseline?

No significant group differences at baseline.

Large-volume intravenous

rehydration group (60mL/kg/hour)

 

Standard-volume intravenous

rehydration group (20mL/kg/hour)

Length of follow-up: no follow-up reported, the primary outcome measure (hyponatremia) was measured at baseline (T0) and 4 hours after the intervention (T4).

 

Loss-to-follow-up:

NA

 

Incomplete outcome data:

Intervention:

Sodium data:

T0: n=114

T4: n=112

Urine data:

55 patients had urine, T0 and T4 data, 47 excluded (no urine sample collected)

 

Comparison:

Sodium data:

T0: n=110

T4: n=105

Urine data:

57 patients had urine, T0 and T4 data, 48 excluded (no urine sample collected)

Electrolyte disturbance

Sodium

T4 Sodium <136 mEq/L (n (%)):

I: 23 (21) / C: 21 (20)

p-value group difference: 1.0

 

T4 Sodium >145 mEq/L (n (%)):

I: 3 (3) / C: 1 (1)

p-value group difference: 0.62

 

Change in sodium levels (mEq/L), mean ± SD:

I: 1.6 ± 2.4 / C: 0.9 ± 2.2

p-value group difference: 0.04

 

Sub-group analysis in patients who were hyponatraemic at baseline (n=84):

 

T4 Sodium <136 mEq/L (n (%)):

I: 18 (38) / C: 19 (56)

p-value group difference: 0.10

 

Change in sodium levels (mEq/L), mean ± SD:

I: 2.9 ± 1.9 / C: 2.4 ± 2.2

p-value group difference: 0.47

 

Adverse events

Fluid overload (n / N):

I: 4 / 114

C: 5 / 110

None of the cases were deemed to be clinically significant by the attending physician; no stats reported

Conclusions:

Large-volume bolus rehydration therapy with 0.9% saline is safe. It does not promote the development of hyponatremia over

the short term, but hastens the resolution of baseline hyponatremia.

 

Limitations:

- No follow-up data recorded

 

Comments:

- well executed study

- low risk of bias seems

- sub-group analysis provided on hyponatraemic vs. not hyponatraemic patients.

Houston, 2019

Type of study:

open-label randomised controlled trial

 

Setting and country: hospital, country unclear. Patients came from clinics in Uganda or Kenya and were admitted to hospital. Data collection: 9 Jan 2017 – 15 Feb 2018

 

Funding and conflicts of interest:

- Funding by Wellcome Trust

- Conflict of interests: none

Inclusion criteria:

- 60 days to 12 yrs old

- children admitted to hospital with gastroenteritis (> 3

loose stools/day) and signs of severe dehydration

- 2 or more of the following: unable to

drink or AVPU <A, with sunken eyes and reduced skin pinch (> 2 s) and/or an inability to take or retain oral

fluids), with or without shock.

 

Exclusion criteria:

- children with severe malnutrition (kwashiorkor or MUAC < 11.5 cm)

- diarrhoea lasting

more than 14 days

- known congenital or rheumatic heart disease

- absence of a parent or guardian willing/

able to give consent.

 

N total at baseline:

Intervention: 61

Comparison: 61

 

Important prognostic factors:

Age (range)

I: 9 (6-12)

C: 8 (6-12)

 

Gender

I: 23 (38% F)

C: 27 (44% F)

 

Weight ± SD (kg)

I: median: 7.7 (IQR: 6.8, 8.3)

C: median: 7.3 (IQR: 6.8, 8.3)

 

Groups comparable at baseline?

Satisfactory: baseline characteristics were generally balanced

Fast rehydration:

100 ml/kg over 3 (≥ 1 year)

or 6 h (< 1 year), plus additional boluses for treatment of

shock

 

Slow rehydration:

100 ml/kg over 8 h regardless

of age, without fluid boluses

Length of follow-up:

7 days

 

Loss-to-follow-up:

Intervention:

- 58 survived

- 2 died before discharge

- 1 withdrew consent

 

Comparison:

- 57 survived

- 2 died before discharge

- 2 lost to follow up

 

Incomplete outcome data:

Sodium

Intervention (n complete/total):

-Baseline: n=53/61

-8 hours: n=50/61

-24 hours: n=41/61

 

Comparison:

-Baseline: n=50/61

-8 hours: n=52/61

-24 hours: n=45/61

 

 

Mortality

Intervention: 2

Comparison: 2

p-value group difference: 1.0

 

PICU admission

NR

 

Severe adverse events (resolved, not resulting in death):

Intervention: 1

Comparison: 1

 

Hospital admission

Not reported, all patients were in treated in hospital.

 

Length of stay

No difference between the rapid and slow arm in time to discharge (p = 0.8).

 

Electrolyte disturbance

Sodium

Baseline:

I: 139 (132, 149) / C: 143 (137, 156)

8 hours:

I: 142 (135, 147) / C: 142 (138, 148)

24 hours:

I: 142 (138, 154) / C: 143 (138, 156)

Conclusions:

- Slow rehydration

over 8 h is as safe as WHO (rapid) Plan C resulting in similar surrogate markers of patient outcome (resolution of dehydration signs, time to tolerate oral fluids and time to discharge) and no evidence of increase of adverse events (including mortality and fluid-volume related event).

 

Limitations:

- inability to show surrogates of rehydration

- sodium endpoint (dysnatraemia at 8

h) was compromised by the high number of children with high sodium levels on admission, which the authors were not able to repeat as these were not done real-time but on batch processing of stored plasma at the end of the trial.

 

 


Risk of bias tabellen

Table of quality assessment for systematic reviews of RCTs and observational studies

Based on AMSTAR checklist (Shea et al.; 2007, BMC Methodol 7: 10; doi:10.1186/1471-2288-7-10) and PRISMA checklist (Moher et al 2009, PLoS Med 6: e1000097; doi:10.1371/journal.pmed1000097)

Study

 

 

 

 

 

First author, year

Appropriate and clearly focused question?1

 

 

 

 

Yes/no/unclear

Comprehensive and systematic literature search?2

 

 

 

 

Yes/no/unclear

Description of included and excluded studies?3

 

 

 

 

Yes/no/unclear

Description of relevant characteristics of included studies?4

 

 

 

Yes/no/unclear

Appropriate adjustment for potential confounders in observational studies?5

 

 

 

 

 

Yes/no/unclear/notapplicable

Assessment of scientific quality of included studies?6

 

 

 

Yes/no/unclear

Enough similarities between studies to make combining them reasonable?7

Yes/no/unclear

Potential risk of publication bias taken into account?8

 

 

 

 

Yes/no/unclear

Potential conflicts of interest reported?9

 

 

 

 

Yes/no/unclear

Iro, 2018

Yes

Yes

Yes

Yes

Not applicable (only RCTs included)

Yes, risk of bias was assessed

Yes

No, but only 3 studies were included in the SR, therefore the authors could not assess publication bias.

Yes

  1. Research question (PICO) and inclusion criteria should be appropriate and predefined
  2. Search period and strategy should be described; at least Medline searched; for pharmacological questions at least Medline + EMBASE searched
  3. Potentially relevant studies that are excluded at final selection (after reading the full text) should be referenced with reasons
  4. Characteristics of individual studies relevant to research question (PICO), including potential confounders, should be reported
  5. Results should be adequately controlled for potential confounders by multivariate analysis (not applicable for RCTs)
  6. Quality of individual studies should be assessed using a quality scoring tool or checklist (Jadad score, Newcastle-Ottawa scale, risk of bias table etc.)
  7. Clinical and statistical heterogeneity should be assessed; clinical: enough similarities in patient characteristics, intervention and definition of outcome measure to allow pooling? For pooled data: assessment of statistical heterogeneity using appropriate statistical tests (e.g. Chi-square, I2)?
  8. An assessment of publication bias should include a combination of graphical aids (e.g., funnel plot, other available tests) and/or statistical tests (e.g., Egger regression test, Hedges-Olken). Note: If no test values or funnel plot included, score “no”. Score “yes” if mentions that publication bias could not be assessed because there were fewer than 10 included studies.
  9. Sources of support (including commercial co-authorship) should be reported in both the systematic review and the included studies. Note: To get a “yes,” source of funding or support must be indicated for the systematic review AND for each of the included studies.

Risk of bias table for intervention studies (randomized controlled trials)  

Study reference

Describe method of randomisation1

Bias due to inadequate concealment of allocation?2

 

(unlikely/likely/unclear)

Bias due to inadequate blinding of participants to treatment allocation?3

 

(unlikely/likely/unclear)

Bias due to inadequate blinding of care providers to treatment allocation?3

 

(unlikely/likely/unclear)

Bias due to inadequate blinding of outcome assessors to treatment allocation?3

 

(unlikely/likely/unclear)

Bias due to selective outcome reporting on basis of the results?4

 

(unlikely/likely/unclear)

Bias due to loss to follow-up?5

 

 

(unlikely/likely/unclear)

Bias due to violation of

intention to treat analysis?6

 

(unlikely/likely/unclear)

Freedman, 2013

Randomisation was done through a centralised,

web-based system using a computer-generated

minimisation algorithm.

 

Unlikely

Randomisation was done through a centralised,

web-based system using a computer-generated

minimisation algorithm.

 

Unlikely

The study was necessarily open label,

with both patients and physicians aware of treatment

allocation. However, the outcome measures were objective, reducing the bias imposed by this.

Unlikely

The study was necessarily open label,

with both patients and physicians aware of treatment

allocation. However, the outcome measures were objective, reducing the bias imposed by this.

Unlikely

The study was necessarily open label,

with both patients and physicians aware of treatment

allocation. However, the outcome measures were objective, reducing the bias imposed by this.

Unlikely

Extensive methods and results section including all necessary information.

Unclear

Reasons for unavailable data or loss to follow up are unclear.

Unlikely

Missing data adequately handled.

Houston, 2019

 

The treatment allocation was kept in numbered, sealed opaque envelopes. The cards were numbered consecutively and opened in numerical

order.

Unlikely

The treatment allocation was kept in numbered, sealed opaque envelopes. The cards were numbered consecutively and opened in numerical

order.

Unlikely

It was an open-label study. However, we do not expect that participants could have influenced the outcome measures as a result. Therefore, we suspect that the risk of bias is low.

Unlikely / Likely

It was an open-label study. However, we do not expect this to have imposed bias on the hard outcome measures (mortality, SAE, and electrolyte disturbance). For the more subjective outcome measures (PICU admission, hospital admission, length of stay), this may have induced bias.

Unlikely

It was an open-label study. However, due to the nature of the outcome measures, the risk of bias is low.

Unlikely

Extensive methods and results section including all necessary information.

Unlikely

Number of participants lost to follow-up was low, not different between groups, and the reasons for loss were clear.

Unlikely

Participants included in the analysis are those who were randomized.

 

Table of excluded studies

Author and year

Reason for exclusion

Toaimah, 2016

The SR by Iro (2018) included the same studies and was more recent and complete.

Freedman, 2015

The SR by Iro (2018) included the same studies and was more recent and complete.

Azarfar, 2014

Wrong I (volume suppletion not fast enough)

Alam, 2020

60% of patients in both groups diagnosed with cholera

Janet, 2015

No control group

Kanaan, 2003

Retrospective cohort

Phin, 2003

Retrospective cohort

Fang, 2010

Retrospective cohort

Ben-Shalom, 2016

Retrospective cohort

Robertson, 2007

Retrospective chohort

Bruzzese, 2013

Narrative review

Houston, 2017

Study protocol

Piercik, 2013

Background article

Santillanes, 2014

Background article

Kocaoglu, 2014

Retrospective study, wrong comparison

Bender, 2004

no control group

Chisti, 2016

retrospective study, no control group

Hanna, 2010

retrospective study

Solan, 2020

retrospective study

Bolat, 2013

retrospective study

Lo Vecchio, 2016

Wrong drug, wrong outcome

Fonseca, 2004

Wrong comparison (IV vs. oral rehydration): no potentially useful subanalysis in FT

Freedman, 2013

Wrong comparison (IV vs. oral rehydration): no potentially useful subanalysis in FT

Freedman, 2007

Opinion article

Kuensting, 2013

Wrong comparison (SC vs IV), retrospective descriptive design

Kherkheulidz, 2011

Wrong comparison, wrong P

Biswas, 2020

Wrong outcome measure (challenges faced in diarrheal disease management)

Mazhar, 2018

no control group

Toledo, 2016

no control group

Neville, 2006

wrong I and C (isotonic vs. hypotonic saline IV), rate determined by clinician based on patient

Colletti, 2010

wrong comparison, narrative review

Maitland, 2011

wrong comparison (albumin solution vs. saline)

Marquard, 2014

wrong comparison (no time component, NGRT vs IVRT)

Shirai, 2019

retrospective study

Alam, 2009

No control group in part about slow vs. rapid IV

Freedman, 2011

Wrong P (questionnaire study in health care providers, not children)

Wathen, 2004

no control group

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 28-06-2023

Laatst geautoriseerd  : 28-06-2023

Geplande herbeoordeling  : 28-06-2028

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde
  • Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland
  • Nederlandse Vereniging Spoedeisende Hulp Verpleegkundigen
  • Stichting Kind en Ziekenhuis

Algemene gegevens

De ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS).

De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is in 2020 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen (zie hiervoor de Samenstelling van de werkgroep) die betrokken zijn bij de zorg voor kinderen met dehydratie.

 

Samenstelling van de werkgroep

  • Drs. C.C. (Chris) de Kruiff, kinderarts, Amsterdam UMC te Amsterdam, NVK (voorzitter)
  • Dr. T. (Tessa) Sieswerda, kinderarts, Amsterdam UMC te Amsterdam, NVK (vice-voorzitter)
  • E.M. (Eiske) Dorresteijn, kindernefroloog, Erasmus MC te Rotterdam, NVK
  • S.G.J. (Sabien) Heisterkamp, kinderintensivist, LUMC te Leiden, NVK
  • Drs. P. (Paul) Vos, kinderarts, Hagaziekenhuis te ’s Gravenhage, NVK
  • Dr. M.M. (Eva) Hoytema-van Konijnenburg, metabool kinderarts, Wilhelmina Kinderziekenhuis te Utrecht, NVK
  • S. (Symona) Bout, kinderverpleegkundige, Groene Hart Ziekenhuis te Gouda, V&VN
  • A. (Anne) Swinkels, beleidsmedewerker, Stichting Kind en Ziekenhuis te Utrecht, Stichting Kind en Ziekenhuis

Belangenverklaringen

De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.

Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

 

Werkgroeplid

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Ondernomen actie

de Kruiff

Kinderarts algemene pediatrie, Hoofd vakgroep algemene kindergeneeskunde, Amsterdam UMC

Redactielid Praktische Pediatrie, waarvoor honorarium ontvangen wordt

Geen

Geen actie

Sieswerda

Kinderarts algemene pediatrie. Per 1-8-2020 fellow sociale pediatrie AUMC

Lid werkgroep Richtlijnen NVK, onbetaald

Vice voorzitter revisie richtlijn bronchiolitis, onbetaald

Geen

Geen actie

Dorresteijn

Kindernefroloog ErasmusMC

Geen

Geen

Geen actie

Hoytema-van Konijnenburg

AIOS kindergeneeskunde AmsterdamUMC. Per 2022 fellow metabole ziekten UMC Utrecht

Geen

Geen

Geen actie

Bout

HCN vpk en kindervpk in het Groene hart ziekenhuis Te Gouda kwaliteitsmedewerker aandachtsvelder kindermishandeling PAP coach (patient als partner)

Vrijwilliger zonnebloem en organisator voor collecte brandwondenstichting

Geen

Geen actie

Heisterkamp

Kinder-intensivist LUMC

Lid NVK werkgroep richtlijn astma

Instructeur SSHK – APLS

Geen

Geen actie

Vos

Kinderarts en Kindernefroloog, Hagziekenhuis, locatie Juliana Kinderziekenhuis

Lid NVK, Lid sectie kindernefrologie NVK, APLS instructeur Stichting spoedeisende hulp bij kinderen

Geen

Geen actie

Doganer

Vanaf 01-06-2022

Junior projectmanager en beleidsmedewerker

Geen

Geen

Geen actie

Pingen tot 01-12-2020

Junior projectmanager en beleidsmedewerker

Geen

Geen

Geen actie

Uitzinger vanaf 01-12-2020 tot 01-06-2022

Junior projectmanager en beleidsmedewerker

Geen

Geen

Geen actie

 

Klankbordgroeplid

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Ondernomen actie

Haandrikman

Kinderverpleegkundige in Tergooi ziekenhuizen Blaricum

Werkgroep protocollen

Werkgroep pijn

Werkgroep pijn en angstreductie bij kinderen

Werkgroep zorgzwaarte

Geen

Geen actie

Thole

AIOS SEH regio ZuidWest Nederland, locatie Albert Schweitzer Ziekenhuis

ALS trainer voor in-house trainingen Albert Schweitzer Ziekenhuis (betaald).

Huisarts, niet-praktiserend (niet actief)

Geen

 Geen actie

Elshout

Huisarts, Huisartsenpraktijk Elshout en De Vos. Adjunct coördinator Bachelor geneeskunde Erasmus MC

Geen

Geen

Geen actie

Wessels

Is opgevraagd

 

 

 

Inbreng patiëntenperspectief

Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door het uitnodigen van Stichting Kind en Ziekenhuis voor de invitational conference en een afgevaardigde van Stichting Kind en Ziekenhuis in de werkgroep. Het verslag van de invitational conference is besproken in de werkgroep. De verkregen input is meegenomen bij het opstellen van de uitgangsvragen, de keuze voor de uitkomstmaten en bij het opstellen van de overwegingen. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan de patiëntenvereniging en de eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.

 

Wkkgz & Kwalitatieve raming van mogelijke substantiële financiële gevolgen

Kwalitatieve raming van mogelijke financiële gevolgen in het kader van de Wkkgz

Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).

 

Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen zijn, zie onderstaande tabel.

 

Module

Uitkomst raming

Toelichting

Module Methode inschatten ernst dehydratie

geen financiële gevolgen

<5,000 patiënten

Module Intraveneuze volumesuppletie bij dehydratie

geen financiële gevolgen

<5,000 patiënten

Module Vaatvulling bij dehydratie

geen financiële gevolgen

<5,000 patiënten

Module Wat is de beste vloeistof om oraal te geven bij (dreigende) dehydratie door gastro-enteritis?

geen financiële gevolgen

<5,000 patiënten

Module Anti-emetica bij braken

geen financiële gevolgen

<5,000 patiënten

 

De kwalitatieve raming volgt na de commentaarfase.

Werkwijze

AGREE

Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).

 

Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen

Tijdens de voorbereidende fase inventariseerde de werkgroep de knelpunten in de zorg voor kinderen met dehydratie. De werkgroep beoordeelde de aanbeveling(en) uit de eerdere richtlijnmodule (Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde, 2012) op noodzaak tot revisie. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door medisch specialisten en verpleegkundigen door middel van een invitational conference.

 

Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep concept-uitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld.

 

Uitkomstmaten

Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.

 

Methode literatuursamenvatting

Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing. Indien mogelijk werd de data uit verschillende studies gepoold in een random-effects model. Review Manager 5.4 werd gebruikt voor de statistische analyses. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).

GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).

 

GRADE

Definitie

Hoog

  • er is hoge zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Redelijk

  • er is redelijke zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is mogelijk dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Laag

  • er is lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • er is een reële kans dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Zeer laag

  • er is zeer lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • de literatuurconclusie is zeer onzeker.

 

Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE methodiek.

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.

In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.

 

Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers

 

Sterke aanbeveling

Zwakke (conditionele) aanbeveling

Voor patiënten

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet.

Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet.

Voor behandelaars

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen.

Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren.

Voor beleidsmakers

De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid.

Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen.

 

Organisatie van zorg

In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van zorg.

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijnmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.

 

Literatuur

Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.

Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.

Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.

Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.

Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.

Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. http://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/over_richtlijnontwikkeling.html

Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.

Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.

Zoekverantwoording

Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.

Volgende:
Hypotone dehydratie en convulsies