Hypotone dehydratie en convulsies
Uitgangsvraag
Hypotone dehydratie en convulsies: hoe snel en waarmee suppleren?
Aanbeveling
Advies voor behandeling van acute symptomatische hyponatriëmie:
Acute hyponatriëmie met convulsies:
Dosis: NaCl 3%, bolus van 4 mL/kg in 15 minuten tijd.
Bij voorkeur in een groot vat onder controle van vitale parameters, corrigeren tot patiënt asymptomatisch is of Na 125 mmol/l of maximale stijging serum Na (12 mmol/l/dag) bereikt is. Hiermee zal de Na-spiegel stijgen met ± 3-4 mmol/L waarmee de convulsie gestopt kan worden.
Acute symptomatische hyponatriëmie zonder convulsies (verwardheid, sufheid/coma, ademhalingsdepressie):
Advies: streef naar een stijging van het serumnatrium van initieel 1-2 mmol/L/uur tot de symptomen verdwijnen. Laat het Na echter niet sneller stijgen dan 8-12 mmol/L/dag.
Dosis: NaCl 3%, onderhoud van 1-2 mL/kg/uur; bij ernstige symptomen kan een hogere dosis worden overwogen tot 4 mL/kg/uur. Bepaal in het begin per 1 à 2 uur de natriumconcentratie.
(Consensus)
Overwegingen
Bij deze module zijn geen overwegingen geformuleerd.
Onderbouwing
Samenvatting literatuur
Bronnen
Nelson: Actieve symptomen (convulsies): 4-6 ml /kg NaCl 3% Elke ml/kg NaCl 3% (1 ml=5,13 mEq) geeft een serum natrium stijging van 1 meq/l
Protocol UMCU
Zoeken en selecteren
Consensusvragen dehydratie
Voor deze vragen is niet systematisch naar evidence gezocht. Aanbevelingen zijn zoveel mogelijk tot stand gekomen op basis van internationale richtlijnen en consensusbesprekingen met de klankbordgroep.
Verantwoording
Autorisatiedatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 28-06-2023
Laatst geautoriseerd : 01-06-2012
Geplande herbeoordeling : 28-06-2028
De richtlijnen dienen elke 3 jaar gereviseerd te worden. Dit zal in 2014 voor de eerste keer plaatsvinden. Zo nodig wordt een nieuwe werkgroep geïnstalleerd om de richtlijnen te herzien. De geldigheid van de richtlijn komt eerder te vervallen als nieuwe ontwikkelingen aanleiding zijn een herzieningstraject te starten.
Algemene gegevens
De richtlijnontwikkeling werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS).
Doel en doelgroep
Doel
1. Het nationaal ontwikkelen en implementeren van 5 richtlijnen van acute kindergeneeskundige problemen in 1 jaar tijd.
2. Een format ontwikkelen waarmee in een beperkte tijd 5 richtlijnen voor de opvang van (acuut) zieke kinderen door de kinderarts ontwikkeld en geïmplementeerd worden in de Nederlandse ziekenhuizen.
Doelgroep
De commissie Richtlijnen en indicatoren van de NVK heeft een prioritering van onderwerpen gemaakt waarvoor behoefte is aan een landelijke richtlijn. De 5 gekozen onderwerpen zijn: Bronchiolitis, Acuut Astma, Laryngitis Subglottica, Status Epilepticus en Dehydratie.
Samenstelling werkgroep
Samenstelling kernwerkgroep
- Mw. drs. C.C. de Kruiff, Emma Kinderziekenhuis/ AMC Amsterdam, projectleider
- Mw. dr. N. Boluyt, kinderarts, Emma Kinderziekenhuis/AMC Amsterdam, projecteigenaar
Samenstelling werkgroep
Academisch werkende kinderartsen
- Hr. prof. dr. E.H.H.M. Rings Beatrix kinderkliniek / UMCG; Groningen
- Mw. drs. B.C.M.Timmers Wilhelmina Kinderziekenhuis; Urecht
- Hr. drs. J. Fuijkschot UMCN; Nijmegen
- Mw. dr. R.N. van der Plas LUMC; Leiden, later VUMC, Amsterdam
- Hr. dr. D.A. van Waardenburg MUMC; Maastricht
- Mw. dr. R. Oostenbrink SKZ; Rotterdam
- Hr. dr. E.G. Haarman VUMC; Amsterdam
Niet academisch werkende kinderartsen
- Mw. drs. J. Bekhof Isala Ziekenhuis, Zwolle
- Mw. drs. C.M. Walhof Rijnstate Ziekenhuis, Arnhem
- Hr. drs. M.H. Jonkers Amphia Ziekenhuis, Breda
- Hr. drs. G. Brinkhorst Medisch Centrum Alkmaar, Alkmaar
- Hr. dr. J.A.M. Widdershoven Jeroen Bosch Ziekenhuis, Den Bosch
- Mw. drs. N. Dors Catharina ziekenhuis Eindhoven
- Mw. drs. C.A. Lasham Tergooiziekenhuizen, Blaricum, Hilversum
Vertegenwoordigers van verenigingen, NVK Secties
- Hr. dr. B.J. Thio Sectie Kinderlongziekten (SKL)
- Hr. dr. D.A. van Waardenburg Sectie Intensive Care bij Kinderen (SICK)
- Hr. dr. H. Stroink Ned. Vereniging voor Kinderneurologie (NVKN)
- Mw. drs. E. Dorresteijn, Hr. J. Groothoff Sectie Kindernefrologie
Stichting Spoedeisende Hulp Bij Kinderen
- Hr. dr. N.M. Turner APLS vertegenwoordiging
Met dank aan onderstaande kinderartsen voor het kritisch doorlezen en becommentariëren van een aantal richtlijnen.
Hr. Prof.dr. P.L.P. Brand, Mw. drs. M. L. Brouwer, Dhr. dr. B. van Ewijk, Dhr. dr. F.G.H. Versteegh, Mw. dr. S.W.J. Terheggen, Hr. dr. J.E. Hendriks, Hr.dr. M. de Hoog, Hr. dr. J.B.M. van Woensel, Hr dr. M.C.J. Kneyber, Mw. dr. H. Heijboer, Mw. dr. J.F. Niermeijer
Belangenverklaringen
De conceptrichtlijnen zijn aan alle relevante secties voorgelegd en de commentaren die hieruit zijn voortgekomen, zijn verwerkt tot de definitieve richtlijn. Ook is gezorgd voor afstemming met APLS, het werkboek Kinderlongziekten, het Nederlandse Kinderformularium en het Compendium Kindergeneeskunde, zodat op landelijk niveau overal dezelfde aanbevelingen voor deze 5 acuut kindergeneeskundige problemen worden gemaakt.
Methode ontwikkeling
Evidence based
Implementatie
Voor de 5 kindergeneeskundige problemen werden concept richtlijnen gemaakt, waarbij de (best-evidence) richtlijnen van het Emma Kinderziekenhuis als uitgangspunt zijn genomen, eventueel aangevuld met bestaande nationale richtlijnen van relevante NVK secties. Aanvullend werd naar internationale evidence-based richtlijnen gezocht. Deze 5 conceptrichtlijnen werden naar de werkgroepleden gestuurd ter bespreking in hun ziekenhuizen. Op basis van deze conceptrichtlijnen werden controversen geïdentificeerd met betrekking tot het lokale beleid.
Tijdens een eerste werkgroepvergadering zijn alle controversen besproken en omgezet in uitgangsvragen (PICO’s). Aangezien niet iedere uitgangsvraag door middel van literatuuronderzoek beantwoordt kan worden, werd per uitgangsvraag besloten of er al dan niet naar literatuur zou worden gezocht of dat de formulering van aanbevelingen op basis van consensus binnen de werkgroep tot stand zou komen.
Werkwijze
De projectgroep zocht per uitgangsvraag op systematische wijze naar de literatuur en beoordeelde de studies op methodologische kwaliteit met de daarvoor beschikbare scorelijsten (www.cochrane.nl/downloads). Aan elk artikel werd een mate van bewijskracht toegekend volgens onderstaande tabel 1. Er werd een samenvattend oordeel gegeven over de kwaliteit van de beschouwde evidence. Aan elke conclusie werd een niveau van bewijskracht toegekend volgens onderstaande tabel 2.
Tabel 1: Indeling van onderzoeksresultaten naar mate van bewijskracht
|
Interventie |
Diagnostisch accuratesse onderzoek |
Schade of bijwerkingen, etiologie, prognose* |
A1 |
Systematisch review van tenminste twee onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van A2-niveau. |
||
A2 |
Gerandomiseerd dubbelblind vergelijkend klinisch onderzoek van goede kwaliteit van voldoende omvang. |
Onderzoek ten opzichte van een referentietest (een ‘gouden standaard’) met tevoren gedefinieerde afkapwaarden en onafhankelijke beoordeling van de resultaten van test en gouden standaard, betreffende een voldoende serie van opeenvolgende patiënten die allen de index- en referentietest hebben gehad. |
Prospectief cohort onderzoek van voldoende omvang en follow-up, waarbij adequaat gecontroleerd is voor ‘confounding’ en selectieve follow-up voldoende is uitgesloten. |
B |
Vergelijkend onderzoek, maar niet met alle kenmerken als genoemd onder A2 (hieronder valt ook patiënt-controle onderzoek, cohort-onderzoek. |
Onderzoek ten opzichte van een referentietest, maar niet met alle kenmerken die onder A2 zijn genoemd. |
Prospectief cohort onderzoek, maar niet met alle kenmerken als genoemd onder A2 of retrospectief cohort onderzoek of patiënt- controle onderzoek. |
C |
Niet-vergelijkend onderzoek |
||
D |
Mening van deskundigen |
*Deze classificatie is alleen van toepassing in situaties waarin om ethische of andere redenen gecontroleerde trials niet mogelijk zijn. Zijn die wel mogelijk dan geldt de classificatie voor interventies.
Tabel 2: Niveau van bewijskracht van de conclusie op basis van het aan de conclusie ten grondslag liggend bewijs
|
Conclusie gebaseerd op |
1 |
Onderzoek van niveau A1 of tenminste 2 onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau A2. |
2 |
1 onderzoek van niveau A2 of ten minste 2 onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau B. |
3 |
1 onderzoek van niveau B of C. |
4 |
Mening van deskundigen. |
Totstandkoming van de aanbevelingen
De werkgroepleden kregen voor de 5 richtlijnen de literatuuroverzichten per uitgangsvraag toegestuurd. Tijdens twee werkgroepvergaderingen werd per uitgangsvraag de beschikbare literatuur besproken.
Voor het komen tot een aanbeveling zijn er naast het wetenschappelijk bewijs vaak andere aspecten van belang, bijvoorbeeld: patiëntenvoorkeuren, beschikbaarheid van speciale technieken of expertise, organisatorische aspecten, maatschappelijke consequenties, veiligheid of kosten. Deze aspecten worden in het kopje ‘Overige Overwegingen’ besproken. De uiteindelijk geformuleerde aanbeveling is het resultaat van het beschikbare bewijs in combinatie met deze overwegingen.