Startpagina - CVRM na een reproductieve aandoening
Waar gaat deze richtlijn over?
Deze richtlijn richt zich op wat volgens de huidige maatstaven de beste zorg is voor patiënten met een reproductieve aandoening, ten aanzien van de eventuele risicofactoren voor hart- en vaatziekten. In de richtlijn komen de volgende onderwerpen aan de orde:
- De huidige kennis rondom het toegenomen risico op hart- een vaatziekten bij patiënten met verschillende reproductieve aandoeningen
- Aanvullend onderzoek ter identificatie van het toegenomen risico op hart- en vaatziekten bij patiënten met een doorgemaakte of aanwezige reproductieve aandoening
- Behandeling van patiënten met een verhoogd risico op hart- en vaatziekten na een reproductieve aandoening
- De organisatie van de zorg bij CVRM na reproductieve aandoeningen
Voor wie is de richtlijn bedoeld?
Deze richtlijn is bestemd voor alle zorgverleners die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met een reproductieve aandoening.
Voor patiënten
Reproductieve aandoeningen zijn aandoeningen die te maken hebben met de reproductie (vruchtbaarheid, zwangerschap, overgang). De afgelopen jaren is uit onderzoek gebleken dat deze aandoeningen een verhoogd risico met zich meebrengen op hart- en vaatziekten. Vroege herkenning en eventuele behandeling van deze risicofactoren noemt men cardiovasculair risicomanagement (CVRM).
Patiënteninformatie over Cardiovasculair Risicomanagement (CVRM) na een hypertensieve aandoening te vinden op Thuisarts.nl:
Ik ben zwanger en mijn bloeddruk is te hoog
Ik heb zwangerschapsvergiftiging
Hoe is de richtlijn tot stand gekomen?
Het initiatief voor deze richtlijn is afkomstig van de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG). De richtlijn is opgesteld door een multidisciplinaire commissie met vertegenwoordigers vanuit de gynaecologen, huisartsen, internisten, cardiologen en radiologen.
Bij de ontwikkeling van de richtlijn is ook een knelpuntenanalyse gedaan door middel van een focusgroepgesprek met vertegenwoordigers vanuit de patiëntenvereniging Stichting HELLP-syndroom.