Postnatale post-test counseling bij CNV diagnostiek
Uitgangsvraag
Wat dient besproken te worden tijdens de post-test counseling nadat postnataal CNV-detectie diagnostiek is verricht?
Aanbeveling
Bespreek bij een normale uitslag met de patiënt (en/of diens wettelijke vertegenwoordigers) dat er geen aanwijzingen zijn gevonden voor een genetische oorzaak, maar dat dit met de gebruikte methode van CNV-detectie diagnostiek ook niet (volledig) is uitgesloten.
Bespreek bij een afwijkende uitslag (duidelijke pathogene bevindingen, CNVs met een onduidelijke betekenis en/of verminderde penetrantie), de betekenis ervan met de patiënt (en/of diens wettelijke vertegenwoordigers).
Bespreek bij een nevenbevinding met mogelijke belangrijke consequenties voor de gezondheid van henzelf of familieleden, de betekenis ervan met de patiënt (en/of diens wettelijke vertegenwoordigers). Het gaat hierbij in de regel om aandoeningen mét handelingsopties.
Bied, waar nodig, de mogelijkheid van psychosociale begeleiding en/of genetische counseling aan de patiënt (en/of diens wettelijke vertegenwoordigers).
Indien de aanvrager zich onvoldoende bekwaam voelt om alle aspecten van de uitslag te bespreken met de patiënt (en/of diens wettelijke vertegenwoordigers), dient een klinisch geneticus of kinderarts erfelijke en aangeboren afwijkingen te worden betrokken.
Verwijzing naar een klinisch geneticus dient in ieder geval plaats te vinden bij een niet-normale uitslag (voor o.a. familieonderzoek).
Zorg ervoor dat, bij in ieder geval een afwijkende uitslag, de patiënt (en/of diens wettelijke vertegenwoordigers) een schriftelijk verslag ontvangt van de aanvrager of klinisch geneticus.
Maak hierin duidelijke afspraken over follow-up en hernieuwd contact, met name bij CNVs met een (nog) onduidelijke klinische relevantie.
Overwegingen
1) Wat dient minimaal besproken te worden bij een normale uitslag?
Een normale uitslag betekent dat:
- Er geen aanwijzingen zijn gevonden voor een klinisch relevante CNV (binnen de detectiegrens);
- De aanwezigheid van een erfelijke/genetische oorzaak hiermee niet uitgesloten is.
2) Wat dient minimaal besproken te worden bij een uitslag met een pathogene bevinding?
- De zekerheid waarmee de bevinding het klinisch beeld bij de patiënt verklaart;
- De beschikbare kennis over de klinische verschijnselen gerelateerd aan de gevonden bevinding en de adviezen voor controles en begeleiding. Dit eventueel aangevuld met informatie over patiëntverenigingen en/of andere beschikbare en toegankelijke informatie;
- Afhankelijk van de complexiteit en het type aandoening zal de betrokken arts de patiënt doorverwijzen naar een klinisch geneticus en/of een specialist op het gebied van de aandoening.
- De kans op herhaling bij het nageslacht van patiënt en/of andere betrokkenen (veelal ouders) en de verschillende reproductieve opties.
- De betekenis van de pathogene uitslag voor andere familieleden en afspraken over hoe familieleden hierover kunnen worden geïnformeerd.
- Bij vragen over herhaling is veelal het advies om vervolgonderzoek bij ouders te doen (zie ook pre-test counseling). Als dit van toepassing is dient dit besproken te worden en dienen hierover afspraken te worden gemaakt.
3) Wat dient minimaal besproken te worden bij een CNV met incomplete penetrantie?
- Laag-penetrante CNVs en CNVs met een zeer variabele (en dus ook veelal heel milde) expressie die gerelateerd kunnen worden aan de oorspronkelijke diagnostische vraag zullen met de patiënt en/of betrokken ouders dienen te worden besproken (zie ook punten bij pathogene CNV). Ook eventueel benodigd aanvullend onderzoek, zoals onderzoek bij ouders en andere familieleden, dient te worden besproken (Rosenfeld, 2013);
- Er kan nog steeds sprake zijn van een andere al dan niet genetische (bijdragende) oorzaak die niet met de gebruikte techniek is aan te tonen;
- Het is hierbij wenselijk om voorafgaand aan het uitslaggesprek te overleggen met een klinisch geneticus;
- Verder moet besproken worden wat de mogelijkheden zijn voor follow-up en wordt geadviseerd hiervoor afspraken te maken.
4) Wat dient minimaal besproken te worden bij een CNV (deletie) van een recessief gen met mogelijke relatie met het klinisch beeld?
In een dergelijke situatie is vervolgonderzoek nodig. Als de aanvrager het klinisch beeld inderdaad vindt passen bij de betreffende recessieve aandoening dan zal het nog resterende allel op mutaties onderzocht moeten worden (Sanger sequencing).
5) Wat dient minimaal besproken te worden bij een CNV met onduidelijke klinische betekenis?
- Indien de betekenis van een gevonden verandering niet duidelijk is dienen afspraken te worden gemaakt over het vervolgen hiervan;
- Er kan nog steeds sprake zijn van een andere al dan niet genetische (bijdragende) oorzaak die niet met de gebruikte techniek is aan te tonen. De mogelijkheid van verwijzing naar een klinisch geneticus.
6) Wat dient minimaal besproken te worden indien de volgende nevenbevindingen zijn gevonden:
a) Betreft een (risico op een) later in het leven optredende (preventief) behandelbare aandoening (nevenbevindingen met handelingsopties):
- Nevenbevindingen met duidelijke handelingsopties dienen gemeld te worden, bij voorkeur na intercollegiaal overleg;
- De punten die besproken dienen te worden zijn dezelfde algemene punten als bij een uitslag met pathogene bevinding (zie hierboven);
- Daarnaast dient de aandoening besproken te worden en de mogelijke behandelingen of andere handelopties (bijvoorbeeld screening) van patiënt(e). Een verwijzing naar een klinisch genetisch centrum is een sterke aanbeveling.
- Bij twijfel of onduidelijkheden over handelingsopties dient altijd intercollegiaal overleg met een klinisch geneticus of een team klinisch genetici (en eventueel laboratoriumspecialist) plaats te vinden, alvorens deze nevenbevindingen met adviesvrager/patiënt te bespreken. Afhankelijk van het type aandoening kan overleg met een medisch specialist die deskundig is over de betreffende de aandoening, wenselijk zijn;
- Afhankelijk van de ernst en/of urgentie voor behandeling van de aandoening kan een gecombineerde afspraak met de klinisch geneticus en de betrokken deskundige (deel)specialist worden overwogen;
- Daarnaast is het wenselijk in deze situatie altijd psychosociale begeleiding aan te bieden.
b) Betreft een (risico op een) later in het leven optredende niet-behandelbare aandoening
- Na intercollegiaal overleg, voor rapportage van de uitslag, worden aandoeningen zonder handelingsopties in de regel niet vermeld in de uitslag en dus ook niet besproken met de patiënt.
c) Betreft een CNV op het X-chromosoom bij een vrouwelijke patiënt (X-gebonden recessieve aandoening)
- Als sprake blijkt van draagsterschap van een geslachtsgebonden recessieve aandoening dient dit altijd besproken te worden met patiënte en/of ouders. Dit in verband met verhoogde risico’s bij het (toekomstige) nageslacht van patiënte en/of ouders en/of andere familieleden verbonden in de vrouwelijke lijn. Voor de eigen gezondheid heeft dergelijke dragerschap meestal geen of slechts milde gevolgen.
d) Betreft een verlies van een recessief ziektegen (autosomaal recessief)
- Beoordeeld dient te worden in hoeverre het klinisch beeld bij patiënt overeenkomt met een mogelijke compound heterozygote genetische afwijking. Mocht dit verband er zijn dan dient vervolg genetisch onderzoek van het homologe allel overwogen te worden, hetgeen vanzelfsprekend met patiënt(e) zal worden besproken. Formeel is dit geen nevenbevinding (zie 4) hierboven);
- Mocht er geen of zeer waarschijnlijk geen verband zijn dan zal het wel of niet bespreken van de afwijking afhangen van de frequentie van dragerschap in de algemene bevolking. Op deze manier zal er een risico schatting op de betreffende aandoening voor het eventuele nageslacht van patiënt en/of andere familieleden kunnen worden gemaakt. Aanbevolen wordt om alleen deleties van recessieve genen te bespreken bij een algemene dragerschapfrequentie in de betreffende populatie hoger dan 1/60 (Fares, 2008). Er kunnen redenen zijn om ook aandoeningen met een lagere frequentie te bespreken, zoals in het geval van consanguiniteit in de familie en/of een positieve familieanamnese met betrekking tot de aandoening waarvoor dragerschap is aangetoond.
e) Uitslag met een nevenbevinding ten aanzien van ROHs: vaststellen van consanguiniteit/vermoeden incestueuze relatie/non-paterniteit
- Het is hierbij wenselijk om voorafgaand aan het uitslaggesprek te overleggen met een laboratoriumspecialist en een klinisch geneticus (indien de aanvrager zelf geen klinisch geneticus is). Bij non-paterniteit en vermoeden op incest is het sterk aan te bevelen voorafgaand aan het uitslaggesprek te overleggen met een deskundige specialist (Schaaf 2011);
- Bij het vaststellen van consanguiniteit moet de aanvragend arts zich realiseren dat dit verband zou kunnen houden met het ziektebeeld (vanwege verhoogde kans op een autosomaal recessief overervende aandoening);
- Wanneer sprake blijkt van non-paterniteit dan wordt dit alleen besproken als hier klinisch een belangrijke reden voor is;
- In geval van zeer sterke aanwijzingen van incest, waarbij de moeder minderjarig is, dan dient de verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling van de instelling gevolgd te worden (artikel 4a Kwaliteitswet zorginstellingen). Die meldcode schrijft in de regel voor dat nadat de aanwijzingen zijn vastgelegd in het dossier de casus in eerste instantie anoniem wordt voorgelegd aan het Meldpunt Veilig Thuis.
Onderbouwing
Achtergrond
Zoeken en selecteren
Referenties
- Claustres M, Koich V, Dequeker E, et al. Recommendations for reporting results of diagnostic genetic testing (biochemical, cytogenetic and molecular genetic). Eur J Hum Genet 2014;22(2):160-70.
- De Leeuw N, Dijkhuizen T, Hehir-Kwa JY, et al. Diagnostic interpretation of array data using public databases and internet sources. Hum Mutat 2012;14. doi: 10.1002/humu.22049. [Epub ahead of print]
- Gezondheidsraad. Nevenbevindingen bij diagnostiek in de patiëntenzorg. Den Haag: 6 mei 2014 [GR Nr. 2014/13].
- Hehir-Kwa JY, Pfundt R, Veltman JA, et al. Pathogenic or not? Assessing the clinical relevance of copy number variants. Clin Genet 2013;84(5):415-21.
- Palmer E, Speirs H, Taylor PJ, et al. Changing interpretation of chromosomal microarray over time in a community cohort with intellectual disability. Am J Med Genet A. 2014;164A(2):377-85.
- Riggs ER, Church DM, Hanson K, et al. Towards an evidence-based process for the clinical interpretation of copy number variation. Clin Genet 2012;81(5):403-12.
- Srebniak MI, Diderich KE, Govaerts LC, Joosten M, Riedijk S et al. Types of array findings detectable in cytogenetic diagnosis: a proposal for a generic classification. Eur J Hum Genet. 2014 Jul;22(7):856-8.
- Vermeesch JR, Brady PD, Sanlaville D, et al. Genome-wide arrays: quality criteria and platforms to be used in routine diagnostics. Hum Mut 2012;33(6):906-15.
- Wang JC, Ross L, Mahon LW, et al. Regions of homozygosity identified by oligonucleotide SNP arrays: evaluating the incidence and clinical utility. Eur J Hum Genet. 2014. doi: 10.1038/ejhg.2014.153. [Epub ahead of print].
- Wierenga KJ, Jiang Z, Yang AC, et al. A clinical evaluation tool for SNP arrays, especially for autosomal recessive conditions in offspring of consanguineous parents. Genet Med 2013;15(5):354-60.
- Zwijnenburg PJG, Lakeman P, Pfundt R , et al. Namens de richtlijncommissie VKGN Pre- en posttest counseling bij array diagnostiek. Detectie van submicroscopische chromosomale afwijkingen middels array diagnostiek: de meerwaarde en de valkuilen in de prenatale en postnatale diagnostiek. Tijdschrift voor Kindergeneeskunde 2014;82:3-18.
- de Jong A, Dondorp WJ, Macville MV, de Die-734 Smulders CE, van Lith JM, de Wert GM. Microarrays as a diagnostic tool in prenatal screening strategies: ethical reflection. Human genetics. 2013.
- de Wit MC, Srebniak MI, Govaerts LC, Van Opstal D, Galjaard RJ, Go AT. Additional value of prenatal genomic array testing in fetuses with isolated structural ultrasound abnormalities and a normal karyotype: a systematic review of the literature. Ultrasound Obstet Gynecol. 2014;43(2):139-46.
- Dondorp W, De Wert G. Het duizend dollar genoom: een ethische exploratie. Den Haag: Gezondheidsraad; 2010.
- Fruhman G, Van den Veyver I. Applications of array comparative genomic hybridization in obstetrics. Obstet gynecol Clin North Am 2010;37:71-85.
- Gezondheidsraad. Prenatale screening: Downsyndroom, neuralebuisdefecten, routine-echoscopie. Den Haag: Gezondheidsraad; 2001. Report no.: 2001/11. ISBN 90-5549-374-0.
- Gezondheidsraad. Nevenbevindingen bij diagnostiek in de patiëntenzorg. Den Haag: Gezondheidsraad; 6 mei 2014. GR Nr. 2014/13.
- Hillman SC, McMullan DJ, Hall G, et al. Use of prenatal chromosomal microarray: prospective cohort study and systematic review and meta-analysis. Ultrasound Obstet Gynecol 2013;41(6):610-20.
- NVOG. Richtlijn Indicaties voor prenatale diagnostiek. Utrecht: Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie; 2000 Jan. 6 p. Report no.: 28.
- Ploem C, Dondorp W, de Wert G, et al. Invoering van 'next generation sequencing' in de zorg. Ned Tijdschr Geneeskd 2014;158:A6757
- Schippers EI. Niet Invasieve Prenatale Test en andere prenatale testen. Den Haag: brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport; 28 maart 2014. Kenmerk: 354834-119064-Z.
- Van El CG, Cornel MC, Borry P, et al. Whole-genome sequencing in health care. Recommendations of the European Society of Human Genetics. Eur J Hum Genet 2013;21(6):580-4Vetro A, Bouman K, Hastings R, et al. The introduction of arrays in prenatal diagnosis: a special challenge. Hum Mutat 2012;33(6):923-9.
- Wapner RJ, Martin CL, Levy B, et al. Chromosomal microarray versus karyotypingfor prenatal diagnosis. N Eng J Med 2012;367(23):2175-84.
- Ahn JW, Bint S, Bergbaum A, Mann K, et al. Array CGH as a first line diagnostic test in place of karyotyping for postnatal referrals results from four yearsclinical application for over 8,700 patients. Molecular Cytogenetics. 2013, 6:16.
- Bachman KK, Deward SJ, Chrysostomou C, et al. Array CGH as a first-tier test for neonates with congenital heart disease. Cardiol Young. 2013 Nov 6:1-8. [Epub ahead of print].
- Begemann M, Spengler S, Gogiel M, et al. Clinical significance of copy number variations in the 11p15.5 imprinting control regions: new cases and review of the literature.J Med Genet 2012;49(9):547-53.
- Breckpot J, Thienpont B, Arens Y, et al. Challenges of interpreting copy number variation in syndromic and non-syndromic congenital heart defects. Cytogenet Genome Res 2011;135(3-4):251-9.
- Cross-Disorder Group of the Psychiatric Genomics Consortium et al. Genetic relationship between five psychiatric disorders estimated from genome-wide SNPs. Nat Genet 2013;45(9):984-94.
- Dale RC, Grattan-Smith P, Nicholson M, et al. Microdeletions detected using chromosome microarray in children with suspected genetic movement disorders: a single-centre study. Dev Med Child Neurol 2012;54(7):618-23.
- Ellison JW, Rosenfeld JA, Shaffer LG. Genetic basis of intellectual disability. Annu Rev Med 2013;64:441-50.
- Erdogan F, Larsen LA, Zhang L, et al. High frequency of submicroscopic genomic aberrations detected by tiling path array comparative genome hybridisation in patients with isolated congenital heart disease. J Med Genet 2008;45(11):704-9.
- Franke B, Neale, BM, Faraone, SV. Genome-wide association studies in ADHD. Hum Genet 2009;126:13-50.
- Georgieva L, Rees E, Moran JL, et al. De novo CNVs in bipolar affective disorder and schizophrenia. Hum Mol Genet. 2014 Jul 23. pii: ddu379. [Epub ahead of print]
- Gezondheidsraad. Nevenbevindingen bij diagnostiek in de patiëntenzorg. Den Haag: 6 mei 2014. GR Nr. 2014/13.
- Grayton HM, Fernandes C, Rujescu D, et al. Copy number variations in neurodevelopmental disorders. Prog Neurobiol 2012;99(1):81-91.
- Heil KM, Schaaf CP. The genetics of Autism Spectrum Disorders--a guide for clinicians. Curr Psychiatry Rep 2013;15(1):334.
- Helbig I, Swinkels ME, Aten E, et al. Structural genomic variation in childhood epilepsies with complex phenotypes. Eur J Hum Genet 2014;22(7):896-901.
- Hochstenbach R, Buizer-Voskamp JE, Vorstman JA, et al. Genome arrays for the detection of copy number variations in idiopathic mental retardation, idiopathic generalized epilepsy and neuropsychiatric disorders: lessons for diagnostic workflow and research. Cytogenet Genome Res 2011;135(3-4):174-202.
- Kant SG, Walenkamp MJ. Genetische oorzaken van kleine lengte. Tijdschrift voor Kindergeneeskunde 2014;82(1):26-34.
- Kant SG, Wit JM, Breuning MH. Genetic analysis of short stature. Horm Res 2003;60(4):157-65.
- Kooper AJ, Faas BH, Feenstra I, et al. Best diagnostic approach for the genetic evaluation of fetuses after intrauterine death in first, second or third trimester: qPCR, karyotyping, and/or genome wide SNP array analysis. Molecular Cytogenetics 2014;7(1):6.
- Krepischi AC, Pearson PL, Rosenberg C. Germline copy number variations and cancer predisposition. Future Oncol 2012;8(4):441-50.
- Ledig S, Hiort O, Scherer G, et al. Array-CGH analysis in patients with syndromic and non-syndromic XY gonadal dysgenesis: evaluation of array CGH as diagnostic tool and search for new candidate loci. Hum Reprod 2010b;25(10):2637-46.
- Lohmann K, Klein C. Genetics of dystonia: what's known? What's new? What's next? Mov Disord 2013;28(7):899-905.
- Lu X-Y, Phung MT, Shaw CA, et al. Genomic imbalances in neonates with birth defects: high detection rates by using chromosomal microarray analysis. Pediatrics 2008;122(6):1310-8.
- Mannik K, Parkel S, Palta P, et al. A parallel SNP array study of genomic aberrations associated with mental retardation in patients and general population in Estonia. Eur J Med Genet 2011;54:136-43.
- Michelson DJ, Shevell MI, Sherr EH, et al. Evidence report: Genetic and metabolic testing on children with global developmental delay: report of the Quality Standards Subcommittee of the American Academy of Neurology and the Practice Committee of the Child Neurology Society. Neurology 2011;77:1629-35.
- Miller DT, Adam MP, Aradhya S, et al. Consensus statement: chromosomal microarray is a first-tier clinical diagnostic test for individuals with developmental disabilities or congenital anomalies. Am J Hum Genet 2010;86(5):749-64.
- Ming JE, Geiger E, James AC, et al. Rapid detection of submicroscopic chromosomal rearrangements in children with multiple congenital anomalies using high density oligonucleotide arrays. Hum Mutat 2006;27(5):467-73.
- NVK. Richtlijn Kleine lengte. Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde; mei 2008. www.kwaliteitskoepel.nl.
- Pichert G, Mohammed SN, Ahn JW, et al. Unexpected findings in cancer predisposition genes detected by array comparative genomic hybridisation: what are the issues? J Med Genet 2011;48:535-9.
- Ramos-Quiroga JA, Sánchez-Mora C, Casas M, et al. Genome-wide copy number variation analysis in adult attention-deficit and hyperactivity disorder. J Psychiatr Res 2014;49:60-7.
- Riggs E, Wain K, Riethmaier D, et al. Chromosomal microarray impacts clinical management. Clin Genet. 2013 Jan 25; doi: 10.1111/cge.12107. [Epub ahead of print].
- Riggs ER, Wain KE, Riethmaier D, et al. Chromosomal microarray impacts clinical management. Clin Genet 2014;82(2):147-53.
- Schaaf CP, Wiszniewska J, Beaudet AL. Copy number and SNP arrays in clinical diagnostics. Annu Rev Genomics Hum Genet 2011;12:25-51.
- Shuman C, Beckwith JB, Smith AC, et al. Beckwith-Wiedemann Syndrome. In: Pagon RA, Adam MP, Ardinger HH, Bird TD, Dolan CR, Fong CT, Smith RJH, Stephens K, editors. GeneReviews® Seattle (WA): University of Washington, Seattle; 1993-2014; 2000 Mar 03 [updated 2010 Dec 14].
- Striano P, Coppola A, Paravidino R, et al. Clinical significance of rare copy number variations in epilepsy: a case-control survey using microarray-based comparative genomic hybridization. Arch Neurol 2012;69(3):322-30.
- Taylor MR, Jirikowic J, Wells C, et al. High prevalence of array comparative genomic hybridization abnormalities in adults with unexplained intellectual disability. Genet Med 2010;12:32-8.
- Tzetis M, Kitsiou-Tzeli S, Frysira H, et al. The clinical utility of molecular karyotyping using highresolution array-comparative genomic hybridization. Expert Rev Mol Diagn. 2012;12:449-57.
- Van Duyvenvoorde HA, Lui JC, Kant SG, et al. Copy number variants in patients with short stature. Eur J Hum Genet 2014;22(5):602-9.
- Van Silfhout A, Boot AM, Dijkhuizen T, et al. A unique 970kb microdeletion in 9q33.3, including the NR5A1 gene in a 46,XY female. Eur J Med Genet 2009;52(2-3):157-60.
- VKGN. Richtlijn Genetisch onderzoek bij Disorders of Sex Development. Vereniging Klinische Genetica Nederland; oktober 2010 (versie 25-10-2010). www.kwaliteitskoepel.nl
- Vulto-van Silfhout AT, Hehir-Kwa JY, van Bon BW, et al. Clinical significance of de novo and inherited copy-number variation. Hum Mutat 2013;34(12):1679-87.
- Williams NM, Zaharieva I, Martin A, et al. Rare chromosomal deletions and duplications in attention-deficit hyperactivity disorder: a genome-wide analysis. Lancet 2010;376:1401-1408.
- Yang R, Chen B, Pfütze K, et al. Genome-wide analysis associates familial colorectal cancer with increases in copy number variations and a rare structural variation at 12p12.3. Carcinogenesis 2014;35(2):315-23.
- Darilek S, Ward P, Pursley A, et al. Pre- and postnatal genetic testing by array-comparative genomic hybridization: genetic counseling perspectives. Genet Med 2008;10(1):13-8.
- Lipinski SE, Lipinski MJ, Biesecker LG, et al. Uncertainty and perceived personal control among parents of children with rare chromosome conditions: the role of genetic counseling. Am J Med Genet C Semin Med Genet 2006;142C(4):232-40.
- Reiff M, Bernhardt BA, Mulchandani S, et al. "What does it mean?": uncertainties in understanding results of chromosomal microarray testing. Genet Med 2012;14(2):250-8.
- Overeenkomst Klinische genetica in Nederland anno 1996; indicaties en machtigingen. Houten: Vereniging van Stichtingen Klinische Genetica i.o. en Zorgverzekeraars Nederland, 1995.
- Claustres M, Kozich V, Dequeker E, et al. Recommendations for reporting results of diagnostic genetic testing (biochemical, cytogenetic and molecular genetic). Eur J Hum Genet 2014;22(2):160-70.
- Fares F, Badarneh K, Abosaleh M, Harari-Shaham, Diukman R, David M. Carrier frequency of autosomal-recessive disorders in the Ashkenazi Jewish population: should the rationale for mutation choice for screening be reevaluated? Prenat Diagn 2008;28:236-41.
- Engel E. A fascination with chromosome rescue in uniparental disomy: Mendelian recessive outlaws and imprinting copyrights infringements. Eur J Hum Genet 2006;14(11):1158-69.
- Miller DT, Adam MP, Aradhya S, et al. Consensus statement: chromosomal microarray is a first-tier clinical diagnostic test for individuals with developmental disabilities or congenital anomalies. Am J Hum Genet 2010;86(5):749-64.
- Rehder CW, David KL, Hirsch B, et al. American College of Medical Genetics and Genomics: standards and guidelines for documenting suspected consanguinity as an incidental finding of genomic testing. Genet Med 2013;15(2):150-2.
- Rosenfeld JA, Coe BP, Eichler EE, et al. Estimates of penetrance for recurrent pathogenic copy-number variations. Genet Med 2013;15(6):478-81.
- Schaaf CP, Scott DA, Wiszniewska J, et al. Identification of incestuous parental relationships by SNP-based DNA microarrays. Lancet 2011;377(9765):555-6.
- Srebniak MI, Diderich KEM, Govaerts LCP, Joosten M, Riedijk S et al. Types of array findings detectable in cytogenetic diagnosis: a proposal for a generic classification. Eur J Hum Genet 2014;22(7):856-8.
- Vermeesch JR, Balikova I, Schrander-Stumpel C, Fryns JP, Devriendt K. The causality of de novo copy number variants is overestimated. Eur J Hum Genet 19:11121113.
- Vulto-van Silfhout AT, Hehir-Kwa JY, van Bon BW, et al. Clinical significance of de novo and inherited copy-number variation. Hum Mutat 2013;34(12):1679-87.
- De Jong A, Dondorp WJ, Frints SG, et al. Advances in prenatal screening: the ethical dimension. Nat Rev Genet 2011;12(9):657-663.
- De Jong A, Dondorp WJ, Macville MV, et al. Microarrays as a diagnostic tool in prenatal screening strategies: ethical reflection. Hum Genet 2014;133(2):163-172.
- Dondorp W, Sikkema-Raddatz B, de Die-Smulders C, et al. Arrays in postnatal and prenatal diagnosis: an exploration of the ethics of consent. Hum Mutat 2012;33(6):916-22.
- Fruhman G, Van den Veyver I. Applications of array comparative genomic hybridization in obstetrics. Obstet gynecol Clin North Am 2010;37:71-85.
- Lacroix M, Nycum G, Godard B, et al. Should physicians warn patients relatives of genetic risks? CMAJ 2008;178(5):593-5.
- Van El CG, Cornel MC, Borry P, et al. Whole-genome sequencing in health care. Recommendations of the European Society of Human Genetics. Eur J Hum Genet 2013;21(6):580-4.
- Vetro A, Bouman K, Hastings R, et al. The introduction of arrays in prenatal diagnosis: a special challenge. Hum Mutat 2012;33(6):923-9.
- Wapner RJ, Martin CL, Levy B, et al. Chromosomal microarray versus karyotypingfor prenatal diagnosis. N Eng J Med 2012;367(23):2175-84.
- De Jong A, Dondorp WJ, Macville MV, et al. Microarrays as a diagnostic tool in prenatal screening strategies: ethical reflection. Hum Genet 2014;133(2):163-172.
- Dondorp W, Sikkema-Raddatz B, de Die-Smulders C, et al. Arrays in postnatal and prenatal diagnosis: an exploration of the ethics of consent. Hum Mutat 2012;33(6):916-22.
- Van El CG, Cornel MC, Borry P, et al. Whole-genome sequencing in health care. Recommendations of the European Society of Human Genetics. Eur J Hum Genet 2013;21(6):580-4.
- Wapner RJ, Driscoll DA, Simpson JL. Integration of microarray technology into prenatal diagnosis: counselling issues generated during the NICHD clinical trial. Prenat Diagn 2012;3294:396-400.
- Ahn JW, Bint S, Bergbaum A, et al. Array CGH as a first line diagnostic test in place of karyotyping for postnatal referrals results from four yearsclinical application for over 8,700 patients. Molecular Cytogenetics 2013;6:16.
- Pichert G, Mohammed SN, Ahn JW, et al. Unexpected findings in cancer predisposition genes detected by array comparative genomic hybridisation: what are the issues? J Med Genet 2011;48:535-539.
- Rosenfeld JA, Coe BP, Eichler EE, et al. Estimates of penetrance for recurrent pathogenic copy-number variations. Genet Med 2013;15(6):478-81.
- Dondorp W, Sikkema-Raddatz B, de Die-Smulders C, et al. Arrays in postnatal and prenatal diagnosis: an exploration of the ethics of consent. Hum Mutat 2012;33:91622.
- Fares F, Badarneh K, Abosaleh M, et al. Carrier frequency of autosomal-recessive disorders in the Ashkenazi Jewish population: should the rationale for mutation choice for screening be reevaluated? Prenat Diagn 2008;28:236-41.
- Netzer C, Klein C, Kohlhase J, et al. New challenges for informed consent through whole genome array testing. J Med Genet 2009;46(7):495-6.
- Rosenfeld JA, Coe BP, Eichler EE, et al. Estimates of penetrance for recurrent pathogenic copy-number variations. Genet Med 2013;15(6):478-81.
- Schaaf CP, Scott DA, Wiszniewska J, et al. Identification of incestuous parental relationships by SNP-based DNA microarrays. Lancet 2011;377(9765):555-6.
- Ploem C, Dondorp W, de Wert G, et al. Invoering van 'next generation sequencing' in de zorg. Ned Tijdschr Geneeskd 2014;158:A6757.
- Otten E, Plantinga M, Birnie E, Verkerk MA, Lucassen AM et al. Is there a duty to recontact in light of new genetic technologies? A systematic review of the literature. Genet Med 2014; Dec 11. doi: 10.1038/gim.2014.173
Verantwoording
Autorisatiedatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 01-02-2016
Laatst geautoriseerd : 01-02-2016
Geplande herbeoordeling : 01-01-2021
Algemene gegevens
De richtlijnontwikkeling werd ondersteund door het Kennisinstituut van Medisch Specialisten (KIMS) en werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS).
Doel en doelgroep
Doel
Het doel van deze richtlijn is het komen tot een eenduidig beleid binnen Nederland ten aanzien van de pre- en post-test counseling bij genoombrede CNV-detectie diagnostiek in zowel de prenatale als postnatale setting. Hierbij dienen minimale kwaliteitscriteria geformuleerd te worden voor de counseling, het informed consent en het te gebruiken informatiemateriaal. Op basis van literatuuronderzoek, ethische en juridische overwegingen zullen daarbij landelijke keuzes gemaakt moeten worden waarbij de principes van “niet schaden” en “goed doen” zorgvuldig worden afgewogen, zonder voorbij te gaan aan de autonomie van de patiënt. Uiteindelijk moet het beleid transparant worden voor aanvragers en patiënten.
Afbakening van de richtlijn
De richtlijn betreft de volgende patiëntengroepen:
- Prenataal: voornamelijk bij echoafwijkingen. Het gaat hierbij om een toenemend aantal onderzoeken, in 2012 waren dit er ongeveer 2000;
- Postnataal: voornamelijk patiënten met aangeboren problemen, ontwikkelingsachterstand en/of gedragsproblemen. Daarnaast patiënten met fertiliteitproblemen en complexe aandoeningen (bijvoorbeeld binnen de oncogenetica). Het gaat hierbij om 7500 onderzoeken per jaar (waarvan 25% afwijkende uitslagen).
Buiten deze richtlijn valt:
- Tumordiagnostiek voor leukemieën en lymfomen met array technieken;
Bij verhoogde kans op Down syndroom of trisomie 13/18 na eerste trimester screening wordt door sommige centra in plaats van rapid aneuploidy detection (RAD) middels MLPA of QF-PCR, laag-resolutie CNV-detectie diagnostiek toegepast. Laag-resolutie diagnostiek valt buiten het kader van deze richtlijn. Op basis van het snel veranderende landschap bij de prenatale screening (o.a. de invoering van de niet-invasieve prenatale test) zal hier in de toekomst mogelijk wel verandering in komen. Landelijk onderzoek hiernaar loopt.
Beoogde gebruikers van de richtlijn
Deze richtlijn is geschreven voor alle leden van de beroepsgroepen die counseling verrichten bij CNV-detectie diagnostiek.
Samenstelling werkgroep
- Prof. dr. C.M.A. van Ravenswaaij-Arts, klinisch geneticus, Universitair Medisch Centrum Groningen (voorzitter)
- Drs. J.J.T. van Harssel, klinisch geneticus, Universitair Medisch Centrum Utrecht
- Drs. J.S. Klein Wassink-Ruiter, klinisch geneticus, Universitair Medisch Centrum Groningen
- Dr. M. Kriek, klinisch geneticus, Leids Universitair Medisch Centrum
- Dr. P. Lakeman, klinisch geneticus, Academisch Medisch Centrum
- Dr. S. Verhoef, klinisch geneticus, Antoni van Leeuwenhoek
- Dr. M. Vreeburg, klinisch geneticus, Maastricht Universitair Medisch Centrum
- Dr. L.B.A. de Vries, klinisch geneticus, Radboud universitair medisch centrum
- Dr. M.W. Wessels, klinisch geneticus, Erasmus MC
- Dr. P.J.G. Zwijnenburg, klinisch geneticus, VU medisch centrum
- Dr. T. Dijkhuizen, laboratoriumspecialist klinische genetica, Universitair Medisch Centrum Groningen
- Dr. R. Pfundt, laboratoriumspecialist klinische genetica, Radboud universitair medisch centrum
- Drs. A.M. Blom, maatschappelijk werker, Academisch Medisch Centrum
- Dr. I.F.M. de Coo, (kinder)neuroloog, Erasmus MC
- Dr. A.B.C. Coumans, gynaecoloog, Maastricht Universitair Medisch Centrum
- Drs. M.E. Doornbos, kinderarts, Albert Schweitzer Ziekenhuis
- Dr. C. Oosterwijk, directeur, Vereniging Samenwerkende Ouder- en Patiëntenorganisaties
- Dr. E. Pajkrt, gynaecoloog, Academisch Medisch Centrum
- Prof. mr. J.G. Sijmons, advocaat Nysingh Advocaten en hoogleraar Gezondheidsrecht, Universiteit Utrecht
- Dr. Ir. T. Vrijenhoek, programmacoördinator, Centre for Genome Diagnostics
- Prof. dr. G.M.W.R. de Wert, hoogleraar biomedische ethiek, Universiteit Maastricht
- N.F. Bullock, secretaresse, Kennisinstituut van Medisch Specialisten
- S.K. Josso, secretaresse, Kennisinstituut van Medisch Specialisten
- Dr. N.H.J. van Veen, adviseur, Kennisinstituut van Medisch Specialisten
- M.E. Wessels MSc, medisch informatiespecialist, Kennisinstituut van Medisch Specialisten
Belangenverklaringen
De leden van de werkgroep en klankbordgroep hebben schriftelijk verklaard of ze in de laatste vijf jaar een (financieel ondersteunde) betrekking onderhielden met commerciële bedrijven, organisaties of instellingen die in verband staan met het onderwerp van de richtlijn. Tevens is navraag gedaan naar persoonlijke financiële belangen, belangen door persoonlijke relaties, belangen door middel van reputatiemanagement, belangen vanwege extern gefinancierd onderzoek en belangen door kennisvalorisatie. De belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van Medisch Specialisten.
Werkgroep
Lid |
Functie |
Nevenfuncties |
Persoonlijke financiele belangen |
Persoonlijke relaties |
Reputatiemanagement |
Extern gefinancierd onderzoek |
Kennisvalorisatie |
Overige belangen |
Van Harssel |
klinisch geneticus |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
Van Ravenswaaij-Arts |
Hoogleraar klinische genetica |
lid kwaliteitscommissie European Society of Human Genetics, onbetaald |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
Verhoef |
klinisch geneticus |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
Lakeman |
klinisch geneticus |
Lid Commissie Ethiek (secretaris) VKGN - onbetaald |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
Vreeburg |
klinisch geneticus |
geen |
geen |
geen |
med. Adviesraad EDS patientenvereniging |
geen |
geen |
|
Klein Wassink-Ruiter |
klinisch geneticus |
coördinator co-assistenten afdeling Klinische Genetica UMCG |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
Dijkhuizen |
laboratoriumspecialist klinische genetica |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
Zwijnenburg |
kinderarts-klinisch geneticus |
Lid landelijke werkgroep Expertisecentra Zeldzame aandoeningen, onbetaald |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
Kriek |
klinisch geneticus, LUMC |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
de Vries |
klinisch geneticus / Universitair hoofddocent |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
Wessels |
klinisch geneticus |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
Pfundt |
laboratoriumspecialist klinische genetica |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
Klankbordgroep
Lid |
Functie |
Nevenfuncties |
Persoonlijke financiele belangen |
Persoonlijke relaties |
Reputatiemanagement |
Extern gefinancierd onderzoek |
Kennisvalorisatie |
Overige belangen |
Oosterwijk |
Directeur VSOP |
Bestuurslidmaatschappen: Stichting Preconceptiezorg Nederland, Stichting preparing for Life EGAN. Alle onbetaald |
geen |
geen |
naast directeurschap VSOP: geen |
geen |
geen |
geen |
de Coo |
neuroloog / kinderneuroloog |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
Coumans |
gynaecoloog-perinatoloog |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
Doornbos |
kinderarts - Erfelijke |
bestuurslid sectie NVK - EAA (onbetaald) |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
Blom |
maatschappelijk werker klinische genetica |
GLOBE (Georganiseerd Landelijk Overleg van Begeleiders bij Erfelijkheidsproblematiek): functie voorzitter tot oktober 2013 |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
geen |
Sijmons |
advocaat-compagnon Nysingh Advocaten N.V. VZ sectie Gezondheidszorg (0,8 fte) en hoogleraar gezondheidsrecht Universiteit Utrecht |
lid redactie tijdschrift voor Gezondheidsrecht (onbetaald); lid bestuur Vereniging Gezondheidsrecht (onbetaald); lid algemeen bestuur Iona Stichting (cultureel fonds, onbetaald); raadsheer plaatsvervanger (tot 2013 Gerechtshof Arnhem, betaald). |
Geen directe persoonlijke financiële belangen in gezondheidsrechtszorg; Als advocaat adviseert en vertegenwoordigt aanvrager instellingen voor gezondheidszorg, hun belangenverenigingen en beroepsorganisaties en op incidentele basis beroepsbeoefenaren in de zorg. |
Behoudens leden van de sectie Gezondheidszorg van Nysingh Advocaten-Notarissen N.V. verder te noemen prof. Dr. R.H. Sijmons, klinisch geneticus UMCG/hoogleraar Medisch translationele genetica Rijksuniversiteit Groningen. |
Comité van aanbeveling / (Vereniging) Dutch Health Hub (Almere) |
Opdrachten op het gebied van het gezondheidsrecht via Universiteit Utrecht (derde geldstroom). Universiteit Utrecht voorziet in waarborg onafhankelijkheid. |
Kennisvalorisatie vanuit functie hoogleraar voor het algemene gezondheidsrecht. |
Geen |
Pajkrt |
|
|
|
|
|
|
|
|
de Wert |
|
|
|
|
|
|
|
|
Vrijenhoek |
Programmacoordina tor CGD |
Blogger voor Scienzepalooza.nl - onbetaald (en namens Scienzepalooza ook opiniestukken voor Volkskrant - betaald); lid plenair bestuur Vereniging Klinisch Genetische Laboratoriumdiagnostiek - onbetaald |
geen |
geen |
geen |
Booster Grant Netherlands Genomics Initiative (budgetnr 050-040-210) voor CGD; Verankeringsgrant Netherlands Genomics Initiative voor project Responsible Data management for Personalised Diagnostics (ReDaPeD) |
geen |
geen |
Inbreng patiëntenperspectief
Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door een afgevaardigde van de patiëntenvereniging in de klankbordgroep. Gedurende het ontwikkeltraject is advies en feedback gevraagd aan de VSOP als vertegenwoordiger van patiëntenverenigingen. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan de patiëntenvereniging.
Implementatie
Werkwijze
Knelpunteninventarisatie
Tijdens de invitational conference d.d. 27 mei 2013 en in de werkgroep en klankbordgroep zijn onderstaande knelpunten geïnventariseerd.
Doelgroep richtlijn
Voor welke patiënten is de richtlijn bedoeld?
- Goed definiëren in de richtlijn. Denk aan koppeling met zorgpaden;
Voor welke professionals is de richtlijn bedoeld?
- Goed definiëren in de richtlijn. In principe voor en dus dan ook door (leden van) alle beroepsverenigingen die counseling bij array diagnostiek verrichten;
- Hoe wordt ervoor gezorgd dat andere aanvragers dan klinisch genetici de richtlijn gaan gebruiken?
Afbakening richtlijn
- Beperken tot array diagnostiek, met array bestaat nu voldoende ervaring zodat de geformuleerde antwoorden op de kernvragen straks bij de centra daadwerkelijk getoetst kunnen worden aan de praktijk;
- Het is nu beperkt tot postnataal en prenataal, wat met betrekking tot tumor diagnostiek?
- In de knelpunten die beschreven staan worden ook punten genoemd, die wel relevant zijn voor de array diagnostiek (zoals rapportage door het lab), maar die misschien niet zozeer thuis horen in een richtlijn over counseling. Naar onze mening kun je een aparte richtlijn maken over welke bevindingen wel/niet gerapporteerd moeten worden etc. Wij zijn dus van mening dat er veel strakker gekeken moet worden welke punten relevant zijn voor de counseling.
Postnatale counseling
De punten die nu bij pre-test en post-test counseling staan onder het kopje "postnataal" gelden net zo goed voor de prenatale setting. Ik zou daarom eerst beginnen de algemene knelpunten te herkennen / beschrijven en daarna specifiek nog knelpunten zoeken die uniek zijn voor de postnatale setting en de prenatale setting.
Pre-test counseling:
- Welke informatie moet, voorafgaand aan array diagnostiek, aan een patiënt gegeven worden?
- Welke informatie is verplicht (WBGO)?
- Wat wil de patiënt van tevoren weten (noodzaak versus overload)?
- Wat is medisch relevant voor de patiënt?
- En als de patiënt afziet van verder onderzoek, wat zijn dan de alternatieven?
Fasegewijs informatie indelen: altijd de hoog penetrante aandoeningen bespreken waarvoor medische winst te halen is. Voor de rest context specifiek/op maat.
- In hoeverre voelen patiënten dat ze een keuze hebben en krijgen ze ruimte om ‘nee’ te zeggen.
- Welke vragen heeft de patiënt en zijn die afdoende beantwoord?
- Hoe kan de zorgverlener er voor zorgen dat de patiënt in stukjes kan weten en/of in alle fases kan aangeven wat hij wil en dus autonoom kan beslissen?
- Hoe schat de counselor/zorgverlener in wat de draagkracht is van de patiënt, hoe handel je daarnaar en laat je dat meewegen?
Niet alleen de feitelijke informatie geven, maar ook een manier vinden om de psychosociale kant te bespreken. Bespreken van de belangrijkste mogelijke scenario’s op lange termijn (kennis kan grote onzekerheid geven, medische winst of niet, kinderwens, maatschappelijke consequenties).
- Als een autonome beslissing niet haalbaar is, wat is dan het alternatief?
- Niet alles wat kan hoeft.
- Hoe informeer je de patiënt over de snelle ontwikkelingen?
- Alle twijfels die er zijn moet helder worden gecommuniceerd.
- Is opt-out systeem wenselijk? informatie over de noodzaak van het testen van ouders en de kosten daarvan (hoe declaraties).
- Welke eventuele bijbevindingen en risico’s van tevoren noemen? Vb. wat als uitslag achteraf niet correct blijkt te zijn (technische fout, voortschrijdend inzicht)? Vertel je vooraf dat er risico is dat uitslag niet 100% betrouwbaar is?
- Hoe groot is de kans op bijbevindingen, welke zijn dit?
- Hoe om te gaan met ouderonderzoek als ouders niet meer bij elkaar zijn? Is consensus altijd van beide ouders nodig?
Post-test counseling:
- Welke bevindingen, anders dan gerelateerd aan de vraagstelling, moeten door de counselor aan de patiënt worden gemeld (en welke niet)?
- ”unsollicited findings”
- bevindingen onder “rapportage grens”
- “risico” factoren / lage penetrantie
- onduidelijke uitslag
Praktisch is om een overzicht/schema te maken met daarin bijbevindingen per categorie/groep (definiëren, voorbeelden) en prevalentie en risico’s van bijbevindingen (indien bekend).
Wat betreft de screening op oncogenen: is er een duidelijke relatie tussen de therapeutische mogelijkheden en de verplichting om patiënten op de hoogte te stellen. Op het moment dat afdoende preventie mogelijk is moet er wel een heel goede reden zijn om een patiënt een positieve uitslag niet te melden. In ieder geval moeten de overwegingen daarbij duidelijk worden vastgelegd. Er zouden duidelijke waarborgen moeten zijn voor multidisciplinair overleg en voor de kwaliteit van de besluitvorming, inclusief inbreng van een patiëntenvertegenwoordiging. Daarnaast is het belangrijk richtlijnen te geven voor het communiceren van de uitslag, wie krijgt op welk moment onder welke voorwaarde inzage in welke resultaten, zeker als het oncogen heeft geleid tot een tumor en het gegeven gevolgen heeft/kan hebben voor een therapie.
- Wat was ook alweer de startvraag van de patiënt?
- Checkt de counselor/zorgverlener de startvraag opnieuw?
- Wanneer is het onderzoek afgerond/afgesloten? Laat je patiënten elke 2 jaar terugkomen of laat je dit aan patiënt zelf over? Heeft de patiënt inspraak?
Counselors/aanvragers
- Wie doet counseling?
- Aan welke (minimale) eisen moet een counselor/counseling voldoen?
- Welke kennis en vaardigheden moet een counselor in huis hebben? Neem geniaal erbij.
- Wanneer wordt verwezen naar een psychosociaal hulpverlener?
- Denk bij criteria aan emotionele steun; Steun bij het maken van autonome beslissing; Verkennen en versterken van draagkracht; Wegen van verkregen medische informatie
- Counseling is afhankelijk van indicatiestelling.
- Wanneer wordt verwezen naar een klinisch geneticus?
- Welke informatie moet overgedragen worden tussen aanvrager en klinisch geneticus?
- Wie is waarvoor verantwoordelijk?
Rapportage
- Welke bevindingen moeten laboratorium specialisten klinische genetica (minimaal) rapporteren aan de aanvrager?
- Hoe kan deze rapportage (landelijk) geüniformeerd worden? Bijv. zelfde resolutie, zelfde rapportage per indicatie + uitslagtermijnen.
- Wie ontvangt een cc van de uitslag en kan dat ongevraagd? Kopie naar klinisch geneticus bij positieve uitslagen bijvoorbeeld?
Prenatale counseling
- Wat zijn indicaties voor prenatale array diagnostiek? Bij de prenatale setting vraag ik me af of de indicaties voor array diagnostiek thuis horen in een richtlijn over hoe te counselen..... is ook dat niet een andere vraag? Als men vindt dat dit onderwerp ook in deze richtlijn thuishoort, dan zou je deze vraag ook voor de postnatale setting moeten formuleren. Volgens mij is dat niet de bedoeling.
- Welke prenatale bevindingen worden verteld aan de ouders?
- Vanuit ethisch perspectief:
- Technologisch imperatief: in hoeverre heb je een keuze om al dan niet te testen?
- Reproductieve autonomie: in hoeverre kunnen mensen zelf beslissen over het invulling geven aan hun reproductieve wensen?
- Hoe beschermt de counselor het recht op niet weten?
- Autonomie van de ouders: In hoeverre hebben ouders een werkelijk te voelen keuze bij vervolgonderzoek?
Zie opmerking bij counselors/aanvragers over psychosociale zorg
Ik mis bij de prenatale setting :
- rechten van het ongeboren kind? zijn die er of mogen ouders maar alles te weten komen van hun kind?
- consequenties van bevindingen voor eigen gezondheid of gezondheid van andere kinderen(geldt ook voor postnataal);
- tijdsdruk en de onmogelijkheid om soms de betekenis van een bevinding te achterhalen voor 24 weken;
- array op vlokkenmateriaal versus amnnion punctie: zijn er verschillen in betrouwbaarheid?
- Als het gaat om informatie die van belang is, of kan worden, voor iemands kwaliteit van leven, vind ik dat het verabsoluteren van het recht op autonomie ter discussie kan worden gesteld. Dat vooral omdat het dit recht eenzijdig wordt ingevuld vanuit het 'recht op niet-weten', zonder ook het 'recht op weten' daarin voldoende op te nemen, nog los van de informatieplicht en mogelijke gewetensconflicten bij de zorgverlener.
- Is het ethisch verantwoord om voor de patiënt relevante genetische informatie 'uit te filteren' of niet na te trekken, indien deze zowel technisch als financieel eenvoudig te verkrijgen is?
- Is het ethisch verantwoord om genetische informatie die bij het (ongeboren) kind gevonden wordt of kan worden, en die van belang kan zijn voor ouders en familieleden, niet aan hen mee te delen?
Patiëntenvoorlichting
Welke informatie hoort in voorlichtingsmateriaal voor patiënten?
- Wat begrijpt patiënt nog?
Aan welke eisen/wensen moet het informatiemateriaal voldoen?
- Website patiëntvriendelijk/op maat/ keuzehulp ontwikkelen
- Papiereninformatie, wanneer?
- Verwijzen naar website met achterliggende informatie
- Suggestie: filmpje met vragen van ouders
- Aansluiten bij wat er al is aan geschikte publieksinformatie (niet alleen over de testen maar ook over de aandoeningen waarover het kan gaan). Daarbij is gebalanceerde informatie belangrijk: naast medisch perspectief is kennis over publiekscommunicatie en ook het ervaringsperspectief belangrijk. Denk bijv. aan de expertise van het Erfocentrum op dit terrein.
- Schriftelijke informatie / website: bijvoorbeeld het beschrijven van een aantal korte voorbeelden (schriftelijk, website). Mogelijk zonder namen van aandoeningen maar wel omschrijvingen zoals ‘een ernstige onbehandelbare aandoening waarvan je weet dat je die ooit zult krijgen, alleen niet op welke leeftijd’ -> en een korte beschrijving van waarop dit impact heeft: individu (onzekerheid, toekomstbeeld), familie (informeren, verschillende reacties, verschillende keuzes, etc), relatie en gezin, kinderwens (heeft het consequenties en zo ja welke?). Voor-/nadelen van het weten?
Overig
- Hoe zit het met inzagerecht inzake het genoomdiagnostiek dossier? Is iedereen ervan op de hoogte dat dit gekoppeld is aan het patiëntendossier?
- Wat kunnen verzekeringen met de verkregen informatie en onverwachte bevindingen?
- Ik mis in het hele stuk hoe om te gaan met bevindingen die ook voor andere familieleden van belang zijn, maar die geen directe relatie hebben met de afwijkingen.
- Hoe moet het informed consent voor diagnostiek eruitzien en moet er altijd IC op papier gegeven worden? Of is handtekening/stempel in dossier voldoende? Hoe omgaan met EPD hierbij?
- Basispakket: vraag naar vergoeding van dit vervolgonderzoek of behandeling. Uitgangspunt voor vergoeding is het aantoonbare ‘klinisch nut’ van de medische test of de aantoonbare effectiviteit van de behandeling (Stand van de Wetenschap en Praktijk). Dat kan in geval van ‘toevallige bevindingen’ geregeld ontbreken.
Zoekverantwoording
Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.