Contourherstellend post-bariatrisch chirurgie

Initiatief: NVPC Aantal modules: 21

Omgangswijze mate van gewichtsverlies

Uitgangsvraag

Op welke wijze dient men om te gaan met de mate van gewichtsverlies bij contourherstellende chirurgie?

Aanbeveling

Licht patiënten die meer dan 40% van hun gewicht verloren in over de mogelijk verhoogde risico’s op postoperatieve complicaties na contourherstellende chirurgie.

Overwegingen

Het gewichtsverlies na bariatrische chirurgie wordt in studies naar de resultaten van bariatrie meestal uitgedrukt in %EWL. Waarbij een percentage EWL hoger dan 50% als succesvol wordt beschouwd en de gemiddelde patiënt een EWL van circa 60 tot 70% bereikt.

 

In de studies naar de relatie tussen de mate van gewichtsverlies en complicaties na contourherstellende chirurgie wordt gebruikt gemaakt van verschillende parameters om de mate van gewichtsverlies uit te drukken. Bovendien wordt in slechts één studie een grenswaarde aangegeven waarboven de kans op complicaties verhoogd is. Namelijk bij patiënten die tenminste 40% van het gewicht verloren hadden.

 

Hoewel een grotere mate van gewichtsverlies gerelateerd lijkt aan complicaties, is onduidelijk wat het mechanisme hierachter is. Er wordt gedacht dat de voedingsstatus, huidkwaliteit en grootte van het resectievlak mogelijk verschillen bij patiënten die meer gewicht verliezen. Deze factoren kunnen bijdragen aan het ontstaan van postoperatieve complicaties.

Onderbouwing

Om het succes van een bariatrische ingreep te bepalen wordt de mate van gewichtsverlies berekend en meestal uitgedrukt in het percentage excess weight loss (%EWL). Mogelijk beïnvloed de mate van gewichtsverlies het voorkomen van complicaties na contourherstellende chirurgie.

Zeer laag

(GRADE)

Een hoger gewichtsverlies lijkt gepaard te gaan met een hoger complicatie risico.

 

Bronnen (Friedman et al., 2010; Van der Beek et al., 2011; Coon et al., 2009; Greco et al., 2008)

Vijf studies (N=61 - 449) onderzochten de relatie tussen de mate van gewichtsverlies en postoperatieve complicaties (Friedman et al., 2010; Van der Beek et al., 2011; Coon et al., 2009; Greco et al., 2008; De Kerviler et al., 2009). In twee studies betrof het alleen post-bariatrische patiënten (Van der Beek et al., 2011; Greco et al., 2008). Alle andere studies includeerden ook patiënten die geen bariatrische chirurgie hadden ondergaan. De follow-up was 11 maanden (De Kerviler et al., 2009) en 41 maanden (Friedman et al., 2010). De overige studies rapporteerden de follow-up duur niet.

 

Eén studie onderzocht de relatie tussen het %EWL en complicaties na contourherstellende chirurgie bij post-bariatrische patiënten (Van der Beek et al., 2011). Het gemiddelde EWL voor contourherstellende chirurgie was 70,7%. Een hoger %EWL was gerelateerd aan een hoger complicatierisico.

 

Drie studies gebruikten het verschil in BMI om het gewichtsverlies uit te drukken (Coon et al., 2009; Friedman et al., 2010; De Kerviler et al., 2009). Twee studies berekenden het verschil tussen maximale BMI en huidige BMI. Een groter verschil in BMI was in deze studies (Coon et al., 2009; Friedman et al., 2010) gerelateerd aan een hoger complicatierisico. Eén studie (De Kerviler et al., 2009) berekende het verschil tussen het maximale BMI en het ideale BMI. In deze studie was het verschil in BMI geen risicofactor voor het ontwikkelen voor complicaties.

 

Eén studie onderzocht de relatie tussen complicaties en de mate van gewichtsverlies in kilogram. Het percentage gewichtsverlies was gerelateerd aan een hoger complicatierisico (Greco et al., 2008). Alleen Greco beschrijft de grens van de mate van gewichtsverlies waarboven de kans op complicaties groter is, namelijk 40%.

 

Bewijslast

Het niveau van de bewijskracht is zeer laag, omdat een interventievraag wordt beantwoord met niet-gerandomiseerd onderzoek. Slechts één studie van geringe omvang onderzocht de uitgangsvraag (imprecisie).

Om de uitgangsvraag te kunnen beantwoorden is er een systematische literatuuranalyse verricht naar de volgende vraagstelling:

Is er een relatie tussen de hoeveelheid gewichtsverlies voorafgaand aan de ingreep en de effecten van contourherstellende chirurgie in termen van het voorkomen van postoperatieve complicaties (interventievraag: interventie op verschillende momenten)?

 

Voor het systematisch zoeken zie module 'Risicofactoren postoperatieve complicaties'.

 

Uit de 1561 referenties werden op basis van titel en abstract 60 studies geselecteerd. Na het lezen van de volledige artikelen voldeden vijf studies aan de selectiecriteria.

  1. Coon D, Gusenoff JA, Kannan N, et al. Body mass and surgical complications in the postbariatric reconstructive patient: Analysis of 511 cases. Annals of Surgery 2009;249(3):397-401.
  2. de Kerviler S, Husler R, Banic A, et al. Body contouring surgery following bariatric surgery and dietetically induced massive weight reduction: A risk analysis. Obesity Surgery 2009;19(5):553-559.
  3. Greco JA, Castaldo ET, Nanney LB, et al. The effect of weight loss surgery and body mass index on wound complications after abdominal contouring operations. Annals of Plastic Surgery 2008;61(3):235-242.
  4. Friedman T, O'Brien Coon D, Michaels J, et al. Fleur-de-lis abdominoplasty: A safe alternative to traditional abdominoplasty for the massive weight loss patient. Plastic and Reconstructive Surgery 2010;125(5):1525-1535.
  5. van der Beek ES, van der Molen AM, van Ramshorst B. Complications after body contouring surgery in post-bariatric patients: The importance of a stable weight close to normal. Obesity Facts 2011;4(1):61-66.

Wat is het beleid rond de mate van gewichtsverlies bij contourherstellende chirurgie?

Study reference

Study design

Country

Study population

Study characteristics / quality

Results

Coon,

2009

Prospective cohort study

 

 

Pittsburgh University Hospital, USA

 

449 patients (511 separate surgical cases) who underwent BCS after massive weight loss (≥50 pounds)

 

MWL achieved by:

Bariatric surgery or diet/exercise, unknown number of patients.

 

Mean age: 44.5 ±10.3 years

 

Mean max BMI: 51.6 ± 9.5 kg/m2

 

Mean BMI (Current BMI) before BCS: 29.3 ± 5.0 kg/m2

 

Mean delta BMI: 22.3 ± 7.5 kg/m2

 

Complication: wound dehiscence, seroma, hematoma, infection, tissue necrosis, blood transfusion, deep venous thrombosis, pulmonary embolism, and reoperation.

Complication rate: 41.8%

 

Blinding outcome assessor: Unknown.

 

Dropout rate: Unknown.

 

Adequate length of follow-up: Unknown.

 

Adequate control for confounding:  Yes, multivariate logistic regression was used to adjust for possible confounders possible confounders such as age, gender, comorbidities, study group (single or multiple procedure) and gastric bypass.

 

Financing: the source of funding was not stated; no conflict of interest statement present.

No independent predictor of complications:

 

Current BMI >35kg/m2 (OR1.13 95%CI 0.94-1.35)

 

Independent predictors of increased risk of complication rate:

 

High delta BMI (subtracting current BMI form max BM): OR 1.22; 95% CI 1.08 to 1.38.

 

Max BMI (self-reported pre-weight loss weight): OR 1.17; 95% CI 1.06 to 1.29

 

 

 

 

de Kerviler,

2009

Retrospective cohort study

Bern University Hospital, University of Bern, Switzerland

104 patients undergoing reconstructive body contouring procedures following massive weight loss between January

2002 and June 2007

 

Inclusion criteria:

·  BMI of >35 kg/m2 before weight loss

·  excess body mass index loss (EBMIL) >30%

·  stable weight plateau >12 months prior to body contouring procedure.

 

MWL achieved by:

bariatric surgery, n= 62 (59.6%)

diet, n= 42 (40,4%)

 

Mean age: 47.9 years

 

Mean pre-bariatric BMI: 46.76 kg/m2

 

Mean EBMIL: 84.7% (range, 32.5–156.7%).

 

Mean pre-body contouring BMI: 29.7 kg/m2

 

Mean weight loss: 53 ± 16 kg

Minor complication: conservative treatment (seromas, hematomas, local infections, small

skin necrosis or wound dehiscence below 4 cm2). Major complication: requiring surgical revision.

Total complication rate: 26.9%

 

Blinding outcome assessor: Unknown.

 

Dropout rate: 4 patients of 112 had incomplete records and were excluded.

 

Adequate length of follow-up: Yes, median follow-up time was 11.1 months (5–28 months).

 

Adequate control for confounding: Yes, linear and multiple regression models were used.

 

Financing: the source of funding was not stated.

Independent predictor of complication:

×   BMI prior to body contouring (P<0,05).

 

No independent predictors of complications:

×     EBMIL (BMI max – BMI ideal)

×     age

×     BMI max

 

Friedman 2010

Prospective cohort study

 

University of Pittsburgh Medical

Center, USA

499 consecutive MWL patients with > 50-pound weight loss undergoing abdominal contouring performed by a single surgeon.

 

MWL achieved by:

bariatric procedure (n=446)

diet and exercise (n=35)

Average time to BCS after GB:

25.4 months

 

Operation performed:

traditional abdominoplasty (TA.): 345 (69%)

fleur-de-lis abdominoplasty (FDL):  154 patients(31%)

 

Mean age

TA: 45.13 years

FDL: 47.84 years

 

Mean max. BMI

TA: 51.05 kg/m2

FDL: 52.55 kg/m2

 

Mean BMI before BCS

TA: 29.69 kg/m2

 FDL: 29.06 kg/m2

 

Mean change in BMI

TA: 21.36 kg/m2

FDL: 23.46 kg/m2

Complication: hematoma, infection, wound dehiscence, tissue necrosis, seroma, thromboembolism, and reoperation.

Major complication: necessitating surgical intervention or hospital admission.

Complication rate: 26.3% (n=131)

Major complication: 5.0%

 

Blinding outcome assessor: Unknown.

 

Dropout rate: Unknown.

 

Adequate length of follow-up: Median follow-up 41 months

 

Adequate control for confounding: Yes, stepwise multivariate logistic regression model was used.

 

Financing: The source of funding was not stated; the authors declare no conflicts of interest.

Independent risk factors for complication:

 

×   Current BMI: wound dehiscence (p=0.01)

 

×   FDL for: wound infection (OR 3.4; p=0.02)

 

×   Change in BMI: wound necrosis (p=0.009)

 

×   Male gender: hematoma (p=0.03); seroma (p=0.02); infection (p=0.04)

 

×   Hernia repair: wound infection (p=0.04)

 

×   Subcostal scar: wound infection (p=0.009)

 

Greco et,

2008

Retrospective cohort

Departments of Plastic Surgery, and Surgery, Vanderbilt Uni-

versity, Nashville, TN, USA.

222 patients between 2001 and 2006 who underwent either abdominoplasty (N= 89) or panniculectomy (N = 133).

 

MWL achieved by:

bariatric surgery, n =139 (63%)

no bariatric surgery, n= 83 (37%)

 

Mean age: 43.5 years (range, 21-68)

 

Mean pre-body contouring BMI: 34.3 kg/m2 (range, 22.4-56)

 

Mean % weight loss: 40

 

Overall the wound complication rate in these patients was 34%: healing-disturbance 11%, wound infection 12%, hematoma 6%, and seroma 14%.

 

Blinding outcome assessor: Unknown.

 

Dropout rate: given in detail.

 

Adequate length of follow-up: Unknown.

 

Adequate control for confounding:  Yes, multiple regression logistics.

 

Financing: the source of funding was not stated.

Independent risk factor for wound complications:

 

Total population:

ASA class (OR 2.37 95%CI1.20-4.70; P=0,01)

Operative time (OR 1.01 95%CI 1.00-1.01; P=0.04)

 

No independent risk factor for wound complication:

 

Total population:

Precontouring BMI>30kg/m2(OR1.126 95%CI 0.51-3.14)

 

Bariatric surgery population:

percent weight loss ≥40% (OR1.07 95%CI=1.01-1.13, P=0.02)

ASA class (OR 2.80 95% CI= 1.19-6.60; P=0.02)

 

Non-obese (BMI<30kg/m2) vs obese (BMI≥30kg/m2):

Obese patients had significant increase in any complication (p<0.01), wound healing disturbance (p=0.01) and wound infection (p=0.01).

 

Van der Beek,

2011

Retrospective cohort

Large referral center for bariatric surgery (Nieuwegein; the Nether-lands)

61 patients who underwent BCS in the same hospital as bariatric surgery (BS).

 

MWL achieved by

LAGB (n=40)

Gastric Bypass (n=3)

 

Patients were referred if:

> 2 years following the bariatric procedure; complaints of redundant skin;

weight has stabilized.

 

Mean age:

41.5 years (range 23–60 years);

 

Mean weight before the BS:

138.2 kg (106–230 kg) with a

 

Mean BMI before of BS:

48.2 kg/m2 (35.8–79.5 kg/m2).

 

Mean EWL: 70.7% at a mean interval of 42.1 months (8–110 months);

 

Mean weight at  BCS: 86.9 kg (57.0–177.0 kg)

 

Mean BMI at BCS: 30.7 kg/m2 (21.5–65.0 kg/m2).

Complications were categorized into 5 grades according to the modified Clavien classification.

Complication: 27,9%(12/42)

Major complication: 8.8%

 

Patient satisfaction results were expressed on a scale ranging from 1 (very satisfied) to 4 (very dissatisfied).

 

 

No blinding outcome assessor.

 

Dropout rate: 18 patients were excluded (30%): 7 because of insufficient documentation, 3 patients did not want to participate, and 8 patients were lost to follow-up.

 

Adequate length of follow-up after bcs: Unknown.

 

Adequate control for confounding:  Following univariate analysis, multiple logistic regression was performed to identify independent predictors of complications.

 

Financing: the source of funding was not stated; the authors declare no conflicts of interest.

Independent predictors of complication:

 

1. A stable weight over a period of at least 3 months prior to body contouring surgery:

OR 0.24; 95% CI 0.07–0.79.

 

2. The percentage excess weight loss:

OR 0.96; 95% CI 0.92–1.00.

 

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 01-01-2014

Laatst geautoriseerd  : 01-01-2014

Geplande herbeoordeling  : 01-01-2020

Uiterlijk in 2019 bepaalt het bestuur van de NVPC of deze richtlijn nog actueel is. Zo nodig wordt een nieuwe werkgroep geïnstalleerd om de richtlijn te herzien. De geldigheid van de richtlijn komt eerder te vervallen indien nieuwe ontwikkelingen aanleiding zijn om een herzieningstraject te starten.

 

De NVPC is als houder van deze richtlijn de eerst verantwoordelijke wat betreft de actualiteit van deze richtlijn. De andere aan deze richtlijn deelnemende wetenschappelijke verenigingen of gebruikers van de richtlijn delen de verantwoordelijkheid en informeren de eerstverantwoordelijke over relevante ontwikkelingen binnen hun vakgebied.

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Plastische Chirurgie
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Heelkunde
  • Nederlandse Vereniging voor Plastische Chirurgie

Algemene gegevens

De NVPC is in afwachting van autorisatie van de NIV; de NIV is wel akkoord met voorlopige publicatie op de richtlijnendatabase. 

 

De richtlijnontwikkeling werd ondersteund door het Kennisinstituut van Medisch Specialisten (KIMS) en werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS).

Doel en doelgroep

Doel

Het doel van het project is het ontwikkelen van een up-to-date multidisciplinaire richtlijn voor de behandeling van patiënten met klachten van huidoverschot ten gevolge van fors gewichtsverlies na bariatrische chirurgie.

 

In 2011 is de richtlijn “Morbide Obesitas” (http://www.heelkunde.nl/kwaliteit/richtlijnen/richtlijnen-definitief) gepubliceerd. Deze richtlijn gaat over de chirurgische behandeling van morbide obesitas, de metabole nazorg en de follow-up met betrekking tot voeding en psychologische begeleiding. De richtlijn gaat niet over het vervolgbeleid ten aanzien van plastische chirurgie na bariatrische chirurgie.

 

Bij het afronden van deze richtlijn is de Engelse “Commissioning guide BAPRAS Massive weight loss body contouring” gepubliceerd (http://www.rcseng.ac.uk/healthcare-bodies/docs/BodycontouringsurgerycommissioningguidanceOuttoconsultation22ndOctoberto19thNovember2013.pdf).

 

Doelgroep

Deze richtlijn is geschreven voor alle leden van de beroepsgroepen die betrokken zijn bij de zorg voor post-bariatrische patiënten met symptomatisch huidoverschot: chirurgen, plastisch chirurgen, internisten, huisartsen, psychologen, diëtisten, verpleegkundigen en anesthesisten.

Samenstelling werkgroep

 

Voor het ontwikkelen van de richtlijn is in 2012 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met fors gewichtsverlies na bariatrische chirurgie en waarbij het huidoverschot aanleiding geeft tot klachten (zie hiervoor de samenstelling van de werkgroep).

 

De werkgroepleden zijn door hun beroepsverenigingen gemandateerd voor deelname. De werkgroep werkte gedurende twee jaar aan de totstandkoming van de richtlijn. De werkgroep is verantwoordelijk voor de integrale tekst van deze richtlijn.

·         Dr. A.B. Mink van der Molen (voorzitter), plastisch chirurg, St. Antonius Ziekenhuis, Nieuwegein

·         Dr. E.S.J. van der Beek, plastisch chirurg i.o., St. Antonius Ziekenhuis, Nieuwegein/UMC Utrecht

·         Dr. S. Klein, plastisch chirurg, Catharina Ziekenhuis, Eindhoven

·         Prof. dr. B. van der Lei, plastisch chirurg, Universitair Medisch Centrum Groningen/Medisch Centrum Leeuwarden/Bergman Clinics (Nederland)

·         Drs. V.M. Monpellier, arts/arts-onderzoeker, Nederlandse Obesitas Kliniek, Arnhem

·         Dr. D. van Dam, plastisch chirurg, Medisch Centrum Leeuwarden

·         Dr. G. van Hout, klinisch psycholoog, Catharina ziekenhuis, Eindhoven

·         Dr. I. Janssen, chirurg, Nederlandse Obesitas Kliniek, Arnhem

·         Dr. A.P. van Beek, internist-endocrinoloog, Universitair Medisch Centrum Groningen, Groningen

·         Mw. J. den Otter-de Bruine, diëtist, Slotervaartziekenhuis, Amsterdam

·         Dr. T. Brouwer, anesthesioloog, Medisch Centrum Leeuwarden, Leeuwarden

·         Mw. N.G. Cnossen, ervaringsdeskundige (post)bariatrische chirurgie, Nederlandse Obesitas Vereniging

 

Met ondersteuning van:

·         Mw. B.S. Niël-Weise, arts-microbioloog (n.p.), senior adviseur, Kennisinstituut van Medisch Specialisten

Belangenverklaringen

De werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of ze in de laatste vijf jaar een (financieel ondersteunde) betrekking onderhielden met commerciële bedrijven, organisaties of instellingen die in verband staan met het onderwerp van de richtlijn. Een overzicht hiervan kunt u bij het secretariaat van het Kennisinstituut van Medisch Specialisten (Kennisinstituut) opvragen.

Inbreng patiëntenperspectief

In deze richtlijn worden de patiënten vertegenwoordigd door een afgevaardigde van de Nederlandse Obesitas Vereniging.

Methode ontwikkeling

Evidence based

Implementatie

In de verschillende fasen van de richtlijnontwikkeling is rekening gehouden met de implementatie van de richtlijn en de praktische uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. Daarbij is nadrukkelijk gelet op factoren die de invoering van de richtlijn in de praktijk kunnen bevorderen of belemmeren.

 

De richtlijn wordt digitaal verspreid onder alle relevante beroepsgroepen. Ook is de richtlijn te downloaden vanaf de website van de Nederlandse Vereniging voor Plastische Chirurgie (NVPC): www.nvpc.nl.

 

Werkwijze

AGREE

Deze richtlijn is opgesteld conform de eisen in het rapport ‘Richtlijnen 2.0’ van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad WOK. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II) (www.agreecollaboration.org), een internationaal breed geaccepteerd instrument voor de beoordeling van de kwaliteit van richtlijnen.

 

Knelpuntenanalyse

Tijdens de voorbereidende fase inventariseerden de voorzitter van de werkgroep, de werkgroepleden en de adviseur de knelpunten. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door vertegenwoordigers van de Nederlandse Obesitas Vereniging, Zorgverzekeraars Nederland (ZN), Zorginstituut Nederland (voorheen CvZ), Menzis, Achmea en de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) via een invitational conference. Een verslag hiervan kunt u vinden in de bijlage van deze module.

 

 

Uitgangsvragen en uitkomstmaten

Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de voorzitter en de adviseur concept-uitgangsvragen opgesteld. Deze zijn met de werkgroep besproken waarna de werkgroep de definitieve uitgangsvragen heeft vastgesteld. Vervolgens inventariseerde de werkgroep per uitgangsvraag welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. 

 

Strategie voor zoeken en selecteren van literatuur

Er werd één overkoepelende systematische search verricht in de databases van Medline, Cochrane en Embase. Tevens werd aanvullend gezocht naar studies aan de hand van de literatuurlijsten van de geselecteerde artikelen. In eerste instantie werd gezocht naar studies met de hoogste mate van bewijs. De werkgroepleden selecteerden de via de zoekactie gevonden artikelen op basis van op voorhand opgestelde selectiecriteria. De geselecteerde artikelen werden gebruikt om de uitgangsvraag te beantwoorden. De databases waarin is gezocht, de zoekactie of gebruikte trefwoorden van de zoekactie en de gehanteerde selectiecriteria zijn te vinden onder het kopje 'Zoekverantwoording'.

 

Kwaliteitsbeoordeling individuele studies

Individuele studies werden systematisch beoordeeld op basis van op voorhand opgestelde methodologische kwaliteitscriteria om zo het risico op vertekende studieresultaten (bias) te kunnen inschatten. Deze beoordelingen kunt u vinden in de kolom ‘Beoordeling kwaliteit studie’ van een evidencetabel.

 

Samenvatten van de literatuur

De relevante onderzoeksgegevens van alle geselecteerde artikelen werden overzichtelijk weergegeven in evidencetabellen. De belangrijkste bevindingen uit de literatuur werden beschreven in de samenvatting van de literatuur. Bij voldoende overeenkomsten tussen de studies werden de gegevens ook kwantitatief samengevat (meta-analyse) met behulp van Review Manager 5.

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/) (Atkins et al, 2004).

 

GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, matig, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van vertrouwen in de literatuurconclusie (zie http://www.guidelinedevelopment.org/handbook/). 

 

GRADE

Definitie

Hoog

    er is veel vertrouwen dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;

    het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie verandert als er verder onderzoek wordt gedaan.

Matig

    er is matig vertrouwen dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;

    het is mogelijk dat de conclusie verandert als er verder onderzoek wordt gedaan.

Laag

    er is beperkt vertrouwen dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;

    het is waarschijnlijk dat de conclusie verandert als er verder onderzoek wordt gedaan.

Zeer laag

    er is weinig vertrouwen dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;

    de conclusie is zeer onzeker.

 

 

B) Voor vragen over waarde diagnostische tests, schade of bijwerkingen, etiologie en prognose 

Bij dit type vraagstelling kan GRADE (nog) niet gebruikt worden. De bewijskracht van de conclusie is bepaald volgens de gebruikelijke EBRO-methode (van Everdingen et al, 2004).

 

Formuleren van de conclusies

De conclusie werd getrokken op basis van alle studies samen (body of evidence). Hierbij maakten de werkgroepleden de balans op voor elke interventie. Bij het opmaken van de balans werden de gunstige en ongunstige effecten voor de patiënt afgewogen.

 

Overwegingen          

Voor een aanbeveling zijn er naast het wetenschappelijke bewijs nog andere aspecten van belang, zoals de expertise van de werkgroepleden, patiëntenvoorkeuren, kosten, beschikbaarheid van voorzieningen en/of organisatorische facetten. Deze aspecten worden, voor zover niet wetenschappelijk onderzocht, vermeld onder het kopje ‘Overwegingen'. 

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven een antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beste beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet uit en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk. De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten.

 

Kennislacunes

Tijdens de ontwikkeling van deze richtlijn is systematisch gezocht naar onderzoek waarvan de resultaten bijdragen aan een antwoord op de uitgangsvragen. Bij elke uitgangsvraag is door de werkgroep nagegaan of er (aanvullend) wetenschappelijk onderzoek gewenst is. 

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijn werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen voorgelegd voor commentaar. Tevens werd de richtlijn voorgelegd aan de volgende organisaties ter becommentariëring: Nederlandse Obesitas Vereniging, Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG), Zorgverzekeraars Nederland (ZN), Nederlandse zorgautoriteit (NZA), Zorginstituut Nederland (ZiN), Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ), Achmea, CZ, Menzis en VGZ. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijn aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijn werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd.

Zoekverantwoording

Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.

Volgende:
Contourherstellende operatietechnieken