Contacteczeem

Initiatief: NVDV Aantal modules: 10

Contacteczeem organisatie van zorg

Afstemming samenwerking

Over het algemeen worden de diagnostiek en behandeling ingezet door de huisarts. De huisarts verwijst naar de dermatoloog voor aanvullende diagnostiek indien het contacteczeem in zes tot acht weken onvoldoende reageert op de gebruikelijke therapie of als de aard en de ernst hiertoe aanleiding geven. In sommige regio’s bestaat de mogelijkheid van een teledermatologisch consult, dat uitsluitsel kan geven over het al dan niet zelf behandelen door de huisarts, of waarin een diagnostische vraag gesteld kan worden. Als de huisarts en de patiënt samen tot de conclusie zijn gekomen dat de huidbelasting op de werkplek een rol speelt, is het aangewezen om contact op te nemen met de bedrijfsarts. Als het bedrijf van de patiënt hierover beschikt, kan die ervoor zorgen dat onderzoek naar huidbelastende factoren op de werkplek wordt verricht (MDR Constitutioneel eczeem 2006 en de NVAB Richtlijn Contacteczeem voor de bedrijfsarts 2006). De huisarts adviseert de patiënt contact op te nemen met een eigen bedrijfsarts en geeft de patiënt een brief met relevante informatie en de vraagstelling voor de bedrijfsarts mee. Overigens zal de bedrijfsarts die zich alleen bezighoudt met verzuimdiagnostiek, werknemers met een vermoeden van contacteczeem niet primair zien, omdat deze aandoening niet vaak leidt tot werkverzuim. Het is de taak van een bedrijfsarts advies te geven aan zowel de werkgever als de patiënt over reductie van belasting aan huidirriterende factoren op het werk (NVAB Richtlijn Contacteczeem voor de bedrijfsarts 2006). De bedrijfsarts informeert de huisarts per brief over zijn beleid. Indien de bedrijfsarts verwijzing naar een dermatoloog voor aanvullende diagnostiek of behandeling noodzakelijk acht, informeert hij de huisarts hierover.

Als de huisarts verwijzing naar de dermatoloog nodig acht voor aanvullende diagnostiek, stuurt hij  informatie van de bedrijfsarts over huidbelastende factoren op de werkplek, indien aanwezig, mee naar de dermatoloog.

Na afronding van het diagnostisch proces koppelt de dermatoloog de resultaten, in overleg met de patient, in een brief terug naar de verwijzer en stuurt een kopie naar de huisarts of de bedrijfsarts met een voorstel voor het beleid op lange termijn.

Degene die de oorzaak van de contacteczeem vaststelt, heeft de taak om de regie te voeren over de voorlichting aan de patiënt.

Onderbouwing

  1. Aalto-Korte K, Ackermann L, Henriks-Eckerman ML et al. 1,2-benzisothiazolin-3-one
  2. Adams RM. Reflecting on developments in occupational dermatitis. Clin Dermatol 1997; 15 (4): 473-477.
  3. Adisesh A, Meyer JD, Cherry NM. Prognosis and work absence due to occupational contact dermatitis. Contact Dermatitis 2002; 46: 273-279.
  4. Agener T, Andersen KE, Brandao FM, Bruynzeel DP, Bruze M, Frosch P, et al. Contact sensitisation in hand eczema patients-relation to subdiagnosis, severity and quality of life: a multi-centre study. Contact dermatitis. 2009; 61: 291- 296.
  5. Agener T, Andersen KE, Brandao FM, Bruynzeel DP, Bruze M, Frosch P, et al. Contact sensitisation in hand eczema patients-relation to subdiagnosis, severity and quality of life: a multi-centre study. Contact dermatitis. 2009; 61: 291- 296.
  6. Albrecht G. Clinical comparison of methylprednisolone aceponate and prednicarbate in chronic eczema. J Eur Acad Dermatol Venerol 1994: S 42 –8.
  7. Allmers H, Schmengler J, Skudlik C, John SM. Current concept of preventing occupational allergies to natural rubber latex in Germany. Business Briefing: hospital engineering&facilities management 2005.
  8. Alomar A, Puig L, Gallardo C.M. and Valenzuel N. Topical tacrolimus 0.1% ointment (Protopic1) reverses nickel contact dermatitis elicited by allergen challenge to a similar degree to mometasone furoate 0.1% with greater suppression of late erythema. Contact Dermatitis 2003: 49: 185-–188.
  9. American Academy of Allergy, Asthma and Immunology, American College of Allergy, Asthma and Immunology. Contact dermatitis: a practice parameter. Ann Allergy Asthma Immunol 2006 Sep; 97 (3 Suppl 2): S1-38.
  10. Andersen F, Hedegaard K, Petersen TK, Bindslev-Jensen C, Fullerton A, Andersen KE. Comparison of the effect of glycerol and triamcinolone acetonide on cumulative skin irritation in a randomized trial J Am Acad Dermatol 2007; 56: 228-35.
  11. Anveden I et al. Self-reported skin exposure- a population based study. Contact Dermatitis 2006; 54: 272-277.
  12. Apfelbacher CJ, Soder S, Diepgen TL, Weisshaar E. The impact of measures for secondary individual prevention of work-related skin diseases in health care workers: 1-year follow-up study. Contact Dermatitis 2009; 60: 144-149.
  13. Apfelbacher, CJ, Soder S, Diepgen TL, Weisshaar E. The impact of measures for secondary individual prevention of work-related skin diseases in health care worker: 1-year follow-up study. Contact Dermatitis. 2009; 60 (3): 144-9.
  14. Aramaki J, Kawana S, Effendy I, Happle R, Löffler H. Differences of skin irritation between Japanese and European women. Br J Dermatol. 2002 Jun;146 (6): 1052-6.
  15. Astner S, Burnett N, Rius-Díaz F, Doukas AG, González S, Gonzalez E. Irritant contact dermatitis induced by a common household irritant: a noninvasive evaluation of ethnic variability in skin response. J Am Acad Dermatol. 2006 Mar; 54 (3): 458-65.
  16. Attili S. Allergic and irritant contact dermatitis. MIMS Dermatology. 2009 march 1.
  17. AWMF. Empfehlungen der Deutschen Dermatologischen Gesellschaft (DDG) und der Deutschen Gesellschaft für Allergologie und klinische Immunologie (DGAI). Durchführung des Epikutantests mit Kontakt-Allergenen. 2007.
  18. B. Kütting, T. Baumeister, W. Weistenhöfer, A. Pfahlberg, W. Uter, H. Drexler. Effectiveness of skin protection measures in prevention of occupational hand eczema: results of a prospective randomized controlled trial over a follow-up period of 1 year. British Journal of Dermatology 2010, 162: 362-370.
  19. Baeck M, Chemelle JA, Goossens A, Nicolas JF, Terreux R. Corticosteroid cross-reactivity: clinical and molecular modelling tools. Allergy. 2011; 66: 1367-74.
  20. Bakker JG, Lenderink AF. Beroepsziektemelding staat en valt met de diagnose. Tijdschrift voor bedrijfs- en verzekeringsgeneeskunde 2007; 15 (10): 475-476.
  21. Bakker JG, Wintzen M. Klinische arbeidsgeneeskunde. Handeczeem: een arbeidsgerelateerd probleem. TBV; 2010; 1: p .22-25.
  22. Bandmann HJ. Recommendations on carrying out and evaluating the patch test. Triangle. 1969; 9(1): 26-34.
  23. Basketter DA. Skin sensitization: strategies for the assessment and management of risk. British Journal of ermatology 2008;159: 267-273.
  24. Bauer A, Schmitt J, Bennett C, Coenraads PJ, Elsner P, English J, Williams HC. Interventions for preventing occupational irritant hand dermatitis. Cochrane Database of Systematic Reviews 2010, Issue 6.
  25. Beeckman D, Schoonhoven L, Verhaeghe S, Heyneman A, Defloor T. Prevention and treatment of incontinence-associated dermatitis: literature review. J Adv Nurs. 2009 Jun; 65: 1141-54.
  26. Belsito BV. The diagnostic evaluation, treatment, and prevention of allergic contact dermatitis in the new millennium. J Allergy Clin Immunol. 2000 Mar; 105 (3) :409-20.
  27. Belsito D, Wilson DC, Erin Warshaw, Fowler J, EhrlichA, Anderson B, Strober BE, Willetts J, Rutledge ES. A prospective randomized clinical trial of 0.1% tacrolimus ointment in a model of chronic allergic contact dermatitis. J Am Acad Dermatol 2006; 55: 40-6.
  28. Belsito DV. Occupational contact dermatitis: etiology, prevalence, and resultant impairment/disability. J Am Acad Dermatol. 2005 Aug; 53 (2): 303-13.
  29. Beltrani VS, Beltrani VP. Contact dermatitis. Ann Allergy Asthma Immunol. 1997 Feb; 78 (2): 160-73; quiz 174-6.
  30. Bergendorff O, Hansson C. Spontaneous formation of thiuram disulfides in solutions of iron(III) dithiocarbamates. J Agric Food Chem 2002; 50 (5): 1092-1096.
  31. Bhardwaj SS, Jaimes JP, Liu A, Warshaw EM. A double-blind randomized placebo-controlled pilot study comparing topical immunomodulating agents and corticosteroids for treatment of experimentally induced nickel contact dermatitis. Dermatitis 2007; 18: 26-31.
  32. Bleeker J, Anagrius C, Iversen N, Stenberg B, Cullberg K Valentin S. Double-blind comparative study of Corticodermcream + Unguentum Merck and Betnovatem cream + Unguentum Merck in hand dermatitis. Journal of Dermatological Treatment;1989:87-90.
  33. Bourke J, Coulson I, English J. Guidelines for the management of contact dermatitis: an update. BJD. 2009; 160: 946-954.
  34. Bousema MT, van Joost T, Dieges PH. Association of constitutional eczema and allergic contact eczema (hybrid eczema). Ned Tijdschr Geneeskd. 1987 Nov 28; 131 (48): 2180-3.
  35. Boyce JM, Kelliher S, Vallande N. Skin irritation and dryness associated with two hand-hygiene regimens: soap-and-water hand washing versus hand antisepsis with an alcoholic hand gel. Infect Control Hosp Epidemiol 2000; 21 (7): 442-448.
  36. Brown TP, Rushton L, Williams HC, English JS. Intervention development in occupational research: an example from the printing industry. Occup Environ Med. 2006 Apr; 63(4): 261-6.
  37. Brussé CA, van der Linden C. Hoofdstuk 1.3 Contacteczeem. Leidraad kleine spoedeisende aandoeningen. Bohn Stafleu van Loghum.Houten; 2010. p.19-23.
  38. Bruynzeel DP, Ferguson J, Anderson K, et al. Photopatch testing: a consensus methodology for Europe. J Eur Acad Dermatol Venereol 2004; 18: 679-682.
  39. Bruze M, Andersen K E, Goossens A. Recommendation to include fragrance mix 2 and hydroxyisohexyl 3-cyclohexene carboxaldehyde (Lyral) in the European baseline patch test series. Contact Dermatitis 2008: 58: 129-133.
  40. Cahill J, Keegel T, Nixon R. The prognosis of occupational contact dermatitis in 2004. Contact Dermatitis. 2004 Nov-Dec; 51 (5-6) :219-26.
  41. Caimmi S, Caimmi D, Lombardi E, Crisafulli G, Franceschini F, Ricci G, Marseglia GL. Antibiotic allergy. Int J Immunopathol Pharmacol. 2011 Jul-Sep; 24 (3 Suppl): S47-53.
  42. Carlsen BC et al. Characterisation of the polysensitized patient: a matched case-control study. Contact Dermatitis 2009; 61: 22-30.
  43. Chew AL, Maibach HI. Occupational issues of irritant contact dermatitis. Int Arch Occup Environ Health 2003; 76: 339-346.
  44. Chummun NH. Latex glove disorders: a management strategy for reducing skin sensitivity. Journal of Nursing Management 2002; 10: 161-166.
  45. Clemmensen A, Andersen F.; Petersen T.K.; Hagberg O.; Andersen K.E. Applicability of an exaggerated forearm wash test for efficacy testing of two corticosteroids, tacrolimus and glycerol, in topical formulations against skin irritation induced by two different irritants.
  46. Coenraads PJ (UMCG), Poos MJJC (RIVM). Hoe vaak komt contacteczeem voor? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, Gezondheid en ziekte\ Ziekten en aandoeningen\ Huid en subcutis\ Contacteczeem, 14 april 2008.
  47. Coenraads PJ (UMCG), Poos MJJC (RIVM). Hoe vaak komt contacteczeem voor? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, Nationaal Kompas Volksgezondheid\Gezondheid en ziekte\Ziekten en aandoeningen\Huid en subcutis\Contacteczeem, 17 mei 2010.
  48. Coenraads PJ, Diepgen TL. Risk for hand eczema in employees with past or present atopic dermatitis. Int Arch Occup Environ Health 1998; 71 (1): 7-13.
  49. Coevorden AM van, Coenraads PJ, Svensson A, Bavinck JN, Diepgen TL, Naldi L, Elsner P, Williams HC; European Dermato-Epidemiology Network (Eden). Overview of studies of treatments for hand eczema-the EDEN hand eczema survey. Br J Dermatol. 2004; 151: 446-51.
  50. Cvetkovski RS, Zachariae R, Jensen H, Olsen J, Johansen JD, Agner T. Quality of life and depression in a population of occupational hand eczema patients. Contact Dermatitis. 2006 Feb; 54 (2): 106-11.
  51. Dekkers S, Preller EA, Baars AJ, Marquart J, van Raaij MTM. Hoofdstuk 3.2 Contacteczeem. Identificatie van belangrijke beroepsgroepen en stoffen bij het ontstaan van gezondheidseffecten en ziektelast door blootstelling aan stoffen onder arbeidsomstandigheden. RIVM, TNO rapport. p. 31-39.
  52. Derksen J, van Wijk RG, Smithuis O. Hoofdstuk 3.5 Contacteczeem thuis. Het allergieboek. Bohn Stafleu van Loghum. Houten; 2010. p. 69-74.
  53. Dickel H, Bruckner TM, Schmidt A, Diepgen TL. Impact of atopic skin diathesis on occupational skin disease incidence in a working population. J Invest Dermatol 2003; 121 (1): 37-40.
  54. Drake LA, Dorner W, Goltz RW, Graham GF, Lewis CW, Pariser DM, Salasche SJ, Skouge JW, Turner ML, Lowery BJ, et al. Guidelines of care for contact dermatitis. Committee on Guidelines of Care. J Am Acad Dermatol. 1995 Jan; 32 (1): 109-13.
  55. Dulon M, Pohrt U, Skudlik C, Nienhaus A. Prevention of occupational skin disease: a workplace intervention study in geriatric nurses. British Journal of Dermatology 2009; 161: 337-344.
  56. Edman B. The usefulness of detailed information to patients with contact allergy. Contact Dermatitis. 1988 Jul; 19 (1): 43-7.
  57. El-Azhary RA, Yiannias JA. A new patient education approach in contact allergic dermatitis: the Contact Allergen Replacement Database (CARD). Int J Dermatol. 2004 Apr; 43 (4):278-80.
  58. Everdingen JJE van, Glerum JH, Wiersma TJ. Hoofdstuk 2.25 Allergisch contact eczeem. Diagnose en Therapie. Bohn Stafleu van Loghum. Houten; 2009. p.58.
  59. Fonacier LS, Dreskin SC, Leung DY. Allergic skin diseases. J Allergy Clin Immunol. 2010 Feb; 125: S138-49.
  60. Friedman PS. Allergy and the skin. II- Contact and atopic eczema. British Medical Journal. 1998 April 18; 316 (7139): 1226.
  61. Fukunaga T, Kawagoe R, Hozumi H, Kanzaki T. Contact anaphylaxis due to para-phenylenediamine. Contact Dermatitis. 1996 Sep; 35 (3): 185-6.
  62. Gefeller O, Pfahlberg A, Geier J, Brasch J, Uter W. The association between size of test chamber and patch test reaction: a statistical reanalysis. Contact Dermatitis. 1999 Jan; 40 (1): 14-8.
  63. Geier J, Krautheim A, Lessmann H. Allergologische Diagnostik und aktuelle Allergene in der Berufsdermatologie. Hautarzt 2009. 60: 708-717.
  64. Gelpi CB, Jacob SE. Instructions for educating patients on ROAT testing in conjunction with patch testing. Dermatol Nurs. 2008 Apr; 20 (2): 139, 143.
  65. Gimenez-Arnau A, Maurer M, De La Cuadra J, Maibach H. Immediate contact skin reactions, an update of Contact Urticaria, Contact Urticaria Syndrome and Protein Contact Dermatitis -- "A Never Ending Story". Eur J Dermatol. 2010 Sep-Oct; 20 (5): 552-62.
  66. Gommer AM, Poos MJJC. Contacteczeem. Omvang van het probleem. Cijfers contacteczeem (prevalentie en incidentie) uit de VTV 2010. URL: www.nationaalkompas.nl/ gezondheid-en-ziekte/ziekten-en-aandoeningen/huid-en-subcutis/contacteczeem/cijfers-contacteczeem-prevalentie-en-incidentie-uit-de-vtv-2010.
  67. Grandolfo M, Vena GA, Angelini G, Bianchi B. Mometasone furoate versus betamethasone vale-rate in the treatment of allergic contact dermatitis. J Eur Acad Dermatol Venereol. 1999; 12 (2): 178-80.
  68. Hachem JP, De Paepe K, Vanpée E, Kaufman L, Rogiers V, Roseeuw D. Combination therapy improves the recovery of the skin barrier function: an experimental model using a contact allergy patch test combined with TEWL measurements. Dermatology 2001; 202: 314-319.
  69. Hachem JP, De,Paepe K, Vanpee E, Bogaerts M, Kaufman L, Rogiers V, Roseeuw D. Efficacy of topical corticosteroids in nickel-induced contact allergy. Clin Exp Dermatol 2002; 27: 47-50.
  70. Hald M et al. Allergens associated with severe symptoms of hand eczema and poor prognosis. Contact Dermatitis 2009; 61: 101-108.
  71. Hari A, Flach TL, Shi Y, Mydlarski PR. Toll-like receptors: role in dermatological disease. Mediators Inflamm. 2010; 437246.
  72. Held E, Wolff C, Gyntelberg F, Agner T. Prevention of work-related skin problems in student auxiliary nurses: an intervention study. Contact Dermatitis 2001; 44 (5): 297-303.
  73. Hostynek JJ.Sensitization to nickel: etiology, epidemiology, immune reactions, prevention, and therapy.Rev Environ Health. 2006 Oct-Dec; 21 (4): 253-80.
  74. Hutchings CV, Shum KW, Gawkrodger DJ. Occupational contact dermatitis has an appreciable impact on quality of life. Contact Dermatitis. 2001 Jul; 45 (1): 17-20.
  75. Ito A, Imura T, Sasaki K et al. Allergic contact dermatitis due to mono(2-ethylhexyl) in disposable polyvinyl chloride gloves for medical use. Contact Dermatitis 2007: 57 (6): 365-370.
  76. Ito A, Imura T, Sasaki K, Kakihara K, Mori A, Ito M. Allergic contact dermatitis due to mono(2-ethylhexyl) maleate in di-(n-octyl)tin-bis(2-ethylhexyl maleate) in polyvinyl chloride gloves. Dermatitis 2009: 60 (1): 59-61.
  77. Jeanne Duus Johansen, Peter J. Frosch, Jean-Pierre Lepoittevin (eds.). Contact Dermatitis. Springer Verlag 2010. Emmett EA. Occupational contact dermatitis II: risk assessment and prognosis. Am J Contact Dermat. 2003 Mar; 14 (1): 21-30.
  78. Jensen CS, Lisby S, Baadsgaard O, Vølund A, Menné T. Decrease in nickel sensitization in a Danish schoolgirl population with ears pierced after implementation of a nickel-exposure regulation. Br J Dermatol. 2002; 146 (4): 636-642.
  79. Jensen CS, Menné T, Johansen JD. Systemic contact dermatitis after oral exposure to nickel: a review with a modified meta-analysis. Contact Dermatitis. 2006 Feb; 54 (2): 79-86.
  80. Jerajani HR, Melkote S. Thin-layer rapid-use epicutaneous test (TRUE test). Indian J Dermatol Venereol Leprol. 2007 Sep-Oct; 73 (5): 292-5.
  81. Johansen JD, Frosch PJ, Lepoitevin J-P. Contact Dermatitis. 5th ed. Springer Verlag, Berlin.
  82. Jongh TOH de, de Vries H, Grundmeijer HGLM. Hoofdstuk 2 Huid. Contacteczeem. Diagnostiek van alledaagse klachten. Bohn Stafleu van Loghum. Houten;2007. p.116-123.
  83. Jonker MJ, Bruynzeel DP. The outcome of an additional patch-test reading on days 6 or 7. Contact Dermatitis 2000; 42: 330-335.
  84. Jungbauer FH, van der Harst JJ, Groothoff JW, Coenraads PJ. Skin protection in nursing work: promoting the use of gloves and hand alcohol. Contact Dermatitis 2004; 51 (3): 135-140.
  85. Jungersted JM, Høgh JK, Lars I. Hellgren LI, Jemec GBE, Agner T. Effects of Topical Corticosteroid and Tacrolimus on Ceramides and Irritancy to Sodium Lauryl Sulphate in Healthy Skin. Acta Derm Venereol 2011: 91: 290-294.
  86. Junko Sowa, Hiromi Kobayashi, Daisuke Tsuruta, Koji Sugawara, Masamitsu Ishii. Adipic polyester in vinyl chloride gloves. Contact Dermatitis 2005: 53 (4): 243-244.
  87. Kaatz M, Ladermann R, Stadeler M, Fluhr JW, Elsner P, Bauer A. Recruitment strategies for a hand dermatitis prevention programme in the food industry. Contact Dermatitis. 2008 Sep; 59 (3): 165-70.
  88. Kammeyer A, Meinardi MHM,•Bos JD, • Teunissen MBM. cis-Urocanic acid is not useful as an immunosuppressive agent in the treatment of human allergic contact dermatitis. Arch Dermatol Res (1996) 288: 725-726.
  89. Kampf van G, Ennen J, Regular use of a hand cream can attenuate skin dryness and roughness caused by frequent hand washing 2006; 6: 1.
  90. Katsarou A, Armenaka M, Vosyniot Vi, Lagogianni E, Kalogeromitros D, Katsambas A. Tacrolimus ointment 0.1% in the treatment of allergic contact eyelid Dermatitis. JEADV 2009, 23, 382-387.
  91. Keegel T, Moyle M, Dharmage S, Frowen K, Nixon R. The epidemiology of occupational contact dermatitis (1990-2007): a systematic review. Int J Dermatol. 2009 Jun; 48 (6): 571-8.
  92. Keogh SJ, Gawkrodger DJ. Persistent post-occupational dermatitis: report of five cases. Acta Derm Venereol. 2006; 86 (3): 248-9.
  93. Kerr A, Ferguson J. Photoallergic contact dermatitis. Photodermatology, Photoimmunology & Photomedicine 2010; 26: 55-65.
  94. Kimber I, Basketter DA, Butler M, Gamer A, Garrigue JL, Gerberick GF, Newsome C, Steiling W, Vohr HW. Classification of contact allergens according to potency: proposals. Food Chem Toxicol. 2003 Dec; 41 (12): 1799-809.
  95. Kimber I, Basketter DA, Butler M, Gamer A, Garrigue JL, Gerberick GF, Newsome C, Steiling W, Vohr HW. Classification of contact allergens according to potency: proposals. Food Chem Toxicol. 2003 Dec; 41 (12): 1799-809.
  96. Krecisz B, Kiec-Swierczynska M, Chomiczewska D. Dermatological screening and results of patch testing among Polish apprentice hairdressers. Contact Dermatitis 2010; 64: 90-95.
  97. Krob HA, Fleischer AB Jr, D'Agostino R Jr, Haverstock CL, Feldman S. Prevalence and relevance of contact dermatitis allergens: a meta-analysis of 15 years of published T.R.U.E. test data. J Am Acad Dermatol. 2004 Sep; 51 (3): 349-53.
  98. Kucharekova M, • Hornix M, •Ashikaga T, • T’kint S, de Jongh GJ,• Schalkwijk J, van de Kerkhof PCM, van der Valk PGM. The effect of the PDE-4 inhibitor (cipamfylline) in two human models of irritant contact dermatitis. Arch Dermatol Res (2003) 295: 29-32.
  99. Kucharekova M, Van De Kerkhof PC, Van Der Valk PG. A randomized comparison of an emollient containing skin-related lipids with a petrolatum-based emollient as adjunct in the treatment of chronic hand dermatitis. Contact Dermatitis. 2003 Jun; 48 (6): 293-9.
  100. Kütting B, Baumeister T, Weistenhöfer W, Pfahlberg A, Uter W, Drexler H. Effectiveness of skin protection measures in prevention of occupational hand eczema: results of a prospective randomized controlled trial over a follow-up period of 1 year. British Journal of Dermatology 2010, 162: 362-370.
  101. Lachapelle J-M, Maibach HI. Patch testing and Prick testing. A practical guide. Springer Verlag, Berlin, 2003.
  102. Larson E, Girard R, Pessoa-Silva CL, Boyce J, Donaldson L, Pittet D. Skin reactions related to hand hygiene and selection of hand hygiene products. Am J Infect Control. 2006 Dec; 34 (10): 627-35.
  103. Lauerma AI, Maibach HI, Granlund H, Erkko P, Kartamaa M, Stubb S. Inhibition of contact allergy reactions by topical FK506. The Lancet, 1992; 340: 556.
  104. Leikin JB, Davis A, Klodd DA, Thunder T, Kelafant GA, Paquette DL et al. Selected topics related to occupational exposures. Dis Mon 2000; 46 (4): 240-322.
  105. Levin C, Zhai H, Maibach HI. Corticosteroids of clinical value in lipid-soluble-chemical-induced irritation in man? Exogenous Dermatology 2002; 1: 97-101.
  106. Lindberg M, Edman B, Fischer T, Stenberg B. Time trends in Swedish patch test data from 1992 to 2000. A multi-centre study based on age- and sex-adjusted results of the Swedish standard series. Contact Dermat. 2007; 56 (4): 205-210.
  107. Linden MW van der, Westert GP, Bakker DH de, Schellevis FG. De Tweede Nationale Studie naar ziekten en verrichtingen in de huisartspraktijk. Klachten en aandoeningen in de bevolking en in de huisartspraktijk. Utrecht/Bilthoven: NIVEL/RIVM; 2004.
  108. Lisdonk EH van de, Van den Bosch WJHM, Lagro-Janssen ALM. Ziekten in de huisartspraktijk, 5th, ed, Maarssen:Elsevier Gezondheidszorg, 2008.
  109. Löffler H, Effendy I. Prevention of irritant contact dermatitis. European Journal of dermatology 2002; 12: 4-9.
  110. Machet L, Couhé C, Perrinaud A, Hoarau C, Lorette G, Vaillant L. A high prevalence of sensitization still persists in leg ulcer patients: a retrospective series of 106 patients tested between 2001 and 2002 and a meta-analysis of 1975-2003 data. Br J Dermatol. 2004 May; 150 (5): 929-35.
  111. Magnusson B, Blohm S-G, Fregert S, Hjorth N, Hovding G, Pirila V, Skog E. Routine patch testing II. Acta Derm Venereol (Stockh) 1966 46: 153-158.
  112. Malkonen T et al. Long-term follow-up study of occupational hand eczema. Br J of Dermatology 2010; 163: 999-1006.
  113. Mälkönen T, Jolanki R, Alanko K, Luukkonen R, Aalto-Korte K, Lauerma A, Susitaival P. A 6-month follow-up study of 1048 patients diagnosed with an occupational skin disease. Contact Dermatitis 2009; 61: 261-268
  114. Mansdorf SZ. Guidelines for the selection of gloves for the workplace. Dermatol Clin. 1994 Jul; 12 (3): 597-600.
  115. Matterne U, Diepgen TL, Weisshaar E. Effects of a health-educational and psychological intervention on socio-cognitive determinants of skin protection behaviour in individuals with occupational dermatoses. Int Arch Occup Environ Health. 2010 Feb; 83 (2): 183-9.
  116. Matthieu L, Godoi AF, Lambert J, Grieken R van. Occupational allergic contact dermatitis from bisphenol A in vinyl gloves. Contact Dermatitis 2003: 49 (6): 281-283.
  117. McCall CO, Lawley TJ. Chapter 53. Eczema, Psoriasis, Cutaneous Infections, Acne, and Other Common Skin Disorders. Harrison’s principles of internal medicine.
  118. Meding B et al. Occupational skin disease in Sweden – a 12-year follow-up. Contact dermatitis 2005; 53: 308-313.
  119. Mensing CO, Mensing CH, Mensing H. Treatment with pimecrolimus cream 1% clears irritant dermatitis of the periocular region, face and neck. International Journal of Dermatology 2008, 47, 960-964.
  120. Merck Manual. Hoofdstuk 194. Eczeem. Medisch handboek. Bohn Stafleu van Loghum. Houten; 2000. p. 951-952.
  121. Merget R et al. The German experience 10 years after the latex allergy epidemic: need for further preventive measures in healthcare employees with latex allergy. Int Arch Occup Environ Health 2010; 83 (8): 895-903.
  122. MIMS Dermatology. How to apply emollients and topical steroids. 2006.
  123. Mydlarski PR, Katz AM, Mamelak AJ, Sauder DN. Chapter 87. Contact Dermatitis Allergy. Principles & Practice. Sixth edition. p.1581-1593.
  124. Nagtegaal MJ, Pentinga SE, Kuik J, Kezic S, Rustemeyer T. The role of the skin irritation response in polysensitization to fragrances. Contact Dermatitis. 2012 Jul; 67 (1): 28-35.
  125. Nakada T, Iijima M, Maibach H. Eyeglass frame allergic contact dermatitis: does tacrolimus prevent recurrences? Contact Dermatitis 2005: 53: 219-221.
  126. Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) Farmacotherapeutische Richtlijn Contacteczeem, 2008.
  127. Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde (NVAB). Richtlijn Preventie van contacteczeem, 2006.
  128. NHS Clinical knowledge Summaries. Clinical topics. Contact dermatitis. 2008.
  129. Nicholson PJ. Evidence-based guidelines: occupational contact dermatitis and urticaria. Occupational Medicine 2010; 60: 502-506.
  130. Nicholson, 2011 Occupational contact dermatitis: Known knowns and known unknowns. Clinics in Dermatology; 2011; 29: 325-330.
  131. Noiesen E, Munk MD, Larsen K, Johansen JD, Agner T. Difficulties in avoiding exposure to allergens in cosmetics. Contact Dermatitis. 2007 Aug; 57 (2): 105-9.
  132. Pal T.M., Bakker J.G. Werken met allergenen. Arbo-Informatieblad 2010, 55. Sdu uitgevers, Den Haag.
  133. Parneix-Spake A, Goustas P, Green R. Eumovate (clobetasone butyrate) 0.05% cream with its moisturizing emollient base has better healing properties than hydrocortisone 1% cream: A study in nickel-induced contact dermatitis. J Derm Treat 2001; 4: 191-197.
  134. Pontén A. Formaldehyde in reusable protective gloves. Contact Dermatitis. 2006 May; 54 (5): 268-71.
  135. Poos MJJC, Smit JM, Groen J, Kommer GJ, Slobbe LCJ. Kosten van ziekten in Nederland 2005. RIVM-rapport nr. 270751019. Bilthoven: RIVM, 2008.
  136. Queille-Roussel C, Graeber M, Thurston M, Lachapelle JM, Decroix J, de Cuyper C and Ortonne JP. SDZ ASM 981 is the first non-steroid that suppresses established nickel contact dermatitis elicited by allergen challenge. Contact Dermatitis, 2000, 42, 349-370.
  137. Radulescu M, Bock M, Bruckner T, Ellsässer G, Fels H, Diepgen TL. Health education about occupational allergies and dermatoses for adolescents. J Dtsch Dermatol Ges. 2007 Jul; 5 (7): 576-81.
  138. Reed JT, Ghadially R, Elias PM. Skin type, but neither race nor gender, influence epidermal permeability barrier function. Arch Dermatol. 1995; 131 (10): 1134-1138.
  139. Rietschel RL, Fowler JF, Fisher AA. Chapter 1 Pathogenesis of allergic contact hypersensitivity. Fisher’s contact dermatitis. BC Decker Inc. Hamilton; 2008. p.1-9.
  140. Roitt I, Brostoff J, Male D. Hoofdstuk 26. Overgevoeligheid-type IV. Immunologie. 2e druk. Bohn Stafleu van loghum. Houten; 2000. p.341-345.
  141. Rustemeyer, Th.; Elsner, P.; John, S.M.; Maibach, H.I. (Eds.) Kanerva’s occupational dermatology. 2nd ed. 2012, 2012, XXXVIII, 2020 p. 780 illus., 288 in color.
  142. Ruzicka T, Lynde CW, Jemec GBE, Diepgen T, Berth-Jones J, Coenraads PJ. Efficacy and safety of oral alitretinoin (9-cis retinoic acid) in patients with severe chronic hand eczema refractory to topical corticosteroids: results of a randomized, double-blind, placebo-controlled, multicentre trial. British Journal of Dermatology 2008 158, pp 808-817.
  143. Rystedt I. Atopic background in patients with occupational hand eczema. Contact Dermatitis 1985; 12 (5): 247-254.
  144. Saary J, Qureshi R, Palda V, DeKoven J, Pratt M, Skotnicki-Grant S, Holness L. A systematic review of contact dermatitis treatment and prevention. J Am Acad Dermatol. 2005; 53: 845-855.
  145. Sajjachareonpong P, Cahill J, Keegel T, Saunders H, Nixon R. Persistent post-occupational dermatitis. Contact Dermatitis. 2004 Nov-Dec; 51 (5-6): 278-83.
  146. Saripalli YV, Gadzia JE, Belsito DV. Tacrolimus ointment 0.1% in the treatment of nickel-induced allergic contact dermatitis. J Am Acad Dermatol 2003; 49: 477-82.
  147. Scalf LA, Genebriera J, Davis MD, Farmer SA, Yiannias JA.Patients' perceptions of the usefulness and outcome of patch testing. J Am Acad Dermatol. 2007 Jun; 56 (6): 928-32.
  148. Schade E, Keeman JN. Hoofdstuk 15.2 Allergisch contacteczeem. Spoedeisende hulp in de huisartsenpraktijk. Bohn Stafleu van Loghum. Houten; 2008. p.374-375.
  149. Schliemann S, Kelterer D, Bauer A, John WM, Skudlik C, Schindera I. Tacrolimus ointment in the treatment of occupationally induced chronic hand dermatitis. Contact Dermatitis 2008: 58: 299-306.
  150. Schnuch A, Aberer W, Agathos M, Brasch J, Frosch PJ, Fuchs T, Richter G; Deutsche Kontaktallergie-Gruppe; Deutschen Dermatologischen Gesellschaft (DDG) zur Durchführung des Epikutantests mit Kontaktallergenen. Guidelines of the Germany Dermatological Society (DDG) for the management of contact allergies with skin tests. Hautarzt. 2001 Oct; 52 (10): 864-6.
  151. Schnuch A, Uter W. Decrease in nickel allergy in Germany and regulatory interventions. Contact Dermat. 2003; 49 (2): 107-108.
  152. Sharma VK, Bhat R, Sethuraman G, Manchanda Y. Treatment of parthenium dermatitis with methotrexate. Contact dermatitis 2007: 57; 118-119.
  153. Sharma VK, Chakrabarti A, Mahajan V. Azathioprine in the treatment of Parthenium dermatitis. International journal of dermatology 1998, 37, 299-302.
  154. Sillevis Smitt, JH, Starink TM, van Everdingen JJE, de Haan M. Hoofdstuk 9.3 Contacteczeem. Dermatovenereologie voor de 1e lijn. Bohn Stafleu van Loghum. Houten; 2009. p. 95-101.
  155. Simons JR, Bohnen IJWE, van der Valk PGM. A left-right comparison of UVB phototherapy and topical photochermotherapy in bilateral chronic hand dermatitis after 6 weeks’ treatment. Clinical and experimental dermatology 1997; 22: 7-10.
  156. Skoet R, Zachariae R, Agner T. Contact dermatitis and quality of life: a structured review of the literature. Br J Dermatol. 2003 Sep; 149 (3): 452-6.
  157. Smith A. Contact dermatitis: diagnosis and management. Br J Community Nurs 2004; 9 (9): 365-371.
  158. Sowa J, Kobayashi H, Tsuruta D, Sugawara K, Ishii M. Allergic contact dermatitis due to adipic polyester in vinyl chloride gloves. Contact Dermatitis 2005; 53 (4): 243-244.
  159. Strien GA van, Korstanje MJ. Treatment of contact hypersensitivity with urocanic acid. Arch dermatol res 1995; 287: 564-566.
  160. Thyssen JP, Johansen JD, Linneberg A, Menné T, Engkilde K. The association between contact sensitization and atopic disease by linkage of a clinical database and a nationwide patient registry. Allergy. 2012 Sep; 67 (9): 1157-64.
  161. Thyssen JP, Johansen JD, Linneberg A, Menné T. The epidemiology of hand eczema in the general population--prevalence and main findings. Contact Dermatitis. 2010 Feb; 62 (2): 75-87.
  162. Thyssen JP, Maibach HI. Drug-elicited systemic allergic (contact) dermatitis--update and possible pathomechanisms. Contact Dermatitis. 2008 Oct; 59 (4): 195-202.
  163. Troost RJJ, Kozel MMA, van Helden-Meeuwsen CG, van Joost T, Mulder PGH. Hyposensitization in nickel allergic contact dermatitis: Clinical and immunologic monitoring. J Am Acad Dermatol 1995; 32: 576-583.
  164. Uter W, Rämsch C, Aberer W, Ayala F, Balato A, Beliauskiene A, et al. The European baseline series in 10 European Countries, 2005/2006--results of the European Surveillance System on Contact Allergies (ESSCA). Contact Dermatitis 2009, 61 (1): 31-8.
  165. Valk PG van der, Maibach HI. Do topical corticosteroids modulate skin irritation in human beings? Assessment by transepidermal water loss and visual scoring. J Am Acad Dermatol.
  166. Verbeek JHAM, Smits PBA. Hoofdstuk 4. Beroepsgebonden huidaandoeningen. Inleiding in de bedrijfsgezondheidszorg. Bohn Stafleu van Loghum. Houten; 2005. p.31-37.
  167. Verma KK, Mahesh R, Srivastava P, Ramam M, Mukhopadhyaya AK. Azathioprine versus betamethasone for the treatment of parthenium dermatitis: a randomized controlled study. Indian J Dermatol Venereol Leprol. 2008; 74: 453-7.
  168. Wall LM, Gebauer KA. A follow-up study of occupational skin disease in Western Australia. Contact Dermatitis. 1991 Apr; 24 (4): 241-3.
  169. Warshaw E, Lee G, Storrs FJ. Hand dermatitis: a review of clinical features, therapeutic options, and long-term outcomes. Am J Contact Dermat 2003; 14 (3): 119-137.
  170. Wedig JH, Maibach HI. Percutaneous penetration of dipyrithione in man: effect of skin color (race) J Am Acad Dermatol. 1981; 5 (4): 433-438.
  171. Wigger-Alberti W, Maraffio B, Wernli M, Elsner P. Training workers at risk for occupational contact dermatitis in the application of protective creams: efficacy of a fluorescence technique. Dermatology. 1997; 195 (2): 129-33.
  172. Wijk RG van, Vaessen MHJ. Contacteczeem. In; Meinardi MMHM, Mulder WMC. Het allergieformularium: een praktische leidraad. Bohn Stafleu van Loghum. Houten; 2009. p.99-110.
  173. Wilkinson DS, et al. Terminology of contact dermatitis. Acta Dermatovener 1970; 50: 287-292.
  174. Wilkinson DS, Fregert S, Magnusson B, Bandmann HJ, Calnan CD, Cronin E, Hjorth N, Maibach HJ, Malalten KE, Meneghini CL, Pirilä V. Terminology of contact dermatitis. Acta Derm Venereol. 1970; 50 (4): 287-92.
  175. Williams C, Wilkinson SM, McShane P, Lewis J, Pennington D, Pierce S, et al. A double-blind, randomized study to asses the effectiveness of different moisturizers in preventing dermatitis induce by hand washing to stimulate healthcare use.British Journal of Dermatology 2009; 162: 1088-1092.
  176. Wozniacka A, Sysa-jedrzejowska A, adamus J, Ge bicki J. Topical application of NADH for the treatment of rosacea and contact dermatitis. Clinical and experimental dermatology 2003; 28, 61-63.
  177. Wulfhorst B, Bock M, Gediga G, Skudlik C, Allmers H, John SM. Sustainability of an interdisciplinary secondary prevention program for hairdressers. Int Arch Occup Environ Health 2010; 83: 165-171.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 30-11-2013

Laatst geautoriseerd  : 30-11-2013

Geplande herbeoordeling  :

Een richtlijn heeft alleen zeggingskracht als op continue basis onderhoud plaatsvindt, op grond van systematische monitoring van zowel de medisch wetenschappelijke literatuur als praktijkgegevens en door gebruikers van de richtlijn aangeleverde commentaren. Voor deze richtlijn is afgesproken één keer per jaar de literatuur te bekijken om nieuwe ontwikkelingen te volgen. Bij essentiële ontwikkelingen kan besloten worden om een gehele richtlijnwerkgroep bij elkaar te roepen en tussentijdse elektronische amendementen te maken en deze onder de verschillende beroepsgroepen te verspreiden. In de huidige richtlijn zijn er geen multidisciplinaire indicatoren ontwikkeld. De ontwikkeling van indicatoren is een aandachtspunt bij een toekomstige herziening van de richtlijn.

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie

Algemene gegevens

De richtlijnontwikkeling werd ondersteund door de Orde van Medisch Specialisten en werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS).

Doel en doelgroep

Doelstelling

Deze richtlijn over contacteczeem is een document met aanbevelingen ter ondersteuning van de dagelijkse praktijkvoering. De richtlijn berust op de resultaten van wetenschappelijk onderzoek en aansluitende meningsvorming, gericht op het vaststellen van goed medisch handelen. De richtlijn geeft aanbevelingen over begeleiding en behandeling van patiënten met contacteczeem en schenkt aandacht aan de psychosociale zorg en patiëntenvoorlichting.

 

Doelgroep

De richtlijn is bestemd voor leden van de medische en paramedische beroepsgroepen, waartoe behoren: dermatologen, arbeids- en bedrijfsgeneeskundigen, huisartsen, maatschappelijk werkers, psychologen en verpleegkundigen.Voor patiënten is een afgeleide tekst van de richtlijn beschikbaar.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijn werd een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordiging van dermatologen, arbeids- en bedrijfsgeneeskundigen en huisartsen. Bij het samenstellen van de werkgroep is rekening gehouden met de geografische spreiding van de werkgroepleden en met een evenredige vertegenwoordiging van academische en niet-academische werkgroepleden. De werkgroepleden hebben onafhankelijk gehandeld en geen enkel werkgroeplid ontving gunsten met het doel de richtlijn te beïnvloeden.

 

WERKGROEP 

Dr. T. Rustemeyer

voorzitter namens Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie (NVDV)

Mw. Dr. F. B. de Waard–van der Spek

Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie (NVDV)

Prof. dr. P.J. Coenraads

Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie (NVDV)

Dr. P.G.M. van der Valk

Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie (NVDV)

Drs. F. Blok

Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie (NVDV)

Prof. dr. D.P. Bruynzeel

Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie (NVDV)

Dr. J.G. Bakker

Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde (NVAB)

Mw. Drs. C. J.H. de Vries

Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG)

 

dr. J. J. E. van Everdingen

directeur Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie (NVDV)

Mw. Drs. C.M.J.M. Bik

ondersteuner/secretaris namens Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie (NVDV)

 

De werkgroep is mede ondersteund door Betty Hagendoorn (studente geneeskunde), Floortje Joosten (studente huidtherapie) en Audrey Meulendijks (studente huidtherapie).

Inbreng patiëntenperspectief

De NVDV heeft een patiëntenversie van de richtlijn Contacteczeem ontwikkeld. Zie bij aanverwante producten.

Methode ontwikkeling

Evidence based

Implementatie

In de verschillende fasen van de ontwikkeling van het concept van de richtlijn is zoveel mogelijk rekening gehouden met de implementatie van de richtlijn en de daadwerkelijke uitvoerbaarheid van de aanbevelingen.De richtlijn wordt verspreid onder alle bij contacteczeem betrokken beroepsgroepen. Ook wordt een samenvatting van de richtlijn gepubliceerd en er zal in verschillende specifieke vaktijdschriften aandacht aan worden besteed.Daarnaast wordt de richtlijn onder de aandacht gebracht via de betrokken patiëntenverenigingen.

Werkwijze

De werkgroep heeft gedurende twee jaar (zes vergaderingen) aan een concept-richtlijntekst gewerkt. In de eerste vergadering werden knelpunten en wensen ten aanzien van de richtlijn geïnventariseerd. De werkgroep formuleerde aan de hand hiervan de in de richtlijn vermelde uitgangsvragen. Deze werden op het bureau van de Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venerologie (NVDV) uitgewerkt tot een PICO-zoekvraag. Via systematische zoekopdrachten en reference checking is bruikbare literatuur verzameld, met hulp van een informatiespecialist werkzaam bij de Orde van Medisch Specialisten.Deze literatuur is ingeladen in Reference Manager of op PubMed gezet en ontdubbeld. De ondersteuners op het bureau van de NVDV en een medewerker van het NHG hebben de literatuur beoordeeld op inhoud en kwaliteit. Vervolgens zijn er teksten geschreven, waarin de beoordeelde literatuur werd verwerkt. Deze teksten, op basis van de evidencetabellen uit de literatuur, zijn tijdens een tweedaagse vergadering besproken en van nuances en aanbevelingen voorzien. Na verdere discussie binnen de gehele richtlijnwerkgroep is de tekst verder afgestemd. Deze richtlijntekst is voor een aantal richtlijngedeeltes de basistekst geweest. Daarnaast is het boek Contact Dermatitis en Kanerva’s Occupational Dermatology (Johansen 2010, Rustemeyer 2012)1,2 gebruikt als achtergrondinformatie.

 

De uiteindelijke teksten vormden samen de concept-richtlijn, die in oktober 2012 aan alle betrokken wetenschappelijke verenigingen werd aangeboden. Men is in staat gesteld om via websites van de betrokken verenigingen commentaar op de richtlijn te geven. De commentaren zijn in de definitieve versie van de richtlijn verwerkt.

 

Wetenschappelijke bewijsvoering

De aanbevelingen uit deze richtlijn zijn, voor zover mogelijk, gebaseerd op bewijs uit gepubliceerd wetenschappelijk onderzoek.

 

Relevante artikelen zijn gezocht door het verrichten van systematische zoekacties in de Cochrane Library, Pubmed, EMBASE. Er is niet beperkt op publicatiedatum, tijdschrift, leeftijd of geslacht. De artikelen zijn geselecteerd op grond van de volgende criteria: (a) Engelstalige, Duitstalige, Franstalige of Nederlandstalige publicaties en (b) gepubliceerd als ‘full paper’. Vanwege het veelal ontbreken van randomized clinical trials is er voor de meeste zoekacties niet beperkt op de fundamentele opzet van de studie.

Algemene exclusiecriteria waren:

  • Dubbele publicaties
  • Taal anders dan Nederlands, Engels, Duits en Frans

 

De zoekacties zijn met behulp van de PICO-systematiek opgebouwd. Dit houdt in dat voor elke uitgangsvraag een zoekvraag is geformuleerd waarbij zoveel mogelijk deze structuur is gehanteerd: Patiënt – Interventie – Controle – Outcome. De zoekvragen hebben de P als gemeenschappelijk onderdeel, de overige onderdelen van de PICO zijn geformuleerd op basis van de uitgangsvraag.

 

Van de geselecteerde referenties op basis van titel en/of abstract werd de full-tekst aangevraagd. Op basis van full-tekst artikelen is vervolgens verder geselecteerd en zijn artikelen zonder informatie over de betreffende uitgangsvraag geëxcludeerd. De overgebleven artikelen zijn full-tekst beoordeeld op kwaliteit en inhoud.

 

Methode van literatuurbeoordeling

De kwaliteit van de artikelen is hierbij gegradeerd waarbij de indeling in tabel 1 is gebruikt. Per deelonderwerp is vervolgens een evidence tabel opgesteld, volgens van tevoren opgesteld format (zie evidence tabellen). De literatuur is samengevat in een conclusie, waarbij het niveau van het relevante bewijs is weergegeven.

 

Tabel 1: Indeling van de literatuur naar de mate van bewijskracht

 

Voor artikelen betreffende: interventie (preventie of therapie)

A1 systematische reviews die tenminste enkele onderzoeken van A2-niveau bevatten, waarbij de resultaten van afzonderlijke onderzoeken consistent zijn;

A2 gerandomiseerd, vergelijkend klinisch onderzoek van goede kwaliteit (gerandomiseerde, dubbelblind gecontroleerde trials) van voldoende omvang en consistentie;

B gerandomiseerde klinische trials van matige kwaliteit of onvoldoende omvang of ander vergelijkend onderzoek (niet-gerandomiseerd, vergelijkend cohortonderzoek, patiënt-controle-onderzoek);

C niet-vergelijkend onderzoek;

D mening van deskundigen, bijvoorbeeld de werkgroepleden.

 

Voor artikelen betreffende: diagnostiek

A1 onderzoek naar de effecten van diagnostiek op klinische uitkomsten bij een prospectief gevolgde, goed gedefinieerde patiëntengroep met een tevoren gedefinieerd beleid op grond van de te onderzoeken testuitslagen, of besliskundig onderzoek naar de effecten van diagnostiek op klinische uitkomsten, waarbij resultaten van onderzoek van A2-niveau als basis worden gebruikt en voldoende rekening wordt gehouden met onderlinge afhankelijkheid van diagnostische tests;

A2 onderzoek ten opzichte van een referentietest, waarbij van tevoren criteria zijn gedefinieerd voor de te onderzoeken test en voor een referentietest, met een goede beschrijving van de test en de onderzochte klinische populatie; het moet een voldoende grote serie van opeenvolgende patiënten betreffen, er moet gebruikgemaakt zijn van tevoren gedefinieerde afkapwaarden en de resultaten van de test en de 'gouden standaard' moeten onafhankelijk zijn beoordeeld. Bij situaties waarbij multipele, diagnostische tests een rol spelen, is er in principe een onderlinge afhankelijkheid en dient de analyse hierop te zijn aangepast, bijvoorbeeld met logistische regressie;

B vergelijking met een referentietest, beschrijving van de onderzochte test en populatie, maar niet de kenmerken die verder onder niveau A staan genoemd;

C niet-vergelijkend onderzoek;

D mening van deskundigen, bijvoorbeeld de werkgroepleden.

 

Niveau van bewijs van de conclusies

1 een systematische review (A1) of tenminste twee onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau A1 of A2

2 tenminste twee onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau B

3 een onderzoek van niveau A2 of B of onderzoek van niveau C

4 mening van deskundigen, bijvoorbeeld de werkgroepleden

 

Totstandkoming van de aanbevelingen

Voor het komen tot een aanbeveling zijn er naast het wetenschappelijke bewijs vaak andere aspecten van belang, bijvoorbeeld: patiëntenvoorkeuren, beschikbaarheid van speciale technieken of expertise, organisatorische aspecten, maatschappelijke consequenties of kosten. Hierin wordt de conclusie op basis van de literatuur geplaatst in de context van de dagelijkse praktijk en vindt een afweging plaats van de voor- en nadelen van de verschillende beleidsopties. De uiteindelijk geformuleerde aanbeveling is het resultaat van het beschikbare bewijs in combinatie met deze overwegingen. Het volgen van deze procedure en het opstellen van de richtlijn in dit ‘format’ heeft als doel de transparantie van de richtlijn te verhogen. Het biedt ruimte voor een efficiënte discussie tijdens de werkgroepvergaderingen en vergroot bovendien de helderheid voor de gebruiker van de richtlijn.

 

 

Johansen JD, Frosch PJ, Lepoittevin JP. Contact Dermatitis. Springer-Verlag Berlin Heidelberg; 2011, 5th ed.

2 Rustemeyer Th, Elsner P, John SM, Maibach HI (Eds.) Kanerva’s occupational dermatology. 2nd ed. 2012, 2020 p. 780 illus., 288 in color.