Constitutioneel eczeem

Initiatief: NVDV Aantal modules: 89

Abrocitinib

Uitgangsvraag

Voorafgaand aan de behandeling

Wat moet er worden gedaan voorafgaand aan een behandeling met abrocitinib?

 

Tijdens de behandeling

Wat moet er worden gedaan tijdens een behandeling met abrocitinib?

 

Na de behandeling

Wat moet er worden gedaan na het staken van de behandeling met abrocitinib?

 

Laboratoriumcontroles

Welke laboratoriumcontroles moeten er worden verricht voorafgaand aan en tijdens een behandeling met abrocitinib?

Aanbeveling

Voorafgaand aan de behandeling

  • Beoordeel de ernst van de ziekte met ten minste één arts-gerapporteerd meetinstrument (zoals EASI, vIGA-AD) en ten minste één patiënt-gerapporteerd meetinstrument (zoals NRS jeuk, POEM, PO-SCORAD, DLQI, RECAP/ADCT).[Williams et al. 2022 + HOME website]
  • Anamnese: neem een anamnese af gericht op klachten passend bij of een voorgeschiedenis van: maligniteit (inclusief de huid), cardiovasculaire ziekten en risicofactoren (m.n.: roken (of in het verleden), myocardinfarct, herseninfarct, DVT/longembolie), nier- en leverfunctiestoornissen, actieve/chronische infecties, herpesinfecties. Vraag tevens naar: zwangerschap, lactatie, (actieve) kinderwens, vaccinatiestatus en toekomstige reisplannen.
  • Lichamelijk onderzoek:
    • Beoordeel het eczeem (EASI en/of vIGA-AD)
    • Wees bij het lichamelijk onderzoek alert op huidmaligniteiten inclusief cutaan T-cellymfoom (in het bijzonder in het geval van erythrodermie, late onset eczeem zonder atopische constitutie, forse aanhoudende exacerbatie, en/of therapieresistentie), en aanwezigheid van secundaire infecties, herpes simplex/zoster infectie, en acne.
  • Aanvullend onderzoek: laboratoriumonderzoek conform Tabel 9.
  • Adviseer, idealiter vóór start, het recombinante herpes zoster vaccin (Shingrix®) aan patiënten die voor een beoogde duur van ≥3 maanden behandeld worden met een JAK-remmer. Let op: in Nederland wordt dit herpes zoster vaccin (nog) niet vergoed voor deze indicatie.
  • Inventariseer eventuele geplande/benodigde vaccinaties met een (verzwakt) levend vaccin in de toekomst EN adviseer pneumokokkenvaccinatie en jaarlijkse influenzavaccinatie conform LCI-richtlijn: Vaccinatie bij chronisch inflammatoire aandoeningen.
  • Adviseer bij verbetering van het eczeem de topicale steroïden geleidelijk af te bouwen en niet abrupt te staken.
  • Geef algemene adviezen over zonbescherming vanwege verhoogde kans op huidmaligniteiten bij immuunsuppressie.
  • Adviseer vrouwen die zwanger kunnen worden om effectieve anticonceptie te gebruiken tijdens en tot tenminste 4 weken na de laatste dosis. Een zwangerschap moet vóór start en bij alle controlemomenten anamnestisch worden uitgesloten, bij twijfel wordt een zwangerschapstest aanbevolen (zie ook Tabel 9).
  • Definieer doormiddel van ‘samen beslissen’ behandeldoelen en overweeg gebruik te maken van de module ‘Behandeldoelen’).
  • Overweeg laagdrempelig om de dosis te verlagen of de behandeling te onderbreken bij het optreden van bijwerkingen (bijv. (ernstige) infecties, laboratorium afwijkingen) of comorbiditeiten (bijv. maligniteiten, cardiovasculaire events).
  • Bespreek eventuele dosisverlaging bij gecontroleerde ziekte (zie ‘Dosering’ bij ‘Overwegingen’).

Tijdens de behandeling

  • Beoordeel de ernst van de ziekte met ten minste één arts-gerapporteerd meetinstrument (zoals EASI, vIGA-AD) en ten minste één patiënt-gerapporteerd meetinstrument (zoals NRS jeuk, POEM, PO-SCORAD, DLQI, RECAP/ADCT).[Williams et al. 2022 + HOME website]
  • Anamnese: neem een anamnese af gericht op klachten passend bij of een voorgeschiedenis van maligniteit (inclusief de huid), recente cardiovasculaire events, actieve infecties, herpesinfecties, spierklachten, acne en (actieve) kinderwens.
  • Lichamelijk onderzoek:
    • Beoordeel het eczeem (EASI en/of vIGA-AD)
    • Wees bij het lichamelijk onderzoek alert op huidmaligniteiten inclusief cutaan T-cellymfoom (in het bijzonder in het geval van erythrodermie, late onset eczeem zonder atopische constitutie, forse aanhoudende exacerbatie, en/of therapieresistentie), en aanwezigheid van secundaire infecties, herpes simplex/zoster infectie, en acne.
  • Aanvullend onderzoek: Laboratoriumonderzoek conform Tabel 9.
  • Een zwangerschap moet vóór start en bij alle controlemomenten anamnestisch worden uitgesloten, bij twijfel wordt een zwangerschapstest aanbevolen (zie ook Tabel 9).
  • Overweeg de behandeling te staken bij patiënten die na 8-12* weken geen tekenen van therapeutisch voordeel vertonen.
  • Overweeg laagdrempelig om de dosis te verlagen of de behandeling te onderbreken bij het optreden van bijwerkingen (bijv. (ernstige) infecties, laboratorium afwijkingen) of comorbiditeiten (bijv. maligniteiten, cardiovasculaire events).

Overweeg dosisverlaging bij gecontroleerde ziekte (zie ‘Dosering’ bij ‘Overwegingen’).

 

*De werkgroep is van mening dat 24 weken [SmPC, 2024] te lang is om te wachten gezien niet te verwachten is dat respons na 8-12 weken alsnog gaat optreden.

 

Na de behandeling

  • Monitor de ziekteactiviteit en behandelwensen van patiënt en pas hier toekomstige therapie op aan.
  • Vrouwen die zwanger kunnen worden dienen het advies te krijgen om effectieve anticonceptie te gebruiken tijdens en tenminste tot minstens 4 weken na de laatste dosis.

Laboratoriumcontroles

Voer laboratoriumcontroles uit voor de parameters genoemd in Tabel 9 volgens aangegeven frequentie.

 

Screening

In de praktijk wordt door de richtlijnwerkgroep voor alle JAK-remmers dezelfde screening en onderzoeken ter monitoring van de behandeling aanbevolen. Screening en monitoring betreft een volledig bloedbeeld inclusief leukocyten differentiatie, nierfunctie, leverfunctie, en lipidenspectrum. Infectiescreening op hiv, hepatitis B en C en tuberculose is aan te raden voordat de therapie wordt gestart (voor tuberculosescreening bestaat een vast algoritme, zie Tabel 9 voor meer informatie). Het bepalen van de creatinekinase(CK)-waarde is op indicatie. Een zwangerschap moet vóór start en bij alle controlemomenten anamnestisch worden uitgesloten, bij twijfel wordt een zwangerschapstest aanbevolen.

 

De behandeling mag niet gestart worden bij patiënten met een trombocytentelling van <150 × 109/L, een absolute lymfocytentelling van <0,5 × 109/L, een absolute neutrofielentelling van <1,2 x 109/L of met een hemoglobinewaarde <6,2 mmol/L. De behandeling kan worden ingesteld zodra de waarden tot boven deze limieten hersteld zijn.

 

Monitoring

 Zie Tabel 9 voor adviezen en afkapwaarden.

 

Tabel 9. Laboratoriumcontroles (abrocitinib)

Parameter

Bij intake

Bij 4 weken

Bij 12-16 weken

Tijdens onderhoudsdosering (elke 3-6 maanden)

Bloedonderzoek

 

 

 

 

  • Hb, leukocyten met differentiatie, trombocyten

x

x

x

x

  • ALAT

x

x

x

x

  • Serum kreatinine (eGFR)

x

x

x

x

  • CK

(x)

(x)

(x)

(x)

  • Cholesterol (HDL, LDL en totaal) en triglyceriden

x

x

 

Jaarlijks

Hiv*

x

 

 

 

HBV/HCV*

x

 

 

 

Zwangerschap**

x

x

x

x

TBC screening***

x

 

 

 

Grenswaarden:

Hemoglobine <5 mmol/L à de behandeling moet worden onderbroken en mag worden hervat als het boven deze waarde is teruggekeerd.

Absoluut lymfocyten aantal <0,5 x 109/L à de behandeling moet worden onderbroken en mag worden hervat als het boven deze waarde is teruggekeerd.

Absoluut neutrofielen aantal <1 x 109/L de behandeling moet worden onderbroken en mag worden hervat als het boven deze waarde is teruggekeerd.

Leukocyten <3,0 x 109/L. à de behandeling moet worden onderbroken en mag worden hervat als het boven deze waarde is teruggekeerd.

Trombocyten <50 x 109/L. à de behandeling moet worden onderbroken en mag worden hervat als het boven deze waarde is teruggekeerd, streef naar >100 x 109/L. Bij 2x trombocyten tussen de 50-100 x 109/L: overweeg ook te onderbreken.

ALAT ≥3 x de bovengrens van normaalwaarde → overleg/verwijzen MDL-arts.

Cholesterol en triglyceriden à indien van toepassing verwijs naar de huisarts bij afwijkingen.

Serum kreatinine (eGFR) >130% boven de uitgangswaarde van de patiënt → intensivering frequentie van controles en evt. aanpassing van de dosering.

CK >5 x bovengrens van normaalwaarde à (sport)anamnese uitvragen, opnieuw controle binnen een week, indien persisterend overleg met reumatoloog. Waarden met een klinische consequenties zijn een veelvoud hiervan, waarbij >10.000 vaak pas sprake kan zijn van rhabdomyolyse of myositis. Een verhoogd CK behoeft maar zelden tot staken van de medicatie te leiden.

(X) = op indicatie (spierzwakte, spierstijfheid, verminderde inspanningstolerantie, snel optredende spierpijn met spierkrampen na inspanning, roodbruine urine, verwardheid)

*Screenen middels serologie; bij recente test (<6 maanden) dient de indicatie ingeschat te worden door het uitvragen van het risico op deze infecties.

**Anamnestisch uitsluiten en bij twijfel testen middels zwangerschapstest.

***Zie FMS-richtlijn Tuberculosescreening voorafgaande aan immunosuppressieve medicatie.

Overwegingen

Uitgangsvraag

Welke andere gegevens zijn van belang bij de behandeling met abrocitinib?

 

Indicatie

Abrocitinib is geïndiceerd en goedgekeurd door de EMA voor de behandeling van matig tot ernstig CE bij volwassenen die in aanmerking komen voor systemische behandeling.[SmPC, 2024]

 

Effectiviteit

Abrocitinib is werkzaam gebleken bij patiënten met matig tot ernstig CE als monotherapie (MONO-1- en -2-onderzoeken) en in combinatie met lokale therapieën, in vergelijking met placebo (COMPARE-studie). In deze studies is respons gebaseerd op de IGA- en EASI-75 respons. Het percentage patiënten met een EASI-75-respons in week 12 was significant hoger in de abrocitinib 100 mg (~40-45%) en abrocitinib 200 mg (~61-63%) groepen in vergelijking met placebo (~10-12%) in de MONO-studies.[Simpson et al 2020, Silverberg et al 2020]. In de COMPARE-studie was het percentage patiënten dat een EASI-75 behaalde significant hoger in de abrocitinib 100 mg groep (~59%) en in de abrocitinib 200 mg groep (~70%) dan in de placebo groep (27%). [Drucker et al. 2020] Een vergelijkbare werkzaamheid is aangetoond in de JADE TEEN-studie voor adolescenten voor zowel de 100 mg als de 200 mg doses, in combinatie met topicale therapie.[Eichenfield et al. 2021] Belangrijk is dat in de COMPARE-studie (die dupilumab als vergelijkingsarm had) hogere responspercentages werden waargenomen in de abrocitinib 200 mg groep vergeleken met dupilumab na 12 weken behandeling. De werkzaamheid van abrocitinib 100 mg en dupilumab was vergelijkbaar. Een IGA respons van 0 of 1 werd behaald in 48% van de patiënten behandeld met abrocitinib 200 mg ten opzichte van 36% in zowel de dupilumab als de abrocitinib 100 mg groep. Een EASI-75 werd bereikt door 70% van de patiënten in de abrocitinib 200mg groep en in 58% van de patiënten in de dupilumab en abrocitinib 100mg groep. De verschillen tussen deze groepen waren echter zowel op week 12 als op week 16 niet significant. Deze resultaten zouden erop kunnen wijzen dat abrocitinib 200 mg mogelijk een hogere kans op behandelingsrespons kan geven in vergelijking met dupilumab bij patiënten met ernstig CE.[Bieber et al. 2021] Dit wordt ook gesuggereerd in een netwerk meta-analyse uitgevoerd door Drucker et al., waarin abrocitinib werd geassocieerd met net wat betere scores dan dupilumab.[Drucker et al 2022]

 

Veiligheid

Gebaseerd op een langdurige follow-up van patiënten uit fase II- en III-onderzoeken, evenals één lange termijn vervolgonderzoek, met een totale onderzoeksgroep van 2.856 patiënten (1.614 patiëntjaren (PJ); totale blootstelling in het abrocitinib cohort was ≥ 24 weken bij 1.248 patiënten en ≥ 48 weken bij 606 patiënten [maximaal 108 weken]). In het placebogecontroleerde cohort (n = 1540) waren dosis gerelateerde bijwerkingen (200 mg, 100 mg, placebo) misselijkheid (14,6%, 6,1%, 2,0%), hoofdpijn (7,8%, 5,9%, 3,5%), en acne (4,7%, 1,6%, 0%). Het trombocytenaantal was tijdelijk verlaagd, wat dosisafhankelijk was: 2 van de 2.718 patiënten (200 mg-groep) had een bevestigd aantal trombocyten van < 50 × 103/mm3 in week 4. De incidentiecijfers waren 2,33 per 100 PJ en 2,65 per 100 PJ voor ernstige infecties, 4,34 per 100 PJ en 2,04 per 100 PJ voor herpes zoster infectie, en 11,83 per 100 PJ en 8.73 per 100 PJ voor herpes simplex infectie in respectievelijk de 200 mg- en 100 mg-groepen. [Simpson et al. 2021]

 

Combinatie met andere behandelingen

Tot op heden zijn er geen onderzoeken gepubliceerd waarin het gebruik van abrocitinib gecombineerd met andere systemische therapieën wordt beoordeeld.

 

Bijwerkingen

De belangrijkste bijwerkingen zijn hieronder weergeven (Tabel 10).

 

Tabel 10. Overzicht van belangrijke bijwerkingen, volgens MedDRA. Zie de SmPC voor een volledige lijst.

Frequentie

Bijwerking

Zeer vaak (≥10%)

Misselijkheid

Vaak (1-10%)

Herpes simplex/zoster virus, hoofdpijn, duizeligheid, braken, bovenbuikpijn, acne, CK verhoogd > 5 × ULN (veelal voorbijgaand).

Soms (0,1-1%)

Pneumonie, hyperlipidemie, trombocytopenie, lymfopenie, trombotische voorvallen zoals diepveneuze trombose en longembolie.

 

Real-world evidence

Er wordt hedendaags toenemend gepubliceerd over bijwerkingen vanuit de ervaringen met middelen in de dagelijkse praktijk (real-world evidence [RWE]). De verwachting is dan ook dat de kennis over bijwerkingen zal gaan toenemen bij een opkomst in de toepassing van abrocitinib.

 

Dosering

Abrocitinib is geregistreerd in een dagelijkse dosis van 100 mg en 200 mg.

De startdosering voor patiënten van ≥ 65 jaar is 100 mg per dag.

 

Dosisaanpassing of tijdelijke onderbreking

  • Chronische of recidiverende infecties: aanpassing van de dosis dient overwogen te worden. Zie ook paragraaf: speciale overwegingen.
  • Afwijkingen in screenend en monitorend laboratoriumonderzoek: zie paragraaf laboratoriumcontroles: screening en monitoring.
  • Nierfunctie: er is geen dosis aanpassing nodig in patiënten met milde nierfunctie stoornissen (eGFR  60 tot < 90 ml/min). In patiënten met milde nierfunctiestoornissen (eGFR 30 tot < 60 ml/min) wordt aanbevolen de dosis te halveren tot 100 mg of 50 mg per dag. In patiënten met ernstige nierfunctiestoornissen (eGFR < 30 ml/min) is 50 mg per dag de aanbevolen startdosering. De maximale dagdosering is 100 mg. Er is geen onderzoek gedaan naar abrocitinib in patiënten met eindstadium nierfalen die nierfunctie vervangende behandeling kregen.[SmPC, 2024]
  • Leverfunctiestoornissen: er is geen dosis aanpassing nodig bij patiënten met milde (Child Pugh A), of matige (Child Pugh B) levercirrose. Abrocitinib mag niet worden voorgeschreven aan patiënten met ernstige levercirrose (Child Pugh C). Voor berekenen van de Child Pugh classificatie zie hier. Overleg met MDL-arts indien er twijfel is over de ernst van de levercirrose en altijd bij iemand met de diagnose ernstige leverinsufficiëntie.
  • Vaccinaties: bij vaccineren met levend (verzwakt) vaccin: zie paragraaf vaccinaties.

Dosisreductie/interval verlenging

Op dit moment is er nog weinig literatuur beschikbaar over het aanpassen van de on-label dosering door middel van vermindering van dosis of interval verlenging zodra het CE onder controle is/ziekte controle is bereikt.

Bij gecontroleerde ziekte kan getracht worden de dosis te halveren, of (indien reeds de laagste dosis wordt gebruikt) de dosis om de dag in te nemen.

 

Wijze van toediening

Dit geneesmiddel moet eenmaal daags oraal worden ingenomen, met of zonder voedsel, elke dag ongeveer op hetzelfde tijdstip.

Bij patiënten die last krijgen van misselijkheid, kan het innemen van de tabletten met voedsel de misselijkheid verminderen.

De tabletten dienen in hun geheel te worden doorgeslikt met water en dienen niet in stukken te worden gebroken, te worden geplet of gekauwd, omdat deze manieren van innemen niet in klinische onderzoeken zijn onderzocht.[SmPC, 2024]

 

Contra-indicaties

Absolute contra-indicaties

  • Ernstige actieve infecties, zoals actieve tuberculose (TBC)
  • Onbehandelde latente TBC
  • Actieve maligniteit
  • Ernstige levercirrose (Child Pugh C)
  • Eindstadium nierfalen
  • Actieve zwangerschap
  • Het geven van borstvoeding
  • Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de hulpstoffen

Relatieve contra-indicaties

  • Leeftijd ≥65 jaar*
  • Verhoogd risico op of voorgeschiedenis van ernstige cardiovasculaire problemen (zoals myocardinfarct of herseninfarct)*
  • Rokers of patiënten die in het verleden gedurende een langere tijd hebben gerookt*
  • Patiënten met een verhoogd risico op maligniteiten*
  • Maligniteit in de voorgeschiedenis, met uitzondering van non-melanoma skin cancer (NMSC)*
  • Diepveneuze trombose of longembolie (in de voorgeschiedenis) of hoog risico hierop* (leeftijd, obesitas, grote chirurgische ingreep, immobilisatie)
  • Recente of geplande vaccinatie met levend vaccin
  • Diverticulitis
  • Gastro-intestinale perforatie
  • Diabetes, hypertensie en hypercholesterolemie (indien lifestyleaanpassing en/of medicatie, met goed effect: géén contra-indicatie voor start JAK-remmer)
  • Patiënten blootgesteld aan tuberculose (TBC) of woonachtig geweest of gereisd in gebieden met endemische TBC of endemische mycoses
  • Behandelde hiv, hepatitis B en/of C (in de voorgeschiedenis); overleg met internist-infectioloog danwel MDL-arts
  • Chronische of recidiverende infecties
  • Onderliggende conditie met verhoogde kans op infecties
  • Voorgeschiedenis van een ernstige of opportunistische infectie

*dringend advies van EMA om geen JAK-remmer voor te schrijven tenzij er geen alternatieve behandeling voorhanden is.

 

Speciale overwegingen

 

Voor starten van de behandeling

  • Infecties: behandeling met abrocitinib mag niet worden gestart wanneer een patiënt een ernstige actieve infectie heeft, er mag worden gestart als de infectie onder controle is.
  • Tuberculose: abrocitinib mag niet worden toegediend aan patiënten met actieve TBC. Voor patiënten met latente TBC of eerdere niet-behandelde latente TBC dient een preventieve behandeling voor latente TBC te worden gestart vóór aanvang van de behandeling.[SmPC, 2024] Patiënten moeten op TBC worden gescreend (zie Tabel 9).
  • Vaccinaties:

Vóór start behandeling wordt geadviseerd toekomstige reisplannen waarvoor vaccinaties nodig zijn in kaart te brengen en te zorgen voor een goede vaccinatiestatus.

     

Geïnactiveerde/dode/niet-levende vaccins

Deze vaccins kunnen in het algemeen zonder problemen worden gegeven; de respons op vaccinaties kan echter verminderd zijn.

  • Het wordt aanbevolen om geïnactiveerde vaccins bij voorkeur 2 weken voorafgaand aan de start van systemische therapie te geven. Als patiënten reeds systemische immunosuppressieve therapie krijgen zou een geïnactiveerd vaccin moeten worden gegeven zonder onderbreking van de behandeling.[Wagner et al., 2019]
  • Het wordt aanbevolen om het recombinante herpes zoster vaccin (Shingrix®) voor te schrijven aan patiënten die voor een beoogde duur van ≥3 maanden behandeld worden, vóór de start met een JAK-remmer (idealiter 2 vaccinaties voor start behandeling, waarbij tussen de laatste vaccinatie en start 2 weken zit). In de praktijk zal de 2de vaccinatie vaak tijdens de behandeling plaatsvinden, om onnodig uitstellen van de behandeling te voorkomen.[NVDV-standpunt recombinant zoster vaccin] Let op: in Nederland wordt dit herpes zoster vaccin (nog) niet vergoed voor deze indicatie.
  • Adviseer pneumokokkenvaccinatie (eerst PCV13 gevolgd door PPV23 na ≥ 2 maanden, meestal tijdens behandeling met JAK-remmer; PPV23-booster herhalen elke 5 jaar) en jaarlijkse influenzavaccinatie conform LCI-richtlijn: Vaccinatie bij chronisch inflammatoire aandoeningen.

 Levende en levende verzwakte vaccins

Deze vaccins worden niet aanbevolen tijdens of vlak voor start van abrocitinib. Er zijn geen data beschikbaar over de veiligheid en respons op deze vaccins bij abrocitinib gebruik. Verwijs hiervoor bij voorkeur naar een gespecialiseerd vaccinatiecentrum met ervaring m.b.t. vaccinatie bij patiënten die immuun-modulerende middelen gebruiken.

  • Het is aanbevolen om patiënten te vaccineren met levende en levende verzwakte immunisaties in overeenstemming met de huidige vaccinatierichtlijnen minstens 4 weken voorafgaand aan de start van de behandeling met abrocitinib.[ACR, 2022]
  • In het geval van noodzakelijke indicatie tijdens behandeling, wordt aangeraden abrocitinib minstens 1 week te onderbreken alvorens het toedienen van (verzwakt) levende vaccins. Na vaccinatie met een levend (verzwakt) vaccin moet minstens 4 weken gewacht worden met (her)start abrocitinib.[ACR, 2022]

Tijdens de behandeling

  • Infecties: bij patiënten met chronische of recidiverende infecties dient dosisaanpassing of staken overwogen te worden en mag hervat worden als de infectie onder controle is.
  • Herpes zoster infectie: de incidentie van herpes zoster virus reactivatie bij patiënten op een JAK-remmer is verhoogd. Het is daarom belangrijk patiënten te instrueren over symptomen die passen bij een reactivatie, zodat de patiënt vroegtijdig contact op kan nemen met de behandelaar. De werkgroep adviseert tijdelijke onderbreking van de behandeling, tot er duidelijk herstel optreedt en er geen uitbreiding van huidlaesies meer is. Vaccinatie tegen herpes zoster voorafgaand aan de start met een JAK-remmer wordt aanbevolen.
  • Herpes simplex infectie: bij het gebruik van JAK-remmers bestaat er een verhoogde incidentie van reactivering van het herpes simplex virus. Omdat een herpes simplex infectie ernstiger kan verlopen tijdens het gebruik van een JAK-remmer is het te overwegen, afhankelijk van de ernst, om tijdelijk te stoppen met de JAK-remmer. De richtlijnwerkgroep adviseert zo nodig gedurende een aantal dagen te stoppen, tot er duidelijk herstel optreedt en er geen uitbreiding van huidlaesies meer is (vaak is dat 1 week).[NTvDV. 2023 Jan] Bij patiënten met frequent recidiverende herpes simplex infecties kan een onderhoudsbehandeling met valaciclovir overwogen worden.

Maligniteit:

Er zijn onvoldoende gegevens in de CE-populatie om specifieke uitspraken te doen over het risico op maligniteiten als gevolg van behandeling met een JAK-remmer. Hoewel gegevens uit fase 3 klinische onderzoeken naar systemische behandelingen voor CE geen signalen laten zien van verhoogde incidentie hebben deze studies onvoldoende follow-up tijd en zijn ze niet geschikt om veranderingen in de incidentie van kanker op te sporen.[Adam et al., 2023] Het risico op maligniteiten, waaronder lymfoom, is bij patiënten met reumatoïde artritis die met een JAK-remmer werden behandeld, verhoogd. Dit is bij CE-patiënten die behandeld werden met een JAK-remmer nog niet gerapporteerd.

  • Start géén JAK-remmer bij patiënten met een actieve maligniteit.
  • De risico’s en voordelen van abrocitinib behandeling dienen overwogen te worden voor het starten van de behandeling bij patiënten met een maligniteit in de voorgeschiedenis (anders dan non-melanoma skin cancer (NMSC)).[SmPC, 2024] JAK-remmers dienen alleen te worden gebruikt als er géén geschikte behandelalternatieven beschikbaar zijn. Overleg bij patiënten met een maligniteit in de voorgeschiedenis waarvoor nog follow-up, met de desbetreffende behandelaar voorafgaande aan start met een JAK-remmer. Bij het ontwikkelen van een maligniteit tijdens de behandeling adviseert de richtlijnwerkgroep, op basis van expert opinion, de behandeling te onderbreken en te overleggen met een aangewezen specialist.
  • Wees bij het lichamelijk onderzoek (voor en tijdens de behandeling) alert op huidmaligniteiten inclusief cutaan T-cellymfoom (in het bijzonder in het geval van erythrodermie, late onset eczeem zonder atopische constitutie, forse aanhoudende exacerbatie, en/of therapieresistentie).

Zwangerschap, lactatie en kinderwens

Zwangerschap: de JAK/STAT route blijkt een rol te spelen bij celadhesie en cel polariteit wat van invloed kan zijn op de vroeg embryonale ontwikkeling. Er is vrijwel geen data over het gebruik van abrocitinib in de zwangerschap. Dierstudies laten toxische effecten zien, waarbij foetussen van zwangere ratten en konijnen onder andere skelet afwijkingen lieten zien. [SmPC, 2024, NVDV-standpunt abrocitinib). Vrouwen die zwanger kunnen worden, moeten effectieve anticonceptie gebruiken tijdens en tot minstens 4 weken na de laatste dosis.[SmPC, 2024; Adam et al., 2023] Als een patiënte zwanger wordt tijdens het gebruik van abrocitinib dient direct gestopt te worden en moet zij geïnformeerd worden over het potentiële risico voor de foetus.

Lactatie: er zijn geen data beschikbaar over de aanwezigheid van abrocitinib in de moedermelk, het effect op het kind of over het effect op de melkproductie. Een studie in ratten liet overgang van abrocitinib in de moedermelk zien. Een risico voor het kind kan niet worden uitgesloten. Het gebruik van abrocitinib tijdens borstvoeding is gecontra-indiceerd.[SmPC, 2024]

Kinderwens: gebaseerd of studies in ratten kan het gebruik van abrocitinib mogelijk resulteren in tijdelijk verminderde vruchtbaarheid van vrouwen. Dit effect was reversibel 1 maand na het staken van abrocitinib. Abrocitinib had geen effecten op de vruchtbaarheid of spermatogenese bij mannelijke ratten.[SmPC, 2024]

 

Overige indicaties abrocitinib

Abrocitinib is (in 2023) een relatief nieuwe JAK-remmer en is niet formeel getest op andere ontstekingsziekten.

Onderbouwing

Abrocitinib is een immunosuppressivum. Het remt selectief en reversibel Januskinase 1 (JAK1- remmer), en in mindere mate JAK2, JAK3 en tyrosinekinase 2 (TYK2). Januskinasen zijn intracellulaire enzymen die cytokinen of groeifactorsignalen overbrengen die betrokken zijn bij hematopoëse, ontsteking en de afweerfunctie. Door remming van de enzymactiviteit van JAK1 moduleert het intracellulaire signaalroutes van signaaltransducers en activatoren van transcriptie (STAT's).[FK abrocitinib, 2023]

  1. ACR 2022: Bass, A.R., Chakravarty, E., Akl, E.A., Bingham, C.O., Calabrese, L., Cappelli, L.C., et al. 2022 American College of Rheumatology Guideline for Vaccinations in Patients with Rheumatic and Musculoskeletal Diseases. Arthritis Care Res, 75: 449-464. https://doi.org/10.1002/acr.25045
  2. Adam DN, Gooderham MJ, Beecker JR, Hong CH, Jack CS, Jain V, Lansang P, Lynde CW, Papp KA, Prajapati VH, Turchin I, Yeung J. Expert consensus on the systemic treatment of atopic dermatitis in special populations. J Eur Acad Dermatol Venereol. 2023 Jun;37(6):1135-1148. doi: 10.1111/jdv.18922. Epub 2023 Feb 8. PMID: 36695072.
  3. Bieber T, Simpson EL, Silverberg JI, Thaçi D, Paul C, Pink AE, et al. Abrocitinib versus Placebo or Dupilumab for Atopic Dermatitis. N Engl J Med. 2021;384; 1101-1112.
  4. Blauvelt A, Silverberg JI, Lynde CW, Bieber T, Eisman S, Zdybski J, et al. Abrocitinib induction, randomized withdrawal, and retreatment in patients with moderate-to-severe atopic dermatitis: Results from the JAK1 Atopic Dermatitis Efficacy and Safety (JADE) REGIMEN phase 3 trial. Journal of the American Academy of Dermatology. 2021; 02343-02344.
  5. Drucker AM, Ellis AG, Bohdanowicz M, Mashayekhi S, Yiu ZZN, Rochwerg B, et al. Systemic Immunomodulatory Treatments for Patients With Atopic Dermatitis: A Systematic Review and Network Meta-analysis. JAMA Dermatol. 2020;156; 659-667.
  6. Drucker et al. Systemic Immunomodulatory Treatments for Atopic Dermatitis. Update of a Living Systematic Review and Network Meta-analysis. JAMA dermatology 2022
  7. Eichenfield LF, Flohr C, Sidbury R, Siegfried E, Szalai Z, Galus R, et al. Efficacy and Safety of Abrocitinib in Combination With Topical Therapy in Adolescents With Moderate-to-Severe Atopic Dermatitis: The JADE TEEN Randomized Clinical Trial. JAMA Dermatol. 2021;157; 1165-1173.
  8. Farmacotherapeutisch Kompas - Abrocitinib. Geraadpleegd in juni 2023 via abrocitinib (farmacotherapeutischkompas.nl).
  9. Hijnen DJ, Gerbens LAA, Spuls PhI, de Bruin-Weller MS, Haeck IM. ‘Frequently asked questions’ JAK remmers bij volwassen patiënten met constitutioneel eczeem. NTvDV. 2023 Jan;33(1):17-18
  10. Domeingroep Allergie en Eczeem, domeingroep Inflammatoire Dermatosen. NVDV-Standpunt voorschrijven recombinant zoster vaccin ter preventie van Herpes Zoster bij volwassen patiënten die behandeld worden met immunosuppressiva voor chronische inflammatoire huidaandoeningen. Geraadpleegd op 25-7-2023 via Standpunt Shingrix_.pdf (nvdv.nl).
  11. Domeingroep Allergie en Eczeem, VMCE. NVDV-Standpunt abrocitinib bij volwassen patiënten met matig tot ernstig constitutioneel eczeem. NTvDV. 2022 Maart;32(3):49-53.
  12. Silverberg et al. JAMA Dermatol 2020 Aug 1;156(8):863-873.
  13. Simpson et al. Lancet. 2020 Jul 25;396(10246):255-266. doi: 10.1016/S0140-6736(20)30732-7.
  14. Simpson EL, Silverberg JI, Nosbaum A, Winthrop KL, Guttman-Yassky E, Hoffmeister KM, et al. Integrated Safety Analysis of Abrocitinib for the Treatment of Moderate-to-Severe Atopic Dermatitis From the Phase II and Phase III Clinical Trial Program. American journal of clinical dermatology. 2021;22; 693-707.
  15. SmPC - Cibinqo, INN-abrocitinib. Geraadpleegd via Cibinqo, INN-abrocitinib (europa.eu). Laatste update: 22-02-2024.
  16. Wagner N, Assmus F, Arendt G et al. Impfen bei Immundefizienz : Anwendungshinweise zu den von der Ständigen Impfkommission empfohlenen Impfungen. (IV) Impfen bei Autoimmunkrankheiten, bei anderen chronischentzündlichen Erkrankungen und unter immunmodulatorischer Therapie. Bundesgesundheitsblatt, Gesundheitsforschung, Gesundheitsschutz 2019; 62: 494-515
  17. Williams HC, Schmitt J, Thomas KS, Spuls PI, Simpson EL, Apfelbacher CJ, et al. The HOME Core outcome set for clinical trials of atopic dermatitis. J Allergy Clin Immunol. 2022;149(6): 1899-1911.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 14-05-2024

Laatst geautoriseerd  : 14-05-2024

Geplande herbeoordeling  :

De Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie (NVDV) is regiehouder van deze richtlijn en eerstverantwoordelijke op het gebied van de actualiteitsbeoordeling van het richtlijn. De andere aan deze richtlijn deelnemende wetenschappelijke verenigingen of gebruikers van deze richtlijn delen de verantwoordelijkheid en informeren de regiehouder over relevante ontwikkelingen binnen hun vakgebied.

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie
Geautoriseerd door:
  • Nederlands Oogheelkundig Gezelschap
  • Nederlandse Internisten Vereniging
  • Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie
  • Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland
  • Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers
  • Nederlandse Vereniging van Huidtherapeuten
  • Vereniging voor Mensen met Constitutioneel Eczeem
  • Nederlandse Vereniging voor Allergologie en Klinische Immunologie

Algemene gegevens

Aanleiding en afbakening onderwerp

Op initiatief van de Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie (NVDV) is de richtlijn Constitutioneel Eczeem (CE) in de periode 2022-2024 gedeeltelijk herzien. Deze herziening betreft de toevoeging van modules over de ‘nieuwe systemische middelen’: biologics en JAK-remmers.

 

CE is een veel voorkomende aandoening met een grote impact op het leven van patiënten. Ondanks goede therapeutische opties hebben nog steeds veel patiënten suboptimale behandeling van hun CE. In een in Europa uitgevoerde enquête onder 1189 patiënten met ernstig CE, geven tot wel 1 op de 4 patiënten aan niet goed om te kunnen gaan met hun eczeem en het gevoel te hebben de aandoening niet onder controle te kunnen houden. Daarnaast geeft 23% aan géén positieve kijk te hebben op hun leven (met eczeem). Patiënten ervaren tevens veel problemen als gevolg van onbeheersbare en persisterende jeuk, die een groot deel (57%) drijft tot wanhoop.[EFA, 2018]

 

Het Nationaal CE Project [NCEP (nvdv.nl)], opgesteld door meerdere partijen, heeft als doel het verbeteren van de CE-zorg in en voor de gehele keten; onder meer door het verschaffen van goede voorlichting die aansluit bij de behoefte van de patiënt, verbeterde voorlichting over de behandelmogelijkheden en goede voorlichting en begeleiding tijdens de behandeling. Dit zijn bij uitstek doelen die aan bod dienen te komen in medisch specialistische richtlijnen (als ook die van de NVDV), te meer sinds de komst van relatief nieuwe medicamenten.

 

Met de komst van biologics en Januskinase (JAK)-remmers voor patiënten met CE is het arsenaal aan behandelmogelijkheden uitgebreid, hetgeen bijdraagt om patiënten met CE die niet uitkomen met conventioneel systemische middelen controle van ziekte te bieden, met inherent een betere kwaliteit van leven.

Derhalve zijn de modules over de herziene en toegevoegde onderwerpen (biologics, JAK-remmers) zo opgesteld dat ze relevante en praktische aanbevelingen bieden voor de verschillende momenten (indicatiestelling en keuze van middel, vóór start behandeling/screening, tijdens de behandeling/monitoring en bij het stoppen van de behandeling) van de specialistische dermatologische zorg in de tweede/derde lijn.

 

De module over dupilumab is herzien t.o.v. de richtlijn uit 2019. De overige modules in deze richtlijn zijn toegevoegd. Eind 2024 volgt naar verwachting een toevoeging over de behandeling van kinderen met CE middels biologics en JAK-remmers.

 

Doel en doelgroep

Doel

Deze modulaire herziening is een document met aanbevelingen ter ondersteuning van de dagelijkse praktijkvoering. De richtlijn berust op de resultaten van wetenschappelijk onderzoek en aansluitende meningsvorming (expert opinion) gericht op het vaststellen van goed medisch handelen. Deze modulaire herziening geeft aanbevelingen over de begeleiding en behandeling van patiënten met CE die in aanmerking komen voor een biologic of JAK-remmer.

 

Doelgroep

De richtlijn is primair bestemd voor dermatologen. Alhoewel de indicatiestelling en het voorschrijven van biologics en JAK-remmers bij CE primair door de dermatoloog plaatsvindt, zijn verpleegkundig specialisten en physician assistants nauw betrokken bij de zorg voor patiënten met CE. Derhalve is de richtlijn ook relevant voor deze doelgroep. Secundair is de richtlijn eventueel nuttig voor oogartsen, internisten, (ziekenhuis)apothekers, allergologen en gynaecologen. Voor patiënten werd informatie ontwikkeld voor www.thuisarts.nl. Voor huisartsen geldt primair de NHG-Standaard. Vooralsnog zijn biologics en JAK-remmers voor de behandeling van CE middelen die in de 2de, maar met name in de 3de lijn worden voorgeschreven.

 

Overzicht betrokken partijen Herziening NVDV-richtlijn CE 2022-2024

Overzicht betrokken partijen

Zitting neming in werkgroep

Knelpunten analyse

Commentaarfase

Autorisatie

Opmerkingen

Wetenschappelijke verenigingen

Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie (NVDV)

X

X

X

X

 

Nederlandse Internisten Vereniging

(NIV) - Nederlandse Vereniging voor Allergologie en Klinische Immunologie (NVvAKI)

X

X

X

X

 

Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde (NVK)

X

X

X

-*

*Kindermodule wordt later in 2024 gepubliceerd, daarvoor volgt een aparte commentaar- en autorisatiefase. NVK zal daarvoor benaderd worden.

Nederlands Oogheelkundig Genootschap (NOG)

X

X

X

X

 

Nederlandse Vereniging voor Ziekenhuis Apothekers (NVZA)

X

Niet aanwezig

X

X

Geen commentaar geleverd.

Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN)

X

X

X

X

Geen commentaar geleverd.

Nederlandse Vereniging voor Huidtherapeuten (NVH)

X

X

X

X

Geen commentaar geleverd.

Nederlandse Associatie Physician Assistants (NAPA)

-

X

X

-

Niet gelukt een vertegenwoordiger af te vaardigen om in de werkgroep deel te nemen.

 

Geen commentaar geleverd.

Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG)

-

Niet aanwezig

X

-

 

Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG)

-

-

X

-

 

Patiëntenverenigingen

VMCE

X

X

X

X

 

Huid Nederland (HN)

-

-

X

-

Geen commentaar geleverd.

Stakeholders

Nederlandse Vereniging Ziekenhuizen (NVZ)

-

Niet aanwezig

X

-

 

Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU)

-

Niet aanwezig

X

-

Geen commentaar geleverd.

Zorgverzekeraars Nederland (ZN)

-

Niet aanwezig

X

-

Geen commentaar geleverd.

Vereniging Innovatieve Geneesmiddelen (VIG)

-

-

X

-

 

Zorginstituut Nederland (ZiN)

 

Niet aanwezig

X

-

Geen commentaar geleverd.

Inspectie voor Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ)

-

Niet aanwezig

X

-

Geen commentaar geleverd.

Het merendeel van de partijen werden uitgenodigd voor de knelpuntenanalyse (invitational conference) en de commentaarfase. Deelname aan de werkgroep en autorisatie wordt enkel aan de wetenschappelijke verenigingen, patiëntenverenigingen en overige organisaties voorgelegd.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijn werd een multidisciplinaire werkgroep ingesteld. Bij het samenstellen van de werkgroep werd rekening gehouden met de geografische spreiding van de werkgroepleden en met een evenredige vertegenwoordiging van academische en niet-academische achtergrond. De werkgroepleden hebben onafhankelijk gehandeld en geen enkel lid ontving gunsten met het doel de richtlijnen te beïnvloeden. Naast de afgevaardigden van de verschillende beroepsgroepen is er ook een patiëntenvertegenwoordiger betrokken geweest bij de ontwikkeling van de richtlijn.

 

Overzicht werkgroepleden - Herziening NVDV-richtlijn CE 2022-2024

Werkgroepleden – Herziening NVDV-richtlijn CE 2022-2024

Vereniging/affiliatie

mw. drs. S. van den Ham-Stewart, dermatoloog (voorzitter)

NVDV

mw. dr. F.M. Garritsen, dermatoloog

NVDV

mw. dr. J.M. Oldhoff, dermatoloog

NVDV

mw. dr. L.A.A. Gerbens, dermatoloog

NVDV

mw. dr. M. de Graaf, (kinder)dermatoloog

NVDV

mw. dr. I.M. Haeck, dermatoloog

NVDV

mw. dr. J.L. Thijs, dermatoloog

NVDV

mw. dr. G.E. Hoogslag, aios interne geneeskunde

NIV/ NVvAKI

mw. K. Sterkenburg, huidtherapeut

NVH

dhr. drs. F. Korving, ziekenhuisapotheker

NVZA

mw. dr. M.A.J. van Rossum, kinderarts

NVK

mw. dr. C.M. van Luijk, oogarts

NOG

dhr. drs. W. Kouwenhoven, patiëntvertegenwoordiger

VMCE

mw. F. Schussler-Raymakers, verpleegkundig specialist

V&VN

Ondersteuning – Herziening NVDV-richtlijn CE 2022-2024

Vereniging/affiliatie

dhr. drs. M.O. Hoogeveen, arts-onderzoeker (vanaf januari 2023)

NVDV

mw. drs. S.L. Wanders, arts-onderzoeker (tot januari 2023)

NVDV

mw. dr. W.A. van Enst, klinisch epidemioloog

NVDV

Belangenverklaringen

De KNMG-Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of ze in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatie management, kennisvalorisatie) hebben gehad. Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel (tabel 3). De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van de Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie.

 

Overzicht belangenverklaringen werkgroepleden - Herziening NVDV-richtlijn CE 2022-2024

Werkgroep

lid

Hoofdfunct-

ie(s)

Nevenfunctie(s)

Persoonlijke financiële belangen

Persoonlijke relaties

Extern gefinancierd onderzoek

Intellectuele belangen en reputatie

Overige belangen

Getekend op

Acties

drs. S. van den Ham-Stewart

Dermatoloog IJsselland ziekenhuis

Project Huid in de Klas – Huidpatiënten Nederland: 1 sessie betaald, de rest onbetaald 

Geen

Geen

IJsselland ziekenhuis neemt deel aan Bioday Registry

Geen

Geen

13 maart 2022

-

dr. F.M. Garritsen

Dermatoloog Haga ziekenhuis

Lid domeingroep kinderdermatologie NVDV

In 2021 deelname aan adviesraad over eczeem bij Abbvie en LeoPharma

Geen

Geen

Geen

Geen

17 maart 2022

-

dr. J.M. Oldhoff

Dermatoloog UMC Groningen

Voorzitter domeingroep SOA en huidinfecties

Lid MDR SOA 

Lid leidraad PeIN

Lid richtlijn alopecia

 

Allen onbetaald

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

29 maart 2022

-

dr. L.A.A. Gerbens

Dermatoloog Amsterdam UMC en Huid Medisch Centrum

- Co-auteur European Dermatology Forum (EDF) EuroGuiDerm Atopic Dermatitis

 guideline, geleid doorprof. dr. A. Wollenberg en prof. dr. C. Flohr. Onbetaald.

 

- Projectleider UPDATE trial, beurs ZonMw. Mijn functie is in-kind.

 

- Data Monitoring Board (DMC) van A-STAR registry UK/Ireland. Onbetaald.

 

- Lid Board of Directors C3: The CHORD COUSIN Collaboration for Dermatology

 Outcomes. Onbetaald.

 

- Lid Scientific Committee Skin Inflammation & Psoriasis International Network

 (SPIN). Onbetaald.

 

- Advisory journal editor of Dutch Amsterdam Medical Student journal (AMSj). Onbetaald.

 

- Lid Executive Committee Harmonising Outcome Measurements for Eczema (HOME) initiative. Onbetaald.

 

- Lid steering committee of the international TREatment of ATopic eczema (TREAT)

Registry Taskforce and of the Dutch TREAT NL registry. Onbetaald.

Geen

Geen

Geen.

Wel projectleider UPDATE trial; NB-UVB bij atopisch eczeem. Geen systemische medicatie is hierbij betrokken.

Geen

Geen

11 maart 2022

-

dr. M. de Graaf

Dermatoloog, met aandachtsgebied kinderen (kinderdermatoloog) UMC Utrecht

Geen

Geen financieel belang

Wel lid van adviesraad over systemische medicatie voor Constitutioneel Eczeem (CE) van Sanofi Genzyme, Eli Lilly en Leo Pharma.

Geen

Betrokken bij CE onderzoek naar:

- JAK remmers (Eli Lilly, Abbvie, Pfizer)

- Biologicals (Sanofi Genzyme, Leo Pharma)

- anti bacteriële verbandmiddelen (ZonMW)

Geen

Geen

11 maart 2022

-

dr. I.M. Haeck

Dermatoloog Reinier de Graaf ziekenhuis

Adviesraad/consultant voor: Lilly, Abbvie, Sonofi/Regeneron, LEO Pharma

 

M18-891 studie Abbvie

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

29 maart 2022

-

dr. J.L. Thijs

AIOS dermatologie en post-doctoraal onderzoeker UMC Utrecht

Spreker voor Sanofi, LeoPharma, Almirall (betaald)

Geen

Geen

Medewerking aan wetenschappelijk onderzoek gefinancierd door Sanofi-Regeneron en LeoPharma

Geen

Geen

16 maart 2022

-

dr. G.E. Hoogslag

AIOS interne geneeskunde, fellow allergologie/klinische immunologie

UMC Groningen

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

29 maart 2022

-

dr. C.M. van Luijk

Oogarts

UMC Utrecht.

 

Subspecialisme voorsegment: chirurgisch en medisch cornea, conjunctiva en complexe cataract operaties.

Eenmalig betaalde nascholing door Santen (4-2021)

 

Eenmalig deelname adviescommissie bijwerkingen dupilumab waarvoor vergoeding door Regeneron (12-2019)

Geen

Geen

Beurs voor onderzoek te besteden aan ciclosporine door Santen. Onderzoek nog niet gestart. Onafhankelijkheid verklaard in overeenkomst.

Bijzondere en unieke expertise in atopische oogpathologie binnen multidisciplinair eczeem zorg team in UMC Utrecht

Geen

29 maart 2022

-

dr. M.A.J. van Rossum

Kinderarts-reumatoloog/immunoloog Amsterdam UMC en gedetacheerd naar Reade Reumatologie Amsterdam

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

17 maart 2022

-

drs. F. Korving

Poliklinisch ziekenhuis apotheker

Tergooi MC

Werkgroeplid NVDV-richtlijn psoriasis

Beoordeling NVDV-richtlijn Acne Vulgaris

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

23 maart 2022

-

mw. K. Sterkenburg

Beleidsmedewerker onderzoek & kwaliteit bij de Nederlandse Vereniging van Huidtherapeuten

Projectlid 'Eczeemvriendelijk Veenendaal'. Betaald.

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

17 maart 2022

-

mw. F. Schussler-Raymakers

Verpleegkundig specialsist UMC Utrecht

Adviesraad Sanofi genzyme (betaald)

Adviesraad Leo Pharma (betaald)

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

10 juni 2022

-

dhr. W. Kouwenhoven

Patiëntvertegenwoordiger

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

14 maart 2022

-

Inbreng patiëntenperspectief

Er is aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door de zitting neming van een patiëntvertegenwoordiger in de werkgroep en verwerking van het patiëntperspectief in de modules. Het conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan de patiëntenvereniging Huid Nederland (HN) en de Vereniging voor Mensen met Constitutioneel Eczeem (VMCE).

 

Wkkgz & Kwalitatieve raming van mogelijke substantiële financiële gevolgen

Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (gebaseerd op het stroomschema ontwikkeld door FMS).

 

Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen zijn, zie onderstaande tabel.

 

Module

Uitkomst Raming

Toelichting

Betreft gehele herziening over biologics en JAK-remmers voor de behandeling van volwassenen met CE en een indicatie voor systemische therapie.

Geen substantiële financiële gevolgen

Uit de toetsing volgt dat de aanbevelingen toepasbaar zijn op ongeveer 5.000 en maximaal 10.000 patiënten (zowel volwassenen als kinderen meegenomen).

 

Uit de toetsing volgt dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Verwacht wordt dat deze middelen niet substantieel vaker zullen worden ingezet dan dat ze heden worden ingezet. Budget impact analyse (BIA) betreft deze middelen is reeds uitgevoerd bij het beoordelen van de vergoedingsdossiers door het Zorginstituut Nederland en de CieBAG. Heden zijn alle in deze herziening besproken systemische middelen (biologics en JAK-remmers) vergoed voor de genoemde indicatie. Het ene systemische middel (hiermee bedoelende biologics en JAK-remmers) wordt niet aanbevolen boven het andere. Er wordt geen ander voorschrijfgedrag aanbevolen dan heden in de praktijk/kliniek gangbaar is.

 

Er worden concluderend geen substantiële financiële gevolgen verwacht.

Implementatie

In de verschillende fasen van de ontwikkeling van het richtlijn is rekening gehouden met de implementatie van het richtlijn(modules) en de praktische uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. Daarbij is uitdrukkelijk gelet op factoren die de invoering van de richtlijn in de praktijk kunnen bevorderen of belemmeren. De richtlijn wordt via het internet verspreid onder alle relevante beroepsgroepen en ziekenhuizen en er zal in verschillende specifieke vaktijdschriften aandacht worden besteed aan deze richtlijn. Tevens zal een samenvatting worden gemaakt.

Het implementatieplan is te vinden in de bijlagen. Daarnaast is er een ‘kwalitatieve raming van mogelijke substantiële financiële gevolgen’ van de aanbevelingen uitgewerkt zoals beschreven onder Inbreng patiëntenperspectief.

Werkwijze

Knelpuntenanalyse

In de voorbereidingsfase heeft een bijeenkomst plaatsgevonden waarvoor alle belanghebbenden zijn uitgenodigd. In deze bijeenkomst zijn knelpunten aangedragen door de werkgroepleden en gemandateerden van verschillende wetenschappelijke verenigingen en stakeholders. Voor een volledig overzicht wordt verwezen naar tabel Overzicht betrokken partijen Herziening NVDV-richtlijn CE 2022-2024 .

 

Strategie voor zoeken en selecteren van literatuur

Module: Keuze voor en tussen biologics en JAK-remmers

Voor deze module is geen systematische literatuuranalyse verricht. Overwegingen en aanbevelingen zijn tot stand gekomen op basis van expert opinie, waarbij gebruik is gemaakt van internationale consensusartikelen, effectiviteits- en veiligheidsgegevens uit netwerk meta-analyses, SmPC-teksten en het patiëntenperspectief. Het patiëntenperspectief is gerealiseerd door nauwe samenwerking met een patiëntvertegenwoordiger (tevens werkgroeplid) van de Vereniging voor Mensen met Constitutioneel Eczeem (VMCE).

 

Module: Behandeldoelen

Voor deze module is geen systematische literatuuranalyse verricht. Overwegingen en aanbevelingen zijn tot stand gekomen op basis van expert opinie, hierbij is gebruik gemaakt van een internationaal consensusartikel en enkele real-world evidence (RWE) publicaties.

 

Module: Switchen tussen de verschillende nieuwe systemische middelen

Voor deze module is geen systematische literatuuranalyse verricht. Op het moment van schrijven van deze richtlijn (2023) is er beperkte literatuur beschikbaar over het switchen tussen de verschillende nieuwe middelen. De overwegingen en aanbevelingen zijn gebaseerd op ervaring en expert opinie van de werkgroepleden en beschikbare literatuur.

 

Modules: Biologics en JAK-remmers

Ten tijde van het begin van de modulaire herziening van de richtlijn werd de EDF-richtlijn ‘Living EuroGuiDerm Guideline for systemic treatment of Atopic Eczema’ (gepubliceerd juni 2022, geüpdatet in december 2022). Deze internationale richtlijn geeft met name informatie over de effectiviteit en veiligheid van de systemische middelen en is gebaseerd op de ‘Living Systematic Review en Network Meta-analyse van Drucker et al. [Drucker et al., 2022a; Drucker et al., 2022b], die regelmatig geüpdatet wordt. Zie bijlage 2 voor de ‘evidence synthese’ door de EDF-werkgroep.

 

Voor de modulaire herziening van de CE-richtlijn is deze EDF-richtlijn als basis gebruikt voor de toegevoegde modules over (de in Nederland goedgekeurde) biologics en JAK-remmers. Er is echter onvoldoende informatie te vinden in de EDF-richtlijn over zaken rondom het voorschrijven van deze middelen waarmee een behandelaar te maken krijgt. Biologics en JAK-remmers voor de behandeling van CE zijn relatief nieuw maar worden reeds toegepast in de praktijk. Derhalve heeft de richtlijnwerkgroep zich ingezet om meer zaken uit te diepen die nodig zijn voor een goede opstart en verloop van de behandeling. Zodoende is aanvullend gebruik gemaakt van recenter gepubliceerd bewijs en de SmPC-teksten ter ondersteuning van expert opinion van de richtlijnwerkgroep. De voortvloeiende aanbevelingen zijn toegespitst op de Nederlandse situatie. De richtlijnwerkgroep is zich ervan bewust dat op het moment van publicatie de data alweer verouderd of onvolledig kan zijn door voortdurende publicaties van real-world evidence (RWE).

 

Uitgangsvragen en uitkomstmaten

De uitgangsvragen van de EDF-guideline werden geadapteerd naar de Nederlandse situatie. De modules over de herziene onderwerpen (biologics, JAK-remmers,) zo opgesteld dat ze relevante en praktische aanbevelingen bieden voor de verschillende momenten (indicatiestelling en keuze van middel, vóór start behandeling/screening, tijdens de behandeling/monitoring en bij stoppen van de behandeling) van de specialistische dermatologische zorg in de tweede/derde lijn.

 

Indicatorontwikkeling

Er werden geen nieuwe indicatoren ontwikkeld voor deze richtlijn. De huidige indicatoren volstaan.

 

Kennislacunes

Een overzicht van de onderwerpen waarvoor (aanvullend) wetenschappelijk van belang wordt geacht, als uitgangsvraag beschreven, is te vinden in de kennislacunes zie bijlagen.

 

Juridische betekenis van richtlijnen

Richtlijnen zijn geen wettelijke voorschriften maar wetenschappelijk onderbouwde en breed gedragen inzichten en aanbevelingen waaraan zorgverleners zouden moeten voldoen om kwalitatief goede zorg te verlenen. Aangezien richtlijnen uitgaan van ‘gemiddelde patiënten’, kunnen zorgverleners in individuele gevallen zo nodig afwijken van de aanbevelingen in de richtlijn. Afwijken van richtlijnen is, als de situatie van de patiënt dat vereist en na overleg met de patiënt, soms zelfs noodzakelijk. Een richtlijn beschrijft wat goede zorg is, ongeacht de financieringsbron (Zorgverzekeringswet (Zvw), Wet langdurige zorg (Wlz), Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), aanvullende verzekering of eigen betaling door de cliënt/patiënt). Opname van een richtlijn in een register betekent dus niet noodzakelijkerwijs dat de in de richtlijn beschreven zorg verzekerde zorg is.

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijn is medio december 2023 t/m medio februari 2024 aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen, (patiënt) organisaties en stakeholders voorgelegd ter commentaar.

 

Referenties

Drucker AM, Morra DE, Prieto-Merino D, Ellis AG, Yiu ZZN, Rochwerg B, et al. Systemic Immunomodulatory Treatments for Atopic Dermatitis: Update of a Living Systematic Review and Network Meta-analysis. JAMA Dermatol. 2022;158; 523-532.

 

Drucker AM. Systemic immunomodulatory treatments for atopic dermatitis: a living systematic review and network meta-analysis. 2022. https://eczematherapies.com/research/.

 

EFA: Giuseppe de Carlo, Sofia Romagosa, Isabel Proaño, Susanna Palkonen. Itching for Life: Quality of Life and costs for people with severe atopic eczema in Europe. EFA, European Federation of Allergy and Airways Diseases Patients’ Associations. 2018

 

Volgende:
Overige systemische therapie