Colorectaal carcinoom (CRC)

Initiatief: NVVH Aantal modules: 80

Ondersteunende zorg

Uitgangsvraag

Welke ondersteunende zorg kan worden ingezet voor de lichamelijke, psychosociale en praktische problemen die op kunnen treden in het zorgtraject (van diagnostiek tot nazorg) bij patiënten met colorectaal carcinoom?

Aanbeveling

Informeer patiënten over beschikbare informatiebronnen zoals patiëntenorganisaties, Thuisarts.nl, verwijsgids kanker en Oncokompas.

 

Informeer de patiënt over de mogelijkheden van ondersteunende zorg en stem eventuele verwijzing goed af, zodat de patiënt goed geïnformeerd kan beslissen en gemotiveerd is voor de gekozen zorg.

 

Verwijs voor ondersteunende zorg bij voorkeur naar een psychosociale en/of (para)medische zorgverlener met ervaring in oncologie. Schakel bij patienten met een stoma de stomaverpleegkundige in.

Overweeg bij reïntegratie problematiek na kanker een verwijzing naar een gespecialiseerde bedrijfsarts: de bedrijfsartsconsulent oncologie (BACO).

 

Zorg voor regelmatige interdisciplinaire overdracht van informatie ten aanzien van de al dan niet ingezette behandeling en voortgang, ook naar de huisarts.

Overwegingen

Wat is er nieuw?

•          Stomazorg is toegevoegd in deze module.

 

Overwegingen

Ondersteunende zorg omvat alle zorg in aanvulling op de medische zorg, die ten goede komt aan de patiënt met een colorectaal carcinoom. Ondersteunende zorg is niet gebonden aan een bepaalde fase in het behandeltraject. Derhalve dient iedere betrokken professional gedurende het gehele zorgtraject alert te zijn op een hulpvraag met betrekking tot ondersteunende zorg. Zoals besproken in de module Signalering en behandeling van de gevolgen van CRC (10.1) wordt geadviseerd hiervoor de Last-meter te gebruiken, bij kwetsbare (veelal oudere) patiënten aangevuld met gerichte navraag naar functionele, fysieke, psychische en sociale problemen verbonden met kanker.

 

Online informatiebronnen

De Verwijsgids Kanker (www.verwijsgidskanker.nl), ontwikkeld en onderhouden door de IKNL, kan gebruikt worden door hulpverleners, patiënten en diens naasten om verwijsmogelijkheden te verkennen. Het gaat daarbij om zorgmogelijkheden op zowel landelijk als regionaal niveau, zoals fysiotherapie, psychosociale zorg, ergotherapeuten, diëtisten, etc. De website is vrij toegankelijk.

 

Kanker.nl (www.kanker.nl) is het centrale online platform in Nederland met informatie over kanker. Dit is bestemd voor iedereen die met kanker te maken krijgt: (ex-)patiënten en hun naasten, om het platform bezoeken en eventueel ook deelnemer worden. Inmiddels telt Kanker.nl ruim 1 miljoen bezoeken per maand, 30.000 deelnemers en zo'n 1.350 bloggers. De website is vrij toegankelijk.

 

Thuisarts.nl (www.thuisarts.nl) is een initiatief van het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) en is bedoeld voor mensen die informatie zoeken over gezondheid en ziekten en kan gebruikt worden als ondersteuning bij voorlichting aan patiënten voor, tijdens en na het consult. De website is vrij toegankelijk.

 

Het Oncokompas (www.oncokompas.nl) is een onlineprogramma bedoeld voor patiënten, waarin eerst een totaalbeeld gevormd wordt van de ervaren kwaliteit van leven door te kijken naar leefstijl, fysiek, psychisch en sociaal functioneren en levensvragen. Dit wordt vervolgens gekoppeld aan concrete stappen die de patiënt kan nemen om kwaliteit van leven te verbeteren. Op basis van deze gegevens, de gezondheidstoestand, persoonlijkheid en motivatie van de patiënt adviseert het Oncokompas vervolgens specifieke zelfhulpprogramma’s of doorverwijzing naar gespecialiseerde zorg. Om gebruik te maken van het Oncokompas dient de patiënt aangemeld te worden via zijn oncologisch behandelaar of verpleegkundig specialist.

 

Patiëntenorganisaties

Patiëntenorganisaties bieden actuele patiënteninformatie, lotgenotencontact en belangenbehartiging aan voor patiënten met een colorectaal carcinoom. Het is daarom zinvol patiënten tijdig te wijzen op deze bron van informatie en ondersteuning.

 

Professionele ondersteunende zorg

Voor ondersteunende zorg op psychosociale, paramedisch en medisch vlak is een uitgebreid palet aan professionele zorgverleners inzetbaar. Te denken valt bijvoorbeeld aan fysiotherapie (algemeen, of specifiek gericht op bekkenbodemproblematiek), psychologie, maatschappelijk werk, diëtetiek, ergotherapie, stomaverpleegkundige, revalidatiegeneeskunde, en bij kwetsbare (oudere) patiënten ook de specialist ouderengeneeskunde/geriatrie/ interne ouderengeneeskunde.

 

Voor stomazorg wordt verwezen naar de desbetreffende richtlijn (herziene versie november 2018) waarin uiteengezet wordt wat de meerwaarde is van de stomaverpleegkundige, en welke opleiding, praktijkervaring, en deskundigheidsniveau nodig zijn om deze ondersteunende zorg te kunnen leveren.

 

De Verwijsgids Kanker geeft een overzicht van paramedische zorgverleners met specialisatie in de problematiek van oncologische patiënten. In het deskundigenbestand van de Nederlandse Vereniging voor Psychosociale Oncologie (https://nvpo.nl/deskundigenbestand) staan psychosociale zorgverleners geregistreerd die voldoen aan de criteria van hun beroepsvereniging voor het verlenen van psychosociale zorg in de Oncologie.

 

Ondersteuning op participatie in werk

Een werkende met een dienstverband wordt bij verzuim begeleid door de bedrijfsarts. Ook als er geen sprake is van verzuim kan een werkende ondersteuning vragen van de bedrijfsarts. De bedrijfsarts kent -vanuit de richtlijn Kanker & Werk voor bedrijfsartsen (NVAB, versie 2019)-de begeleidingsmogelijkheden bij re-integratie na kanker. Hij is op de hoogte van de interventiemogelijkheden die werkhervatting tijdens of na een behandeling voor kanker kunnen ondersteunen, maar ook bij het optreden van late gevolgen van de kanker(behandelingen). In die richtlijn zijn ook een aantal verwijsindicaties aangegeven voor de in kanker en werk gespecialiseerde bedrijfsarts: de bedrijfsartsconsulent oncologie of BACO. Deze kan ingeschakeld worden bij complexe problematiek in relatie met werkhervatting na kanker. In dat kader kan gedacht worden aan de volgende vragen:

  1. Zijn er na de behandelingen voor CRC nog gezondheidsklachten, die belemmerend zijn voor het dagelijks functioneren en het werkvermogen?
  2. Ervaart de patiënt ernstige vermoeidheidsklachten, die hem belemmeren in de uitvoering van zijn dagelijkse bezigheden (dus ook werk)?
  3. Is er sprake van klachten over het concentreren of het geheugen?
  4. Zijn er andere chronische aandoeningen -niet ten gevolge van kanker(behandelingen)- die belemmerend kunnen zijn bij de re-integratie (comorbiditeit)?
  5. Ervaart de patiënt voorafgaand aan en tijdens de re-integratie voldoende steun vanuit zijn sociale netwerk?
  6. Zijn er andere factoren aanwezig, die de re-integratie belemmeren (persoonlijk,  ziektegerelateerd of werkgerelateerd)?
  7. Is er sprake van stagnatie van de re-integratie in werk zonder duidelijke oorzaak?

Een zzp-er heeft geen bedrijfsarts. Iedere zzp-er die worstelt met een of meer van bovenstaande vragen zal evengoed gebaat zijn bij ondersteuning door een BACO.

 

Een verwijzing naar de bedrijfsartsconsulent oncologie kan rechtstreeks gedaan worden. Zie hiervoor  https://www.nvka.nl/BACO/.

Onderbouwing

Tijdige signalering en behandeling van lichamelijke, psychosociale of praktische klachten die op kunnen treden in het traject van diagnostiek tot nazorg is een essentieel aspect van de zorg voor patiënten met colorectaal carcinoom. Het hebben van een vast aanspreekpunt/casemanager, zoals beschreven in de modules ‘Diagnostische fase’ en ‘Behandelfase’, bevordert het tijdig signaleren van verandering in de gezondheidstoestand of gemoedsrust van de patiënt. Daarbij wordt geadviseerd om periodiek de Lastmeter in te laten vullen en aan de hand hiervan met de patiënt de zorgbehoefte te bespreken (Module ‘Signalering en behandeling van de gevolgen van colorectaal carcinoom). In het kader van ondersteunende zorg is ook de begeleiding bij werkhervatting na kanker van belang.

 

Deze module richt zich op de mogelijkheden voor het bieden van ondersteunende zorg in geval van klachten en/of zorgbehoefte, waarbij dit specifiek ook voor kwetsbare patienten geldt. Omdat een aanzienlijk deel van patienten met colorectaal carcinoom een tijdelijk of blijvend stoma krijgt, zal in deze module ook aandacht zijn voor het belang van stomazorg. Het hoofdstuk ‘Nazorg en nacontrole’ bevat daarnaast een aantal modules die direct aan de behandeling gerelateerde lichamelijke problemen behandelen, zoals darm- of blaasfunctiestoornissen, seksuele dysfunctie. Adviezen ten aanzien van voeding en beweging in de perioperatieve periode staan beschreven in Module ‘Prehabilitatie’. Derhalve wordt daarop hier niet verder ingegaan.

Samenvatting van internationale richtlijnen en consensusdocumenten

De richtlijn Detecteren behoefte psychosociale zorg (IKNL, 2017) adviseert om aan de hand van de Lastmeter te beoordelen of verwijzing voor ondersteunde zorg nodig is. Dit moet goed afgestemd en besproken worden met de patiënt, zodat de patiënt goed geïnformeerd kan beslissen en gemotiveerd is voor de gekozen zorg. Ondanks een hoge emotionele last of onvervulde zorgbehoeftes zal niet elke patiënt verwezen willen worden. Patiënten bepalen uiteindelijk zelf of zij wel of geen gebruik willen maken van aanvullende professionele zorg. De richtlijn adviseert bij voorkeur te verwijzen naar een psychosociale en/of (para)medische zorgverlener met ervaring in oncologie.

 

De richtlijn stelt dat onderling gestructureerd overleg en afstemming over de geconstateerde problematiek en ingezette behandeling tussen de psychosociale en (para)medische zorgverleners en de basisbehandelaars noodzakelijk is. Daarnaast is het belangrijk dat de verwijzend arts terugrapportage ontvangt over (het effect van) de gegeven psychosociale en /of paramedische behandeling of over de redenen om af te zien van behandeling.

 

De richtlijn Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie (2018) adviseert in geval van een functioneringsprobleem op één vlak, inzet van een monodisciplinaire behandelaar. In geval van functioneringsproblemen op verscheidene vlakken zonder onderlinge samenhang worden meerdere monodisciplinaire behandelaren naast elkaar geadviseerd.

 

Indien er sprake is van functioneringsproblemen op meerdere vlakken, die onderling met elkaar samenhangen, of indien er noodzaak is tot interdisciplinaire behandeling, dan wordt poliklinische, medische specialistische revalidatie geadviseerd. In geval van zeer uitgebreide of ernstige functiestoornissen met blijvende beperkingen kan dit ook in een klinische setting plaatsvinden.

 

De richtlijn Kanker & Werk voor bedrijfsartsen (NVAB, versie 2019)-geeft handvaten voor de begeleidingsmogelijkheden bij re-integratie na kanker. In deze richtlijn zijn ook een aantal verwijsindicaties aangegeven voor de in kanker en werk gespecialiseerde bedrijfsarts: de bedrijfsartsconsulent oncologie of BACO.

 

De richtlijn Stomazorg Nederland (V&VN Stomaverpleegkundigen, versie november 2018) behandelt de informatie en educatie in de stomazorg, waarbij dit specifiek uitgewerkt is voor de preoperatieve fase, de postoperatieve en ontslagfase, en de nazorgfase. Tevens wordt geformuleerd hoe de stomazorg dient te zijn georganiseerd.

 

Voor een kwetsbare (vaak oudere) patiënt die te kwetsbaar is om na ziekenhuisopname met ontslag naar huis te gaan, adviseert de richtlijn een klinisch multidisciplinair (oncologisch) revalidatietraject binnen de geriatrische revalidatiezorg.

 

Samenvatting van systematische reviews en meta-analyses

Er zijn geen relevante systematische reviews voor dit onderwerp beschikbaar.

PICO(s)

Voor deze uitgangsvraag werd geen PICO opgesteld.

  1. Richtlijn Detecteren behoefte aan psychosociale zorg (IKNL, 2017).
  2. Richtlijn Kanker en Werk (NAVB, 2019).
  3. Richtlijn Medisch Specialistische revalidatie bij Oncologie (2018).
  4. Richtlijn Stomazorg Nederland (V&VN Stomaverpleegkundigen, herziening november 2018)

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 08-04-2024

Laatst geautoriseerd  : 08-04-2024

Geplande herbeoordeling  : 08-04-2028

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Heelkunde
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Vereniging van Maag-Darm-Leverartsen
  • Nederlandse Vereniging voor Heelkunde
  • Nederlandse Vereniging voor Klinische Geriatrie
  • Nederlandse Vereniging voor Nucleaire geneeskunde
  • Nederlandse Vereniging voor Pathologie
  • Nederlandse Vereniging voor Radiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Radiotherapie en Oncologie
  • Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland
  • Stichting Darmkanker
  • Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenorganisaties

Algemene gegevens

De ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodules werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en werd gefinancierd uit de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS). De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodules.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen (zie hiervoor de Samenstelling van de werkgroep) die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met colorectaal carcinoom. Deze werkgroep is ingesteld in het kader van het cluster oncologie onderste tractus digestivus.

 

De huidige samenstelling van de werkgroep

Prof. dr. P.J. (Pieter) Tanis, gastrointestinaal en oncologisch chirurg, Erasmus MC, Rotterdam, NVvH (voorzitter)

dr. J.W.A. (Pim) Burger, chirurg, Catharina Ziekenhuis, Eindhoven, NVvH

dr. M. (Myriam) Chalabi, internist, Antoni van Leeuwenhoek, Amsterdam, NIV/NVMO

S. Dokter (Simone) MSc., verpleegkundig specialist, Antoni van Leeuwenhoek, Amsterdam, V&VN

Dr. D.J.A. (Derk Jan) de Groot, internist-oncoloog, UMC Groningen, Groningen, NIV/NVMO (vanaf december 2018)

Dr. M.E. (Marije) Hamaker, klinisch geriater, Diakonessenhuis, Utrecht, NVKG

Dr. M.P.W. (Martijn) Intven, radiotherapeut, UMC Utrecht, Utrecht, NVRO

Dr. M. (Miranda) Kusters, colorectaal chirurg, AmsterdamUMC, Amsterdam, NVvH

Dr. M.M. (Marilyne) Lange, patholoog, AmsterdamUMC, Amsterdam, NVvPathologie

Dr. M. (Monique) Maas, radioloog, Nederlands Kanker Instituut, Amsterdam, NVvR (vice-voorzitter)

Prof. dr. C.A.M. (Corrie) Marijnen, radiotherapeut, Leids Universiteit Medisch Centrum, Leiden, NVRO

Dr. L. (Leon) Moons, MDL-arts, UMC Utrecht, Utrecht, NVMDL

Prof. dr. I.D. (Iris) Nagtegaal, patholoog, Radboud UMC, Nijmegen, NVvP

Dr. M. (Mark) Roef, nucleair geneeskundige, Catharina Ziekenhuis, Eindhoven, NVNG

Dr. M. (Maarten) Smits, radioloog, UMC Utrecht, Utrecht, NVvR

Dr. P. (Petur) Snaebjornsson, patholoog, Nederlands Kanker Instituut, Amsterdam, NVvP

I. (Iris) van der Veeken Msc., coloncare verpleegkundige, Flevoziekenhuis, Almere, V&VN

Dr. H.M.W. (Henk) Verheul, internist-oncoloog, Radboudumc, Nijmegen, NIV/NVMO

Prof. dr. C. (Kees) Verhoef, oncologisch chirurg, Erasmus MC, Rotterdam, NVvH

Dr. K.S. (Kathelijn) Versteeg, internist-oncoloog, AmsterdamUMC, Amsterdam, NIV/NVMO

Dr. M. (Marianne) de Vries, abdominaal radioloog, Erasmus MC, Rotterdam, NVvR (vanaf november 2018)

Dr. H.L. (Erik) van Westreenen, chirurg, Isala Zwolle/ Isala Diaconessenhuis, Zwolle/Meppel, NVvH

Dr. M.L. (Miriam) Wumkes, internist, Jeroen Bosch Ziekenhuis, ’s-Hertogenbosch, NIV/NVMO

 

Voormalig betrokken werkgroepleden

Prof. dr. G.L. (Geerard) Beets, gastrointestinaal en oncologisch chirurg, Antoni van Leeuwenhoek, Amsterdam, NVvH

Prof. dr. R.G.H. (Regina) Beets-Tan, radioloog, Nederlands Kanker Instituut, Amsterdam, NVvR

C.M.J. (Christel) Gielen MSc., verpleegkundig specialist, Maastricht UMC+, Maastricht, V&VN

Dr. C.J. (Corneline) Hoekstra, nucleair geneeskundige, Jeroen Bosch Ziekenhuis, ’s-Hertogenbosch, NVNG

Dr. O.J.L. (Olaf) Loosveld, internist-oncoloog, Amphia Ziekenhuis, Brede, NIV/NVMO

Dr. M. (Martijn) Meijerink, interventieradioloog, Amsterdam UMC locatie VUmc, Amsterdam, NVvR

Prof. dr. C.J.A. (Kees) Punt, medisch oncoloog, NIV/NVMO

Prof. dr. J. (Jaap) Stoker, abdominaal radioloog, NVvR

Dr. A.J. (Albert Jan) ten Tije, internist oncoloog, NIV/NVMO

 

Met medewerking van

Dr. H.M.U. (Heike) Peulen, radiotherapeut-oncoloog, Catharina Ziekenhuis, Eindhoven

 

Met ondersteuning van

• R.J.S. (Rayna) Anijs, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

• dr. J.S. (Julitta) Boschman, voormalig betrokken senior adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

• dr. D. (Dagmar) Nieboer, senior adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

• I. (Ingeborg) van Dusseldorp, medisch informatiespecialist, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Belangenverklaringen

De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

De werkgroep heeft bij aanvang van het richtlijnontwikkelingstraject geconstateerd dat sommige werkgroepleden betrokken zijn bij wetenschappelijk onderzoek dat wordt gefinancierd door overheid, onafhankelijke subsidieverstrekkers, of commerciële partijen (in het laatste geval: unrestricted scientific grants). Om te voorkomen dat indirecte belangen (waaronder reputatie en kennisvalorisatie) de richtlijnaanbevelingen onbedoeld zouden kunnen beïnvloeden, heeft de werkgroep besloten dat geen van de modules/aanbevelingen worden opgesteld door één werkgroeplid met dergelijke indirecte belangen. Tenminste één ander werkgroeplid met hetzelfde specialisme of tenminste één ander werkgroeplid met vergelijkbare inhoudelijke kennis van het betreffende onderwerp zijn verantwoordelijk voor de inhoud (vier-ogen-principe).

 

Samengevat, gelden de volgende restricties voor de modules over onderwerpen waar adviesraden, consultancy of industrie-gesponsord onderzoek betrekking op hebben:

  • Werkgroeplid werkt niet als enige inhoudsdeskundige aan de module;
  • Werkgroeplid werkt tenminste samen met een werkgroeplid met een vergelijkbare expertise in alle fasen (zoeken, studieselectie, data-extractie, evidence synthese, Evidence-to-decision, aanbevelingen formuleren) van het ontwikkelproces. Indien nodig worden werkgroepleden toegevoegd aan de werkgroep;
  • In alle fasen van het ontwikkelproces is een onafhankelijk methodoloog betrokken;
  • Overwegingen en aanbevelingen worden besproken en vastgesteld tijdens een werkgroepvergadering onder leiding van een onafhankelijk voorzitter (zonder gemelde belangen).

Voor overige modules gelden geen restricties.

 

Werkgroeplid

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Ondernomen actie

Prof. Dr. P.J. (Pieter) Tanis

Gastro-intestinaal en oncologisch chirurg, Erasmus MC

-Lid clinical audit board Dutch ColoRectal Audit, onbetaald
-Bestuurslid Stichting Opsporing Erfelijke Tumoren, onbetaald
-Lid medische adviesraad Lynch Polyposis vereniging, onbetaald
-Associate Editor Colorectal Disease, onbetaald

Meerdere klinische multicenter trials:
* KWF - COLOPEC-2: vroegdetectie peritoneale metastasen CRC - Projectleider
* KWF - BIOPEX-2: transpositielap voor sluiting perineale wond APR voor rectumcarcinoom - Projectleider
* KWF - IMARI: preventie en optimale behandeling naadlekkage na rectumcarcinoom resectie - Projectleider
* KWF - Predictiemodel longlaesies bij CRC - Projectleider
* KWF - Snapshot

Geen actie ondernomen.

Dr. D.J.A. (Derk-Jan) de Groot

Internist oncoloog, UMC Groningen

Geen.

* Hoffman-La Roche - Fase 2 klinische geneesmiddelen studie - Projectleider
* GE - Fase 2 klinische studie - Geen projectleider
* Siemens - Beurs om PET onderzoek te doen

 

Geen actie ondernomen.

Prof. Dr. M.P.W. (Martijn) Intven

Radiotherapeut-oncoloog, UMC Utrecht

Voorzitter NVRO (onbetaald).

* KWF - ARCADE - radiotherapie bij geïsoleerd lokaal recidief pancreascarcinoom - Projectleider

 

Geen actie ondernomen.

Dr. M. (Monique) Maas

Radioloog, NKI-AVL

Redacteur nascholingsblad 'Imago'; vergoeding 1x jaar.

 

Geen.

Geen actie ondernomen.

Dr. L.M.G. (Leon) Moons

MLD-arts, UMC Utrecht

-Voorzitter T1 CRC werkgroep
-Bestuurslid DCCG
-Voorzitter richtlijn Poliepectomie in het rectum en colon

 

 

Consultant voor Boston Scientific, consultant voor Pentax Medical.

Alleen KWF, ZonMW en MLDS gesponsorde onderzoeken:
* KWF - MATILDA-studie: EMR vs ESD voor grote linkszijdige poliepen - Projectleider
* KWF - STAR-studie: cluster gerandomiseerde studie naar het effect van training in EMR in het verlagen
- Projectleider
* MLDS - STONE-studie: risicofactoen voor lymfkliermetastasen bij T1 CRCs
* ZonMW - TRIASSIC-studie: ESD vs TAMIS voor rectum poliepenoor - Geen projectleider

 

Geen actie ondernomen.

Dr. H.L. (Erik) van Westreenen

Chirurg, Isala Zwolle

Geen.

* KWF - Complex Colon Carcinoom - Projectleider
* Isala Innovatie en Wetenschapsfonds - Locale behandeling T1 carcinomen - Projectleider

 

Geen actie ondernomen.

Drs. H. (Heidi) Rütten

Radiotherapeut-Oncoloog, RadboudUMC

Geen.

Geen.

Geen actie ondernomen.

Prof. Dr. H. (Henk) Verheul

Internist oncoloog, RadboudUMC

Geen.

Externe financiering, Philips diagnostics, Roche, Pfizer, Frame Therapeutics.

Geen actie ondernomen.

Prof. Dr. I.D. (Iris) Nagtegaal

Patholoog, RadboudUMC

Expert patholoog BVO darmkanker (detachering).

 

* Hanarth Foundation - Cancer of unknown primary - Projectleider

 

Geen actie ondernomen.

I. (Iris) van der Veeken

Verpleegkundige, Flevoziekenhuis

Geen.

Geen.

Geen actie ondernomen.

Dr. K. (Kathelijn) Versteeg

Internist-oncoloog en ouderengeneeskunde, Amsterdam UMC

Geen.

Geen.

Geen actie ondernomen.

Prof. Dr. C. (Kees) Verhoef

Oncologische en Gastro-intestinale Chirurg

-Wetenschappelijke adviesraad KWF, onbetaald
-Wetenschappelijke raad Livermetsuvey, onbetaald
-Voorzitter Nederlandse Vereniging voor Chirurgische Oncologie, onbetaald
-Lid Algemeen bestuur Nederlandse Vereniging van Heelkunde, onbetaald
-Voorzitter "Dutch chapter E-AHPBA", onbetaald
-Nederlands TNM comite, onbetaald
-Adviesraad IKNL, onbetaald
-Nederlandse wetenschappelijke Sarcoom Werkgroep, onbetaald
-Bestuur Dutch Hepatocellular Carcinoma Group, onbetaald
-Bestuur Familiehuis, Daniel den Hoed Kliniek, onbetaald

 

Geen.

Geen actie ondernomen.

Dr. M.L.J. (Maarten) Smits

Interventieradioloog, UMC Utrecht

- Voorzitter wetenschapscommissie Nederlandse Vereniging voor Interventieradiologie (onbetaald)
- Lid kernwerkgroep Kwaliteitsnormen in de Interventieradiologie
- Consultant voor Philips (begunstigde Maarten)
- Consultant voor Terumo / Quirem Medical (begunstigde UMC Utrecht)
- Consultant voor Medtronic (begunstigde UMC Utrecht)
- Consultant voor Swedish Orphan Biovitrum (eenmalige zitting in advisory board in 2021, begunstigde UMC Utrecht)
-Editor voor Cardiovascular and Interventional Radiology (onbetaald)

 

* Terumo / Quirem Medical - HEPAR primary study, radioembolization for patients with hepatocellular carcinoma - Geen projectleider
* Zorginstituut Nederland - CAIRO7-studie: radioembolisation for frail or elderly patients with colorectal liver metastases - Geen projectleider

 

Geen actie ondernomen.

Dr. M. (Marianne) de Vries

Radioloog, ErasmusMC

Geen.

Meewerken aan multicenter studies, geen projectleider, onbetaald (bijvoorbeeld SNAPshot studie AVL of PELVEX studie).

 

Geen actie ondernomen.

Dr. M. (Marilyne) Lange

Patholoog, Amsterdam UMC

Geen.

Geen.

Geen actie ondernomen.

Dr. M.E. (Marije) Hamaker

Klinisch geriater, Diakonessenhuis

 

NTVG sectieredacteur - onbetaald
JGO associate editor - onbetaald

 

Europese Commissie - Nieuw zorgpad voor ouderen met kanker - Geen projectleider

 

Geen actie ondernomen.

Dr. M.J. (Mark) Roef

Nucleair Geneeskundige, Catharina Ziekenhuis

Geen.

Geen.

Geen actie ondernomen.

Dr. M. (Miranda) Kusters

Colorectaal chirurg, AmsterdamUMC

 

Geen.

KWF project Snapshot rectumcarcinoom. Betrokken bij diverse andere KWF projecten (CEA-specifieke fluorescentie, PELVEX2 etc.)

 

Geen actie ondernomen.

Dr. M.L. (Miriam) Wumkes

Internist-oncoloog, Jeroen Bosch Ziekenhuis

-Voorzitter oncologiecommissie JBZ, betaald
-Lid netwerkoncologiecommissie EMBRAZE, betaald
-Lid Regiocommissie Onco-oost, betaald
-Lid wetenschappelijke commissie DPCG, niet betaald
-Lid werkgroep organisatie van zorg DRCP, niet betaald
-Moleculaire diagnostiek per augustus,  Zorginstituut Nederland, niet betaald.

 

Lokale PI van onderzoek in JBZ, geen projectleider.
Overigens onderzoeken niet binnen de lower tract
* Overheid (vergoeding vanuit basispakket) - Periscope 2, beperkt gemetastaseerd maagcarcinoom, chemo vs chemo met CRS/HIPEC - Geen projectleider
* KWF - Preopanc 3, resectabel pancreascarcinoom - Geen projectleider

 

Geen actie ondernomen.

Dr. M. (Miryam) Chalabi

Internist-oncoloog, AVL

Richtlin rectumcarcinoom ASCO, niet betaald.

 

Roche-Genentech, Agenus, BMS, MSD, MLDS, ESMO fellowship.

 

Adviesraden voor diverse bedrijven (Roche, BMS, MSD). Lid scientific advisory board Kineta.IDMC NOUSCOM. Betaling altijd aan het instituut en nooit persoonlijk.

 

 

Geen actie ondernomen.

S. (Simone) Dokter

Verpleegkundig specialist, medische oncologie AVL

Roche, scholing, bijwerkingen immuuntherapie, eenmalig betaald.

Geen.

Geen actie ondernomen.

Dr. P. (Petur) Snaebjornsson

 

Patholoog, AVL
Professor aan de Universiteit van Ijsland

-Bestuur Expertisegroep GE pathologie van NVVP sinds 2021 (sectie lower GI, onbetaald)

-Bestuur DCCG 2018-2022 (onbetaald)

-Les Pathasser opleiding in Hogeschool van Leiden sinds 2019 (betaald)

-Richtlijncommissie PTO sinds 2022 (voorzitter, vacatiegelden)

-estuur CUPP-NL sinds 2021 (onbetaald)

 

Betrokken bij diverse projecten door KWF gefinancierd (niet PI), waaronder COLOPEC 1 en 2, CAIRO5, CAIRO6, snapshot complex colon cancer, FAPI/PET bij peritoneale metastasen. Betrokken bij onderzoeken gefinancierd door RANNIS (Ijslands fonds) voor studies (mutaties in normaal darmslijmvlies, als PI) en mutaties in Lynch syndroom tumoren (niet PI). Betrokken bij DISCO trial gefinancierd door ZonMw (niet PI).

 

 

 

-Op 28-09-2022: deelname als expert aan nascholing Colorectaal carcinoom (talkshow). Georganiseerd door MEDtalks, betaald aan het instituut.

 

 

Geen actie ondernomen.

Dr. J.W.A. (Pim) Burger

 

Oncologisch chirurg, Catharina Ziekenhuis

Geen.

* ZonMW - Multidisiplinaire zorg - Geen Projectleider
* KWF - Topspecialistische Zorg en onderzoek Pelvex2 - Geen projectleider

 

Geen actie ondernomen.

S. (Silvie) Dronkers

 

Stichting Darmkanker
Coördinator Patiënten Participatie Onderzoek en Belangenbehartiging, onbetaald

 

Geen.

Geen.

Geen actie ondernomen.

Inbreng patiëntenperspectief

Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door het uitnodigen van Stichting Darmkanker en de Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenorganisaties (NFK) voor de invitational conferences in 2017 en 2023. De verkregen input is meegenomen bij het opstellen van de uitgangsvragen, de keuze voor de uitkomstmaten en bij het opstellen van de overwegingen. Daarnaast zijn deze patiëntenorganisaties in de commentaarfase uitgenodigd om modules mee te lezen, te becommentariëren en de werkgroep van feedback vanuit het patiëntenperspectief voorzien.

 

Kwalitatieve raming van mogelijke financiële gevolgen in het kader van de Wkkgz

Module

Uitkomst raming

Toelichting

n.v.t.

Geen financiële gevolgen

Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling niet breed toepasbaar is (<5.000 patiënten) en daarom naar verwachten geen substantiële financiële gevolgen zal hebben voor de collectieve uitgaven.

Alle modules

Geen financiële gevolgen

Hoewel het niet duidelijk is of de aanbeveling breed toepasbaar is, volgt uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht.

Werkwijze

AGREE

Deze richtlijnmodules zijn opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).

NB. Vanaf januari 2023 is Medisch Specialistische Richtlijnen 3.0 van kracht geworden. De ontwikkeling van deze modules is echter reeds daarvoor gestart.

 

Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen

Tijdens de voorbereidende fase in 2017 inventariseerde de werkgroep knelpunten en de werkgroep beoordeelde de aanbevelingen uit de eerdere richtlijn (NVRO, 2014) op noodzaak tot revisie. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door verschillende partijen via een invitational conference. Een verslag hiervan is opgenomen onder aanverwante producten.

 

Medio 2023 is het grootste deel van de richtlijn herzien en worden nieuwe modules of herzieningen door de werkgroep besproken indien de werkgroep:

  • Signalen krijgt van (nieuwe) knelpunten in de zorg voor patiënten met colorectaal carcinoom die geadresseerd dienen te worden in de richtlijn;
  • Signaleert dat er nieuwe onderzoeksresultaten zijn die relevant zijn voor de richtlijn;
  • Constateert dat er tekstuele verbeteringen of aanvullingen nodig zijn in de richtlijn om de bruikbaarheid of volledigheid van de richtlijn te verbeteren.

De werkgroep bespreekt welke aanvullingen of herzieningen geprioriteerd dienen te worden en stelt evt. passende (nieuwe) uitgangsvragen op. De werkroep bepaalt de prioriteit van aanvullingen of herzieningen op basis van: (1) klinische relevantie, (2) de beschikbaarheid van nieuwe evidence, (3) en de te verwachten impact op de kwaliteit van zorg, patiëntveiligheid en (macro)kosten.

 

Uitkomstmaten

De werkgroep inventariseerde per uitgangsvraag welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij men zowel naar gewenste als ongewenste effecten keek. De werkgroep baseerde de keuze voor uitkomstmaten mede op basis van de “core outcome set” gepubliceerd door Zerillo (2017). De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden. Hiervoor sloot de werkgroep zich, waar mogelijk, aan bij de grenzen voor klinische besluitvorming volgens de PASKWIL criteria uit 2023. Wanneer er geen grenzen voor klinische besluitvorming conform de PASKWIL criteria geformuleerd konden worden (bijvoorbeeld bij non-inferioriteitsvraagstukken) werden de standaard GRADE grenzen gehanteerd, tenzij anders vermeld.

 

Strategie voor zoeken en selecteren van literatuur

De werkgroep raadpleegde voor de afzonderlijke uitgangsvragen reeds gepubliceerde systematische reviews (SRs). SRs kwamen in aanmerking indien: i) systematisch was gezocht in één of meerdere databases; ii) transparante in- en exclusiecriteria zijn toegepast en iii) idealiter de kwaliteit van de geïncludeerde literatuur was beoordeeld. De voor de uitgangsvragen relevante internationale richtlijnen en consensusdocumenten werden eveneens geraadpleegd. Overige literatuur, waar niet systematisch naar werd gezocht, is als bewijsvoering in de overwegingen opgenomen.

 

Relevante beschikbare populatiegegevens uit Nederland werden gebruikt voor het bepalen van knelpunten, praktijkvariatie en externe validiteit van internationale richtlijnen en gepubliceerde literatuur.

 

Kwaliteitsbeoordeling individuele studies

De (risk of bias) kwaliteitsbeoordelingen van de individuele studies uit de gebruikte SRs werden gebruikt, tenzij deze afwezig waren of onbruikbaar waren voor het beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs. Indien afwezig of onbruikbaar werd aangenomen dat er een risico op bias aanwezig zou kunnen zijn. In enkele gevallen, wanneer studies informatie verschaften over de cruciale uitkomstma(a)t(en), werd er een nieuwe kwaliteitsbeoordeling van individuele studies uitgevoerd.

 

Samenvatten van de literatuur

De relevante onderzoeksgegevens van de geselecteerde SRs werden weergegeven in ‘Summary of Findings’ tabellen. De belangrijkste bevindingen uit de literatuur werden kort beschreven onder “Samenvatting literatuur” (kopjes “Samenvatting van internationale richtlijnen en consensusdocumenten” en “Samenvatting van systematische reviews en meta-analyses”) en onder “Overwegingen”. Bestaande meta-analyses uit de gebruikte systematische reviews werden beschreven. Bij een voldoende aantal studies en overeenkomstigheid (homogeniteit) tussen de studies werden de gegevens ook kwantitatief samengevat (meta-analyse) met behulp van Review Manager 5.

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).

 

GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).

 

GRADE

Definitie

Hoog

  • er is hoge zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Redelijk

  • er is redelijke zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is mogelijk dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Laag

  • er is lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • er is een reële kans dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Zeer laag

  • er is zeer lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • de literatuurconclusie is zeer onzeker.

 

Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).

 

Formuleren van de conclusies

Voor elke relevante uitkomstmaat werd het wetenschappelijk bewijs samengevat in een of meerdere literatuurconclusies waarbij het niveau van bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methodiek (te vinden in de ‘Summary of Findings’ tabellen). De werkgroepleden maakten de balans op van elke interventie (overall conclusie). Bij het opmaken van de balans werden de gunstige en ongunstige effecten voor de patiënt afgewogen. De overall bewijskracht wordt bepaald door de laagste bewijskracht gevonden bij een van de cruciale uitkomstmaten. Bij complexe besluitvorming waarin naast de conclusies uit de systematische literatuuranalyse vele aanvullende argumenten (overwegingen) een rol spelen, werd afgezien van een overall conclusie. In dat geval werden de gunstige en ongunstige effecten van de interventies samen met alle aanvullende argumenten gewogen onder het kopje Overwegingen.

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello, 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE-methodiek.

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling beargumenteerd hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.

 

In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.

 

Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers

 

Sterke aanbeveling

Zwakke (conditionele) aanbeveling

Voor patiënten

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet.

Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet. 

Voor behandelaars

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen.

Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren.

Voor beleidsmakers

De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid.

Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen. 

 

Organisatie van zorg

In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van zorg.

 

Indicatorontwikkeling

De werkgroep ontwikkelde geen interne kwaliteitsindicatoren om het toepassen van de richtlijn in de praktijk te volgen en te versterken. De werkgroep conformeert zich aan de SONCOS normen en de DICA-DCRA indicatoren.

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijnmodule wordt aan de betrokken wetenschappelijke verenigingen en (patiënt)organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren worden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren wordt de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule wordt aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.

 

Literatuur

Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.

 

Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.

 

Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.

 

Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.

 

Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.

 

Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. http://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/over_richtlijnontwikkeling.html

 

Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.

 

Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.

 

Zerillo JA, Schouwenburg MG, van Bommel ACM, Stowell C, Lippa J, Bauer D, Berger AM, Boland G, Borras JM, Buss MK, Cima R, Van Cutsem E, van Duyn EB, Finlayson SRG, Hung-Chun Cheng S, Langelotz C, Lloyd J, Lynch AC, Mamon HJ, McAllister PK, Minsky BD, Ngeow J, Abu Hassan MR, Ryan K, Shankaran V, Upton MP, Zalcberg J, van de Velde CJ, Tollenaar R; Colorectal Cancer Working Group of the International Consortium for Health Outcomes Measurement (ICHOM). An International Collaborative Standardizing a Comprehensive Patient-Centered Outcomes Measurement Set for Colorectal Cancer. JAMA Oncol. 2017 May 1;3(5):686-694. doi: 10.1001/jamaoncol.2017.0417. PubMed PMID: 28384684.

Volgende:
Organisatie van zorg