Colorectaal carcinoom (CRC)

Initiatief: NVVH Aantal modules: 79

Inductiebehandeling bij initieel niet - maar potentieel wel lokaal behandelbare metastasen

Uitgangsvraag

Welke chemotherapeutica en targeted geneesmiddelen, in welke combinatie, en met welke duur hebben de voorkeur van maximale downsizing, afhankelijk van mutatiestatus, zijdigheid primaire tumor bij patiënten die potentieel voor in opzet curatieve lokale behandeling in aanmerking komen?

 

De uitgangsvraag omvat de volgende deelvragen:

  1. Wat is de meerwaarde van triplet chemotherapie boven doublet chemotherapie?
  2. Moet chemotherapie gecombineerd worden met een anti-VEGF of anti-EGFR middel.
  3. Wanneer en waarmee dient responsevaluatie plaats te vinden?
  4. Is er een maximale duur van inductie systemische therapie?
  5. Moet de systemische therapie worden gecontinueerd na lokale behandeling?

Aanbeveling

Bespreek met de patient de mogelijke voor- en nadelen van een intensieve inductiebehandelingen met systeemtherapieën.

 

Bepaal de KRAS, NRAS en BRAF mutatie status en MMR status van de tumor voorafgaand aan de systemische behandeling.

 

Behandel patiënten met primair niet- maar potentieel wel lokaal behandelbare (lever)metastasen met tenminste doublet chemotherapie en in combinatie met targeted therapie. Ten aanzien van targeted therapie is er bij patiënten met KRAS, NRAS en BRAFV600E wildtype en linkszijdige primaire tumoren geen voorkeur voor de toevoeging van bevacizumab of anti-EGFR therapie aan chemotherapie, bij de overige patiënten is dit bevacizumab.

 

Doe iedere acht tot negen weken responsevaluatie middels CT-scan (bij levermetastasen eventueel MRI) om zodra het mogelijk is een lokale behandeling uit te voeren.

Overwegingen

Indien resectie van metastasen wordt nagestreefd, is de meerwaarde aangetoond van doublet chemotherapie ten opzichte van monochemotherapie (Folprecht, 2005).

 

Schema’s met triple chemotherapie (FOLFOXIRI), eventueel in combinatie met bevacizumab, tonen een hogere tumorrespons ten opzichte van schema’s met doublet chemotherapie (Falcone, 2007; Loupakis 2014; Cremolini, 2016; Tomasello, 2017). Meta-analyse van studies met triple versus doublet chemotherapie bij patiënten met metastasen beperkt tot de lever tonen weliswaar een verhoogd percentage R0 resecties maar geen significante interactie tussen behandeling met triple chemotherapie en overleving (Cremolini, 2020).

 

Targeted therapie dient aan chemotherapie te worden toegevoegd omdat de kans op een lokale behandeling op voorhand onzeker is, en targeted therapie kan bijdragen aan een hogere kans op tumorrespons (zie de module Systemische behandeling bij permanent irresectabele metastasen). Toevoeging van cetuximab aan FOLFOX of FOLFIRI chemotherapie bij patiënten met niet-resectabele, KRAS wildtype levermetastasen resulteerde in een hogere tumorrespons en percentage R0 resecties en langere overleving ten opzichte van chemotherapie alleen (Ye, 2013). Een Chinese fase 3 studie bij patiënten met KRAS gemuteerde, niet resectabele levermetastasen toonde een significante winst in percentage R0 resecties, tumorrespons, progressie-vrije overleving en totale overleving voor de toevoeging van bevacizumab aan FOLFOX (Tang, 2020).

 

Bij patiënten met een KRAS, NRAS en BRAFV600E wildtype en linkszijdige primaire tumor toont combinatiechemotherapie plus bevacizumab een vergelijkbare tumorrespons ten opzichte van combinatiechemotherapie plus een anti-EGFR antilichaam (Venook, 2017; Heinemann, 2014), en een gerandomiseerde fase 2 studie toont geen verschil in conversiepercentage bij patiënten met initieel niet resectabele levermetastasen ondanks een hogere tumor respons voor FOLFOX plus cetuximab versus FOLFOX plus bevacizumab (Oki, 2019). Een geblindeerde centrale review van een fase 3 studie toonde geen verschil in conversie van metastasen naar resectabiliteit tussen FOLFIRI plus cetuximab versus FOLFIRI plus bevacizumab (Modest, 2018).

Systemische therapie kan veilig worden toegediend voorafgaand aan leverchirurgie van metastasen, mits de duur hiervan wordt beperkt. Bij een duur van langer dan 4 tot 6 maanden is de kans op postoperatieve complicaties groter (Aloia, 2006; Karoui, 2006; Kesmodel, 2008; Saif, 2009; Nakano, 2008). De mogelijkheid voor lokale behandeling dient daarom elke 2 maanden te worden geëvalueerd met beeldvorming.

 

Er zijn geen gegevens over de waarde van adjuvante chemotherapie wanneer na inductie systemische therapie een succesvolle lokale behandeling van metastasen is uitgevoerd. Bij goede tolerantie van de preoperatieve systemische therapie kan worden overwogen om de chemotherapie zonder het targeted geneesmiddel voor een totale duur van 6 maanden toe te dienen (pre- en postoperatieve therapie).

 

Er zijn nog weinig gegevens over de eventuele meerwaarde van immuuntherapie ten opzichte van chemotherapie plus targeted therapie als inductietherapie bij patiënten met een MSI tumor. De eerste resultaten van een gerandomiseerde studie bij patiënten met een gemetastaseerd, MSI colorectaal carcinoom met pembrolizumab versus doublet chemotherapie met of zonder targeted therapie toonde weliswaar een hogere respons voor pembrolizumab (44% versus 33%) maar ook meer progressieve ziekte als beste respons (29% versus 12%), met nog geen gegevens over resultaten bij patiënten met metastasen beperkt tot de lever (André, 2020). Op grond van deze resultaten kan het gebruik van immuuntherapie in deze setting worden overwogen, maar niet worden aanbevolen en dient te worden besproken met de patient..

 

Samenvatting van nationale data en populatiestudies

Er is een prospectieve fase 3 studie gaande (CAIRO5) die de thans meest optimale systemische inductie schema’s onderzoekt bij patiënten met initieel niet resectabele levermetastasen (Huiskens, 2015).

Onderbouwing

Steeds meer patiënten met metastasen van colorectaal carcinoom komen alsnog in aanmerking voor in opzet curatieve behandeling. Dit komt doordat enerzijds de effectiviteit van systemische behandeling is toegenomen, waardoor bij veel patiënten reductie van de omvang van metastasen kan worden bereikt en daarmee de kans op radicale, in opzet curatieve lokale behandelingen. Anderzijds zijn er steeds meer chirurgische mogelijkheden en andere lokale behandelingsmodaliteiten gekomen die bij goede respons initieel niet lokaal behandelbare metastasen alsnog behandelbaar maken. Bij metastasen die medisch-technisch in aanmerking komen voor een lokale behandeling moet steeds de vraag worden gesteld of dit ook medisch zinvol is. Hiervoor zijn geen eenduidige grenzen aan te geven en dit aspect moet ook duidelijk met de patient worden besproken. In veel studies naar inductiebehandeling van patienten met colorectale metastasen zijn ouderen en andere kwetsbare patienten ondervertegenwoordigd en zullen overweging betreffende de beoogde overlevingswinst en effect op functioneren nadrukkelijk besproken moeten worden zoals beschreven in de module Belsuitvorming in ouderen en kwetsbare groepen. Meestal betreft het metastasen in 1 locatie, de lever, de long of de peritoneaalholte. De resultaten van lokale behandeling van kliermetastasen op afstand zijn doorgaans teleurstellend. Er zijn case series met succesvolle lokale behandelingen van metastasen in meerdere organen, en (systematische) reviews/meta-analyses tonen de haalbaarheid en potentiële impact op de overleving van lokale behandeling van metastasen zowel binnen als buiten de lever (Hwang, 2014; Leung, 2016; Hadden, 2016; Chua, 2012). De vraag is met welk systemisch schema de beste kans kan worden verkregen om een zinvolle lokale behandeling mogelijk te maken.

 

Voor achtergronden bij de systemische therapie wordt ook verwezen naar de module Systemische behandeling bij permanent irresectabele metastasen.

Samenvatting van internationale richtlijnen en consensusdocumenten

De NCCN-richtlijn adviseert een van de volgende chemotherapie schema’s: FOLFOX, CAPOX of FOLFIRI in combinatie met bevacizumab of FOLFOX of FOLFIRI, of eventueel in combinatie met cetuximab of panitumumab indien hiervoor geen contra-indicatie. Een andere mogelijkheid is FOLFOXIRI eventueel in combinatie met bevacizumab. Voor patiënten die in de voorafgaande twaalf maanden adjuvante oxaliplatin-bevattende chemotherapie hebben ondergaan heeft een irinotecan-bevattend schema de voorkeur.

 

De ESMO-richtlijn suggereert voor patiënten met KRAS, NRAS en BRAFV600E wild-type tumor een chemotherapie doublet in combinatie met cetuximab of panitumumab (indien geen contra-indicatie), of de combinatie FOLFOXIRI met bevacizumab. Voor patiënten met RAS gemuteerde tumor wordt een chemotherapie doublet met bevacizumab of FOLFOXIRI met bevacizumab geadviseerd. Er was tevens een toename van het aantal R0 resecties (16.4% versus 11.8%), maar geen significante interactie tussen de behandeling en OS Volgens de huidige standaard is het gebruik van anti-EGFR therapie beperkt tot patiënten met KRAS, NRAS en BRAFV600E wildtype en linkszijdig primaire tumoren (zie de module Systemische behandeling bij permanent irresectabele metastasen).

 

Samenvatting van systematische reviews en meta-analyses

Een systematische review (Bolhuis, 2020) van 19 studies (12 studies bij patiënten met gemetastaseerd colorectaal carcinoom met retrospectieve subgroep analyses van patiënten met niet resectabele metastasen beperkt tot de lever, en 7 prospectieve studies bij patiënten met niet resectabele metastasen beperkt tot de lever toonde de volgende resultaten. Gezien de ontwikkelingen in de loop van de tijd zijn in deze studies niet altijd dezelfde indicaties voor anti-EGFR therapie gebruikt. Dertien studies vermelden geen criteria waarom patiënten niet resectabel waren, en in de overige studies zijn deze criteria verschillend. In studies met anti-EGFR therapie worden verschillende criteria gebruikt voor het gebruik van deze therapie. Het percentage R0 resecties verschilt sterk tussen de studies, en er is geen systemisch therapieschema van voorkeur. De meerderheid van studies vermelden geen lange termijn uitkomst van de lokale behandeling.

 

Een systematische review van 18 studies toont een correlatie tussen tumorrespons en conversie naar R0 resecties van metastasen voor chemotherapie met of zonder anti-EGFR therapie; conversie naar R0 resectie tijdens chemotherapie plus anti-VEGF therapie is minder afhankelijk van tumorrespons (Okuno, 2017).

 

Een meta-analyse van 4 studies toont bij patiënten met niet-resectabele metastasen van een KRAS wildtype tumor beperkt tot de lever dat de toevoeging van een anti-EGFR antilichaam aan chemotherapie resulteert in een toename van de tumorrespons, R0 resecties van metastasen, mediane progressie-vrije overleving maar niet van totale overleving (Petrelli, 2012).

 

Een systematische review en meta-analyse toont chemotherapie-specifieke levertoxiciteit, met steato-hepatitis na irinotecan-bevattende schema’s en sinusoidale beschadiging na oxaliplatin-bevattende schema’s waarbij de toevoeging van bevacizumab aan een oxaliplatin schema de kans op dit laatste vermindert (Robinson, 2012).

Uitkomstmaten

Radiologische respons, percentage conversie naar lokale behandeling, progressie vrije overleving, totale overleving, toxiciteit, kosten, kwaliteit van leven.

 

PICO(s)

PICO 1 (indicatie)

PICO1 (triplet versus doublet chemotherapie)

P: patiënten met potentieel resectabele metastasen;

I: triplet chemotherapie;

C: doublet chemotherapie;

O: respons, conversie naar lokale behandeling, overleving, toxiciteit.

 

PICO 2 (toevoegen van een VEGF of EGFR remmer)

P: patiënten met potentieel resectabele metastasen;

I: triplet of doublet chemotherapie met een VEGF of EGFR remmer;

C: triplet of doublet chemotherapie;

O: respons, conversie naar lokale behandeling, overleving, toxiciteit.

  1. André T, Shiu KK, Kim TW, Jensen BV, Jensen LH, Punt C, Smith D, Garcia-Carbonero R, Benavides M, Gibbs P, de la Fouchardiere C, Rivera F, Elez E, Bendell J, Le DT, Yoshino T, Van Cutsem E, Yang P, Farooqui MZH, Marinello P, Diaz LA Jr; KEYNOTE-177 Investigators.N Engl J Med. 2020;383:2207-2218.Aloia T, Sebagh M, Plasse M, Karam V, Lévi F, Giacchetti S, Azoulay D, Bismuth H, Castaing D, Adam R. Liver histology and surgical outcomes after preoperative chemotherapy with fluorouracil plus oxaliplatin in colorectal cancer liver metastases. J Clin Oncol. 2006 Nov 1;24(31):4983-90. PubMed PMID: 17075116.
  2. Bolhuis K et al. Conversion strategies with chemotherapy plus targeted agents for colorectal cancer liver-only metastases, a systematic review Eur J Cancer 2020 conditionally accepted
  3. Chua TC, Saxena A, Liauw W, Chu F, Morris DL. Hepatectomy and resection of concomitant extrahepatic disease for colorectal liver metastases--a systematic review. Eur J Cancer. 2012 Aug;48(12):1757-65. doi: 10.1016/j.ejca.2011.10.034. Epub 2011 Dec 5. PMID: 22153217.
  4. Cremolini C, Antoniotti C, Stein A, Bendell J, Gruenberger T, Rossini D, Masi G, Ongaro E, Hurwitz H, Falcone A, Schmoll HJ, Di Maio M. Individual Patient Data Meta-Analysis of FOLFOXIRI Plus Bevacizumab Versus Doublets Plus Bevacizumab as Initial Therapy of Unresectable Metastatic Colorectal Cancer. J Clin Oncol. 2020 Aug 20:JCO2001225. doi: 10.1200/JCO.20.01225. Epub ahead of print. PMID: 32816630.
  5. Folprecht G, Grothey A, Alberts S, Raab HR, Köhne CH. Neoadjuvant treatment of unresectable colorectal liver metastases: correlation between tumour response and resection rates. Ann Oncol. 2005 Aug;16(8):1311-9. Epub 2005 May 3. PubMed PMID: 15870084.
  6. Folprecht G, Gruenberger T, Bechstein W, Raab HR, Weitz J, Lordick F, Hartmann JT, Stoehlmacher-Williams J, Lang H, Trarbach T, Liersch T, Ockert D, Jaeger D, Steger U, Suedhoff T, Rentsch A, Köhne CH. Survival of patients with initially unresectable colorectal liver metastases treated with FOLFOX/cetuximab or FOLFIRI/cetuximab in a multidisciplinary concept (CELIM study). Ann Oncol. 2014 May;25(5):1018-25. doi: 10.1093/annonc/mdu088. Epub 2014 Feb 27. PubMed PMID: 24585720.
  7. Folprecht G, Gruenberger T, Bechstein WO, Raab HR, Lordick F, Hartmann JT, Lang H, Frilling A, Stoehlmacher J, Weitz J, Konopke R, Stroszczynski C, Liersch T, Ockert D, Herrmann T, Goekkurt E, Parisi F, Köhne CH. Tumour response and secondary resectability of colorectal liver metastases following neoadjuvant chemotherapy with cetuximab: the CELIM randomised phase 2 trial. Lancet Oncol. 2010 Jan;11(1):38-47. doi: 10.1016/S1470-2045(09)70330-4. Epub 2009 Nov 26. PubMed PMID: 19942479.
  8. Hadden WJ, de Reuver PR, Brown K, Mittal A, Samra JS, Hugh TJ. Resection of colorectal liver metastases and extra-hepatic disease: a systematic review and proportional meta-analysis of survival outcomes. HPB (Oxford). 2016 Mar;18(3):209-20. doi: 10.1016/j.hpb.2015.12.004. Epub 2016 Feb 1. PMID: 27017160; PMCID: PMC4814625.
  9. Heinemann V, von Weikersthal LF, Decker T, Kiani A, Vehling-Kaiser U, Al-Batran SE, Heintges T, Lerchenmüller C, Kahl C, Seipelt G, Kullmann F, Stauch M, Scheithauer W, Hielscher J, Scholz M, Müller S, Link H, Niederle N, Rost A, Höffkes HG, Moehler M, Lindig RU, Modest DP, Rossius L, Kirchner T, Jung A, Stintzing S. FOLFIRI plus cetuximab versus FOLFIRI plus bevacizumab as first-line treatment for patients with metastatic colorectal cancer (FIRE-3): a randomised, open-label, phase 3 trial. Lancet Oncol. 2014 Sep;15(10):1065-75. doi: 10.1016/S1470-2045(14)70330-4. Epub 2014 Jul 31. PMID: 25088940.
  10. Huiskens J, van Gulik TM, van Lienden KP, Engelbrecht MR, Meijer GA, van Grieken NC, Schriek J, Keijser A, Mol L, Molenaar IQ, Verhoef C, de Jong KP, Dejong KH, Kazemier G, Ruers TM, de Wilt JH, van Tinteren H, Punt CJ. Treatment strategies in colorectal cancer patients with initially unresectable liver-only metastases, a study protocol of the randomised phase 3 CAIRO5 study of the Dutch Colorectal Cancer Group (DCCG). BMC Cancer. 2015 May 6;15:365. doi: 10.1186/s12885-015-1323-9. PubMed PMID: 25943574; PubMed Central PMCID: PMC4445284.
  11. Karoui M, Penna C, Amin-Hashem M, Mitry E, Benoist S, Franc B, Rougier P, Nordlinger B. Influence of preoperative chemotherapy on the risk of major hepatectomy for colorectal liver metastases. Ann Surg. 2006 Jan;243(1):1-7. doi: 10.1097/01.sla.0000193603.26265.c3. PMID: 16371728; PMCID: PMC1449955.
  12. Kesmodel SB, Ellis LM, Lin E, Chang GJ, Abdalla EK, Kopetz S, Vauthey JN, Rodriguez-Bigas MA, Curley SA, Feig BW. Preoperative bevacizumab does not significantly increase postoperative complication rates in patients undergoing hepatic surgery for colorectal cancer liver metastases. J Clin Oncol. 2008 Nov 10;26(32):5254-60. doi: 10.1200/JCO.2008.17.7857. Epub 2008 Oct 14. PubMed PMID: 18854565.
  13. Loupakis F, Cremolini C, Masi G, Lonardi S, Zagonel V, Salvatore L, Cortesi E, Tomasello G, Ronzoni M, Spadi R, Zaniboni A, Tonini G, Buonadonna A, Amoroso D, Chiara S, Carlomagno C, Boni C, Allegrini G, Boni L, Falcone A. Initial therapy with FOLFOXIRI and bevacizumab for metastatic colorectal cancer. N Engl J Med. 2014 Oct 23;371(17):1609-18. doi: 10.1056/NEJMoa1403108. PubMed PMID: 25337750.
  14. Modest DP, Denecke T, Pratschke J, Ricard I, Lang H, Bemelmans M, Becker T, Rentsch M, Seehofer D, Bruns CJ, Gebauer B, Modest HI, Held S, Folprecht G, Heinemann V, Neumann UP. Surgical treatment options following chemotherapy plus cetuximab or bevacizumab in metastatic colorectal cancer-central evaluation of FIRE-3. Eur J Cancer. 2018 Jan;88:77-86. doi: 10.1016/j.ejca.2017.10.028. Epub 2017 Nov 28. PMID: 29195117.
  15. Nakano H, Oussoultzoglou E, Rosso E, Casnedi S, Chenard-Neu MP, Dufour P, Bachellier P, Jaeck D. Sinusoidal injury increases morbidity after major hepatectomy in patients with colorectal liver metastases receiving preoperative chemotherapy. Ann Surg. 2008 Jan;247(1):118-24. doi: 10.1097/SLA.0b013e31815774de. PMID: 18156931.
  16. Oki E, Emi Y, Yamanaka T, Uetake H, Muro K, Takahashi T, Nagasaka T, Hatano E, Ojima H, Manaka D, Kusumoto T, Katayose Y, Fujiwara T, Yoshida K, Unno M, Hyodo I, Tomita N, Sugihara K, Maehara Y. Randomised phase II trial of mFOLFOX6 plus bevacizumab versus mFOLFOX6 plus cetuximab as first-line treatment for colorectal liver metastasis (ATOM trial). Br J Cancer. 2019 Jul;121(3):222-229. doi: 10.1038/s41416-019-0518-2. Epub 2019 Jul 9. PMID: 31285591; PMCID: PMC6738101.
  17. Okuno M, Hatano E, Nishino H, Seo S, Taura K, Uemoto S. Does response rate of chemotherapy with molecular target agents correlate with the conversion rate and survival in patients with unresectable colorectal liver metastases? A systematic review. Eur J Surg Oncol. 2017 Jun;43(6):1003-1012. doi: 10.1016/j.ejso.2016.08.019. Epub 2016 Aug 31. PMID: 27624917.
  18. Petrelli F, Barni S; Anti-EGFR agents for liver metastases. Resectability and outcome with anti-EGFR agents in patients with KRAS wild-type colorectal liver-limited metastases: a meta-analysis. Int J Colorectal Dis. 2012 Aug;27(8):997-1004. doi: 10.1007/s00384-012-1438-2. Epub 2012 Feb 23. PMID: 22358385.
  19. Robinson SM, Wilson CH, Burt AD, Manas DM, White SA. Chemotherapy-associated liver injury in patients with colorectal liver metastases: a systematic review and meta-analysis. Ann Surg Oncol. 2012 Dec;19(13):4287-99. doi: 10.1245/s10434-012-2438-8. Epub 2012 Jul 6. PMID: 22766981; PMCID: PMC3505531.
  20. Saif MW. Secondary hepatic resection as a therapeutic goal in advanced colorectal cancer. World J Gastroenterol. 2009 Aug 21;15(31):3855-64. Review. PubMed PMID: 19701965; PubMed Central PMCID: PMC2731247.
  21. Tang W, Ren L, Liu T, Ye Q, Wei Y, He G, Lin Q, Wang X, Wang M, Liang F, Cui Y, Xu J. Bevacizumab Plus mFOLFOX6 Versus mFOLFOX6 Alone as First-Line Treatment for RAS Mutant Unresectable Colorectal Liver-Limited Metastases: The BECOME Randomized Controlled Trial. J Clin Oncol. 2020 Sep 20;38(27):3175-3184. doi: 10.1200/JCO.20.00174. Epub 2020 Aug 4. PMID: 32749938.
  22. Tomasello G, Petrelli F, Ghidini M, Russo A, Passalacqua R, Barni S. FOLFOXIRI Plus Bevacizumab as Conversion Therapy for Patients with Initially Unresectable Metastatic Colorectal Cancer: A Systematic Review and Pooled Analysis. JAMA Oncol. 2017 Jul 13;3(7):e170278. doi: 10.1001/jamaoncol.2017.0278. Epub 2017 Jul 13. PMID: 28542671; PMCID: PMC5824228.
  23. Venook AP, Niedzwiecki D, Lenz HJ, Innocenti F, Fruth B, Meyerhardt JA, Schrag D, Greene C, O'Neil BH, Atkins JN, Berry S, Polite BN, O'Reilly EM, Goldberg RM, Hochster HS, Schilsky RL, Bertagnolli MM, El-Khoueiry AB, Watson P, Benson AB 3rd, Mulkerin DL, Mayer RJ, Blanke C. Effect of First-Line Chemotherapy Combined with Cetuximab or Bevacizumab on Overall Survival in Patients with KRAS Wild-Type Advanced or Metastatic Colorectal Cancer: A Randomized Clinical Trial. JAMA. 2017 Jun 20;317(23):2392-2401. doi: 10.1001/jama.2017.7105. PMID: 28632865; PMCID: PMC5545896.
  24. Ye LC, Liu TS, Ren L, Wei Y, Zhu DX, Zai SY, Ye QH, Yu Y, Xu B, Qin XY, Xu J. Randomized controlled trial of cetuximab plus chemotherapy for patients with KRAS wild-type unresectable colorectal liver-limited metastases. J Clin Oncol. 2013 Jun 1;31(16):1931-8. doi: 10.1200/JCO.2012.44.8308. Epub 2013 Apr 8. PubMed PMID: 23569301.

Summary of findings:

Does response rate of chemotherapy with molecular target agents correlate with the conversion rate and survival in patients with unresectable colorectal liver metastases?

Patient or population: Does response rate of chemotherapy with molecular target agents correlate with the conversion rate and survival in patients with unresectable colorectal liver metastases? A systematic review (Okuno, 2017)

Setting: Deelvraag 1 en 2, PICO1

Intervention: -

Comparison: -

Outcome
№ of participants
(studies)

Certainty

What happens

Response rate and conversion rate/R0 resection rate
№ of participants 1071: (18 studies)

⨁◯◯◯
VERY LOWa,b,c

 

 The evidence is very uncertain about the effect of anti-EGFR agents on response rate and conversion rate/RO resection rates.

GRADE Working Group grades of evidence
High certainty: We are very confident that the true effect lies close to that of the estimate of the effect
Moderate certainty: We are moderately confident in the effect estimate: The true effect is likely to be close to the estimate of the effect, but there is a possibility that it is substantially different
Low certainty: Our confidence in the effect estimate is limited: The true effect may be substantially different from the estimate of the effect
Very low certainty: We have very little confidence in the effect estimate: The true effect is likely to be substantially different from the estimate of effect

 

Explanations

a. The number of studies and patient groups was small for subgroup analysis of the correlations between response rate and R0 resection rate. In our study, no significant correlations in the R0 resection rate were observed in subgroup.

b. The analyzed patient groups were heterogeneous because the definitions of resectability were different between each study and 11 studies included patients with CRLM that was technically resectable, but oncologically not suitable for resection. Of these 11 studies, only 4 studies showed the precise criteria of conversion to resection after preoperative chemotherapy in initially resectable patients.

c. patients with unresected tumors which became radiological CR were included in the conversion and R0 groups in this study.

 

Summary of findings:

Resectability and outcome with anti-EGFR agents in patients with KRAS wild-type colorectal liver-limited metastases

Patient or population: Resectability and outcome with anti-EGFR agents in patients with KRAS wild-type colorectal liver-limited metastases: a meta-analysis {Petrelli, 2012)

Setting: PICO 2

Intervention: chemotherapy

Comparison: anti-EGFR agents

Outcome
№ of participants
(studies)

Relative effect
(95% CI)

Anticipated absolute effects (95% CI)

Certainty

What happens

Control (chemotherapy)

Experimental
(± anti-EGFR agents

Difference

R0 resection rates
№ of participants: 484
(4 RCTs)

RR 1.59
(1.02 to 2.47)

11.1%

17.7%
(11.3 to 27.4)

6.6% more
(0,2 more to 16,3 more)

Favours experimental

⨁◯◯◯
VERY LOW a,b,c

The evidence is very uncertain about the effect of anti-EGFR agents on radical resection in patients with liver-limited disease.

 Response rates
№ of participants: 188
(2 RCTs)

RR 1.67
(1.28 to 2.18)

43.2%

72.1%
(55.2 to 94.1)

28.9% more
(12.1 more to 50.9 more)

Favours experimental

⨁◯◯◯
VERY LOW a,b

The evidence is very uncertain about the effect of anti-EGFR agents on the repsonse rate in patients with liver-limited disease.

Progression-free survival
№ of participants: 484 (3 RCTs)

HR 0.68
(0.53 to 0.87)

0.0%

NaN%
(NaN to NaN)

Favours experimental

⨁◯◯◯
VERY LOW a,b,x

The evidence is very uncertain about the effect of anti-EGFR agents on progression-free survival in patients with liver-limited disease.

Overall survival
№ of participants: 484 (3 RCTs)

HR 0.88
(0.65 to 1.20)

0.0%

NaN%
(NaN to NaN)

Favours experimental

⨁◯◯◯
VERY LOW a,b,c

The evidence is very uncertain about the effect of anti-EGFR agents on overall survival in patients with liver-limited disease.

*The risk in the intervention group (and its 95% confidence interval) is based on the assumed risk in the comparison group and the relative effect of the intervention (and its 95% CI). CI: Confidence interval; RR: Risk ratio; HR: Hazard Ratio

GRADE Working Group grades of evidence
High certainty: We are very confident that the true effect lies close to that of the estimate of the effect
Moderate certainty: We are moderately confident in the effect estimate: The true effect is likely to be close to the estimate of the effect, but there is a possibility that it is substantially different
Low certainty: Our confidence in the effect estimate is limited: The true effect may be substantially different from the estimate of the effect
Very low certainty: We have very little confidence in the effect estimate: The true effect is likely to be substantially different from the estimate of effect

 

Explanations

a. The number of patients analysed was limited

b. Patients analysed are only a subgroup of an unselected metastatic population. The resectability criteria were not clearly and uniformly declared in the trials that included a mixed population of unresectable metastatic patients.

c. Confidence interval crosses boundaries for clinical decision making

 

Summary of findings:

Chemotherapy-Associated Liver Injury in Patients with Colorectal Liver Metastases

Patient or population: Chemotherapy-Associated Liver Injury in Patients with Colorectal Liver Metastases: A Systematic Review and Meta-analysis (Robinson, 2012)

Setting: Deelvraag 1&2, PICO 1&2

Intervention: Chemotherapy

Comparison: No chemotherapy

Outcome
№ of participants
(studies)

Relative effect
(95% CI)

Anticipated absolute effects (95% CI)

Certainty

What happens

No cchemotherapy

With chemotherapy

Difference

Hepatic steatosis >30%
№ of participants: 2040
(14 observational studies)

RR 1.25
(0.92 to 1.68)

12.7%

15.9%
(11.7 to 21.4)

3.2% more
(1 fewer to 8,7 more)

⨁⨁◯◯
LOW a,b

In the case of oxaliplatin-based regimens, there was no association with the development of hepatic steatosis overall (RR 1.30; 95 % CI 0.85–2.00; p = 0.23) or steatosis > 30 % (RR 0.98; 95 % CI 0.59–1.63; p = 0.95). Similarly, when the effects of irinotecan-based regimens were examined, it was not possible to demonstrate an increased incidence of steatosis >30 % (RR 2.51; 95 % CI 0.79-7.90)

Chemotherapy before resection of colorectal liver metastases might give an increased risk of regimen-specific liver injury (hepatic steatosis > 30%). This liver injury may have implications for the functional reserve of the liver for patients undergoing major hepatectomy for colorectal liver metastases.

Sinusoidal injury
№ of participants: 1852
(12 observational studies)

RR 2.78
(1.35 to 5.69)

6.0%

16.6%
(8 to 33.9)

10.6% more
(2,1 more to 27,9 more)

⨁⨁◯◯
LOW a,a

The use of preoperative chemotherapy was associated with a 2.78-fold increase in risk of grade 2 sinusoidal injury when compared to chemotherapynaive controls (95 % CI 1.35–5.69; p = 0.005).

Chemotherapy before resection of colorectal liver metastases might give an increased risk of sinusoidal injury.

The use of bevacizumab alongside FOLFOX might reduce the risk of grade 2 or greater sinusoidal injury.

*The risk in the intervention group (and its 95% confidence interval) is based on the assumed risk in the comparison group and the relative effect of the intervention (and its 95% CI).

CI: Confidence interval; RR: Risk ratio

GRADE Working Group grades of evidence
High certainty: We are very confident that the true effect lies close to that of the estimate of the effect
Moderate certainty: We are moderately confident in the effect estimate: The true effect is likely to be close to the estimate of the effect, but there is a possibility that it is substantially different
Low certainty: Our confidence in the effect estimate is limited: The true effect may be substantially different from the estimate of the effect
Very low certainty: We have very little confidence in the effect estimate: The true effect is likely to be substantially different from the estimate of effect

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 01-12-2021

Laatst geautoriseerd  : 01-12-2021

Geplande herbeoordeling  : 01-04-2020

Voor het beoordelen van de actualiteit van deze richtlijn is de werkgroep in stand gehouden voor een periode van 3 jaar, met optionele verlenging van 3 jaar. De werkgroep zal halfjaarlijks bijeen komen voor een herbeoordeling van de geldigheid van de modules in deze richtlijn. De geldigheid van richtlijnmodules zal bij herbeoordeling komen te vervallen wanneer nieuwe ontwikkelingen aanleiding geven om een herzieningstraject te starten. De Nederlandse Vereniging voor Heelkunde (NVvH) is regiehouder van deze richtlijn en eindverantwoordelijke op het gebied van de actualiteitsbeoordeling van de richtlijnmodules. De andere aan deze richtlijn deelnemende wetenschappelijke verenigingen of gebruikers van de richtlijn delen de verantwoordelijkheid en informeren de regiehouder over relevante ontwikkelingen binnen hun vakgebied. Per module is aangegeven welke wetenschappelijke vereniging de eerstverantwoordelijke is voor de actualiteitsbeoordeling (zie de Algemene inleiding).

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Heelkunde
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Internisten Vereniging
  • Nederlandse Vereniging van Maag-Darm-Leverartsen
  • Nederlandse Vereniging voor Heelkunde
  • Nederlandse Vereniging voor Klinische Geriatrie
  • Nederlandse Vereniging voor Nucleaire geneeskunde
  • Nederlandse Vereniging voor Pathologie
  • Nederlandse Vereniging voor Radiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Radiotherapie en Oncologie
  • Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland
  • Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenverenigingen

Algemene gegevens

De richtlijnontwikkeling werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten en werd gefinancierd uit de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS). De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijn.

Doel en doelgroep

Doel

Het beschrijven van het beleid bij patiënten met een colorectaal carcinoom: gestandaardiseerd en op hun wensen afgestemd in alle fasen van de ziekte.

 

Doelgroep

Deze richtlijn is geschreven voor alle leden van de beroepsgroepen die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met colorectaal carcinoom in de tweede en derde lijn.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijn is in 2017 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met colorectaal carcinoom te maken hebben. De werkgroepleden zijn door hun beroepsverenigingen gemandateerd voor deelname. De werkgroep is verantwoordelijk voor de integrale tekst van deze richtlijn.

 

De huidige samenstelling van de werkgroep

  • Prof. dr. P.J. (Pieter) Tanis, gastrointestinaal en oncologisch chirurg, Erasmus MC, Rotterdam, NVvH (voorzitter)
  • Prof. dr. G.L. (Geerard) Beets, gastrointestinaal en oncologisch chirurg, Antoni van Leeuwenhoek, Amsterdam, NVvH
  • Prof. dr. R.G.H. (Regina) Beets-Tan, radioloog, Nederlands Kanker Instituut, Amsterdam, NVvR
  • S. Dokter (Simone) MSc., verpleegkundig specialist, Antoni van Leeuwenhoek, Amsterdam, V&VN
  • C.M.J. (Christel) Gielen MSc., verpleegkundig specialist, Maastricht UMC+, Maastricht, V&VN
  • Dr. D.J.A. (Derk Jan) de Groot, internist-oncoloog, UMC Groningen, Groningen, NIV/NVMO (vanaf december 2018)
  • Dr. M.E. (Marije) Hamaker, klinisch geriater, Diakonessenhuis, Utrecht, NVKG
  • Dr. C.J. (Corneline) Hoekstra, nucleair geneeskundige, Jeroen Bosch Ziekenhuis, ’s-Hertogenbosch, NVNG
  • Dr. M.P.W. (Martijn) Intven, radiotherapeut, UMC Utrecht, Utrecht, NVRO
  • Dr. O.J.L. (Olaf) Loosveld, internist-oncoloog, Amphia Ziekenhuis, Brede, NIV/NVMO
  • Dr. M. (Monique) Maas, radioloog, Nederlands Kanker Instituut, Amsterdam, NVvR
  • Prof. dr. C.A.M. (Corrie) Marijnen, radiotherapeut, Leids Universiteit Medisch Centrum, Leiden, NVRO
  • Dr. M. (Martijn) Meijerink, interventieradioloog, Amsterdam UMC locatie VUmc, Amsterdam, NVvR (vanaf november 2018)
  • Dr. L. (Leon) Moons, MDL-arts, UMC Utrecht, Utrecht, NVMDL
  • Prof. dr. I.D. (Iris) Nagtegaal, patholoog, Radboud UMC, Nijmegen, NVvP
  • Dr. P. (Petur) Snaebjornsson, patholoog, Nederlands Kanker Instituut, Amsterdam, NVvP
  • Dr. H.M.W. (Henk) Verheul, internist-oncoloog, Radboudumc, Nijmegen, NIV/NVMO
  • Prof. dr. C. (Kees) Verhoef, oncologisch chirurg, Erasmus MC, Rotterdam, NVvH
  • Dr. M. (Marianne) de Vries, abdominaal radioloog, Erasmus MC, Rotterdam, NVvR (vanaf november 2018)
  • Dr. H.L. (Erik) van Westreenen, chirurg, Isala Zwolle/ Isala Diaconessenhuis, Zwolle/Meppel, NVvH

 

Voormalig betrokken werkgroepleden

  • Prof. dr. C.J.A. (Kees) Punt, medisch oncoloog, NIV/NVMO
  • Prof. dr. J. (Jaap) Stoker, abdominaal radioloog, NVvR
  • Dr. A.J. (Albert Jan) ten Tije, internist oncoloog, NIV/NVMO

Belangenverklaringen

De KNMG-code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement, kennisvalorisatie) hebben gehad. Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van Medisch Specialisten.

De werkgroep heeft bij aanvang van het richtlijnontwikkelingstraject geconstateerd dat sommige werkgroepleden betrokken zijn bij wetenschappelijk onderzoek dat wordt gefinancierd door overheid, onafhankelijke subsidieverstrekkers, of commerciële partijen (in het laatste geval: unrestricted scientific grants). Om te voorkomen dat indirecte belangen (waaronder reputatie en kennisvalorisatie) de richtlijnaanbevelingen onbedoeld zouden kunnen beïnvloeden, heeft de werkgroep besloten dat geen van de modules/aanbevelingen worden opgesteld door één werkgroeplid met dergelijke indirecte belangen. Tenminste één ander werkgroeplid met hetzelfde specialisme of tenminste één ander werkgroeplid met vergelijkbare inhoudelijke kennis van het betreffende onderwerp zijn verantwoordelijk voor de inhoud (vier-ogen-principe).

 

De werkgroep zag in de gemelde (on)betaalde nevenfuncties geen aannemelijke reden voor onbedoelde beïnvloeding door belangenverstrengeling ten aanzien van de onderwerpen die in de richtlijn aan bod komen.

 

Werkgroeplid

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Ondernomen actie

Prof. Dr. P.J. (Pieter) Tanis

 

Gastrointestinaal en oncologisch chirurg

Voorzitter Dutch Colorectal Cancer Group (onbetaald)

 

Bestuurslid Dutch Peritoneal Oncology Group (onbetaald)

 

Bestuurslid Dutch Colorectal Audit (onbetaald)

 

Medische adviesraad Lynch Polyposis vereniging (onbetaald)

 

Associate Editor Colorectal Disease (onbetaald)

 

Coordinerend auteur hoofdstuk tumoren van de dunne en dikke darm, leerboek Oncologie (onbetaald)

PI van COLOPEC 1 en 2 trials gefinancierd door ZonMW en KWF.

 

Steering committee van de CAIRO6 studie gefinancierd door KWF en unrestricted scientific grant Roche.

 

PI van de BIOPEX 1 studie, gefinancierd door unrestricted scientific grant van LifeCell.

 

PI van de BIOPEX 2 studie gefinancierd door KWF.

 

Geen actie ondernomen.

 

Biopex 1 is gepubliceerd in 2013 (verjaard).

 

Overige subsidies zijn van ZonMW en KWF, onwaarschijnlijk dat dit een belang oplevert. Daarom geen actie ondernomen.

Dr. H.L. (Erik) Van Westreenen

 

Gastrointestinaal en oncologisch chirurg

Penningmeester werkgroep Coloproctologie (onbetaald)

PI Limeric study (endoscopisch geassisteerde laparoscopische wigresectie van het colon).

 

Locale PI en mede aanvrager FORCE study (Zon-MW)

(Randomisatie tussen best-supportive care of bekkenfysiotherapie na low-anterior resectie)

 

Locale PI TESAR study

 

Locale PI StarTrec study

 

Locale PI FIT trial

Geen actie ondernomen.

 

Mede-aanvrager van ZonMW subsidie, onwaarschijnlijk dat dit een belang oplevert. Daarom geen actie ondernomen.

Prof. dr. C.J.A. (Kees) Punt

 

Medisch oncoloog

Voorzitter werkgroep medische oncologie, Dutch Colorectal Cancer Group (DCCG) (onbetaald).

 

Voorzitter Dutch Oncology Research Platform (onbetaald).

Lid raad van advies SPKS

 

Unrestricted scientific grants van Roche en Amgen voor DCCG CAIRO5 studie.

 

Adviseur Nordic Pharma.

Om mogelijk te maken dat geen van de modules/ aanbevelingen worden opgesteld door één werkgroeplid met indirecte belangen door sponsoring uit derde geldstroom van private instellingen, zijn extra werkgroepleden toegevoegd aan de werkgroep.

Dr. M.E. (Marije) Hamaker

 

Klinisch geriater

Geen

Roche: lid van werkgroep e-learning colorectaal carcinoom (niet relevant voor de richtlijn)

 

Astra Zeneca: financiering van onderzoek over dialyse bij ouderen

Geen actie ondernomen.

Dr. L. (Leon) Moons

 

MDL-arts

Consultant voor Boston Scientific

(consultancy over specifieke apparatuur voor MDL-artsen, niet relevant voor de richtlijn)

Voorzitter van T1 CRC werkgroep.

 

PI van een gerandomiseerde studie (piecemeal EMR vs. ESD), gefinancierd door KWF.

 

PI van een studie naar risicomodellen voor het voorspellen van lymfekliermetastasen en lokale recidieven van T1 CRCs, gefinancierd door de MLDS.

 

PI van een studie naar tumor seedings tijdens coloscopie, gefinancierd door de Sacha Swarttouw-Hijmans stichting.

Om mogelijk te maken dat geen van de modules/ aanbevelingen worden opgesteld door één werkgroeplid met indirecte belangen door sponsoring uit derde geldstroom van private instellingen, zijn extra werkgroepleden toegevoegd aan de werkgroep.

Prof. dr. C.A.M. (Corrie) Marijnen

 

Radiotherapeut / Afdelingshoofd radiotherapie LUMC

Voorzitter wetenschapscommissie NVRO

 

Redactielid leerboek Oncologie

Geen.

Geen actie ondernomen.

Dr. M.P.W. (Martijn) Intven

 

Radiotherapeut

Lid redactieraad van het Nederlands tijdschrift voor oncologie

Geen.

Geen actie ondernomen.

Prof. dr. I.D. (Iris) Nagtegaal

 

Patholoog / Detachering als Expert Pathologie t.b.v. het bevolkingsonderzoek darmkanker bij FSB

Voorzitter PALGA (Nederlands Digitale Pathologie Archief) (vacatiegelden naar afdeling Pathologie van RadboudUMC)

 

Lid adviesraad KWF (onbetaald)

 

Voorzitter European Taskforce for synoptic reporting in pathology (onbetaald)

 

Voorzitter Nederlands TNM committee (onbetaald)

Amgen 2014: Discordance in mutation statis is not an issue for molecular testing in CRC (80.000 euro)

Geen van de modules/ aanbevelingen zijn opgesteld door één werkgroeplid met indirecte belangen door sponsoring uit derde geldstroom van private instellingen.

Dr. P. (Petur) Snaebjornsson

 

Patholoog

Bestuurslid Dutch Colorectal Cancer Group (onbetaald)

 

Lid Dutch peritoneal Oncology Group (onbetaald)

 

Tot en met 2017:

Organisator van Dodo couperclub regio Noord-Holland (onbetaald).

Betrokken bij COLOPEC trials en CAIRO6 trial.

Geen actie ondernomen.

Prof. dr. R.G.H. (Regina) Beets-Tan

 

Radioloog / Hoofd radiologie NKI/AVL

Geen.

Geen.

Geen actie ondernomen.

Dr. A.J. (Bert Jan) ten Tije

Internist-oncoloog

Geen.

Geen.

Geen actie ondernomen.

Dr. Martijn Meijerink

 

Interventieradioloog, Amsterdam UMC locatie VUmc

Voorzitter WCIR (wetenschapscommissie interventieradiologie), onbetaald.

 

Voortzitter SIO (Soc. Interv. Oncol.) Research Committee, onbetaald.

 

Raad van advies SPKS (stichting voor patiënten met kanker aan het spijsverteringskanaal), onbetaald.

 

Ambassadeur SBBvK en OZS, onbetaald

Consultant Angiodynamics B.V. (vergoeding voor presentaties, workshops, proctorships) op het gebied van irreversibele electroporatie.

 

Research grants: Collision Trial (Medtronic)

Diverse trials (Angiodynamics B.V.)

 

Om mogelijk te maken dat geen van de modules/ aanbevelingen worden opgesteld door één werkgroeplid met indirecte belangen door sponsoring uit derde geldstroom van private instellingen, zijn extra werkgroepleden toegevoegd aan de werkgroep.

Dr. Marianne de Vries

 

Radioloog Erasmus MC Rotterdam

Geen.

Geen.

Geen actie ondernomen.

Dr. Monique Maas

Radioloog
NKI, AVL

Redactielid blad IMAGO (onkostenvergoeding)

Geen.

Geen actie ondernomen.

Dr. Derk Jan de Groot

 

Internist-oncoloog Universitair Medisch Centrum Groningen

Geen.

Klinische studies: Ipsen (betaling aan het instituut)

Geen actie ondernomen.

C.M.J. (Christel) Gielen MSc.

 

Verpleegkundig specialist Coloncare MUMC

Geen.

Werkt mee aan de inclusie voor de ENCORE studie (energie voor het leven na colorectaalkanker).

Geen actie ondernomen.

S. Dokter (Simone) MSc.

Verpleegkundig specialist MDL

Geen.

Geen.

Geen actie ondernomen.

Dr. C.J. (Corneline) Hoekstra

 

Nucleair geneeskundige

Geen.

Geen.

Geen actie ondernomen.

Prof. dr. C. (Kees) Verhoef

 

Oncologisch chirurg

Wetenschappelijke adviesraad KWF (onbetaald).

 

Wetenschappelijk raad Livermetsurvey (onbetaald).

 

Voorzitter Nederlandse Vereniging voor Chirurgische Oncologie (onbetaald).

 

Lid Algemeen Bestuur Nederlandse Vereniging van Heelkunde (onbetaald).

 

Voorzitter "Dutch chapter E-AHPBA" (onbetaald).

 

Nederlands TNM comite (onbetaald).

 

Adviesraad IKNL (onbetaald).

 

Nederlandse wetenschappelijke Sarcoom Werkgroep (onbetaald).

 

Bestuur Dutch Hepatocellular Carcinoma Group (onbetaald).

 

Bestuur Familiehuis, Daniel den Hoed Kliniek (onbetaald).

Geen.

Geen actie ondernomen.

Prof. dr. G.L. (Geerard) Beets

 

Chirurg / Afdelingshoofd AVL

Medisch consultant bij Champalimaud Foundation, oncologisch ziekenhuis in Lissabon, Portugal (betaalde functie)

Geen.

Geen actie ondernomen.

Inbreng patiëntenperspectief

Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door het uitnodigen van de Stichting voor Patiënten met Kanker aan het Spijsverteringskanaal (SPKS) voor de invitational conference. Daarnaast hebben dr. L. Meerman en mw. A. van Heijst (Stomavereniging, Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenorganisaties, NFK) modules meegelezen en de werkgroep van feedback vanuit het patiëntenperspectief voorzien. De conceptrichtlijn is tevens ter commentaar voorgelegd aan SPKS en NFK. In verbrand met de zeer verslechterde gezondheidstoestand en het overlijden van mw A. van Heijst wordt vanaf maart 2020 feedback vanuit het patiëntperspectief gegeven door dr. L. Meerman en mw. M. v.d. Bosch-Scholts.

Methode ontwikkeling

Evidence based

Implementatie

In de verschillende fasen van de richtlijnontwikkeling is rekening gehouden met de implementatie van de herziene richtlijnmodules en de praktische uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. Daarbij is uitdrukkelijk gelet op factoren die de invoering van de richtlijn in de praktijk kunnen bevorderen of belemmeren. Het implementatieplan is te vinden bij de aanverwante producten. De werkgroep heeft geen interne kwaliteitsindicatoren ontwikkeld, omdat interne en externe kwaliteitsindicatoren al ontwikkeld worden binnen de Dutch Colorectal Audit (DCRA), de clinical audit board betreffend colorectaal carcinoom onder de Dutch Institute for Clinical Auditing (DICA).

Werkwijze

AGREE

Deze richtlijn is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010), dat een internationaal breed geaccepteerd instrument is.

 

Knelpuntenanalyse

Tijdens de voorbereidende fase inventariseerden de voorzitter van de werkgroep en de adviseurs de knelpunten. De werkgroep beoordeelde de aanbevelingen uit de eerdere richtlijn (NVRO, 2014) op noodzaak tot revisie. De werkgroep stelde vervolgens een long list met knelpunten op en prioriteerde de knelpunten op basis van: (1) klinische relevantie, (2) de beschikbaarheid van nieuwe evidence, (3) en de te verwachten impact op de kwaliteit van zorg, patiëntveiligheid en (macro)kosten. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door verschillende partijen via een invitational conference. Een verslag hiervan is opgenomen onder aanverwante producten.

 

Uitgangsvragen en uitkomstmaten

Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de voorzitter en werkgroepleden concept-uitgangsvragen opgesteld. Gedurende het richtlijnherzieningstraject heeft de werkgroep de definitieve uitgangsvragen in een hernieuwd raamwerk (de inhoudsopgave, zie ook de algemene inleiding) van de richtlijn vastgesteld. Vervolgens inventariseerde de werkgroep per uitgangsvraag welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. De werkgroep baseerde de keuze voor uitkomstmaten mede op basis van de “core outcome set” gepubliceerd door Zerillo (2017). De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden. Hiervoor sloot de werkgroep zich, waar mogelijk, aan bij de grenzen voor klinische besluitvorming volgens de PASKWIL criteria uit 2016. Wanneer er geen grenzen voor klinische besluitvorming conform de PASKWIL criteria geformuleerd konden worden (bijvoorbeeld bij non-inferioriteitsvraagstukken) werden de standaard GRADE grenzen gehanteerd, tenzij anders vermeld.

 

Strategie voor zoeken en selecteren van literatuur

De werkgroep raadpleegde voor de afzonderlijke uitgangsvragen reeds gepubliceerde systematische reviews (SRs). SRs kwamen in aanmerking indien: i) systematisch was gezocht in één of meerdere databases; ii) transparante in- en exclusiecriteria zijn toegepast en iii) idealiter de kwaliteit van de geïncludeerde literatuur was beoordeeld. De voor de uitgangsvragen relevante internationale richtlijnen en consensusdocumenten werden eveneens geraadpleegd. Overige literatuur, waar niet systematisch naar werd gezocht, is als bewijsvoering in de overwegingen opgenomen.

 

Relevante beschikbare populatiegegevens uit Nederland werden gebruikt voor het bepalen van knelpunten, praktijkvariatie en externe validiteit van internationale richtlijnen en gepubliceerde literatuur.

 

Kwaliteitsbeoordeling individuele studies

De (risk of bias) kwaliteitsbeoordelingen van de individuele studies uit de gebruikte SRs werden gebruikt, tenzij deze afwezig waren of onbruikbaar waren voor het beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs. Indien afwezig of onbruikbaar werd aangenomen dat er een risico op bias aanwezig zou kunnen zijn. In enkele gevallen, wanneer studies informatie verschaften over de cruciale uitkomstma(a)t(en), werd er een nieuwe kwaliteitsbeoordeling van individuele studies uitgevoerd.

 

Samenvatten van de literatuur

De relevante onderzoeksgegevens van de geselecteerde SRs werden weergegeven in ‘Summary of Findings’ tabellen. De belangrijkste bevindingen uit de literatuur werden kort beschreven onder “Samenvatting literatuur” (kopjes “Samenvatting van internationale richtlijnen en consensusdocumenten” en “Samenvatting van systematische reviews en meta-analyses”) en onder “Overwegingen”. Bestaande meta-analyses uit de gebruikte systematische reviews werden beschreven. Bij een voldoende aantal studies en overeenkomstigheid (homogeniteit) tussen de studies werden de gegevens ook kwantitatief samengevat (meta-analyse) met behulp van Review Manager 5.

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs

A) Voor interventievragen (vragen over therapie of screening)

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/).

 

GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie (Schünemann, 2013). Het resultaat van de gradering van het wetenschappelijk bewijs werd opgenomen in de ‘Summary of Findings’ tabellen.

 

GRADE

Definitie

Hoog

  • er is hoge zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Redelijk*

  • er is redelijke zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • het is mogelijk dat de conclusie verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Laag

  • er is lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • er is een reële kans dat de conclusie verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Zeer laag

  • er is zeer lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • de literatuurconclusie is zeer onzeker.

*in 2017 heeft het Dutch GRADE Network bepaalt dat de voorkeursformulering voor de op een na hoogste gradering ‘redelijk’ is in plaats van ‘matig’.

 

B) Voor vragen over diagnostische tests, schade of bijwerkingen, etiologie en prognose

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd eveneens bepaald volgens de GRADE-methode: GRADE-diagnostiek voor diagnostische vragen (Schünemann, 2008), en een generieke GRADE-methode voor vragen over schade of bijwerkingen, etiologie en prognose. In de gehanteerde generieke GRADE-methode werden de basisprincipes van de GRADE methodiek toegepast: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van bewijskracht op basis van de vijf GRADE-criteria (startpunt hoog; downgraden voor risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias).

 

Formuleren van de conclusies

Voor elke relevante uitkomstmaat werd het wetenschappelijk bewijs samengevat in een of meerdere literatuurconclusies waarbij het niveau van bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methodiek (te vinden in de ‘Summary of Findings’ tabellen). De werkgroepleden maakten de balans op van elke interventie (overall conclusie). Bij het opmaken van de balans werden de gunstige en ongunstige effecten voor de patiënt afgewogen. De overall bewijskracht wordt bepaald door de laagste bewijskracht gevonden bij een van de cruciale uitkomstmaten. Bij complexe besluitvorming waarin naast de conclusies uit de systematische literatuuranalyse vele aanvullende argumenten (overwegingen) een rol spelen, werd afgezien van een overall conclusie. In dat geval werden de gunstige en ongunstige effecten van de interventies samen met alle aanvullende argumenten gewogen onder het kopje Overwegingen.

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals de expertise van de werkgroepleden, de waarden en voorkeuren van de patiënt (patient values and preferences), kosten, beschikbaarheid van voorzieningen en organisatorische zaken. Deze aspecten worden, voor zover geen onderdeel van de literatuursamenvatting, vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje Overwegingen.

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk. De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen.

 

Aanbevelingen uit de richtlijn Colorectaal carcinoom 2014

De werkgroep beoordeelde alle aanbevelingen in de richtlijn Colorectaal carcinoom uit 2014 op geldigheid. De werkgroep heeft aanbevelingen gehandhaafd die als nog steeds geldig werden beschouwd. De werkgroep heeft deze aanbevelingen tekstueel opgefrist met als doel de implementeerbaarheid te vergroten. De aanbevelingen zijn niet inhoudelijk veranderd. De werkgroep heeft in het modulair onderhoudsschema vastgesteld wanneer herziening van deze modules gepland is. De werkgroep verwacht dat eind 2020 de gehele richtlijn is herzien.

 

Randvoorwaarden (Organisatie van zorg)

In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijn is expliciet rekening gehouden met de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, menskracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van een specifieke uitgangsvraag maken onderdeel uit van de overwegingen bij de bewuste uitgangsvraag. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van Zorg.

 

Indicatorontwikkeling

Er werden geen interne kwaliteitsindicatoren ontwikkeld om het toepassen van de richtlijn in de praktijk te volgen en te versterken. De werkgroep conformeert zich aan de SONCOS normen en de DICA-DCRA indicatoren.

 

Kennislacunes

Tijdens de ontwikkeling van deze richtlijn is systematisch gezocht naar onderzoek waarvan de resultaten bijdragen aan een antwoord op de uitgangsvragen. Bij elke uitgangsvraag is door de werkgroep nagegaan of er (aanvullend) wetenschappelijk onderzoek gewenst is om de uitgangsvraag te kunnen beantwoorden. Een overzicht van de onderwerpen waarvoor (aanvullend) wetenschappelijk van belang wordt geacht, is als aanbeveling in de Kennislacunes beschreven (onder aanverwante producten).

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijn werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en patiëntorganisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijn aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijn werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.

 

Literatuur

Brouwers, M. C., Kho, M. E., Browman, G. P., Burgers, J. S., Cluzeau, F., Feder, G., ... & Littlejohns, P. (2010). AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. Canadian Medical Association Journal, 182(18), E839-E842.

Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. https://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/richtlijnontwikkeling.html

Ontwikkeling van Medisch Specialistische Richtlijnen: stappenplan. Kennisinstituut van Medisch Specialisten.

Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.

Schünemann, H. J., Oxman, A. D., Brozek, J., Glasziou, P., Jaeschke, R., Vist, G. E., ... & Bossuyt, P. (2008). Rating Quality of Evidence and Strength of Recommendations: GRADE: Grading quality of evidence and strength of recommendations for diagnostic tests and strategies. BMJ: British Medical Journal, 336(7653), 1106.

Wessels, M., Hielkema, L., & van der Weijden, T. (2016). How to identify existing literature on patients' knowledge, views, and values: the development of a validated search filter. Journal of the Medical Library Association: JMLA, 104(4), 320.

Zerillo JA, Schouwenburg MG, van Bommel ACM, Stowell C, Lippa J, Bauer D, Berger AM, Boland G, Borras JM, Buss MK, Cima R, Van Cutsem E, van Duyn EB, Finlayson SRG, Hung-Chun Cheng S, Langelotz C, Lloyd J, Lynch AC, Mamon HJ, McAllister PK, Minsky BD, Ngeow J, Abu Hassan MR, Ryan K, Shankaran V, Upton MP, Zalcberg J, van de Velde CJ, Tollenaar R; Colorectal Cancer Working Group of the International Consortium for Health Outcomes Measurement (ICHOM). An International Collaborative Standardizing a Comprehensive Patient-Centered Outcomes Measurement Set for Colorectal Cancer. JAMA Oncol. 2017 May 1;3(5):686-694. doi: 10.1001/jamaoncol.2017.0417. PubMed PMID: 28384684.

Volgende:
Perioperatieve zorg