CIN, AIS en VAIN - Epidemiologie
Samenvatting literatuur
In Nederland betreft ongeveer 2% van alle nieuw gediagnosticeerde maligniteiten een cervixcarcinoom. Dit betekent dat er circa 700 nieuwe gevallen per jaar zijn (leeftijd gestandaardiseerde incidentie 6.0/100.000) [CBS, IKNL 2012]. In 2012 is in totaal 735 maal de diagnose cervixcarcinoom gesteld, 545 maal (74,1%) betrof het een plaveiselcelcarcinoom, 140 maal (19,0%) een adenocarcinoom en 50 maal (6,9%) een andere tumor van de cervix [IKNL 2012]. Omgerekend betekent dit dat 1 op de 170 vrouwen in Nederland een cervixcarcinoom ontwikkelt en dat 1,6% van alle vrouwen die kanker krijgen een cervixcarcinoom heeft [RIVM]. Het cervixcarcinoom komt, in tegenstelling tot veel andere vormen van kanker, bij relatief jonge vrouwen voor. Vrouwen tussen de 30 tot 45 jaar behoren tot de grootste risicogroep. Van alle vrouwen bij wie een cervixcarcinoom wordt vastgesteld is na vijf jaar nog 70% in leven. Als het carcinoom in een vroeg stadium is ontdekt, is de 5-jaars overleving 90-100% [RIVM].
Cervicale intra-epitheliale neoplasie (CIN) is een voorstadium van cervixcarcinoom. CIN wordt onderverdeeld in CIN1, CIN2 en CIN3 (zie ook module Classificatie CIN). Verschillende gradaties van CIN kunnen naast elkaar op de cervix bestaan [Ostor 1993 (1), Snijders 2006 (2)]. CIN komt vele malen vaker voor dan cervixcarcinoom. In 2011 zijn in Nederland 0,8% van de primair gescreende vrouwen in het bevolkingsonderzoek direct doorverwezen naar de gynaecoloog en kreeg 3,2% een advies de cytologie te herhalen [LEBA]. In 2010 zijn ruim 5000 vrouwen (ongeveer 1% van het totaal aantal gescreende vrouwen) in Nederland behandeld voor een CIN2 of CIN3 [Van Ballegooijen, 2001 (3), Van der Veen, 2013 (4)]. Indien een CIN niet behandeld wordt bestaat de kans op progressie naar een cervixcarcinoom, vaak na een periode van jaren [Snijders, 2006 (2)]. Progressie van onbehandelde CIN3 naar cervixcarcinoom stijgt over 30 jaar naar 40-50% (zie ook module Kans op spontane regressie).
Conclusies
In Nederland betreft ongeveer 2% van alle nieuw gediagnosticeerde maligniteiten bij vrouwen een cervixcarcinoom. Dit betekent dat er circa 700 nieuwe gevallen per jaar zijn (leeftijdgestandaardiseerde incidentie 6.0/100.000).
[CBS, IKNL, 2012]
Het is aangetoond dat CIN een voorstadium is van cervixcarcinoom.
[McCredie, 2008 (5)]
Het is aangetoond dat indien CIN niet behandeld wordt er, vaak na een periode van jaren, een kans bestaat op progressie naar cervixcarcinoom.
[Snijders, 2006 (2)]
Onderbouwing
Conclusies
In Nederland betreft ongeveer 2% van alle nieuw gediagnosticeerde maligniteiten bij vrouwen een cervixcarcinoom. Dit betekent dat er circa 700 nieuwe gevallen per jaar zijn (leeftijdgestandaardiseerde incidentie 6.0/100.000).
[CBS, IKNL, 2012]
Het is aangetoond dat CIN een voorstadium is van cervixcarcinoom.
[McCredie, 2008 (5)]
Het is aangetoond dat indien CIN niet behandeld wordt er, vaak na een periode van jaren, een kans bestaat op progressie naar cervixcarcinoom.
[Snijders, 2006 (2)]
Samenvatting literatuur
In Nederland betreft ongeveer 2% van alle nieuw gediagnosticeerde maligniteiten een cervixcarcinoom. Dit betekent dat er circa 700 nieuwe gevallen per jaar zijn (leeftijd gestandaardiseerde incidentie 6.0/100.000) [CBS, IKNL 2012]. In 2012 is in totaal 735 maal de diagnose cervixcarcinoom gesteld, 545 maal (74,1%) betrof het een plaveiselcelcarcinoom, 140 maal (19,0%) een adenocarcinoom en 50 maal (6,9%) een andere tumor van de cervix [IKNL 2012]. Omgerekend betekent dit dat 1 op de 170 vrouwen in Nederland een cervixcarcinoom ontwikkelt en dat 1,6% van alle vrouwen die kanker krijgen een cervixcarcinoom heeft [RIVM]. Het cervixcarcinoom komt, in tegenstelling tot veel andere vormen van kanker, bij relatief jonge vrouwen voor. Vrouwen tussen de 30 tot 45 jaar behoren tot de grootste risicogroep. Van alle vrouwen bij wie een cervixcarcinoom wordt vastgesteld is na vijf jaar nog 70% in leven. Als het carcinoom in een vroeg stadium is ontdekt, is de 5-jaars overleving 90-100% [RIVM].
Cervicale intra-epitheliale neoplasie (CIN) is een voorstadium van cervixcarcinoom. CIN wordt onderverdeeld in CIN1, CIN2 en CIN3 (zie ook module Classificatie CIN). Verschillende gradaties van CIN kunnen naast elkaar op de cervix bestaan [Ostor 1993 (1), Snijders 2006 (2)]. CIN komt vele malen vaker voor dan cervixcarcinoom. In 2011 zijn in Nederland 0,8% van de primair gescreende vrouwen in het bevolkingsonderzoek direct doorverwezen naar de gynaecoloog en kreeg 3,2% een advies de cytologie te herhalen [LEBA]. In 2010 zijn ruim 5000 vrouwen (ongeveer 1% van het totaal aantal gescreende vrouwen) in Nederland behandeld voor een CIN2 of CIN3 [Van Ballegooijen, 2001 (3), Van der Veen, 2013 (4)]. Indien een CIN niet behandeld wordt bestaat de kans op progressie naar een cervixcarcinoom, vaak na een periode van jaren [Snijders, 2006 (2)]. Progressie van onbehandelde CIN3 naar cervixcarcinoom stijgt over 30 jaar naar 40-50% (zie ook module Kans op spontane regressie).
Referenties
Verantwoording
Autorisatiedatum en geldigheid
Laatst beoordeeld :
Laatst geautoriseerd : 12-11-2015
Geplande herbeoordeling :
Methode ontwikkeling
Evidence based