Chronische rhinosinusitis (CRS) en neuspoliepen

Initiatief: NVKNO Aantal modules: 35

Postoperatief corticoïdenimplantaat

Uitgangsvraag

Wat is de waarde van een slow releasing corticosteroïden-implantaat (postoperatief) bij patienten met chronische rhinosinusitis?

Aanbeveling

Gebruik niet standaard pre- of postoperatief een corticosteroïdenimplantaat.

 

Overweeg een implantaat hoogstens indien:

  • er op basis van lokale ziekteactiviteit  een zeer grote kans is op stenose of synechiae vorming van de sinus drainage trajecten

OF

 

  • patiënten systemische corticosteroïden niet goed verdragen.

Overweeg bij neusbijholtechirurgie een (oplosbare) tampon gedrenkt in antibiotica en/of corticosteroïden.

Overwegingen

Voor- en nadelen van de interventie en de kwaliteit van het bewijs

Er is literatuuronderzoek gedaan naar de (on)gunstige effecten van een slow releasing corticosteroïden-implantaat (zowel oplosbare sponsjes als stents) na chirurgie bij patiënten met CRS met/zonder neuspoliepen ten opzichte van standaardzorg. Op basis van de geïncludeerde SR en RCT is er geen duidelijke voorkeur voor een slow-releasing corticosteroïden-stent na chirurgie en worden er geen klinisch relevante verschillen gevonden wat betreft de cruciale uitkomstmaat, kwaliteit van leven gemeten met een Visual Analogue Scale. De totale bewijskracht van het bewijs, de laagste bewijskracht voor de cruciale uitkomsten, is laag. Voor de oplosbare sponsjes was de bewijskracht zeer laag en kon de literatuur geen richting geven aan de besluitvorming.

 

De interventies kunnen lokale reacties veroorzaken die overeenstemmen met de risico’s van een FESS procedure. Het risico is laag. Het implantaat geeft lokale afgifte van CS conform lokale CS sprays en druppels. De beschikbaarheid en dosering zijn essentieel. De subgroepen die uitvallen zijn de niet-type II gerelateerde CRS.

 

Lee (2022) beschrijft dat een expert panel op basis van de Delphi methode adviseerde om een oplosbaar corticosteroïden-implantaat te overwegen bij patiënten met diabetes of die orale CS niet goed verdragen, bij patiënten die uitgebreide neusbijholtechirurgie ondergaan en bij patiënten met terugkerende stenose.

 

De richtlijnwerkgroep is van mening dat gebruik van een implantaat kan worden overwogen ten behoeve van het openhouden van het ostiomeatale complex en het faciliteren van de nazorg bij patiënten met een zeer grote kans is op stenose of synechiae vorming van de sinus drainage trajecten. Dit geldt voor patiënten met een nauwe meatus media waarbij de concha media de neiging heeft te lateraliseren.

 

Waarden en voorkeuren van patiënten (en evt. hun verzorgers)

Voor patiënten is het belangrijk dat zij op de hoogte zijn van de toegevoegde waarde van materialen en medicatie die een voordeel opleveren voor het herstel na een ingreep aan de neusbijholten. De insertie van stents met vertraagde afgifte van CS voorkomt verklevingen in de middelste neusgang en de afvoer van de sinus. Het gebruik van implantaten levert een vergelijkbaar resultaat op ten opzichte van oplosbare sponsjes met antibiotica en CS. Het geeft enige klachtenreductie en verkort mogelijk de post-chirurgische nazorg. Het kan leiden tot reductie van gebruik van lokale CS en bijwerkingen (o.a. epistaxis). Bij patienten die geen systemische CS verdragen is de lokale toepassing van CS aanbevolen.

 

Kosten (middelenbeslag)

De kosten van een sponsje dat medicatie afgeeft zijn beperkt en vormen daarom geen beperking voor het inzetten van deze behandeling. De kosten van een stent maken de ingreep opzich duurder en kunnen de operatieduur verlengen. De gespaarde tijd en kosten voor de nazorg door afname van synechieën en lokale ziekteactiviteit levert een winst op. De kosteneffectiviteit is in dit verband niet goed onderbouwd. Vanwege de lokale ziekteactiviteit is de  impact op het totale ziektebeeld beperkt in vergelijking met systemische medicatie.

 

Aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie

Gelet op de beperkte risico’s en de eenvoudige insertie techniek tijdens een ingreep is de toepassing van deze implantaten aanvaardbaar en haalbaar. De implantaten zijn recent in NL verkrijgbaar en kunnen in de bestaande behandelschema’s worden geïmplementeerd.

 

Aanbeveling-1

Rationale van de aanbeveling: weging van argumenten voor en tegen de interventies

 

Op grond van klinische argumenten zou een implantaat kunnen worden overwogen t.b.v. openhouden ostiomeatale complex en het faciliteren van de nazorg bij patiënten met een zeer grote kans is op stenose of synechiae vorming van de sinus drainage trajecten. De onderbouwing vanuit de literatuur op basis van expert opnion is zwak. Recent zijn de CS implantaten beschikbaar in Nederland, maar de kosten hiervan zijn hoog.

 

Overweeg het gebruik van oplosbare tampons in het pre- en postoperatieve traject bij patiënten met een zeer grote kans op stenose of synechiae vorming van de sinus drainage trajecten, vanwege het gunstig effect op de lokale ziekteactiviteit. Voor de algemene populatie patiënten met CRS zijn er geen aanwijzingen voor afname van de totale ziektelast op basis van PROMS.

Op langere termijn zijn er geen beschikbare gegevens.

Onderbouwing

Bij bepaalde patiënten met chronische rhinosinusitis (CRS) doen zich klachten voor die ondanks optimale medicamenteuze en chirurgische interventies onvoldoende kunnen worden beteugeld. Ook na gerichte chirurgie kunnen zich drainage problemen voordoen en de drainageroutes worden verstoord. Hiernaast kan de mucosale ontsteking een belangrijke rol spelen.  De invloed van de chronische ontsteking op de mucosa en de benige begrenzingen (airway remodelling) weerspiegelt de ernst van de CRS. De rol van stents met lokale corticosteroïden met langdurige vertraagde afgifte op deze mucosale problematiek is mogelijk zinvol als supplement. Navigatie is een ondersteunende techniek bij de ovewegend complexe en revisie ingrepen van de sinus. Dit zal door de operateur moeten worden beoordeeld.

Low GRADE

Steroid implants may result in little to no difference in patient-reported outcomes when compared to standard care in patients with CRS with/without nasal polyps undergoing surgery.

 

Sources: Han, 2014

 

Moderate GRADE

Steroid implants likely result in little to no difference in nasal polyp score when compared to standard care in patients with CRS with/without nasal polyps undergoing surgery.

 

Sources: Kern, 2018

 

Low GRADE

Steroid implants may result in little to no difference in sense of smell when compared to standard care in patients with CRS with/without nasal polyps undergoing surgery.

 

Sources: Kern, 2018

 

Low GRADE

Steroid implants may result in little to no difference in adverse events when compared to standard care in patients with CRS with/without nasal polyps undergoing surgery.

 

Sources: Smith, 2016; Luong, 2017; Han, 2014

Description of studies

Bioabsorable steroid/antibiotic-impregnated nasal packing

Wierzchowska (2021) performed a randomized, double-blind, placebo-controlled study to evaluate the effects and morbidities of using NasoPore combined with antibiotic (ciprofloxacin), steroid (betamethasone), or the combination of both on the postoperative healing process and the quality of life in adult patients, after endoscopic sinus surgery. Participants were recruited randomly from the adult patients diagnosed with chronic rhinosinusitis, both with and without polyps, having received refractory to maximal medical treatment and qualified for bilateral FESS. Exclusion criteria were patients with signs of acute infection. One hundred twenty patients (71 men and 49 women) with a mean age of 44.68 year were enrolled in the study. The enrolled patients were randomized by a computer-generated program and having been assigned their numbers, allocated to 3 groups, 40 participants each, according to the following code: antibiotic (A)—ciprofloxacin (Ciprinol 10 mg/mL), steroid (S)—betamethasone (Diprophos 7 mg/mL) and the combination of both (AS).

 

Steroid implants (Propel and sinuva)

Han (2019) performed a literature review to evaluate steroid-eluting implants in CRS patients after ESS. Studies about two modes of steroid-eluting sinus implants were included:

  • Propel family products (Propel, Propel Mini, Propel Contour; Intersect ENT, Menlo Park, CA) (Murr, 2011; Marple, 2012; Smith, 2016; Luong, 2018 );
  • Sinuva (Intersect ENT, Menlo Park, CA) (Han, 2014; Kern, 2018).

The individual studies are included in the literature analysis.

Murr (2011) performed a prospective, multicenter, randomized, double-blind clinical trial to examine the safety and efficacy of a corticosteroid eluting stent in patients undergoing FESS for CRS. The study population included adult patients with or without nasal polyps scheduled to undergo primary or revision FESS, and in whom placement of the sinus stents was deemed to be both feasible and medically appropriate. A total of 43 patients were enrolled between March 2008 and February 2009, of which 58% was men and a mean age of 47.5 years. Thirty-eight patients were enrolled into the intrapatient control design cohort, comparing drug-eluting to non-drug-eluting stents. Five patients were enrolled in the other group and received bilateral drug-eluting stents to assess systemic safety.

Smith (2016) performed a prospective, multicenter, randomized, blinded trial to assess the safety and efficacy of the steroid- releasing sinus implant in reducing the need for postoperative interventions when placed in the FSO of CRS patients undergoing ESS. The study population included adult (³ 18 years of age) patients diagnosed with CRS based on American Academy of Otolaryngology–Head and Neck Surgery guidelines1 who were scheduled to undergo primary or revision bilateral ESS and had evidence of bilateral frontal sinus disease based on computed tomography (Lund-Mackay score of ³ 1 on each side). Patients who had known history of immune deficiency or insulin-dependent diabetes, clinical evidence of acute bacterial or invasive fungal sinusitis, or any oral-steroid dependent condition were excluded from the study. From September 2014 through June 2015, a total of 89 patients were consented for screening; of those, 80 met final eligibility criteria and were randomized. The mean (± standard deviation [SD]) age of patients randomized in the study was 49.9 years (13.9), and 57.5% were male

 

Luong (2018) performed a prospective, multicenter, randomized clinical trial to assess the safety and efficacy of the hourglass-shaped, bioabsorbable, steroid-releasing sinus implant in improving postoperative outcomes when placed in the frontal sinus ostia (FSO) following ESS in patients with chronic rhinosinusitis (CRS). The study population included adult patients diagnosed with CRS based on AAO-HNS guidelines,3 who were scheduled to undergo primary or revision bilateral ESS and had evidence of bilateral frontal sinus disease based on computed tomographic (CT) scan (Lund-Mackay [L-M] score of ≥1 on each side). Patients who had known medical his- tory of immune deficiency or insulin-dependent diabetes, clinical evidence of acute bacterial or invasive fungal sinusitis, or any oral steroid-dependent condition were excluded. Between July 2015 and March 2016, 80 patients consented, met all eligibility criteria, and were randomly assigned to receive a steroid-releasing implant in one of the frontal sinus ostia, after successful bilateral frontal sinusotomies. The mean (SD) age of patients was 49.5 (13.4) years, 53 (66%) were men, and 41 (51%) patients had at least 1 prior ESS.

 

Han (2014) performed a randomized controlled blinded study to assess the safety and efficacy of the steroid-eluting sinus implant inserted in the office setting in post–sinus surgery patients who present with recurrent ethmoid obstruction due to NP. Adult patients were included if they were at least 18 years old, had been diagnosed with CRS, and had undergone prior bilateral total ethmoidectomy more than 3 months earlier. A total of 183 patients were consented for screening between January and November 2013, of whom 100 met eligibility criteria and were randomized to either the treatment (n = 53) or the control (n = 47) group. The mean age (range) in the treatment and control group were 47.8 year (19-74) and 51.6 year (30-80), respectively. The number of males in the treatment and control group were 29 (54.7%) and 31 (66%), respectively. 

 

Kern (2018) performed a randomized, sham-controlled, double-blind trial to evaluate the safety and efficacy of a bioabsorbable corticosteroid-eluting sinus implant (SINUVATM Sinus Implant, Intersect ENT, Inc., Menlo Park, CA), containing 1350 μg of mometasone furoate (MF). Patients were enrolled from December 2014 to May 2016 at 34 clinical sites across the United States. Eligibility was confirmed based on an electronic diary of nasal obstruction/congestion symptoms over the first 7 days of the 14-day run-in screening period using INCS and grading of videoendoscopies by an independent reviewer. Eligible patients were randomized (2:1) to the treatment or control group using an electronic data capture system and underwent either bilateral implant placement or sham procedure. Of the 531 patients enrolled and screened, 300 were randomized and underwent a baseline procedure. The ITT population comprised 201 treatment and 99 control patients. The mean age (± SD) in the treatment and control group were 50.5 ± 12.9 and 47.9 ± 12.4 years, respectively. The number of males in the treatment and control group were 127 (63.2%) and 56 (56.6%), respectively. 

Results

Bioabsorable steroid-impregnated nasal packing

 

PROMs (SNOT-22, TNSS, VAS)

The included study did not report outcome measure “ PROMs” with the use of the SNOT-22 or TNSS.

Wierzchowska (2021) reported patients’ complaints with the use of a Visual Analogue Scale in postoperative days, including facial pressure and nasal blockage.

 

Complaints

Side (n)

Postoperative day

2

10

30

90

180

Facial pressure

Steroid (40)

1.25± 1.532

1.33± 2.043

1.00 ± 1.622

.47 ± 1.179

.47±1.08

Control (40)

1.73 ± 2.207

1.53 ± 2.160

1.00 ± 1.338

.66 ± 1.512

.53 ± 1.261

Mean difference

-0.48 [-1.31, 0.35]

-0.20 [-1.12, 0.72]

 

0.00 [-0.65, 0.65]

 

-0.19 [-0.78, 0.40]

 

-0.06 [-0.57, 0.45]

 

Nasal blockage

Steroid (40)

3.13 ± 2.430

1.33 ± 1.730

1.15 ± 1.927

.62 ± 1.010

.44± 0.991

Control (40)

3.43 ± 2.630

1.80 ± 1.829

1.31 ± 1.908

1.16 ± 1.653

.85 ± 1.520

Mean difference [confidence interval]

-0.30 [-1.41, 0.81]

-0.47 [-1.25, 0.31]

-0.16 [-1.00, 0.68]

-0.54 [-1.14, 0.06]

-0.41 [-0.97, 0.15]

 

Nasal polyp score

The included study did not report the outcome measure “nasal polyp score” for bioabsorable steroid-impregnated nasal packing.

 

Sense of smell/olfactory dysfunction

Wierzchowska (2021) reported sense of smell with the use of a Visual Analogue Scale in postoperative days.

 

Outcome

Side (n)

Postoperative day

2

10

30

90

180

Sense of smell

Steroid (40)

3.85 ± 3.958

6.50 ± 3.404

7.56 ± 3.033

8.55 ± 2.806

8.68 ± 2.483

Control (40)

3.73 ± 4.070

6.33 ± 3.526

7.67 ± 2.985

8.53 ± 2.768

8.74 ± 2.391

Mean difference [confidence interval]

0.12 [-1.64, 1.88]

0.17 [-1.35, 1.69]

-0.11 [-1.43, 1.21]

0.02 [-1.20, 1.24]

-0.06 [-1.13, 1.01]

 

Adverse events

The included study did not report the outcome measure “adverse events” for bioabsorable steroid-impregnated nasal packing.

 

Level of evidence of the literature

The level of evidence regarding the outcome measures “patient complaints (PROM)” and “sense of smell” comes from a randomized controlled trial and therefore starts at high. The level of evidence was downgraded by three levels because of study limitations due to selective outcome reporting and doubt about the quality of the results (risk of bias, -2) and low numbers of included patients (imprecision, -1), resulting in a level of evidence of very low.

 

Level of evidence of the literature

The level of evidence could not be assessed for the outcome measures “nasal polyp score” and “adverse events”, because the included study did not report these outcome measures for bioabsorable steroid-impregnated nasal packing.

 

Conclusions

Very low GRADE

The evidence is very uncertain about the effect of bioabsorable steroid-impregnated nasal packing on patients’ complaints (PROMs) when compared with bioabsorable saline-impregnated nasal packing in patients with CRS with/without nasal polyps undergoing surgery.

 

Sources: Wierzchowska, 2021

 

Very low GRADE

The evidence is very uncertain about the effect of bioabsorable steroid-impregnated nasal packing on sense of smell when compared with bioabsorable saline-impregnated nasal packing in patients with CRS with/without nasal polyps undergoing surgery.

 

Sources: Wierzchowska, 2021

 

No GRADE

No evidence was found regarding the effect of bioabsorable steroid-impregnated nasal packing on the nasal polyp score when compared with bioabsorable saline-impregnated nasal packing in patients with CRS with/without nasal polyps undergoing surgery.

 

Sources: -

 

No GRADE

No evidence was found regarding the effect of bioabsorable steroid-impregnated nasal packing on adverse events when compared with bioabsorable saline-impregnated nasal packing in patients with CRS with/without nasal polyps undergoing surgery.

 

Sources: -

 

Steroid implants (Propel and sinuva)

PROMs

Han (2019) reported the outcome measure patient-reported outcomes in one randomized controlled trial (Han, 2014).

Han (2014) reported that the treatment group improved symptomatically over 90 days. Compared to control, the treatment group experienced a 2-fold reduction in nasal obstruction and congestion score at day 90. The change from baseline in the treatment group was −1.33 ± 1.5 on the 5-point scale compared to −0.67 ± 1.5 in the control. A mean difference of -0.66 (95% CI: -1.25 to -0.07) favoring the treatment group was calculated, which is not clinically relevant.

 

Nasal polyp score

Han (2019) reported the outcome measure nasal polyp score in one randomized controlled trial (Kern, 2018).

Kern (2018) reported a bilateral polyp grade change from baseline to day 90 (scale 0-8) of -0.56 ± 1.06 and -0.15 ± 0.91 in the treatment (n=195) and control group (n=97), respectively. A mean difference of -0.41 (95% CI: -0.64 to -0.18) was calculated favoring the treatment group, which is not clinically relevant.

 

Sense of smell/olfactory dysfunction

Han (2019) reported the outcome measure sense of smell in one randomized controlled trial (Kern, 2018).

Kern (2018) reported a decreases sense of smell score change from baseline to day 90 (scale 0-5) of -1.20 ± 1.66 and -0.76 ± 1.60 in the treatment (n=198) and control group (n=97), respectively.  A mean difference of -0.44 (95% CI: -0.83 to -0.05) favoring the treatment group was calculated, which is not clinically relevant.

 

(serious) Adverse events (short and long term)

Han (2019) reported in three randomized controlled trial the outcome measure adverse events (Smith, 2016; Luong, 2017; Han, 2014).

Smith (2016) reported no implant-related adverse events in the study. Five adverse events (headache, left upper eyelid swelling, epistaxis, recurrent chronic sinusitis, and increased sinus pressure) were judged by the clinical investigators to have an indeterminate relationship to the implant. A total of four serious adverse events (diverticulitis, pulmonary fungal infection, two events of deep vein thrombosis) were reported among three patients in the study.

Luong (2017) reported no implant-related adverse events in the study. There were three adverse events that were judged by clinical investigators to have an indeterminate relationship to the implant and drug from the implant (headache, epistaxis, and acute sinusitis).

Both studies did not report how many patients experienced adverse events, therefore GRADE could not be assessed.

 

Han (2014) reported no serious adverse events during the study. The overall incidence of adverse events, the majority of which were considered related to sinusitis, was similar between the groups. There were 34 (64%) patients in the treatment group and 35 (75%) in the control group who experienced an adverse event of any type. A risk ratio of 0.86 (95% CI: 0.66 to 1.12) favoring the treatment group was calculated, which is not clinically relevant.

 

Level of evidence of the literature

The level of evidence regarding the outcome measures “patient-reported outcome” comes from a randomized controlled trial and therefore starts at high. The level of evidence was downgraded by two levels because of study limitations due to lack of blinding of clinical investigators (risk of bias, -1) and crossing the lower limit of clinical relevance (imprecision, -1), resulting in a level of evidence of low.

 

The level of evidence regarding the outcome measures “nasal polyp score” comes from a randomized controlled trial and therefore starts at high. The level of evidence was downgraded by one level because of study limitations due to lack of allocation concealment (risk of bias, -1), resulting in a level of evidence of moderate.

 

The level of evidence regarding the outcome measures “sense of smell” comes from a randomized controlled trial and therefore starts at high. The level of evidence was downgraded by two levels because of study limitations due to lack of blinding of clinical investigators (risk of bias, -1) and crossing the lower limit of clinical relevance (imprecision, -1), resulting in a level of evidence of low.

 

The level of evidence regarding the outcome measures “adverse events” comes from a randomized controlled trial and therefore starts at high. The level of evidence was downgraded by two levels because of study limitations due to lack of blinding of clinical investigators (risk of bias, -1) and crossing the lower limit of clinical relevance (imprecision, -1), resulting in a level of evidence of low.

A systematic review of the literature was performed to answer the following question: What are the benefits and harms of a slow-releasing corticosteroid implant after surgery in patients with chronic rinosinusitiswith/without nasal polyps compared to standard of care?

 

P: Patients with chronic rinosinusitiswith/without nasal polyps undergoing surgery.

I: Slow releasing corticosteroïd implant.

C: Placebo or usual care.

O: PROMs (SNOT-22, TNSS, VAS), nasal polyp score, sense of smell/olfactory dysfunction, (serious) adverse events (short and long term).

 

Relevant outcome measures

The guideline development group considered patient reported outcome measures (PROMs) as critical outcomes for decision making; and the outcomes nasal polyp score, sense of smell/olfactory dysfunction, and (serious) adverse events as important outcomes for decision making.

 

A priori, the working group considered disease-related quality of life, as assessed by the Sino-Nasal Outcome Test (SNOT-22) score, the preferred outcome. This is a quality of life score specifically for CRS patients, in which patients score the burden of disease for 22 symptoms and social/emotional consequences from 0 (“no problem”) to 5 (“problem as bad as it can be”), resulting in a total score from 0 to 110. In case SNOT-22 was not reported, symptom severity as described by total nasal symptom score was preferred over the use of a visual analogue score (VAS). In the VAS the patient expresses symptom severity on a 10 cm broad horizontal line with word anchors at each end that indicate the extreme feelings. The important outcomes nasal polyp score and sense of smell/olfactory dysfunction could be assessed by any validated score. Adverse events were not defined a priori, but a distinction is made between adverse and serious adverse events, both in the short and long term.

 

For the SNOT-22 score the working group defined 12.0 as a minimal clinically (patient) important difference (MCID) in medically managed patients with CRS, as described in literature (Phillips, 2018). For total symptom score, polyp score and VAS scores, the working group defined 15% of the maximum score as MCID, and 0.5 for standardized mean differences. For adverse events (risk ratio, RR), the working group defined 25% as a MCID.

 

Search and select (Methods)

The meta-analysis of the EPOS position paper (Fokkens, 2020) was followed, and updated with papers published more recently (2019 and later). The databases Medline (via OVID) and Embase (via Embase.com) were searched with relevant search terms until January 24, 2022. The detailed search strategy is depicted under the tab ‘Methods’. The systematic literature search resulted in 87 hits. Studies were selected based on the following criteria: systematic reviews and randomized controlled trials on the effects of slow-releasing implants in patients with CRS with/without nasal polyps. 19 studies were initially selected based on title and abstract screening. After reading the full text, 17 studies were excluded (see the table with reasons for exclusion under the tab ‘Methods’), and two studies were included.

 

Results

Two studies were included in the analysis of the literature. Important study characteristics and results are summarized in the evidence tables. The assessment of the risk of bias is summarized in the risk of bias tables.

  1. Han, J. K., & Kern, R. C. (2019, May). Topical therapies for management of chronic rhinosinusitis: steroid implants. In International forum of allergy & rhinology (Vol. 9, No. S1, pp. S22-S26).
  2. Wierzchowska, M., Kali?czak-Górna, P., Grze?kowiak, B., Radajewski, K., Burduk, J., & Burduk, P. (2021). Bioabsorbable dressing impregnated with betamethasone and ciprofloxacin after endoscopic sinus surgery: A randomized, double-blind, placebo-controlled study. Ear, Nose & Throat Journal, 01455613211062457.
  3. Hoffman V, Mortimer KM, Mulder K, Topuria I, Gliklich R, Kallman JE. Real-world evidence analysis of the impact of steroid-eluting implants on healthcare resource use among chronic rhinosinusitis patients undergoing sinus surgery. Curr Med Res Opin. 2022 Mar;38(3):375-381. doi: 10.1080/03007995.2021.2022874. Epub 2022 Jan 20. PMID: 34951545.
  4. Lee VS, Patel P, O’Brien D, et al. Indications for absorbable steroid-eluting sinus implants: Viewpoint via the Delphi method. Int Forum Allergy Rhinol. 2022;1-7. https://doi.org/10.1002/alr.23044
  5. Phillips KM, Hoehle LP, Caradonna DS, Gray ST, Sedaghat AR. Minimal clinically important difference for the 22-item Sinonasal Outcome Test in medically managed patients with chronic rhinosinusitis. Clin Otolaryngol. 2018 Oct;43(5):1328-1334. doi: 10.1111/coa.13177. Epub 2018 Jul 26. PMID: 29953729.

Evidence tables

Study reference

Study characteristics

Patient characteristics 2

Intervention (I)

Comparison / control (C) 3

 

Follow-up

Outcome measures and effect size 4

Comments

Wierzchowska, 2021

Type of study: randomized, double-blind, placebo-controlled study

 

Setting and country: single centra, Poland

 

Funding and conflicts of interest:

 

The author(s) declared no potential conflicts of interest with respect to

the research, authorship, and/or publication of this article.

 

The author(s) received no financial support for the research, au- thorship, and/or publication of this article.

Inclusion criteria:

patients with chronic rhinosinusitis, with and without polyps, having undergone FESS procedure

 

Exclusion criteria:

-patients with signs of acute infection. Swabs were not routinely collected. -Patients with purulent nasal discharge were not included in the study.

 

N total at baseline:

Intervention: 40

Control: 40

Intra-patient

 

Important prognostic factors2:

age ± SD:

47.73 ± 12.447

 

Sex, M:F:

25:15

 

LundMackay CT score, ± SD:

14.95 ± 5.198

 

Groups comparable at baseline? Yes

 

Describe intervention:

 

Betamethasone (Diprophos 7 mg/mL; manufacturer, MSD Poland)

 

 

 

Describe  control:

 

Placebo

 

At the end of the FESS procedure, NasoPore dressing soaked

with the proper drug was placed in one nasal cavity, while the opposite was treated with saline-soaked NasoPore, serving as a placebo.

 

Length of follow-up:

180 days

 

Loss-to-follow-up:

86% completed all the follow-ups. Loss-to-follow-up unknown for this subgroup of 40 patients.

 

Incomplete outcome data:

Not reported

 

 

Outcome measures and effect size (include 95%CI and p-value if available):

 

1. PROMs (VAS):

Facial pressure

2 days postoperative

I: 1.25 ± 1.532

C: 1.73 ± 2.207

 

10 days postoperative

I: 1.33 ± 2.043

C: 1.53 ± 2.160

 

30 days postoperative

I: 1.00 ± 1.622

C: 1.00 ± 1.338

 

90 days postoperative

I: .47 ± 1.179

C: .66 ± 1.512

 

180 days postoperative

I: .47 ± 1.08

C: .53 ± 1.261

 

Nasal blockage

2 days postoperative

I: 3.13 ± 2.430

C: 3.43 ± 2.630

 

10 days postoperative

I: 1.33 ± 1.730

C: 1.80 ± 1.829

 

30 days postoperative

I: 1.15 ± 1.927

C: 1.31 ± 1.908

 

90 days postoperative

I: .62 ± 1.010

C: 1.16 ± 1.653

 

180 days postoperative

I: .44 ± 0.991

C: .85 ± 1.520

 

2.Nasal polyp score

Not reported

 

3.Sense of smell (VAS)

2 days postoperative

I: 3.85 ± 3.958

C: 3.73 ± 4.070

 

10 days postoperative

I: 6.50 ± 3.404

C: 6.33 ± 3.526

 

30 days postoperative

I: 7.56 ± 3.033

C: 7.67 ± 2.985

 

90 days postoperative

I: 8.55 ± 2.806

C: 8.53 ± 2.768

 

180 days postoperative

I: 8.68 ± 2.483

C: 8.74 ± 2.391

 

 

4.(serious) Adverse events (short and long term)

Not reported

Author’s conclusion:

The application of biodegradable nasal packing with betamethasone and ciprofloxacin in sino-nasal surgery has positive effects not only on the healing process but also impacts patient’s comfort. To optimize it, however, further research is needed.

 

 

Study reference

Study characteristics

Patient characteristics

Intervention (I)

Comparison / control (C)

 

Follow-up

Outcome measures and effect size

Comments

Han, 2019

 

[individual study characteristics deduced from individual articles

]

 

 

SR and meta-analysis of  RCTs

 

Date of literature was not reported

 

A: Murr, 2011

B: Marple, 2012

C: Smith, 2016

D: Luong, 2018

E: Han, 2014

F: Kern, 2018

 

Study design: RCT

 

Setting and Country:

A: USA

B: USA

C: USA

D: USA

E: USA

F: USA

 

Source of funding and conflicts of interest:

Potential conflicts of interest: Joseph K. Han – Consultant, Intersect; Robert C. Kern – Consultant for Neurent, Sanofi, Lyra, and Astellas. None are relevant.

 

 

Inclusion criteria SR:

Not reported

 

Exclusion criteria SR:

Not reported

 

6 studies included

 

 

Important patient characteristics at baseline:

 

N, mean age (minimum, maximum)

A: 43 patients, 47.5 (20, 76)

B: 105 patients, not reported

C: 80 patients, 49.9 (SD= 13.9)

D: 80 patients, 49.5 (SD=13.4)

E: 100 patients

I: 53 patients, 47.8 (19, 74)

C: 47 patients, 51.6 (30, 80)

F: 300 patients,

I: 201 patients, 50.5 (SD=12.9)

C: 99 patients, 47.9 (SD= 12.4)

 

Sex, n (% male):

A: 25 (58)

B: not reported

C: 46 (57.5)

D: 53 (66)

E:

I: 29 (54.7)

C: 31 (66)

F:

I: 127 (63.2)

C: 56 (56.6)

 

Groups comparable at baseline? yes

Describe intervention:

 

A: Propel mometasone bioabsorbable implant

B: Propel

C: Propel Mini sinus implant

D: Propel bioabsorbablesteroid-releasingimplantwithhourglassshapecontaining 370 μg of mometasone furoate

E: Sinuva in-office implant placement

F: Sinuva steroid sinus implants

 

 

 

 

Describe  control:

 

A: non-drug-eluting stents

B: non-drug-releasing implants

C: contralateral frontal sinus receiving no implant

D: Only surgery

E: Sham procedure

F: Sham procedure

 

End-point of follow-up:

 

A: 60 days

B: 30 days

C: 90 days

D: 90 days

E: 60 days

F: 90 days

 

 

For how many participants were no complete outcome data available?

A: Not reported

B: Not reported

C:

I: 13 patients

C: 13 patients

D: Not reported

E: None

F: Not reported

 

 

 

1.PROM

A: Not reported

B: Not reported

C: Not reported

D: Not reported

E: The change from baseline in the treatment group was −1.33 ± 1.5 on the 5-point scale compared to −0.67 ± 1.5 in the control (p = 0.137).

F: Not reported

 

2.Nasal polyp score

A: Not reported

B: Not reported

C: Not reported

D: Not reported

E: Not reported

F: Bilateral polyp grade change from baseline to day 90 by an independent, blinded panel (scale 0–8), n (%) [mean±SD)

I: 195 (97.0) [−0.56 ± 1.06]

C: 97 (98.0) [−0.15 ± 0.91]

 

3.Sense of smell

A: Not reported

B: Not reported

C: Not reported

D: Not reported

E: Not reported

F: Decreased sense of smell score change from baseline to day 90 (scale 0–5), n (%) [mean±SD)

I: 198 (98.5) [−1.20 ± 1.66]

C: 97 (98.0) [−0.76 ± 1.60]

 

4. (serious) adverse events

A: Not reported

B: Not reported

C: no implant-related adverse events, five adverse events (headache, left upper eye- lid swelling, epistaxis, recurrent chronic sinusitis, and increased sinus pressure), four serious adverse events (diverticulitis, pulmonary fungal infection, two events of deep vein thrombosis)

D: No implant-related adverse events, three adverse events (headache, epistaxis and acute sinusitis)

E: No serious adverse events were reported during the study. Overall incidence:

I: 34 (64%)

C: 35 (75%)

F: Not reported

 

 

 

.

 

 

Author’s conclusion:

The novel steroid-eluting implants appear to be beneficial for CRS patients immediately post- operatively as well as for nasal polyps patients. Interest- ingly, these implants could be used as a substitute for the beneficial effect of systemic steroid use for CRS patients.

 

 

 

Risk of Bias Tables

 

Study reference

 

(first author, publication year)

Was the allocation sequence adequately generated? a

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Definitely yes

Probably yes

Probably no

Definitely no

Was the allocation adequately concealed?b

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Definitely yes

Probably yes

Probably no

Definitely no

Blinding: Was knowledge of the allocated

interventions adequately prevented?c

 

Were patients blinded?

 

Were healthcare providers blinded?

 

Were data collectors blinded?

 

Were outcome assessors blinded?

 

Were data analysts blinded?

 

Definitely yes

Probably yes

Probably no

Definitely no

Was loss to follow-up (missing outcome data) infrequent?d

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Definitely yes

Probably yes

Probably no

Definitely no

Are reports of the study free of selective outcome reporting?e

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Definitely yes

Probably yes

Probably no

Definitely no

Was the study apparently free of other problems that could put it at a risk of bias?f

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Definitely yes

Probably yes

Probably no

Definitely no

Overall risk of bias

If applicable/necessary, per outcome measureg

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

LOW

Some concerns

HIGH

 

Wierzchowska, 2021

Definitely yes;

 

Reason: The enrolled patients were randomized by a computer- generated program and having been assigned their numbers, allocated to 3 groups

Probably no;

 

Reason: Not reported

 

 

Probably yes;

 

Reason: “The preparation of the dressings was conducted by the operating theatre nurse, previously trained. Neither the surgeon nor the persons who performed the follow-up visits knew about the drugs applied or their allocation until the end of the follow-up.”

Probably yes;

 

Reason: “86% of them completed all the follow-up visits.”

 

Unknown how much at each group.

Definitely no;

 

Reason: “The study revealed that all the differences occurred in 3 parameters: facial pressure, nose blockage, and smell. No differences were observed in headache intensity, nasal pain, itching, or bleeding severity. “

 

From the latter parameters no data was reported in the article.

 

Definitely no;

 

Reason: Doubts about the quality of the results, as another article from 2019 reports the same data but with different results at 180 days (Grzeskowiak, 2019)

HIGH

Han, 2014

Definitely yes;

 

Reason: Randomization was performed using an electronic data capture system at the time of the baseline procedure after confirming that all el- igibility criteria had been met. Patients were randomly as- signed to 1 of 2 groups.

The randomization scheme used permuted blocks of varying sizes and was stratified by study site.

 

 

Probably no;

 

Reason: Not reported

 

Probably no;

 

Reason:

At the baseline procedure, which occurred in the office setting, patients were masked to treatment assignment by being both blindfolded and “earmuffed” using eye masks and noise-cancelling audio headphones, respectively.

 

the clinical investigators performing endoscopic grading were not blinded to the treatment assignment.

 

Definitely yes;

 

Reason: No lost to follow-up

Probably yes;

 

Reason: All predefined outcome measures were reported

Probably yes;

 

Reason: no specific concerns

SOME CONCERNS

Kern, 2018

Definitely yes;

 

Reason: Eligible patients were randomized (2:1) to the treatment or control group using an electronic data capture system and underwent either bilateral implant placement or sham procedure.

 

Probably no;

 

Reason: Not reported

 

Probably yes;

 

Reason: patients and outcome assessors blinded

Definitely yes;

 

Reason: very few lost to follow-up, one in both groups

Probably yes;

 

Reason: All predefined outcome measures were reported

Probably yes;

 

Reason: no specific concerns

SOME CONCERNS

 

Study

 

 

 

 

First author, year

Appropriate and clearly focused question?1

 

 

 

Yes/no/unclear

Comprehensive and systematic literature search?2

 

 

 

Yes/no/unclear

Description of included and excluded studies?3

 

 

 

Yes/no/unclear

Description of relevant characteristics of included studies?4

 

 

Yes/no/unclear

Appropriate adjustment for potential confounders in observational studies?5

 

 

Yes/no/unclear/notapplicable

Assessment of scientific quality of included studies?6

 

 

Yes/no/unclear

Enough similarities between studies to make combining them reasonable?7

 

Yes/no/unclear

Potential risk of publication bias taken into account?8

 

 

Yes/no/unclear

Potential conflicts of interest reported?9

 

 

 

Yes/no/unclear

Han, 2019

No

No

No

Yes

Not applicable

No

Yes

No

No

 

Table of excluded studies

Reference

Reason for exclusion

Smith KA, Kingdom TT, Gray ST, Poetker DM, Orlandi RR. Drug-eluting implants in chronic rhinosinusitis: an evidence-based review with recommendations. Int Forum Allergy Rhinol. 2020 Jul;10(7):856-870. doi: 10.1002/alr.22565. Epub 2020 Jun 1. PMID: 32479698.

Did not meet PICO criteria.

Lelegren MJ, Bloch RA, Lam KK. Intraoperative Applications of Topical Corticosteroid Therapy for Chronic Rhinosinusitis. Ear Nose Throat J. 2021 Jun;100(5):320-328. doi: 10.1177/0145561320970100. Epub 2020 Nov 10. PMID: 33170026.

Did not meet PICO criteria.

Zhang M, Ryan PJ, Shashinder S. Efficacy of Absorbable Steroid-Impregnated Nasal Packing in Functional Endoscopic Sinus Surgery for Chronic Rhinosinusitis: A Systematic Review. Laryngoscope. 2021 Aug;131(8):1704-1714. doi: 10.1002/lary.29350. Epub 2021 Jan 4. PMID: 33393665.

Did not reported the correct outcome measures, included the individual studies in the systematic review.

Singh A, Luong AU, Fong KJ, Ow RA, Han JK, Gerencer R, Stolovitzky JP, Stambaugh JW, Raman A. Bioabsorbable steroid-releasing implants in the frontal sinus ostia: a pooled analysis. Int Forum Allergy Rhinol. 2019 Feb;9(2):131-139. doi: 10.1002/alr.22238. Epub 2018 Nov 15. PMID: 30431709; PMCID: PMC6587788.

Individual studies included in the systematic review of Han (2019)

Samarei R, Rasouli J, Mehdikhani F. Efficacy of triamcinolone acetonide-impregnated Gelfoam nasal pack in management of chronic sinusitis with nasal polyps following endoscopic sinus surgery: a perfectly matched, placebo-controlled trial study. Eur Arch Otorhinolaryngol. 2021 Sep 24. doi: 10.1007/s00405-021-07071-2. Epub ahead of print. PMID: 34559269.

Did not reported the correct outcome measures

McCormick JP, Suh JD, Yang HH, Lee JT, Wang MB. Triamcinolone impregnated bioabsorbable middle meatus packing following endoscopic sinus surgery: a prospective randomized controlled trial. Int Forum Allergy Rhinol. 2022 Jan 12. doi: 10.1002/alr.22970. Epub ahead of print. PMID: 35019237.

Did not reported the correct outcome measures

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 07-09-2023

Laatst geautoriseerd  : 07-09-2023

Geplande herbeoordeling  :

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Keel-Neus-Oorheelkunde en Heelkunde van het Hoofd-Halsgebied
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Vereniging van Artsen voor Longziekten en Tuberculose
  • Nederlandse Vereniging voor Keel-Neus-Oorheelkunde en Heelkunde van het Hoofd-Halsgebied
  • Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Radiologie
  • Patiëntenfederatie Nederland
  • Reuksmaakstoornis.nl

Algemene gegevens

De ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS). De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is in 2021 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen (zie hiervoor de Samenstelling van de werkgroep) die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met chronische rhinosinusitis met/zonder neuspoliepen.

 

Werkgroep

  • Dr. R. van Weissenbruch, KNO-arts, Wilhelmina Ziekenhuis Assen, Assen, NVKNO
  • Dr. S. Reitsma, KNO-arts, Amsterdam Universitair Medisch Centrum, Amsterdam, NVKNO
  • Drs. D.F. Eijkenboom, KNO-arts, Antonius Ziekenhuis, Sneek, NVKNO
  • Drs. G.E. Joustra, AIOS, Universitair Medisch Centrum Groningen, Groningen, NVKNO
  • Dr. G.J. Braunstahl, longarts, Franciscus Gasthuis, Rotterdam, NVALT
  • Dr. M.B. Ekkelenkamp, arts-microbioloog, Universitair Medisch Centrum Utrecht, Utrecht, NVMM
  • Drs. J. Vister, radioloog, Universitair Medisch Centrum Groningen, Groningen, NVvR
  • Dhr. T. Jonkergouw, adviseur patiëntenbelang, Patiëntenfederatie Nederland (tot maart 2023)
  • Mevr. M. Broere, adviseur patiëntenbelang, Patiëntenfederatie Nederland (vanaf maart 2023)
  • Mevr. K.M. Jaarsma-Osseweijer, voorzitter Reuksmaakstoornis.nl

Met ondersteuning van

  • Dr. M.S. Ruiter, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • Drs. B.L. Gal-de Geest, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Belangenverklaringen

De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.

Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

 

Werkgroeplid

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Ondernomen actie

Van Weissenbruch

KNO-arts Wilhelmina Ziekenhuis Assen

Geen voor CRS

2018-2019 bij en nascholing voor huisartsen en KNO-artsen voor ALK en Sanofi College en algemene KNO

Geen

Geen restricties.

Braunstahl

Longarts, Franciscus Gasthuis & Vlietland Rotterdam

Nul-aanstelling ErasmusMC voor onderzoek: onbetaald

Vergoeding:

Presentaties en incidenteel advieswerk voor Boehringer Ingelheim, Sanofi, Novartis, GSK, AstraZeneca, ALK, MEDA en Chiesi. Onderwerp relevant voor de richtlijn is behandeling met biologicals.

 

Deelname richtlijn ernstige astma.

Deelname klankbordgroep van het project ‘Obesitas volwassenen’

 

Geen vergoeding:

Redactie NTvAAKI

Bestuur RoLeX astma/COPD nascholingen

Bestuur Rapsodi, ernstig astma database NL

Voorzitter astmasectie NVALT

Wetenschappelijke adviescommissie Longfonds

Geen advieswerk voor industrie op gebied van CRS gedurende de looptijd van de richtlijn, restricties ten aanzien van besluitvorming voor module(s) over behandeling met biologicals.

Ekkelenkamp

Arts-microbioloog, UMC Utrecht

Schrijver / columinst als ZZP’er, betaald

Geen

Geen restricties.

Reitsma

KNO-arts/rhinoloog, Amsterdam UMC

Lid medische adviesraad patiëntenvereniging CRSwNP (crs-np.nl) onbetaald

Lid bestuur stichting AERO (stichtinggaero.org) onbetaald

Op incidentele basis de afgelopen 36 maanden:

betaald adviseurschap voor Sanofi

betaald adviseurschap voor Novartis. Onderwerp relevant voor de richtlijn is behandeling met biologicals.

Op de afdeling KNO van het Amsterdam UMC, locatie AMC, wordt onderzoek verricht dat mede gefinancierd is met gelden van ZonMw, Mylan, Chordate Medical Systems, ALK, Allergy diagnostics, Sanofi, Novartis, GSK. Op ten minste 1 daarvan ben ik PI. Onderwerp relevant voor de richtlijn is behandeling met biologicals.

Boegbeeldfunctie binnen de Nederlandse KNO-vereniging gezien voorzitterschap van de kerngroep Rhinologie

 

Lid van rhinologie-team Amsterdam UMC, locatie AMC, waar bijzondere/unieke expertise in behandeling van CRS patiënten is, in het bijzonder met het oog op biologicals; dit centrum heeft een landelijke tertiaire functie

 

Lid stuurgroep herziening Europese richtlijn voor CRS (EPOS; zie epos2020.com) waarin nieuwe theoretische concepten worden neergelegd

Geen advieswerk voor industrie op gebied van CRS gedurende de looptijd van de richtlijn, restricties ten aanzien van besluitvorming voor module(s) over behandeling met biologicals.

Eijkenboom

KNO-arts Antonius ziekenhuis Sneek + Emmeloord

Geen

Deelname aan IPAS studie (ALICE)

de afdeling KNO in het Antonius Ziekenhuis Sneek participeert sinds kort in de IPAS studie van ALK. IPAS staat voor "Itulazax Post-Authorisation Study". Het is een fase IV studie waarbij nog uitvoeriger gekeken wordt naar de bijwerkingen van een al in de normale praktijk voor te schrijven medicijn. Het betreft waarschijnlijk kleine patiënten aantallen (<10 in 2 jaar) met daarbij een beperkte vergoeding per patiënt.

Safety studie. Geen PI.

Geen restricties.

Joustra

Arts-assistent / promovendus KNO UMCG

Geen

Geen

Geen restricties.

Vister

Neuro- en Hoofhalsradioloog UMCG

Geen

Geen

Geen restricties.

Jonkergouw

Junior adviseur patiëntbelang bij Patiëntenfederatie Nederland

Geen

Geen

Geen restricties.

Jaarsma

Voorzitter van de vereniging Reuksmaakstoornis

project fondsenwerver stichting Fier (Betaald)

Wethouder gemeente Krimpen aan den IJssel (betaald)

Geen

Geen restricties.

Gal-de Geest

Adviseur bij Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Geen

Geen

Geen restricties.

Ruiter

Adviseur bij Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Geen

Geen

Geen restricties.

Inbreng patiëntenperspectief

Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door het uitnodigen van de Patiëntenfederatie Nederland en patiëntenorganisatie CRS voor de schriftelijke knelpuntenanalyse en deelname van de Patiëntenfederatie Nederland en Reuksmaakstoornis.nl aan de werkgroep.

De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan de Patiëntenfederatie Nederland en Reuksmaakstoornis.nl en de eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.

Implementatie

Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) & Kwalitatieve raming van mogelijke substantiële financiële gevolgen

Bij de richtlijn is conform de Wkkgz een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).

 

Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er geen substantiële financiële gevolgen zijn, zie onderstaande tabel.

 

Module

Uitkomst raming

Toelichting

Module Kwantificeren van nasendoscopische beelden

geen financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, en het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht.

Module Beeldvorming bij CRS

geen financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht.

Module Diagnostiek onderste luchtwegen bij CRS

geen financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht.

Module Behandeling onderste luchtwegen bij CRS

geen financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (5.000-40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht.

Module Langdurige antibiotica bij CRS

geen financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (5.000-40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht.

Module Systemische corticosteroïden bij CRS

geen financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (5.000-40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht.

Module Biologicals

geen financiële gevolgen

Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) niet breed toepasbaar zijn (<5.000 patiënten) en zal daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen hebben voor de collectieve uitgaven.

Module Chirurgie bij CRS

geen financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (5.000-40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht.

Module Postoperatief corticosteroïdenimplantaat

geen financiële gevolgen

Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) niet breed toepasbaar zijn (<5.000 patiënten) en zal daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen hebben voor de collectieve uitgaven.

Module Ballondilatatie

geen financiële gevolgen

Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) niet breed toepasbaar zijn (<5.000 patiënten) en zal daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen hebben voor de collectieve uitgaven.

Module Organisatie van zorg

geen financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft]. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht.

Werkwijze

AGREE

Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).

 

Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen

Tijdens de voorbereidende fase inventariseerde de werkgroep de knelpunten in de zorg voor patiënten met chronische rhinosinusitis met/zonder neuspoliepen. De werkgroep beoordeelde de aanbevelingen uit de eerdere richtlijn (NVKNO, 2009) op noodzaak tot revisie. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door ZKN, het Longfonds, de NVvR en de NVKNO via enquête. Een verslag hiervan is opgenomen onder aanverwante producten.

 

Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep concept-uitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld.

 

Uitkomstmaten

Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten, welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.

 

Methode literatuursamenvatting

Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor het zoeken en selecteren van literatuur is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder ‘Onderbouwing’. Indien mogelijk werd de data uit verschillende studies gepoold in een random-effects model. Review Manager 5.4 werd gebruikt voor de statistische analyses. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).

GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).

 

GRADE

Definitie

Hoog

  • er is hoge zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Redelijk

  • er is redelijke zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is mogelijk dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Laag

  • er is lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • er is een reële kans dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Zeer laag

  • er is zeer lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • de literatuurconclusie is zeer onzeker.

 

Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek, spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen, moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs, ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen. Dit kunnen aanvullende argumenten zijn uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE methodiek.

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.

In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.

 

Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers

 

 

Sterke aanbeveling

Zwakke (conditionele) aanbeveling

Voor patiënten

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet.

Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet. 

Voor behandelaars

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen.

Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren.

Voor beleidsmakers

De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid.

Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen. 

 

Organisatie van zorg

In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg. Hieronder vallen alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg, zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur. Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module ‘Organisatie van zorg’.

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijnmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.

 

Literatuur

Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.

Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.

Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.

Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.

Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.

Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. https://richtlijnendatabase.nl/uploaded/docs/Medisch_specialistische_richtlijnen_2-0_-_tot_2023_-_verouderd.pdf?u=1aYjPr

Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.

Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.

Zoekverantwoording

Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.

Volgende:
Ballondilatatie