Chronische rhinosinusitis (CRS) en neuspoliepen

Initiatief: NVKNO Aantal modules: 35

Langdurige behandeling met antibiotica

Uitgangsvraag

Wat is de waarde van langdurige antibiotische (macrolide) therapie bij patiënten met chronische rhinosinusitis met of zonder neuspoliepen?

Aanbeveling

Behandel patiënten met chronische rhinosinusitis bij voorkeur niet langdurig met antibiotica (macroliden).

 

Voor de plaats van deze aanbeveling zie stroomdiagram.

Overwegingen

Voor- en nadelen van de interventie en de kwaliteit van het bewijs

Er is literatuuronderzoek gedaan naar de (on)gunstige effecten van langdurige behandeling met antibiotica ten opzichte van placebo, corticosteroïden en chirurgie bij patiënten met chronische rhinosinusitis (CRS). Op basis van de geïncludeerde meta-analyse en aanvullende RCT’s is er geen duidelijke voorkeur voor behandeling van CRS en worden er geen klinisch relevante verschillen gevonden wat betreft de cruciale uitkomstmaat, in dit geval kwaliteit van leven gemeten met de SNOT-score. Op het gebied van de uitkomsten total nasal symptom score (TNSS), nasal polyp score, reuk en bijwerkingen is er sprake van kennislacunes. De totale bewijskracht van het bewijs, de laagste bewijskracht voor de cruciale uitkomstmaten, is zeer laag.

 

In haar overweging laat de werkgroep zwaar wegen dat uit vijf gerandomiseerde en placebogecontroleerde RCTs geen overtuigend bewijs komt dat langdurig gebruik van antibiotica (i.e. macroliden) leidt tot een significante en klinisch relevante afname in klachten bij patiënten met CRS. Als een gunstig effect al zou bestaan, schat de werkgroep in dat het zeer klein zal zijn. Uit de verrichte studies blijken ook geen subgroepen voor wie langdurig antibioticagebruik mogelijk toch effect heeft. Daar tegenover staat een zeer beperkte kwaliteit van studies waardoor bovenstaande conclusies gebaseerd zijn op slechts matige onderzoeken. In andere, internationale richtlijnen is dezelfde onzekerheid te lezen (Fokkens, 2020). Er zijn in de literatuur voorzichtige aanwijzingen dat bepaalde subgroepen wel zouden kunnen profiteren van langdurige behandeling met antibiotica. Zo lijkt het erop dat patiënten met een non-type2 CRS baat kunnen hebben van macroliden (Seresirikachorn, 2021). In de gevonden studies voor deze module is het onderscheid tussen type2 en non-type2 echter niet te maken. Bij CRS secundair aan immuunstoornissen kunnen er uiteraard andere overwegingen zijn om deze patiëntengroep langdurig met antibiotica te behandelen.

 

In de lagere luchtwegen is er bij patiënten met astma wel een duidelijk effect van macroliden te zien. In de AMAZES trial (Gibson, 2017) werd er aan astmapatiënten gerandomiseerd azitromycine of placebo gegeven gedurende 48 weken. De azitromycine groep deed het duidelijk beter wat betreft exacerbaties en kwaliteit van leven. Op nasaal vlak werd er een VAS afgenomen voor neusklachten en deze was na 48 weken behandeling significant lager in de behandelde groep (n=212) versus placebo (n=207): -0,87 op een schaal van 10, met een 95% betrouwbaarheidsinterval van -1,72 tot -0,03, waarbij de placebo gemiddeld op 3,46 zat en de behandelde groep op 2,95. Helaas werd er geen subgroepanalyse verricht naar de daadwerkelijke aanwezigheid van CRS in deze studie.

 

Tot slot dient nog opgemerkt te worden dat op het moment van schrijven van deze module de MACRO trial wordt verricht in het Verenigd Koninkrijk (protocol Philpott, 2019). Hierin wordt bij patiënten met CRS een gerandomiseerde vergelijking gemaakt tussen het gebruik van clarithromycine, neusbijholtenchirurgie, en placebo.

 

De mogelijke bijwerkingen van macroliden zijn reëel; deze omvatten onder andere verlenging van het QTc-interval (met mogelijk hartritmestoornissen tot gevolg), gastro-intestinale bijwerkingen en gehoorverlies (Grayson, 2010).

 

Gezien bovenstaande overwegingen is de werkgroep van oordeel dat langdurig gebruik van antibiotica bij voorkeur niet aangewend dient te worden in de behandeling van CRS.

 

Waarden en voorkeuren van patiënten (en evt. hun verzorgers)

Langdurig gebruik van antibiotica kent bijwerkingen. Verder wordt het gebruik gezien als een relatief beperkte belasting, aangezien de doseringsfrequentie van de macroliden azitromycine en claritromycine in de regel 1 of 2 maal daags is. Wel is het voor patiënten een lastige afweging om een therapie te starten waarvan onduidelijk is of er effect te verwachten valt.

 

Kosten (middelenbeslag)

Macroliden zijn leverbaar als generieke middelen. De kosten hiervan zijn derhalve zeer beperkt en spelen daarom geen rol van betekenis in de besluitvorming.

 

Aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie

In de dagelijkse praktijk van de afgelopen decennia is langdurige behandeling met antibiotica bij patiënten met CRS laagdrempelig ingezet. Het is een relatief eenvoudige, goedkope en non-invasieve methode om tot meer klachtencontrole te komen, of in ieder geval een poging daartoe te wagen. Nu steeds meer duidelijk wordt dat in grote groepen CRS patiënten deze behandeling niet werkt, is het beter deze ‘gewoonte’ om te buigen, zeker ook gezien de bijwerkingen van de behandeling. De uitdaging is om niet het kind met het badwater weg te gooien, en dus de patiëntengroep(en) waarin wel winst verwacht kan worden te identificeren. Helaas zijn er hiervoor weinig goede metingen / aanwijzingen. Al met al is het advies dus om zeer terughoudend te zijn met langdurige behandeling met antibiotica en eerst andere behandelopties te verkennen.

 

Rationale van de aanbeveling: weging van argumenten voor en tegen de interventies

Meerdere RCTs naar de effectiviteit van langdurige (langer dan 6 weken) antibiotische therapie met macroliden hebben geen relevant klinisch effect aannemelijk gemaakt op relevante ziekte-uitkomsten bij CRS. De lage kwaliteit van de studies geeft onzekerheid. De mogelijke bijwerkingen van macroliden omvatten onder andere verlenging van het QTc-interval (met mogelijk hartritmestoornissen tot gevolg), gastro-intestinale bijwerkingen en gehoorverlies. Er zijn in de literatuur op het moment van schrijven voorzichtige aanwijzingen dat bepaalde subgroepen wel zouden kunnen profiteren van langdurige behandeling met antibiotica. De werkgroep is daarom van oordeel dat langdurig gebruik van antibiotica bij voorkeur niet aangewend dient te worden in de behandeling van CRS.

Onderbouwing

De rol van bacteriële infectie bij het ontstaan en/of het onderhouden van Chronische rhinosinusitis (CRS) is onduidelijk, en varieert mogelijk tussen patiënten. Langdurige antibiotische behandeling wordt soms toegepast bij CRS, in een poging om infectie te couperen of te onderdrukken, en op die manier ontsteking te verminderen. Indien gebruikt, is het in de regel tweedelijnstherapie wanneer gebruik van topicale of systemische corticosteroïden onvoldoende effect heeft gehad. De meest frequent ingezette antibiotica zijn macroliden, middelen die ook een anti-inflammatoire werking hebben.

Low GRADE

The evidence is very uncertain about the effect of macrolides on quality of life when compared with surgery in patients with CRS.

 

Sources: Ragab, 2010

 

No GRADE

No evidence was found regarding the effect of macrolides on total symptom score, nasal polyp score, sense of smell/olifactory dysfunction and adverse events when compared with surgery in patients with CRS.

 

Sources: -

 

Long-term antibiotics vs. placebo or no antibiotics (with, in general, both groups receiving also topical corticosteroid).

Very low GRADE

The evidence is very uncertain about the effect of macrolides on quality of life when compared with placebo or no antibiotics in patients with CRS.

 

Sources: Wallwork, 2006; Videler, 2011; Haxel, 2014; Amali, 2017; Maniakas, 2021

 

Low GRADE

Macrolides result in little to no difference in total symptom score when compared with placebo or no antibiotics in patients with CRS.

 

Sources: Huang, 2019

 

No GRADE

No evidence was found regarding the effect of macrolides on nasal polyp score when compared with placebo or no antibiotics in patients with CRS.

 

Sources: -

 

Low GRADE

The use of macrolides may result in little to no difference in sense of smell (as determined by the visual analogue score) when compared with placebo or no antibiotics in patients with CRS.

 

Sources: Videler, 2011

 

Very low GRADE

The evidence is very uncertain about the effect of macrolides on adverse events when compared with placebo or no antibiotics in patients with CRS.

 

Sources: Videler, 2011; Haxel, 2014; Amali, 2015; Huang, 2019

 

Long-term antibiotics vs. topical corticosteroids

Low GRADE

Antibiotics may result in little to no difference in quality of life when compared with topical corticosteroids in patients with CRS.

 

Sources: Wu, 2019

 

Low GRADE

Antibiotics may result in little to no difference in total symptom score when compared with topical corticosteroids in patients with CRS.

 

Sources: Huang 2019

 

No GRADE

No evidence was found regarding the effect of macrolides on nasal polyp score when compared with topical corticosteroids in patients with CRSwNP.

 

Sources: -

 

Low GRADE

Antibiotics may result in little to no difference in sense of smell when compared with topical corticosteroids in patients with CRS.

 

Sources: Wu, 2019

 

No GRADE

No evidence was found regarding the effect of macrolides on adverse events when compared with topical corticosteroids in patients with CRS.

 

Sources: -

 

Long-term antibiotics vs. surgery

Low GRADE

The evidence is very uncertain about the effect of macrolides on quality of life when compared with surgery in patients with CRS.

 

Sources: Ragab, 2010

 

No GRADE

No evidence was found regarding the effect of macrolides on total symptom score, nasal polyp score, sense of smell/olifactory dysfunction and adverse events when compared with surgery in patients with CRS.

 

Sources: -

Description of studies

Long-term antibiotics vs. placebo or no antibiotics.

Wallwork (2006) performed a randomized controlled trial to examine the use of long-term, low-dose roxithromycin in the treatment of chronic rhinosinusitis. Patients were included if they were aged 18 years or older with a history consistent with the diagnosis of chronic rhinosinusitis as outlined by the Rhinosinusitis Task Force. Sixty-four subjects were recruited into the study and were randomized to receive roxithromycin 150 mg daily (n=29) or placebo (n=35) for 3 months. Patients were ineligible for inclusion if they had used topical or systemic corticosteroids within 4 weeks of entering the study. No patient characteristics were reported.

 

Videler (2011) performed a randomized controlled trial to assess the efficacy of azithromycin (AZM) in patients with recalcitrant CRS, which had been unresponsive to optimal medical. 92% of the patients had also been unresponsive to surgical treatment. Both patients with and without nasal polyps were included. Patients were treated with AZM or placebo. AZM was given for 3 days at 500 mg during the first week, followed by 500 mg per week for the next 11 weeks. All patients used nasal irrigation with saline at least twice a day and were treated with a topical nasal steroid (fluticasone furoate) once a day (27.5 µg), beginning after the surgical intervention and continuing for the entire study period. A total of 60 patients with CRS according to the EPOS definition (“the presence of two or more symptoms of which one should be either nasal blockage/congestion or nasal discharge, combined with facial pain/pressure and/or reduction/loss of smell for more than 12 weeks”, Fokkens 2007) were identified and included (AZM: n=29; placebo: n=31). The median age was 49 years in both groups. The ratio male to female was 17:12 and 13:18 in the AZM and placebo group, respectively.

 

Haxel (2014) conducted a randomized controlled trial to with low-dose erythromycin over

a period of 3 months directly after a surgical intervention for CRS. Patients over 18 years of age planned to undergo endonasal sinus surgery because of CRS were eligible for screening for the clinical trial. They were randomized to use 250-mg erythromycin once a day or placebo, for a period of 3 months, beginning 2 weeks after the surgical intervention for CRS. All patients used nasal irrigation with saline at least twice a day and were treated with a topical nasal steroid (fluticasone furoate) once a day (27.5 µg), beginning after the surgical intervention and continuing for the entire study period. A total of 67 patients were screened, and 58 patients were included in the clinical study and randomized to either erythromycin (n=29) or placebo treatment (n=29). The mean age was 45.7±12.8 years and 47.7 ±12.5 years in the erythromycin and placebo group, respectively. In both groups, 59% of the participants were male.

 

Maniakas (2021) performed a randomized controlled trial to evaluate the efficacy

of low-dose, long-term AZM in a carefully selected high-risk population who had failed appropriate medical therapy of budesonide nasal irrigations (BNIs) and endoscopic sinus

surgery (ESS). A total of 128 patients were enrolled and underwent ESS, followed by 16 weeks of BNI. Six patients moved away and 4 were lost to follow-up. After postoperative evaluation at visit 2, 48 patients who had failed treatment were randomly assigned to 250 mg AZM, 3 times per week (n = 24) or matching placebo (n = 24).

The mean age was 50 years (range 25-75) and 44 years (range 20-66) in the AZM and placebo group, respectively. In the AZM group 38% were male and in the placebo group 67% were male.

 

Huang (2019) performed a systematic review and meta-analysis to assess the safety and efficacy of oral clarithromycin for the treatment of chronic rhinosinusitis (CRS). The Cochrane Library, EMBASE, MEDLINE, PubMed, Condition Based Maintenance (CBM), China National Knowledge Infrastructure (CNKI), and Wanfang were systematically searched from their inception to December 30, 2017. The inclusion criteria were as follows: (1) adult patients (at least age 18 years) with CRSwNP or CRSsNP according to the definition from the latest 2013 Chinese CRS guideline or the EPOS2012; (2) an RCT as the study design; (3) comparisons included the combination of oral clarithromycin and nasal glucocorticoid spray with or without nasal saline irrigation vs nasal glucocorticoid spray with or without nasal saline irrigation alone, oral clarithromycin vs nasal glucocorticoid spray, or high-dose oral clarithromycin vs low-dose oral clarithromycin; and (4) publication in English or Chinese. Nonrandomized and quasi-randomized trials were excluded. In addition, RCTs with no clear description of randomization methods, or those assessing cost-effectiveness of relevant interventions only were also excluded. Seventeen studies with 1738 patients were included. Eleven studies evaluated whether adding oral clarithromycin to intranasal steroid spray with or without nasal saline irrigation was more effective than intranasal steroid

spray alone. The sample size of these eleven included studies ranged from 44 to 120.

 

Amali (2015) performed a randomized controlled trial to evaluate the efficacy of long-term consumption of low-dose azithromycin after functional endoscopic sinus surgery. Patients who ranged in age from 15 to 62, suffering from chronic sinusitis were enrolled in the study. The subjects were randomized to receive for 12 weeks after the surgery daily 250 mg oral azithromycin or placebo. All the patients received a 12-week course of nasal saline solution irrigation, three times a day, and intranasal corticosteroid preparation (fluticasone, 2 puffs twice a day). Sixty-six patients with CRS were enrolled in the study. All the patients had been unresponsive to conventional medical treatment and were candidates for ESS. The patients who were randomized to receive azithromycin (n=22) or placebo (n=44) were later followed up for 12 weeks. The mean age was 34.9±9.2 years and 39.1±10.7 in the azithromycin and placebo group, respectively. In the azithromycin 63.6% were male and in the placebo group 72.7% were male.

 

Peric (2014) performed a randomized controlled trial to evaluate the clinical effects of preoperative long-term, low-dose clarithromycin administration in patients with nasal polyposis. Eighty patients with nasal polyposis (42 non-atopic and 38 atopic) were selected for participation in the study and were randomized equally into either the combined clarithromycin surgical (n=40) or surgical group (n=40). The mean age was 44.28±13.05 years and 43.3±12.16 years in the combined and surgical group, respectively. The ratio male to female was 16/14 and 25/15 in the combined and surgery group, respectively. 

 

Long-term antibiotics vs. topical corticosteroids

Wu (2019) performed a randomized controlled trial to investigate the effect of long-term,

low-dose erythromycin on postoperative CRS patients with persistent rhinosinusitis. Patients with persistent rhinosinusitis for 3 months after Functional Endoscopic Sinus Surgery (FESS) were recruited and randomly assigned to two groups. Patients in the erythromycin group took erythromycin (250mg twice a day) for 12 weeks, while those in the intranasal steroid group were administered mometasone furoate nasal spray for 12 weeks. One-hundred patients with persistent rhinosinusitis after FESS were included in the study. Seventy-two patients completed the study, with 35 in the erythromycin group, and 37 in the intranasal steroid group. In the erythromycin group, there were 15 males and 20 females aged 20 to 67 years, with a mean of 45.6 years. In the intranasal steroid group, there were 16 males and 21 females aged 24 to 67 years, with a mean of 49.4 years.

 

Huang (2019): in this systematic review four studies (Zeng, 2011; Deng, 2015; Shao, 2014; Yang, 2013)  were included that evaluated oral clarithromycin alone vs nasal glucocorticoid spray alone. The sample size ranged from 43 to 153 patients (total number of patients 434). Follow-up in all studies was 12 weeks.

 

Long-term antibiotics vs. surgery

Ragab (2004, 2010) performed a randomized controlled trial to evaluate and compare surgical and medical treatment of CRS. The long-term antibiotic group received erythromycin for 12 weeks, in addition to nasal saline irrigations and intranasal corticosteroids. The surgical group underwent surgery followed by short-term postoperative antibiotics (erythromycin), nasal saline irrigations, Dexarhinospray (DRS) for two weeks, followed by intranasal corticosteroids. In addition, they received a 3-month course of twice daily 100 µg (2 sprays) of intranasal fluticasone propionate into each nostril and alkaline nasal douche. Ninety patients were included and randomized equally into either the medical (n=45) or surgical group (n=45). The study comprised of 45 males and 45 females, with a mean age of 43 years.

 

  Table 1. Main study characteristics

Study

Population

Intervention

Control

Follow-up

Wallwork, 2006

64 patients with CRS

Roxithromycin 150 mg daily for 3 months (n=29)

Placebo for 3 months (n=35)

3 months

Videler, 2011

60 patients with recalicitrant CRS

 

Azithromycin 550 mg for 3 days in the first week, followed by 500 mg per week for the next 11 weeks. Intranasal or pulmonary steroids were allowed as long as the dosage was kept constant throughout study participation (a maximum of two times the regular dose was accepted).

 (n=29)

Placebo for 12 weeks. Intranasal or pulmonary steroids were allowed as long as the dosage was kept constant throughout study participation (a maximum of two times the regular dose was accepted). (n=31)

24 weeks

Haxel, 2014

58 patients with CRS

Erythromycin 250-mg once a day for 3 months. All patients used nasal irrigation with saline at least twice a day and were treated with topical nasal steroid once a day (27.5 mg)  (n=29)

Placebo for 3 months. All patients used nasal irrigation with saline at least twice a day and were treated with topical nasal steroid once a day (27.5 mg)   (n=29)

24 weeks

Maniakas, 2021

48 patients with CRS

Azithromycin 250 mg 3 times per week (n=24)

 

 

Placebo (n=24)

4 months

Huang, 2019

1738 patients with CRS with or without nasal polyps

  1. clarithromycin and nasal glucocorticoid spray with or without nasal saline irrigation
  2. oral clarithromycin
  3. high-dose oral clarithromycin

 

 

  1. nasal glucocorticoid spray with or without nasal saline irrigation alone
  2. nasal glucocorticoid spray
  3. low-dose oral clarithromycin

Up to 24 weeks

Amali, 2015

66 patients with CRS

Daily 250 mg oral azithromycin for 12 weeks.

All the patients received a 12-week course of nasal saline solution irrigation, three times a day, and intranasal corticosteroid preparation (fluticasone, 2 puffs twice a day).

(n=22)

Placebo for 12 weeks.

All the patients received a 12-week course of nasal saline solution irrigation, three times a day, and intranasal corticosteroid preparation (fluticasone, 2 puffs twice a day).

 (n=44)

12 weeks

Peric, 2014

80 patients with nasal polyposis

Clarithromycin 500mg daily x 8 weeks followed by surgery

(n=40)

Surgery alone (n=40)

12 months

Wu, 2019

72 patients with persistent rhinosinusitis for 3 months after Functional Endoscopic Sinus Surgery (FESS)

Erythromycin (250mg twice a day) for 12 weeks (n=35)

Mometasone furoate nasal spray for 12 weeks (n=37)

3 months

Ragab, 2010

90 patients with CRS

Erythromycin 500mg bid x 2 weeks then 250mg bid + alkaline douche + intranasal corticosteroid x 10 weeks (n=45)

 

Surgery + erythromycin 250mg bid x 2 weeks + alkaline douche + intranasal corticosteroid (after 2

weeks) (n=45)

12 months

 

Results

Long-term antibiotics vs. placebo or no antibiotics (with, in general, both groups receiving also topical corticosteroid).

Quality of life

Five RCTs reported quality of life with the sinonasal outcome test (SNOT) score (lower score corresponds with better QoL) for the comparison long-term antibiotics versus placebo or no antibiotics. 

Videler (2011) reported a SNOT-22 score (mean±SD of 44.1±29.4 and 32.6±19.4 after 12 weeks of treatment for the AZM (n=27) and placebo group (n=29), respectively. A mean change from baseline at 12 weeks of -3.6±21.7 after AZM use and -8.1±16.8 after placebo use was reported. The calculated mean difference between the change from baseline was 4.5 (95%CI -5.72 to 14.72) in favor of placebo. This difference is not considered clinically relevant.

Wallwork (2006) reported SNOT20 (mean±SD) change from baseline at 12 weeks of 2.34±1.02 after macrolides (roxithromycin) (n=29) versus 2.88±0.71 in the control group (n=35). The calculated mean difference between the change from baseline was -0.54 (95%CI -0.98 to -0.10) in favor of macrolides. This difference is not considered clinically relevant.

Maniakas (2021) reported a mean posttreatment SNOT-22 score at 16 weeks of 26.1 (range 3−78) and 29.7 (range 6−89) for the macrolides (azithromycin) and placebo group, respectively. This difference is not considered clinically relevant.

Amali (2017) reported (mean±SD) the SNOT-22 score at 14 weeks of 5.85 ± 2.56 after azithromycin plus fluticasone (n=20) versus 10.07 ± 6.3 in the control group (n=40). A mean difference of 4.22 (95%CI 1.97 to 6.47) in favor of azithromycin plus fluticasone, was calculated. The difference is not considered clinically relevant.

Haxel (2014) reported (mean±SD) change from baseline at 24 weeks of -3.7 ± 10.4 in the erythromycin group (n=29) and -5.3 ± 12.6 in the control group (n=29). The difference is not considered clinically relevant.

 

Level of evidence of the literature

The level of evidence for the outcome quality of life was based on randomized studies and therefore started at high. The quality of evidence was downgraded by 3 levels to very low because of study limitations (risk of bias due to infrequent lost to follow-up, -1), due to conflicting results (inconsistency) and due to the limited number of included patients (imprecision, -1).

 

Total symptom score

One SR (Huang 2019) and one RCT reported the total symptom score for the comparison long-term antibiotics versus topical corticosteroids.

 

The SR (Huang 2019) reported the improvement of clinical symptoms with a VAS score. Two RCTs included in the SR reported a mean difference in VAS score of -0.48 (95%CI -1.24 to 0.29, n=166) for short term improvement, favoring additional oral clarithromycin to nasal glucocorticoid spray with or without nasal saline irrigation. The difference is not considered clinically relevant. Four RCTs in the SR reported a mean difference in VAS score of -0.85 (95% CI -1.42 to -0.29, n=284) for medium term improvement, favoring adding clarithromycin. The difference is not considered clinically relevant.

 

In addition, Peric (2014) reported a nasal symptom score of 9.60 ± 4.26 in the group treated with clarithromycin prior to surgery. No results were reported for the surgery alone group.

 

Level of evidence of the literature

The level of evidence for the outcome total symptom score was based on randomized studies and therefore started at high. The quality of evidence was downgraded by 2 levels to low due to conflicting results (inconsistency-1) and due to the limited number of included patients (imprecision, -1).

 

Nasal polyp score

None of the included studies reported the outcome measure “nasal polyp score” for the comparison long-term antibiotics versus placebo.

 

Level of evidence of the literature

The level of evidence could not be assessed, because none of the included studies reported this outcome measure for the comparison long-term antibiotics versus placebo or no antibiotics.

 

Sense of smell/olfactory dysfunction

Videler (2011) reported a mean smell reduction (mean±SD) at 12 weeks on the Visual Analogue Scale (VAS) of -0.4±3.5 and -0.9±3.2 for the AZM and placebo groups, respectively. A mean change of 0.5 (95%CI -1.26 to 2.26) in favor of AZM was calculated. The difference is not considered clinically relevant. (The VAS is expressed as a value between 0 and 10.)

 

Level of evidence of the literature

The level of evidence for the outcome quality of life was based on randomized studies and therefore started at high. The quality of evidence was downgraded by two levels to low due to the limited number of included patients (imprecision -2).

 

Adverse events

Three RCTs and one SR reported adverse events. Videler (2011) reported 2 cases (7.4%) of mild gastrointestinal complaints and one case (3.7%) of headache in the macrolides (azithromycin) group versus two cases (6.9%) of mild gastrointestinal complaints and one case (3.44%) of headaches in the control group. The difference is not considered clinically relevant.

Huang (2019) described in 4 RCTs a pooled RR of 1.50 (95% CI 0.26 to 8.60) in favor of not adding clarithromycin, n= 350). The difference is considered clinically relevant.

Haxel (2014) reported two severe adverse events in each group. In addition, adverse events (AE) such as gastrointestinal disorders occurred only in the erythromycin group (6 events in 5 patients).

Amali (2015) reported no serious adverse events in both groups.

 

Level of evidence of the literature

The level of evidence for the outcome adverse events was based on randomized studies and therefore started at high. The quality of evidence was downgraded by 3 levels to very low due to conflicting results (inconsistency) and due to the limited number of included patients and events (imprecision, -2).

 

Conclusions

Very low GRADE

The evidence is very uncertain about the effect of macrolides on quality of life when compared with placebo or no antibiotics in patients with CRS.

 

Sources: Wallwork, 2006; Videler, 2011; Haxel, 2014; Amali, 2017; Maniakas, 2021

 

Low GRADE

Macrolides result in little to no difference in total symptom score when compared with placebo or no antibiotics in patients with CRS.

 

Sources: Huang, 2019

 

No GRADE

No evidence was found regarding the effect of macrolides on nasal polyp score when compared with placebo or no antibiotics in patients with CRS.

 

Sources: -

 

Low GRADE

The use of macrolides may result in little to no difference in sense of smell (as determined by the visual analogue score) when compared with placebo or no antibiotics in patients with CRS.

 

Sources: Videler, 2011

 

Very low GRADE

The evidence is very uncertain about the effect of macrolides on adverse events when compared with placebo or no antibiotics in patients with CRS.

 

Sources: Videler, 2011; Haxel, 2014; Amali, 2015; Huang, 2019

 

Long-term antibiotics vs. topical corticosteroids

Quality of life

One RCTs reported quality of life with the SNOT-22 score (lower score corresponds with better QoL) for the comparison long-term antibiotics versus topical corticosteroids.

Wu (2019) reported (mean±SD) a posttreatment TWSNOT-22 score of 27.6±22.9 for the erythromycin group (n=35) and 21.5±18.2 for the intranasal steroid group (n=37). A mean difference of 6.10 (95%CI -3.49 to 15.69) in favor of the intranasal steroid group, was calculated. The difference is not considered clinically relevant.

 

Level of evidence of the literature

The level of evidence for the outcome quality of life was based on randomized studies and therefore started at high. The quality of evidence was downgraded by 2 levels to low because of study limitations (risk of bias due to lack of blinding, -1) and due to the limited number of included patients (imprecision, -1).

 

Total symptom score

Four studies included in the SR (Huang)  reported the short-term and medium- term treatment efficacy of oral clarithromycin alone vs nasal glucocorticoid spray alone. One RCT reported a mean difference in VAS of 0.22 (95%CI -2.08 to 2.52, n=43) for short term improvement, favoring glucocorticoid spray alone. Two studies reported a mean difference in VAS of 0.11 (95%CI -0.49 to 0.70, n=130) for medium term improvement, favoring glucocorticoid spray alone. These differences are not considered clinically relevant.

 

Level of evidence of the literature

The level of evidence for the outcome total symptom score was based on randomized studies and therefore started at high. The quality of evidence was downgraded by 2 levels to low because of study limitations (risk of bias due to lack of blinding or incomplete outcome data, -1) and due to the limited number of included patients (imprecision, -1).

 

Nasal polyp score

None of the included studies reported the outcome measure “nasal polyp score” for the comparison long-term antibiotics versus corticosteroids.

 

Level of evidence of the literature

The level of evidence could not be assessed, because none of the included studies reported this outcome measure for the comparison long-term antibiotics versus topical corticosteroids.

 

Sense of smell/olfactory dysfunction

Wu (2019) reported a smell threshold of −5.06 ± 3.50 and −4.67 ± 3.19 posttreatment in the erythromycin and steroids group, respectively. The difference was not clinically relevant.

 

Level of evidence of the literature

The level of evidence for the outcome sense of smell/olfactory dysfunction was based on randomized studies and therefore started at high. The quality of evidence was downgraded by 2 to low, due to the limited number of included patients and exceeding the limits of clinically relevance (imprecision, -2).

 

Adverse events

None of the included studies reported the outcome measure “adverse events” for the comparison long-term antibiotics versus corticosteroids.

 

Level of evidence of the literature

The level of evidence could not be assessed, because none of the included studies reported this outcome measure for the comparison long-term antibiotics versus topical corticosteroids.

A systematic review of the literature was performed to answer the following question: What are the benefits and harms of long-term antibiotic treatment in patients with chronic rhinosinusitis compared to placebo/usual care, corticosteroids, and surgery?

 

P: Patients with chronic rinosinusitis.

I: Long-term antibiotic treatment.

C: 1) Placebo/usual care, 2) Corticosteroids, and 3) surgery.

O: Disease-related quality of life (SNOT-score), total symptom score, nasal polyp score, sense of smell/olfactory dysfunction, (serious) adverse event (short and long term).

 

Relevant outcome measures

The guideline development group considered patient reported outcome measures (PROMs) as critical outcomes for decision making; and the outcomes nasal polyp score, sense of smell/olfactory dysfunction, and (serious) adverse events as important outcomes for decision making.

 

A priori, the working group considered disease-related quality of life, as assessed by the Sino-Nasal Outcome Test (SNOT-22) score, the preferred outcome. This is a quality of life score specifically for CRS patients, in which patients score the burden of disease for 22 symptoms and social/emotional consequences from 0 (“no problem”) to 5 (“problem as bad as it can be”), resulting in a total score from 0 to 110. In case SNOT-22 was not reported, symptom severity as described by total nasal symptom score (TNSS) was preferred over the use of a visual analogue score (VAS). In the VAS the patient expresses symptom severity on a 10 cm broad horizontal line with word anchors at each end that indicate the extreme feelings. The important outcomes nasal polyp score and sense of smell/olfactory dysfunction could be assessed by any validated score. Adverse events were not defined a priori.

 

For the SNOT-22 score the working group defined 12.0 as a minimal clinically (patient) important difference (MCID) in medically managed patients with CRS, as described in literature (Phillips, 2018). For total symptom score, polyp score and VAS scores, the working group defined 15% of the maximum score as MCID, and 0.5 for standardized mean differences. For adverse events (risk ratio, RR), the working group defined 25% as a MCID.

 

Search and select (Methods)

The meta-analysis of the EPOS position paper (Fokkens, 2020) was followed, and updated with papers published more recently (2019 and later). The databases Medline (via OVID) and Embase (via Embase.com) were searched with relevant search terms until July 28, 2021.

The detailed search strategy is depicted under the tab ‘Methods’. The systematic literature search resulted in 43 hits. Studies were selected based on the following criteria: systematic reviews and randomized controlled trials on long-term antibiotics use in patients with CRS and nasal polyps. Four studies were initially selected based on title and abstract screening. After reading the full text, none of the studies were excluded and four studies were included.

 

Results

For analysis of the literature, three RCTs were added to the six articles analysed by the EPOS position paper. Important study characteristics of all studies and results are summarized in the evidence tables. The assessment of the risk of bias is summarized in the risk of bias tables.

  1. Amali A, Saedi B, Rahavi-Ezabadi S, Ghazavi H, Hassanpoor N. Long-term postoperative azithromycin in patients with chronic rhinosinusitis: A randomized clinical trial. Am J Rhinol Allergy. 2015 Nov-Dec;29(6):421-4. doi: 10.2500/ajra.2015.29.4244. PMID: 26637580.
  2. Gibson PG, Yang IA, Upham JW, Reynolds PN, Hodge S, James AL, Jenkins C, Peters MJ, Marks GB, Baraket M, Powell H, Taylor SL, Leong LEX, Rogers GB, Simpson JL. Effect of azithromycin on asthma exacerbations and quality of life in adults with persistent uncontrolled asthma (AMAZES): a randomised, double-blind, placebo-controlled trial. Lancet. 2017 Aug 12;390(10095):659-668. doi: 10.1016/S0140-6736(17)31281-3. Epub 2017 Jul 4. PMID: 28687413.
  3. Grayson ML, Crowe SM, McCarthy JS, Mills J, Mouton JW, Norrby SR, Paterson DL, Pfaller MA. Kucers' The Use of Antibiotics Sixth Edition: A Clinical Review of Antibacterial, Antifungal and Antiviral Drugs. CRC Press; 2010 Oct 29.
  4. Haxel BR, Clemens M, Karaiskaki N, Dippold U, Kettern L, Mann WJ. Controlled trial for long-term low-dose erythromycin after sinus surgery for chronic rhinosinusitis. Laryngoscope. 2015 May;125(5):1048-55. doi: 10.1002/lary.25052. Epub 2014 Nov 25. PMID: 25425539.
  5. Huang Z, Zhou B. Clarithromycin for the treatment of adult chronic rhinosinusitis: a systematic review and meta-analysis. Int Forum Allergy Rhinol. 2019 May;9(5):545-555. doi: 10.1002/alr.22281. Epub 2019 Jan 10. PMID: 30629811.
  6. Johnson AP. Kucers' The Use of Antibiotics, Sixth Edition. Journal of Antimicrobial Chemotherapy, Volume 67, Issue 2, February 2012, Page 517, https://doi.org/10.1093/jac/dkr468
  7. Lechien JR, Debie G, Mahillon V, Thill MP, Rodriguez A, Horoi M, Kampouridis S, Muls V, Saussez S. A 10-Year Follow-Up of a Randomized Prospective Study of 2 Treatments for Chronic Rhinosinusitis Without Nasal Polyps and Investigation of the Impact of Gastroeosophageal Reflux Disease in the Resistance to Treatment. Ear Nose Throat J. 2021 Sep;100(5_suppl):569S-577S. doi: 10.1177/0145561319892460. Epub 2019 Dec 15. PMID: 31838920.
  8. Maniakas A, Asmar MH, Renteria AE, Nayan S, Alromaih S, Endam LM, Sampalis JS, Desrosiers M. Azithromycin in high-risk, refractory chronic rhinosinusitus after endoscopic sinus surgery and corticosteroid irrigations: a double-blind, randomized, placebo-controlled trial. Int Forum Allergy Rhinol. 2021 Apr;11(4):747-754. doi: 10.1002/alr.22691. Epub 2020 Sep 15. PMID: 32929891.
  9. Peri? A, Baleti? N, Milojevi? M, Sotirovi? J, Živi? L, Peri? AV, Vojvodi? D. Effects of Preoperative Clarithromycin Administration in Patients with Nasal Polyposis. West Indian Med J. 2014 Dec;63(7):721-7. doi: 10.7727/wimj.2013.313. Epub 2015 Mar 20. PMID: 25867579; PMCID: PMC4668982.
  10. Phillips KM, Hoehle LP, Caradonna DS, Gray ST, Sedaghat AR. Minimal clinically important difference for the 22-item Sinonasal Outcome Test in medically managed patients with chronic rhinosinusitis. Clin Otolaryngol. 2018 Oct;43(5):1328-1334. doi: 10.1111/coa.13177. Epub 2018 Jul 26. PMID: 29953729.
  11. Philpott C, le Conte S, Beard D, Cook J, Sones W, Morris S, Clarke CS, Thomas M, Little P, Vennik J, Lund V, Blackshaw H, Schilder A, Durham S, Denaxas S, Carpenter J, Boardman J, Hopkins C; MACRO programme team. Clarithromycin and endoscopic sinus surgery for adults with chronic rhinosinusitis with and without nasal polyps: study protocol for the MACRO randomised controlled trial. Trials. 2019 Apr 29;20(1):246. doi: 10.1186/s13063-019-3314-7. PMID: 31036048; PMCID: PMC6489242.
  12. Ragab SM, Lund VJ, Scadding G, Saleh HA, Khalifa MA. Impact of chronic rhinosinusitis therapy on quality of life: a prospective randomized controlled trial. Rhinology. 2010 Sep 1;48(3):305-11. doi: 10.4193/Rhin08.137. PMID: 21038021.
  13. Seresirikachorn K, Kerr SJ, Aeumjaturapat S, Chusakul S, Kanjanaumporn J, Wongpiyabovorn J, Snidvongs K. Predictive factors for identifying macrolide responder in treating chronic rhinosinusitis. Rhinology. 2021 Jun 1;59(3):284-291. doi: 10.4193/Rhin20.649. PMID: 33821291.
  14. Videler WJ, Badia L, Harvey RJ, Gane S, Georgalas C, van der Meulen FW, Menger DJ, Lehtonen MT, Toppila-Salmi SK, Vento SI, Hytönen M, Hellings PW, Kalogjera L, Lund VJ, Scadding G, Mullol J, Fokkens WJ. Lack of efficacy of long-term, low-dose azithromycin in chronic rhinosinusitis: a randomized controlled trial. Allergy. 2011 Nov;66(11):1457-68. doi: 10.1111/j.1398-9995.2011.02693.x. Epub 2011 Sep 2. PMID: 21884529.
  15. Wallwork B, Coman W, Mackay-Sim A, Greiff L, Cervin A. A double-blind, randomized, placebo-controlled trial of macrolide in the treatment of chronic rhinosinusitis. Laryngoscope. 2006 Feb;116(2):189-93. doi: 10.1097/01.mlg.0000191560.53555.08. PMID: 16467702.
  16. Wu SH, Hsu SH, Liang KL, Jiang RS. The effects of erythromycin towards the treatment of persistent rhinosinusitis after functional endoscopic sinus surgery: A randomized, active comparator-controlled study. J Chin Med Assoc. 2019 Apr;82(4):322-327. doi: 10.1097/JCMA.0000000000000041. PMID: 30946210.

Study reference

Study characteristics

Patient characteristics 2

Intervention (I)

Comparison / control (C) 3

 

Follow-up

Outcome measures and effect size 4

Comments

Wallwork, 2016

Type of study:

Randomized controlled trial

 

Setting and country: multicentre, Australia

 

Funding and conflicts of interest:

Not reported

Inclusion criteria:

aged greater than 18 years with a history consistent with the diagnosis of chronic rhinosinusitis as outlined by the Rhinosinusitis Task Force

 

Exclusion criteria:

- a history of cystic fibrosis, primary ciliary dyskinesia, immune deficiency, allergic fungal sinusitis, nasal polyposis, and

impairment of liver or renal function.

- Pregnant and breastfeeding

women

- those taking medications with a

known adverse interaction with macrolides or with a history of macrolide hypersensitivity.

- if topical or systemic corticosteroids within 4 weeks

of entering the study.

 

N total at baseline:

Intervention: 29

Control: 35

 

Important prognostic factors2:

Not reported

 

Groups comparable at baseline? Unknown

 

Describe intervention (treatment/procedure/test):

 

Roxithromycin 150mg daily for 12 weeks

 

 

Describe  control (treatment/procedure/test):

 

Placebo daily for 12 weeks

Length of follow-up:

3 months

 

Loss-to-follow-up:

Intervention:

2 (6.9%)

Reasons

Developed nausea and vomiting (n=1)

Lost to follow-up (n=1)

 

Control:

3 (8.6%)

Reasons:

Lost to follow-up (n=1)

Developed a rash (n=1)

Developed abdominal pain (n=1)

 

Incomplete outcome data:

Not reported

 

 

Outcome measures and effect size (include 95%CI and p-value if available):

 

1. SNOT score, mean ± SD:

I: 2.34 ± 1.02

C: 2.88 ± 0.71

 

SMD: -0.62 (-1.12 to -0.11)

 

2. Total symptom score

Not reported

 

3. Nasal polyp score

Not reported

 

4. Adverse events

Not reported

 

 

 

Authors conclusion:

These findings suggest that macrolides may have a beneficial role in the treatment of chronic rhinosinusitis, particularly in patients with

low levels of IgE, and supports the in vitro evidence of

their anti-inflammatory activity. Additional studies are required to assess their place in clinical practice.

Videler, 2011

Type of study:

Randomized controlled trial

 

Setting and country: multicentre, six different countries (the Netherlands, Finland, Belgium, United Kingdom, Sweden, Croatia

 

Funding and conflicts of interest:

The Azitromycin and placebo used in this study was kindly

provided by PLIVA HRVATSKA d.o.o., Zagreb, Croatia.

 

No conflict of interest

Inclusion criteria:

Patients between 18 and 70 years of age

Met the CRS criteria outlined in the EPOS definition for moderate-to-severe CRS

 

Exclusion criteria:

Patients with a known history of hypersensitivity to macrolides, or those using medication known to have had a reaction to members of the macrolide family

 

N total at baseline:

Intervention:  29

Control: 31

 

Important prognostic factors2:

Medium age, years:

I: 49

C: 49

 

Ratio male to female:

I: 17:12

C:  13:18

 

Groups comparable at baseline? Yes

 

Describe intervention (treatment/procedure/test):

 

Azithromycin 500mg weekly for 12 weeks

 

 

Describe  control (treatment/procedure/test):

 

Placebo weekly for 12 weeks

Length of follow-up:

24 weeks

 

Loss-to-follow-up:

Intervention:

3 (10.3%)

Reasons

Stomach pain (n=1)

Pregnancy (n=1)

Did not attend follow-up at 14 weeks (n=1)

 

Control:

4 (12.9%)

Reasons

Pneumonia treated with antibiotics (n=1)

Did not attend follow-up at 12 weeks (n=1)

ESS performed because of progress of the sinonasal complaints (n=1)

Did not attend follow-up at 14 weeks (n=1)

 

Incomplete outcome data:

Not reported

 

 

Outcome measures and effect size (include 95%CI and p-value if available):

 

1. SNOT score, mean ± SD:

I: 2 ± 1.34

C: 1.48 ± 0.88

 

SMD: 0.46 (-0.08 to 0.99)

 

2. Total symptom score

Not reported

 

3. Nasal polyp score

Not reported

 

4. Adverse events

I:

mild gastrointestinal complaints (n=2)

Headache (n=1)

C:

mild gastrointestinal complaints (n=2)

Headache (n=1)

 

Authors conclusion:

At the investigated dose of AZM over 3 months, no significant benefit was found over placebo. Possible reasons could be disease severity in the investigated group, under-dosage of AZM and under-powering of the study. Therefore, more research is urgently required.

Maniakas, 2021

Type of study:

Randomized controlled trial

 

Setting and country: single centre, Canada

 

Funding and conflicts of interest:

Funding sources for the study: Canadian Institutes of Health Research (to

A.M.); Fonds de Recherche du Québec-Santé; Pfizer Canada (unrestricted

investigator-initiated grant to A.M. and M.D.).

Potential conflicts of interest: M.D. has received research funding from GSK,

AstraZeneca, and Sanofi/Regeneron; is on the speaker’s bureau for

AstraZeneca and MEDA; and is founder, owner, and president of Probionase

Therapies. The remaining authors declare no conflicts of interest.

 

Inclusion criteria:

≥18 years of age, had a diagnosis of CRS,25 and had at least 1 of the criteria used

to qualify a patient at high risk of disease recurrence, including: history of previous sinus surgery; sinus surgery at ≤38 years of age; absolute eosinophilia ≥500 cells/mm; total serum IgE levels ≥150 kIU/L; sinus culture of a Gramnegative organism at any time-point; and intraoperative

finding of eosinophilic mucin.

 

Exclusion criteria:

- patients who had received topical or systemic antibiotics up to 4 weeks before ESS.

- patients with immunodeficiencies, cystic fibrosis, inverted papilloma, osteoma, cystic masses, mucoceles, or any other sinonasal tumors

- Patients with any known level of

cardiovascular disease

 

N total at baseline:

Intervention: 24

Control: 24

 

Important prognostic factors2:

Mean age (range), years:

I: 50 (25-75)

C: 44 (20-66)

 

Sex:

I: 38% M

C: 67% M

 

Groups comparable at baseline? Yes

 

Describe intervention (treatment/procedure/test):

 

250 mg AZI, 3 times per week

 

 

Describe  control (treatment/procedure/test):

 

Placebo

Length of follow-up:

4 months

 

Loss-to-follow-up:

None

 

Incomplete outcome data:

Not reported

 

 

Outcome measures and effect size (include 95%CI and p-value if available):

 

1. SNOT-22 score, mean (range):

Visit 3

I: 26.1 (3 –78)

C: 29.7 (6-89)

 

Improvement

I:18

C: -0.9

 

2. Total symptom score

Not reported

 

3. Nasal polyp score

Not reported

 

4. Adverse events, n:

I: 0

C: 0

Authors conclusion:

Low-dose azithromycin is a therapeutic option with few side effects. Its use can show favourable clinical outcomes in this difficult-to-treat population, especially if patients are AERD-negative.

Haxel, 2014

Type of study:

Randomized controlled trial

 

Setting and country: single centre, Germany

 

Funding and conflicts of interest:

The authors have no funding, financial relationships, or conflicts of interest to disclose.

 

Inclusion criteria:

Patients of both genders over 18 years of age who had underwent endonasal sinus surgery because of CRS 2 weeks earlier

 

Exclusion criteria:

single-sided CRS, cystic fibrosis, immunodeficiency, primary cilia dysfunction, hypersensitivity to macrolides, liver or renal deficiency, cardiac arrhythmia, QT- time elongation on electrocardiogram, pregnancy, and concomi- tant medication with drugs interacting with macrolides.

 

N total at baseline:

Intervention: 29

Control: 29

 

Important prognostic factors2:

age ± SD:

I: 45.7 (6 12.8)

C: 47.7 (6 12.5)

 

Sex:

I: 59% M

C: 59% M

 

Groups comparable at baseline? yes

 

Describe intervention (treatment/procedure/test):

 

Erythromycin 250mg once daily for 12 weeks +

fluticasone fuorate 27.5 mcg once daily

 

Describe  control (treatment/procedure/test):

 

Placebo +

fluticasone fuorate 27.5 mcg once daily

 

Length of follow-up:

24 weeks

 

Loss-to-follow-up:

Intervention:

8 (27.6%)

Reasons (describe)

Refuse participation (n=1)

Lost to follow-up (n=6)

Stop medication due to other diagnosis (n=1)

 

Control:

2 (6.9%)

Reasons (describe)

Refuse participation (n=1)

Lost to follow-up (n=1)

 

Incomplete outcome data:

Not reported

 

 

Outcome measures and effect size (include 95%CI and p-value if available):

 

1. SNOT score, mean ± SD:

I: 0.95 ± 0.13

C: 0.79 ± 0.14

 

SMD: 1.17 (0.61 to 1.73)

 

2. Total symptom score

Not reported

 

3. Nasal polyp score

Not reported

 

4. Adverse events

Not reported

 

Authors conclusion:

A general recommendation for long-term, low-dose erythromycin treatment after surgery for CRS cannot be given. In patients with CRS without nasal polyps, a tendency to improved parameters was detected.

 

Amali, 2015

Type of study:

Randomized controlled trial

 

Setting and country: single centre, Iran

 

Funding and conflicts of interest:

Funding not reported

 

The authors have no conflicts of interest to declare pertaining to this article

 

Inclusion criteria:

Patients with >3 months of CRS symptoms and endoscopic signs and/or changes on computed tomography (CT) and who did not respond to the standard treatment regimes, including nasal saline solution irrigation combined with intranasal corticosteroids and antibiotics, and were candidates for ESS

 

Exclusion criteria:

previous sinus surgery, hypersensitivity to macro- lides, use of drugs suspected of having interactions with macrolides, cystic fibrosis, congenital mucociliary problems, immune deficiency, systemic vasculitis, severe septal deviation, and craniofacial malfor- mation. Patients who had used systemic antibiotics and/or systemic corticosteroids within 4 weeks of the study or throughout the study were excluded.

 

N total at baseline:

Intervention: 22

Control: 44

 

Important prognostic factors2:

age ± SD:

I: 34.9 (9.2)

C: 39.1 (10.7)

 

Sex:

I: 63.6% M

C: 72.7% M

 

Groups comparable at baseline? yes

 

Describe intervention (treatment/procedure/test):

 

Azithromycin 250 mg once daily for 12 weeks  +

All patients received fluticasone proprioanate 100 mcg twice daily

 

 

 

Describe  control (treatment/procedure/test):

 

Placebo

All patients received +fluticasone proprioanate 100 mcg twice daily

 

Length of follow-up:

12 weeks

 

Loss-to-follow-up:

I Intervention:

2 (9,1%)

Reasons (describe)

Not reported

 

Control:

4 (9.1%)

Reasons (describe)

Not reported

 

Incomplete outcome data:

Not reported

 

 

 

Outcome measures and effect size (include 95%CI and p-value if available):

 

1. SNOT score, mean ± SD:

I: 0.27 ± 0.12

C: 0.46 ± 0.29

 

SMD: -0.76 (-1.31 to -0.20)

 

2. Total symptom score

Not reported

 

3. Nasal polyp score

Not reported

 

4. Adverse events

No serious adverse event, including angioedema, anaphy- laxis, and cholestatic jaundice, was reported.

 

Authors conclusion:

Treatment with long-term low-dose azithromycin in combination with the conventional therapy could statistically reduce the recurrence rate of CRS symptoms after functional endoscopic sinus surgery, but there was not sufficient evidence to support clinical significance of azithromycin at the investigated dose. Further larger scale trials, along with a longer follow-up period, is needed to evaluate the effectiveness of the therapy.

 

Wu, 2019

Type of study:

Randomized controlled trial

 

Setting and country: single centre, Taiwan

 

Funding and conflicts of interest:

Conflicts of interest: The authors declare that they have no conflicts of interest related to the subject matter or materials discussed in this article

 

Funding not reported

 

Inclusion criteria:

CRS patients who responded poorly to medical treatment, and subsequently underwent standard bilateral FESS

 

Exclusion criteria:

Any patient who suffered from an acute flare of rhinosinusitis and needed other antibiotics for management

 

N total at baseline:

Intervention: 35

Control: 37

 

Important prognostic factors2:

For example

age ± SD:

I: 45.63 ± 13.22

C: 49.35 ± 12.24

 

Sex:

I: 42.9% M

C: 43.2% M

 

Groups comparable at baseline? Yes

 

Describe intervention (treatment/procedure/test):

 

oral erythromycin (250mg, twice a day) for 12 weeks

 

 

 

 

Describe  control (treatment/procedure/test):

 

intranasal steroid (mometasone furoate nasal spray, 4 puffs, once a day) for 12 weeks

 

Length of follow-up:

3 months

 

Loss-to-follow-up:

None

 

Incomplete outcome data:

Not reported

 

 

Outcome measures and effect size (include 95%CI and p-value if available):

 

1. (TW)SNOT score, mean ± SD:

Pretreatment

I: 27.8 ± 18.7

C: 23.3 ± 18.6

 

Posttreatment:

I: 27.6 ± 22.9

C: 21.5 ± 18.2

 

2. Total symptom score

Not reported

 

3. Nasal polyp score

Not reported

 

4. Adverse events

 

5. Smell threshold

Pretreatment

I: −4.20 ± 3.44

C: −4.32 ± 3.19

 

Posttreatment:

I: −5.06 ± 3.50

C: −4.67 ± 3.19

 

Authors conclusion:

Our study showed that long-term, low-dose erythromycin treatment improved the endoscopic score, smell thresh- old, and saccharine transit time in patients with persistent rhinosinusitis after FESS.

 

Ragab, 2004,2010

Type of study:

Randomized controlled trial

 

Setting and country: single centre, United Kingdom

 

Funding and conflicts of interest: Not reported

Inclusion criteria:

patients with CRS

 

Exclusion criteria:

pregnancy, lactation, significant psychologic prob- lems, inability to comply with study protocol, children under 18 years of age, systemic diseases affecting the nose (e.g., Wegener’s granulomatosis, sarcoid, primary ciliary dyskinesia, cystic fibro- sis, and acute upper or lower respiratory tract infections within 2 weeks before the inclusion visit), use of systemic corticosteroids within 4 weeks before the inclusion visit, systemic diseases pre- venting participation in the study, and medical or surgical treat- ments influencing the study.

 

 

N total at baseline:

Intervention: 45

Control: 44

 

Important prognostic factors2:

age ± SD:

43 years

 

Sex:

50% M

 

Groups comparable at baseline? Yes

 

Describe intervention (treatment/procedure/test):

 

Erythromycin 500mg bid x 2 weeks then 250mg bid + alkaline douche + intranasal corticosteroid x 10 weeks

 

 

Describe  control (treatment/procedure/test):

 

Surgery + erythromycin 250mg bid x 2 weeks + alkaline douche + intranasal corticosteroid (after 2

weeks)

Length of follow-up:

12 months

 

Loss-to-follow-up:

Intervention:

7 (15.6%)

Reasons:

Patients unavailable (n=7)

 

Control:

5 (11.1%)

Reasons:

Did not receive the treatment (n=1)

Patients unavailable (n=4)

 

Incomplete outcome data:

Not reported

 

 

Outcome measures and effect size (include 95%CI and p-value if available):

 

1. SNOT score at 12 months, mean ± SD:

I: 1.1 ± 1

C: 1.1 ± 0.98

 

2. Total symptom score

Not reported

 

3. Nasal polyp score

Not reported

 

4. Adverse events

I: 3 patients

C: 4 patients

Authors conclusion:

Both maximal medical and surgical therapy of CRS improve the quality of life of CRS patients, providing further evidence that chronic rhinosinusitis should be targeted with maximal medical therapy in the first instance, with surgical treatment being reserved for cases refractory to medical therapy. The presence of nasal polyps is not associated with any negative effect on the quality of life after CRS therapy, either medical or surgical.

 

Peric, 2014

Type of study:

Randomized controlled trial

 

Setting and country: single centre, Serbia

 

Funding and conflicts of interest:

This investigation was supported by grants from the Military Medical Academy Research Fund. It was performed as part of a project of the Institute of Medical Research, Faculty of Medicine, Military Medical Academy, Belgrade, Serbia (VMA/11-14/B-6). The authors declare no conflict of interests.

Inclusion criteria:

patients with nasal polyposis

 

Exclusion criteria:

history of paranasal sinus surgery before enrolment

 

N total at baseline:

Intervention: 40

Control: 40

 

Important prognostic factors2:

age ± SD:

I: 44.28 ± 13.05

C: 43.30 ± 12.16

 

Sex:

I: 65% M

C: 63% M

 

Groups comparable at baseline? Yes

 

Describe intervention (treatment/procedure/test):

 

Clarithromycin 500mg daily x 8 weeks followed by surgery

 

 

Describe  control (treatment/procedure/test):

 

Surgery alone

Length of follow-up:

12 months

 

Loss-to-follow-up:

No lost to follow-up reported

 

Incomplete outcome data:

Not reported

 

 

Outcome measures and effect size (include 95%CI and p-value if available):

 

1. SNOT score, mean ± SD:

Not reported

 

2. Total symptom score, NSSt12 minus NSSt6, mean± SD:

I: 2.93 ± 2.63

C: 1.58 ± 3.66

P=0.069

 

3. Nasal polyp score

Not reported

 

4. Adverse events

I: 4 patients

C: 7 patients

Authors conclusion:

Preoperative clarithromycin administration postponed nasal polyp relapse after FESS. Allergies have no influence on the clinical efficacy of clarithromycin therapy and on the efficacy of FESS.

 

 

 

Study reference

Study characteristics

Patient characteristics

Intervention (I)

Comparison / control (C)

 

Follow-up

Outcome measures and effect size

Comments

Huang,

2019

 

[individual study characteristics deduced from [Huang,

2019

]

 

PS., study characteristics and results are extracted from the SR (unless stated otherwise)

SR and meta-analysis of RCTs

 

Literature search up to December 30, 2017

 

See table 1 for study characteristics included studies.

 

Study design: RCT

 

Setting and Country: China

 

Source of funding and conflicts of interest:

Potential conflict of interest: None provided.

 

Funding not reported

 

 

Inclusion criteria SR:

(1) adult patients (age &18 years old) with CRSwNP or CRSsNP according to the def- inition from the latest 2013 Chinese CRS guideline15 or the EPOS201214; (2) the study design should be an RCT;

(3) comparisons included the combination of oral clar- ithromycin and nasal glucocorticoid spray with or with- out nasal saline irrigation vs nasal glucocorticoid spray with or without nasal saline irrigation alone, oral clar- ithromycin vs nasal glucocorticoid spray, or high-dose oral clarithromycin vs low-dose oral clarithromycin; (4) studies were published in English or Chinese.

 

Exclusion criteria SR:

Nonrandomized and quasirandomized trials.

no clear description of randomization methods, or those assessing cost-effectiveness of relevant interven- tions only

 

 

17 studies included

 

 

Important patient characteristics at baseline:

See table 1 for study characteristics included studies.

 

Groups comparable at baseline? Yes

Describe intervention:

 

See table 1 for study characteristics included studies.

 

Describe  control:

 

See table 1 for study characteristics included studies.

 

End-point of follow-up:

 

See table 1 for study characteristics included studies.

 

 

For how many participants were no complete outcome data available?

Not reported

 

 

 

Outcome measures and effect size (include 95%CI and p-value if available):

 

1. Quality of life:

Not reported

 

2. Total symptom score VAS score, mean difference (95% CI):

adding oral clarithromycin to nasal glucocorticoid spray with or without nasal saline irrigation

Short term

–0.48; 95% CI, 1.24 to 0.29

 

Medium term

–0.85; 95% CI, –1.42 to –0.29

 

oral clarithromycin vs nasal glucocorticoid spray

Short term

0.22; 95% CI, –2.08 to 2.52

 

Medium term

0.11; 95% CI, –0.49 to 0.70

 

3. Nasal polyp score

Not reported

 

4. Adverse events, RR (95% CI)

adding oral clarithromycin to nasal glucocorticoid spray with or without nasal saline irrigation (12 weeks or 3 months)

 

1.50; 95% CI, 0.26 to 8.60

 

 

 

 

Authors conclusion:

For the treatment of CRS, adding oral clarithromycin to intranasal steroid spray with or without nasal saline irrigation may achieve better results than using intranasal steroid spray with or without nasal saline irrigation. There is insufficient evidence to confirm that oral clarithromycin alone may have similar efficacy as nasal glu-cocorticoid spray alone. High-quality evidence in this area is needed.

 

 

Study reference

 

(first author, publication year)

Was the allocation sequence adequately generated? a

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Definitely yes

Probably yes

Probably no

Definitely no

Was the allocation adequately concealed?b

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Definitely yes

Probably yes

Probably no

Definitely no

Blinding: Was knowledge of the allocated

interventions adequately prevented?c

 

Were patients blinded?

 

Were healthcare providers blinded?

 

Were data collectors blinded?

 

Were outcome assessors blinded?

 

Were data analysts blinded?

 

Definitely yes

Probably yes

Probably no

Definitely no

Was loss to follow-up (missing outcome data) infrequent?d

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Definitely yes

Probably yes

Probably no

Definitely no

Are reports of the study free of selective outcome reporting?e

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Definitely yes

Probably yes

Probably no

Definitely no

Was the study apparently free of other problems that could put it at a risk of bias?f

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Definitely yes

Probably yes

Probably no

Definitely no

Overall risk of bias

If applicable/necessary, per outcome measureg

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

LOW

Some concerns

HIGH

 

Wallwork, 2016

Probably yes;

 

Reason: After recruitment into the study, subjects were randomized by the pharmacy department, using a random number table

 

Probably yes;

 

Reason: After recruitment into the study, subjects were randomized by the pharmacy department, using a random number table

 

 

Probably yes;

 

Reason: Patients and investigators were kept blinded to the randomization until the completion of the study.  (blinding of data collectors and analysts not reported)

Probably yes;

 

Reason: Loss to follow-up was infrequent in intervention and control group.

Definitely yes;

 

Reason: All relevant outcomes were reported

Definitely yes;

 

Reason: No other problems noted

LOW

Videler,2011

Probably yes;

Reason: The randomized, numbered study medication was kindly pro- vided by the pharmaceutical company PLIVA (Zagreb, Croa- tia). Study medication was allocated per centre in two randomized blocks, containing six packs of treatments each.

 

Probably yes;

 

Reason: The randomized, numbered study medication was kindly pro- vided by the pharmaceutical company PLIVA (Zagreb, Croa- tia). Study medication was allocated per centre in two randomized blocks, containing six packs of treatments each.

Probably yes;

 

Reason: Double-blind studydesign.

(blinding of data collectors and analysts not reported)

Probably yes;

 

Reason: Loss to follow-up was infrequent in intervention and control group.

Definitely yes

 

Reason: All relevant outcomes were reported;

Definitely yes;

 

Reason: No other problems noted

LOW

Maniakas, 2021

Definitely yes

 

Reason: Block randomization in groups of 4 was per- formed by the institution’s research pharmacy.

 

Probably yes

 

Reason: Block randomization in groups of 4 was per- formed by the institution’s research pharmacy.

 

Definitely yes

 

Reason: Both patients and investigators were blinded to the assigned drug.

 

Probably yes;

 

Reason: Loss to follow-up was infrequent in intervention and control group.

Definitely yes;

 

Reason: All relevant outcomes were reported

Definitely yes;

 

Reason: No other problems noted

LOW

Haxel, 2014

Definitely yes

 

Reason: A randomiza- tion list was generated by a computer program in the Interdisci- plinary Center for Clinical Trials and was confidentially stored in this institution.

 

 

Probably yes

 

Reason: A randomiza- tion list was generated by a computer program in the Interdisci- plinary Center for Clinical Trials and was confidentially stored in this institution.

 

Probably yes

 

Reason: Double-blind studydesign.

(blinding of data collectors and analysts not reported)

Probably no;

 

Reason: More lost to follow-up in intervention group, not specified

Definitely yes;

 

Reason: All relevant outcomes were reported

Definitely yes;

 

Reason: No other problems noted

SOME CONCERNS

Bias due to selective lost to follow-up

Ameli, 2015

Definitely yes

 

Reason: The study medications were randomized through block random- ization with 2:1 randomization design (block size of 6).

 

 

 

Probably yes

 

Reason: The patients, investigators, and individuals who analyzed the outcomes were unaware of the randomization schedule.

 

 

Definitely yes

 

Reason: The patients, investigators, and individuals who analyzed the outcomes were unaware of the randomization schedule.

 

Probably yes;

 

Reason: Loss to follow-up was infrequent in intervention and control group.

Definitely yes;

 

Reason: All relevant outcomes were reported

Definitely yes;

 

Reason: No other problems noted

LOW

Wu, 2019

Probably yes

 

Reason: Randomization assign- ments were generated by an independent statistician.

 

 

 

 

Probably yes

 

Reason: Randomization assign- ments were generated by an independent statistician.

 

Probably no

 

Reason: Unclear if the study was blinded

 

Probably yes;

 

Reason: Loss to follow-up was infrequent in intervention and control group.

Definitely yes;

 

Reason: All relevant outcomes were reported

Definitely yes;

 

Reason: No other problems noted

SOME CONCERNS

No blinding

Ragab, 2004

Ragab, 2010

Probably no;

 

Reason: Not specified how randomization took place.

“Thus, 90 patients were randomized for inclusion in the study and were randomized equally into either the medical or surgical group. “

 

Probably no;

 

Reason: Not specified how randomization took place.

“Thus, 90 patients were randomized for inclusion in the study and were randomized equally into either the medical or surgical group. “

 

Definitely no;

 

Reason: Not reported if there was blinding.

Probably yes;

 

Reason: Loss to follow-up was infrequent in intervention and control group.

Definitely yes;

 

Reason: All relevant outcomes were reported

Definitely yes;

 

Reason: No other problems noted

HIGH

Unknown randomization

No blinding

Peric, 2014

Probably no;

 

Reason: Not specified how randomization took place.

 

Probably no;

 

Reason: Not specified how randomization took place.

 

Definitely no;

 

Reason: Not reported if there was blinding.

Probably yes;

 

Reason: Loss to follow-up was infrequent in intervention and control group.

Definitely yes;

 

Reason: All relevant outcomes were reported

Definitely yes;

 

Reason: No other problems noted

HIGH

Unknown randomization

No blinding

Lechien, 2019

Definitely yes

 

Reason: Permuted block randomization method was applied to generate randomization codes. Consort guidelines for reporting randomized controlled trials (RCTs) were followed.

 

Probably yes

 

Reason: Permuted block randomization method was applied to generate randomization codes. Consort guidelines for reporting randomized controlled trials (RCTs) were followed.

 

Definitely no;

 

Reason: Not reported if there was blinding.

Probably no;

 

Reason: Reason for loss to follow-up was not stated

Definitely yes;

 

Reason: All relevant outcomes were reported

Definitely yes;

 

Reason: No other problems noted

SOME CONCERNS

No blinding

Reasons lost to follow-up not stated

 

Table of excluded studies

Author and year

Reason for exclusion

N/A

 

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 07-09-2023

Laatst geautoriseerd  : 07-09-2023

Geplande herbeoordeling  :

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Keel-Neus-Oorheelkunde en Heelkunde van het Hoofd-Halsgebied
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Vereniging van Artsen voor Longziekten en Tuberculose
  • Nederlandse Vereniging voor Keel-Neus-Oorheelkunde en Heelkunde van het Hoofd-Halsgebied
  • Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Radiologie
  • Patiëntenfederatie Nederland
  • Reuksmaakstoornis.nl

Algemene gegevens

De ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS). De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is in 2021 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen (zie hiervoor de Samenstelling van de werkgroep) die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met chronische rhinosinusitis met/zonder neuspoliepen.

 

Werkgroep

  • Dr. R. van Weissenbruch, KNO-arts, Wilhelmina Ziekenhuis Assen, Assen, NVKNO
  • Dr. S. Reitsma, KNO-arts, Amsterdam Universitair Medisch Centrum, Amsterdam, NVKNO
  • Drs. D.F. Eijkenboom, KNO-arts, Antonius Ziekenhuis, Sneek, NVKNO
  • Drs. G.E. Joustra, AIOS, Universitair Medisch Centrum Groningen, Groningen, NVKNO
  • Dr. G.J. Braunstahl, longarts, Franciscus Gasthuis, Rotterdam, NVALT
  • Dr. M.B. Ekkelenkamp, arts-microbioloog, Universitair Medisch Centrum Utrecht, Utrecht, NVMM
  • Drs. J. Vister, radioloog, Universitair Medisch Centrum Groningen, Groningen, NVvR
  • Dhr. T. Jonkergouw, adviseur patiëntenbelang, Patiëntenfederatie Nederland (tot maart 2023)
  • Mevr. M. Broere, adviseur patiëntenbelang, Patiëntenfederatie Nederland (vanaf maart 2023)
  • Mevr. K.M. Jaarsma-Osseweijer, voorzitter Reuksmaakstoornis.nl

Met ondersteuning van

  • Dr. M.S. Ruiter, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • Drs. B.L. Gal-de Geest, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Belangenverklaringen

De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.

Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

 

Werkgroeplid

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Ondernomen actie

Van Weissenbruch

KNO-arts Wilhelmina Ziekenhuis Assen

Geen voor CRS

2018-2019 bij en nascholing voor huisartsen en KNO-artsen voor ALK en Sanofi College en algemene KNO

Geen

Geen restricties.

Braunstahl

Longarts, Franciscus Gasthuis & Vlietland Rotterdam

Nul-aanstelling ErasmusMC voor onderzoek: onbetaald

Vergoeding:

Presentaties en incidenteel advieswerk voor Boehringer Ingelheim, Sanofi, Novartis, GSK, AstraZeneca, ALK, MEDA en Chiesi. Onderwerp relevant voor de richtlijn is behandeling met biologicals.

 

Deelname richtlijn ernstige astma.

Deelname klankbordgroep van het project ‘Obesitas volwassenen’

 

Geen vergoeding:

Redactie NTvAAKI

Bestuur RoLeX astma/COPD nascholingen

Bestuur Rapsodi, ernstig astma database NL

Voorzitter astmasectie NVALT

Wetenschappelijke adviescommissie Longfonds

Geen advieswerk voor industrie op gebied van CRS gedurende de looptijd van de richtlijn, restricties ten aanzien van besluitvorming voor module(s) over behandeling met biologicals.

Ekkelenkamp

Arts-microbioloog, UMC Utrecht

Schrijver / columinst als ZZP’er, betaald

Geen

Geen restricties.

Reitsma

KNO-arts/rhinoloog, Amsterdam UMC

Lid medische adviesraad patiëntenvereniging CRSwNP (crs-np.nl) onbetaald

Lid bestuur stichting AERO (stichtinggaero.org) onbetaald

Op incidentele basis de afgelopen 36 maanden:

betaald adviseurschap voor Sanofi

betaald adviseurschap voor Novartis. Onderwerp relevant voor de richtlijn is behandeling met biologicals.

Op de afdeling KNO van het Amsterdam UMC, locatie AMC, wordt onderzoek verricht dat mede gefinancierd is met gelden van ZonMw, Mylan, Chordate Medical Systems, ALK, Allergy diagnostics, Sanofi, Novartis, GSK. Op ten minste 1 daarvan ben ik PI. Onderwerp relevant voor de richtlijn is behandeling met biologicals.

Boegbeeldfunctie binnen de Nederlandse KNO-vereniging gezien voorzitterschap van de kerngroep Rhinologie

 

Lid van rhinologie-team Amsterdam UMC, locatie AMC, waar bijzondere/unieke expertise in behandeling van CRS patiënten is, in het bijzonder met het oog op biologicals; dit centrum heeft een landelijke tertiaire functie

 

Lid stuurgroep herziening Europese richtlijn voor CRS (EPOS; zie epos2020.com) waarin nieuwe theoretische concepten worden neergelegd

Geen advieswerk voor industrie op gebied van CRS gedurende de looptijd van de richtlijn, restricties ten aanzien van besluitvorming voor module(s) over behandeling met biologicals.

Eijkenboom

KNO-arts Antonius ziekenhuis Sneek + Emmeloord

Geen

Deelname aan IPAS studie (ALICE)

de afdeling KNO in het Antonius Ziekenhuis Sneek participeert sinds kort in de IPAS studie van ALK. IPAS staat voor "Itulazax Post-Authorisation Study". Het is een fase IV studie waarbij nog uitvoeriger gekeken wordt naar de bijwerkingen van een al in de normale praktijk voor te schrijven medicijn. Het betreft waarschijnlijk kleine patiënten aantallen (<10 in 2 jaar) met daarbij een beperkte vergoeding per patiënt.

Safety studie. Geen PI.

Geen restricties.

Joustra

Arts-assistent / promovendus KNO UMCG

Geen

Geen

Geen restricties.

Vister

Neuro- en Hoofhalsradioloog UMCG

Geen

Geen

Geen restricties.

Jonkergouw

Junior adviseur patiëntbelang bij Patiëntenfederatie Nederland

Geen

Geen

Geen restricties.

Jaarsma

Voorzitter van de vereniging Reuksmaakstoornis

project fondsenwerver stichting Fier (Betaald)

Wethouder gemeente Krimpen aan den IJssel (betaald)

Geen

Geen restricties.

Gal-de Geest

Adviseur bij Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Geen

Geen

Geen restricties.

Ruiter

Adviseur bij Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Geen

Geen

Geen restricties.

Inbreng patiëntenperspectief

Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door het uitnodigen van de Patiëntenfederatie Nederland en patiëntenorganisatie CRS voor de schriftelijke knelpuntenanalyse en deelname van de Patiëntenfederatie Nederland en Reuksmaakstoornis.nl aan de werkgroep.

De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan de Patiëntenfederatie Nederland en Reuksmaakstoornis.nl en de eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.

Implementatie

Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) & Kwalitatieve raming van mogelijke substantiële financiële gevolgen

Bij de richtlijn is conform de Wkkgz een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).

 

Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er geen substantiële financiële gevolgen zijn, zie onderstaande tabel.

 

Module

Uitkomst raming

Toelichting

Module Kwantificeren van nasendoscopische beelden

geen financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, en het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht.

Module Beeldvorming bij CRS

geen financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht.

Module Diagnostiek onderste luchtwegen bij CRS

geen financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht.

Module Behandeling onderste luchtwegen bij CRS

geen financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (5.000-40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht.

Module Langdurige antibiotica bij CRS

geen financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (5.000-40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht.

Module Systemische corticosteroïden bij CRS

geen financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (5.000-40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht.

Module Biologicals

geen financiële gevolgen

Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) niet breed toepasbaar zijn (<5.000 patiënten) en zal daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen hebben voor de collectieve uitgaven.

Module Chirurgie bij CRS

geen financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (5.000-40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht.

Module Postoperatief corticosteroïdenimplantaat

geen financiële gevolgen

Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) niet breed toepasbaar zijn (<5.000 patiënten) en zal daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen hebben voor de collectieve uitgaven.

Module Ballondilatatie

geen financiële gevolgen

Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) niet breed toepasbaar zijn (<5.000 patiënten) en zal daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen hebben voor de collectieve uitgaven.

Module Organisatie van zorg

geen financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft]. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht.

Werkwijze

AGREE

Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).

 

Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen

Tijdens de voorbereidende fase inventariseerde de werkgroep de knelpunten in de zorg voor patiënten met chronische rhinosinusitis met/zonder neuspoliepen. De werkgroep beoordeelde de aanbevelingen uit de eerdere richtlijn (NVKNO, 2009) op noodzaak tot revisie. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door ZKN, het Longfonds, de NVvR en de NVKNO via enquête. Een verslag hiervan is opgenomen onder aanverwante producten.

 

Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep concept-uitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld.

 

Uitkomstmaten

Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten, welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.

 

Methode literatuursamenvatting

Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor het zoeken en selecteren van literatuur is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder ‘Onderbouwing’. Indien mogelijk werd de data uit verschillende studies gepoold in een random-effects model. Review Manager 5.4 werd gebruikt voor de statistische analyses. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).

GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).

 

GRADE

Definitie

Hoog

  • er is hoge zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Redelijk

  • er is redelijke zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is mogelijk dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Laag

  • er is lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • er is een reële kans dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Zeer laag

  • er is zeer lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • de literatuurconclusie is zeer onzeker.

 

Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek, spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen, moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs, ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen. Dit kunnen aanvullende argumenten zijn uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE methodiek.

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.

In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.

 

Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers

 

 

Sterke aanbeveling

Zwakke (conditionele) aanbeveling

Voor patiënten

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet.

Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet. 

Voor behandelaars

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen.

Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren.

Voor beleidsmakers

De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid.

Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen. 

 

Organisatie van zorg

In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg. Hieronder vallen alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg, zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur. Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module ‘Organisatie van zorg’.

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijnmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.

 

Literatuur

Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.

Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.

Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.

Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.

Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.

Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. https://richtlijnendatabase.nl/uploaded/docs/Medisch_specialistische_richtlijnen_2-0_-_tot_2023_-_verouderd.pdf?u=1aYjPr

Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.

Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.

Zoekverantwoording

Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.

Volgende:
Chirurgie bij CRS