Groep Ia snel progressieve neuromusculaire aandoeningen (ALS, PSMA)
Uitgangsvraag
Welke specifieke criteria zijn er voor het starten met chronische beademing bij snel progressieve neuromusculaire aandoeningen?
Aanbeveling
Start met chronische beademing bij snel progressieve neuromusculaire aandoeningen bij de volgende situaties:
Klachten passend bij hetzij
- significante hypercapnie en/of
- significante orthopneu
Overweeg in geval van hypercapnie zonder klachten, in overleg met de patiënt, te wachten met starten met beademing. Intensiveer in die gevallen de periodieke controles (1-3 maanden).
Overwegingen
Leidt chronische beademing tot een betere overleving en kwaliteit van leven?
Veel onderzoeken geven aan dat chronische beademing bijdraagt aan de overleving bij patiënten met ALS (Bourke, 2006, Pinto, 1995, Mustfa, 2006, Sancho, 2017, Burkhardt, 2017, Dreyer, 2013, Hirose 2018, Berlowtz, 2016, Kleopa, 1998, Shoemith, 2007, Carratu, 2009). Bij patiënten met bulbaire dysfunctie lijkt het effect kleiner te zijn (Bourke ea 2006, Hirose 2018), andere retrospectieve studies lijken wel een positief effect op de overleving bij deze patiëntengroep aan te geven (Berlowitz 2016).
Er is veel minder onderzoek naar de verbetering van kwaliteit van leven. Er is maar 1 goed opgezette RCT die aangeeft dat chronische beademing zowel de survival als de kwaliteit van leven verbetert (Bourke ea 2006). Ethisch gezien is een nieuwe RCT waarin de controlegroep niet beademd wordt bijna onmogelijk.
De werkgroepleden concluderen op basis van de wetenschappelijke literatuur en hun expertise dat het belangrijk is om per situatie in overleg met de patiënt te besluiten tot chronische beademing. Hierin speelt ook de rol van bulbaire pathologie en de mate van frontotemporale dementie mee.
Wat is het verschil in kwaliteit van leven en overleving bij vroeg starten versus laat starten met chronische beademing?
Naast de systematische search naar het optimale moment van starten van chronische beademing bij snel progressieve motorneuron ziekten (ALS/PSMA), is er gekeken in verschillende internationale richtlijnen.
Deze richtlijnen zijn verre van eenduidig in hun criteria voor het starten met chronische beademing. Diverse parameters zoals klachten, longfunctieparameters ((F)VC, MIP SNIP), ventilatie (CO2 arterieel, capillair, transcutaan) en oxygenatie (nachtelijke saturatiewaarden en desaturaties) worden verschillend gebruikt als maat voor respiratoire insufficiëntie en hiermee indicatie tot starten van chronische beademing. Aangezien uit de literatuursearch evenmin duidelijkheid komt wanneer exact te starten met chronische beademing, hebben we ons in de aanbevelingen beperkt tot de overeenkomstige parameters uit de richtlijnen, hetgeen ook de mening van de werkgroepleden weerspiegelt. Dit betreft de aanwezigheid van klachten (nachtelijke hypoventilatie, orthopneu) en de algemeen geaccepteerde maat voor aangetoonde hypoventilatie (hypercapnie op ieder moment, met verschillende methodes gemeten).
Als er sprake is van hypercapnie, maar de patiënt ervaart nog geen klachten passend bij hypoventilatie, dan kan er in overleg met de patiënt besloten worden om nog niet te starten met beademing. Wel is het dan belangrijk om de patiënt intensief te vervolgen, dus frequentere poliklinische controles dan het normaal te volgen schema. Dit naar inzicht van de behandelaar in overleg met de patiënt, maar doorgaans 1-3 maanden.
Wel zijn in enkele grote retrospectieve literatuurstudies aanwijzingen dat starten met chronische beademing in een vroege fase van de ziekte waarbij de longfunctie nog relatief behouden is, gunstig kan zijn voor de prognose. Er is 1 studie gevonden waarin onderzoek is gedaan naar de relatie tussen een vroege start van NIV en de kwaliteit van leven (Jackson, 2001). Gezien het feit dat de studiedata niet compleet zijn en het feit dat er maar 1 studie is, is er geen wetenschappelijke basis die onderscheid kan maken tussen een vroege of late start van de beademing op de kwaliteit van leven.
De werkgroepleden beoordeelden deze aanwijzingen als onvoldoende bewijs om aanbevelingen te kunnen doen over het tijdstip van starten met chronische beademing. Het gebrek aan goede studies is echter wel reden om met goed opgezet prospectief onderzoek het juiste moment van starten van chronische beademing bij ALS te onderzoeken.
Onderbouwing
Achtergrond
Patiënten met relatief snel progressieve neuromusculaire aandoeningen zoals ALS en PSMA, hebben een beperkte prognose. De mediane overleving na debuut klachten varieert tussen de 2-3 jaar met een enorme spreiding (Khamankar ea. 2018, Westeneng 2018). De meeste patiënten overlijden uiteindelijk aan de gevolgen van progressieve respiratoire insufficiëntie en respiratoire complicaties zoals pneumonie.
Gezien de beperkte prognose van deze patiënten is het belangrijk te weten
- wat de winst van chronische beademing is op overleving en kwaliteit van leven en
- wanneer het optimale moment is van starten met chronische beademing.
In deze module wordt getracht antwoord te geven op deze vragen. In de onderzoeksbijlagen vindt u de resultaten van de systematische literatuuranalyse.
Conclusies / Summary of Findings
Conclusie op basis van wetenschappelijke literatuur PICO A
Laag GRADE |
Er is gering wetenschappelijk bewijs dat chronische beademing bij patiënten met ALS de overleving verbetert.
Bronnen: (Bourke, 2006, Jacobs, 2006, Pinto, 1995, Mustfa, 2006, Sancho, 2017, Chio, 2011, Burkhardt, 2017, Dreyer, 2013, Hirose 2018, Sanjuan-Lopez, 2017, Siiralla, 2013, Berlowitz, 2016, Kleopa, 1998, Shoemith, 2007, Carratu, 2009) |
Laag GRADE |
Er is gering wetenschappelijk bewijs dat chronische beademing bij patiënten met ALS de kwaliteit van leven verbetert.
Bron: (Bourke, 2006) |
Conclusie op basis van de wetenschappelijke literatuur PICO B
Zeer laag GRADE |
Er is zeer gering wetenschappelijk bewijs dat een vroege start van chronische beademing bij patiënten met ALS een betere overleving geeft dan een late start.
Bronnen: (Pinto 2003, Khamankar 2018, Lechtzin 2007, Vitacca 2017) |
Samenvatting literatuur
Samenvatting PICO A
Er is een groot aantal studies verschenen die het effect van NIV op overleving beschrijven, echter het aantal studies op kwaliteit van leven is gering. De kwaliteit van de studies is eveneens gering. In de Cochrane review naar het effect van NIV op overleving zijn alleen de RCT’s (Randomized Controlled Trial’s) meegenomen. Ondanks de matige methodologische kwaliteit wordt in de meeste reviews het belang van NIV op overleving niet meer in twijfel getrokken.
Auteur |
Uitkomstvariabelen |
Effect |
RCT |
||
Bourke, 2006 |
Overleving |
Langere overleving na NIV vergeleken met geen NIV |
|
Kwaliteit van leven |
Verbeterde kwaliteit van leven na NIV vergeleken met geen NIV |
Jacobs, 2016 |
Overleving |
Geen verschil tussen NIV groep en “sham” NIV groep |
|
||
Prospectieve studies |
||
Pinto, 1995 |
Overleving |
Langere overleving na NIV vergeleken met geen NIV |
Mustfa, 2006 |
Overleving |
Langere overleving na NIV vergeleken met geen NIV |
Sancho, 2017 |
Overleving |
Langere overleving na NIV vergeleken met geen NIV |
Lyall, 2001 |
Vitaliteit functie |
Betere vitaliteitsfunctie na NIV vergeleken met geen NIV |
Newsom-Davies, 2001 |
Cognitieve functie |
Betere cognitieve functie na NIV vergeleken met geen NIV (bij sommige testen) |
Retrospectieve studies |
||
Chio, 2011 |
Overleving |
Geen verschil tussen NIV en geen NIV op overleving |
Burkhardt, 2017 |
Overleving |
Langere overleving na NIV (na correctie van andere factoren) |
Dreyer, 2013 |
Overleving |
Langere overleving na NIV vergeleken met geen NIV |
Hirose, 2018 |
Overleving |
Langere overleving na NIV vergeleken met geen NIV |
Sanjuan-Lopez, 2017 |
Overleving |
Geen verschil tussen NIV en geen NIV op overleving |
Siiralla, 2013 |
Overleving |
Significant effect van NIV op overleving in groep ouder dan 65 jaar maar niet in de groep jonger dan 65 jaar. |
Zamietra, 2011 |
Kwaliteit van leven |
Geen significant verschil tussen NIV en geen NIV op kwaliteit van leven |
Berlowitz, 2016 |
Overleving |
Langere overleving na NIV vergeleken met geen NIV |
Cedarbaum, 2001 |
Overleving |
Kortere overleving na NIV vergeleken met geen NIV |
Kleopa, 1998 |
Overleving |
Langere overleving na NIV vergeleken met geen NIV |
Shoemith, 2007 |
Overleving |
Langere overleving na NIV vergeleken met geen NIV |
Carratu, 2009 |
Overleving |
Langere overleving na NIV vergeleken met geen NIV |
Samenvatting PICO B
Het aantal studies dat het effect van het tijdstip van de start van NIV op overleving en kwaliteit van leven bestudeerd is gering. De studies zijn niet vergelijkbaar door verschillende onderzoeksdesigns. Op basis van zeer beperkt wetenschappelijk bewijs lijkt een vroege start van NIV voordelig te zijn op overleving. Dit blijkt vooral uit retrospectieve studies. Er moet hierbij wel rekening gehouden worden met het feit dat cases en controles meestal niet goed vergelijkbaar zijn.
Invloed op de kwaliteit van leven: Gezien de zeer matige kwaliteit van de data en het feit dat er maar 1 studie is (Jackson) is er geen basis gevonden waarop een uitspraak gedaan kan worden over de invloed van een vroege start NIV op de kwaliteit van leven.
Auteur |
Uitkomstvariabelen |
Effect |
RCT |
||
Jackson |
Kwaliteit van leven |
Verbetering na NIV, geen vergelijking tussen groepen gemaakt |
|
||
Prospectieve studies |
||
Pinto |
Overleving |
Effect gevonden van vroege NIV op overleving |
Terzano |
Longfunctie |
Effect gevonden van vroege NIV op pulmonaire functie |
|
Arteriele bloedgassen |
Effect gevonden van vroege NIV op arteriële bloedgassen |
Retrospectieve studies |
||
Khamankar |
Overleving |
Effect gevonden van vroege NIV op overleving |
Lechtzin |
Overleving |
Effect gevonden van vroege NIV op overleving |
Vitacca |
Overleving |
Effect gevonden van vroege NIV op overleving |
Zoeken en selecteren
Om de uitgangsvraag te kunnen beantwoorden is er een systematische literatuuranalyse verricht naar de volgende twee zoekvragen:
- Wat is het verschil in kwaliteit van leven en overleving tussen patiënten met ALS met niet- invasieve beademing versus patiënten zonder niet-invasieve beademing?
- Wat is het verschil in kwaliteit van leven en overleving tussen patiënten met ALS die vroeg starten versus laat starten met niet-invasieve beademing?
Omdat de verwachting was dat in de verschillende studies de termen ‘vroeg’ en ‘laat’ zeer verschillend zouden zijn gehanteerd, zijn deze niet eenduidig gedefinieerd om te voorkomen dat het aantal te vinden studies hierdoor te zeer beperkt zou worden. Wel is gezocht met de term ‘vroeg’.
Vanuit de gevonden artikelen beschouwen we ‘vroeg’ als de patiënten met een behouden longfunctie ((F)VC, MIP, MEP, SNIP), en ‘laat’ als de patiënten met een duidelijk afgenomen longfunctie.
De bijbehorende PICO vragen zijn de volgende
A. Wat is het verschil in kwaliteit van leven en overleving tussen patiënten met ALS met niet-invasieve beademing versus patiënten zonder niet-invasieve beademing?
P: Patiënten met ALS
I: niet-invasieve beademing
C: geen beademing
O: kwaliteit van leven, survival
B. Wat is het verschil in kwaliteit van leven en overleving tussen patiënten met ALS die vroeg starten versus laat starten met niet-invasieve beademing?
P: Patiënten met ALS
I: vroege niet-invasieve beademing
C: late niet-invasieve beademing
O: kwaliteit van leven, survival
In de navolgende resultaten en overzichtstabellen vindt u aangegeven welke onderzoeksvraag het betreft A: NIV/geen-NIV (A), dan wel B: ‘vroeg’ versus ‘laat’ NIV.
Zoekstrategie voor PICO A en B
Er is in eerste instantie gezocht naar MeSH terms. Hieraan toegevoegd zijn termen die in artikelen voorkwamen. Er is besloten om breed te zoeken. Zoektermen die meegenomen zijn in de zoekstrategie zijn daarom alleen zoektermen behorende bij de P en bij de I (zie tabel hieronder).
De zoekstrategie heeft in Pubmed 490 treffers opgeleverd. Vervolgens is in de Cochrane database nog gezocht naar systematische reviews. Tevens is handmatig gezocht naar zinvolle publicaties die voorkwamen in review artikelen. Dit leverde twee extra treffers op (Pinto, 1995, Cedarbaum, 2001).
In de 490 studies zat een Cochrane Systematic Review, die twee keer geüpdatet is (Radunovic, 2009, 2013, 2017).
Daarnaast is gezocht in referentielijsten van reviewartikelen.
Om geïncludeerd te worden moesten artikelen aan de volgende voorwaarden voldoen:
- studies naar ALS (geen andere spierziekten)
- vergelijking tussen cases en controles (vroege NIV vs late NIV).
- artikelen in het Engels
Referenties
- Andersen PM ea, EFNS Task Force on Diagnosis and Management of Amyotrophic Lateral Sclerosis: EFNS guidelines on the clinical management of amyotrophic lateral sclerosis (MALS)--revised report of an EFNS task force. Eur J Neurol. 2012 Mar;19(3):360-75. doi: 10.1111/j.1468-1331.2011.03501.x. Epub 2011 Sep 14. PMID: 21914052.
- Bourke SC, Tomlinson M, Williams TL, Bullock RE, Shaw PJ, Gibson GJ. Effects of non-invasive ventilation on survival and quality of life in patients with amyotrophic lateral sclerosis: a randomised controlled trial. Lancet Neurol. (2006) 5:140–7. doi: 10.1016/S1474-4422(05)70326-4
- Drost J en Ludolph AC, Non-invasive ventilation in amyotrofic lateral sclerosis, Ther Adv Neurol Disord 2019, vol 12: 1-14 doi/10.1177/1756286419857040https://journals.sagepub.com/doi/ps://journals.sagepub.com/doi/1
- Khamankar N, Coan G, Weaver B, ea. Associative increases in amyotrophic lateral sclerosis survival duration with non-invasive ventilation initiation and usage protocols. Front Neurol. 2018 Jul 12;9:578. doi: 10.3389/fneur.2018.00578. eCollection
- Miller RG ea, Quality Standards Subcommittee of the American Academy of Neurology. Practice parameter update: the care of the patient with amyotrophic lateral sclerosis: multidisciplinary care, symptom management, and cognitive/behavioral impairment (an evidence-based review): report of the Quality Standards Subcommittee of the American Academy of Neurology. Neurology. 2009 Oct 13;73(15):1227-33. doi: 10.1212/WNL.0b013e3181bc01a4. PMID: 19822873; PMCID: PMC2764728.
- National Clinical Guideline Centre (UK). Motor Neuron Disease: Assessment and Management. London: National Institute for Health and Care Excellence (UK); 2016 Feb. PMID: 26962594.
- Westeneng HJ, Debray TPA, Visser AE, et al. Prognosis for patients with amyotrophic lateral sclerosis: development and validation of a personalised prediction model. Lancet Neurol. 2018 May;17(5):423-433. doi: 10.1016/S1474-4422(18)30089-9.
- Windisch W, Dreher M, Geiseler J, ea. German National Guideline for Treating Chronic Respiratory Failure with Invasive and Non-Invasive Ventilation: Revised Edition 2017 – Part 1. Respiration 2018;96:66–97
Evidence tabellen
Resultaten PICO A
Wat is het verschil in kwaliteit van leven en overleving tussen patiënten met ALS met niet-invasieve beademing versus patiënten zonder niet-invasieve beademing?
Tabel 1 Zoekstrategie (19-11-2019)
P |
# |
Gecontroleerde zoektermen |
A |
|
"amyotrophic lateral sclerosis"[MeSH Terms] |
B |
32277 |
"amyotrophic lateral sclerosis"[MeSH Terms] OR ("amyotrophic"[All Fields] AND "lateral"[All Fields] AND "sclerosis"[All Fields]) OR "amyotrophic lateral sclerosis"[All Fields] OR ALS[All Fields] OR "progressive spinal muscular atrophy"[All Fields] OR "Motorneuron disease"[All Fields] |
|
|
|
|
|
|
I |
|
|
|
|
"noninvasive ventilation"[MeSH Terms] |
C |
9076 |
"noninvasive ventilation"[MeSH Terms] OR ("noninvasive"[All Fields] AND "ventilation"[All Fields]) OR "noninvasive ventilation"[All Fields] OR "non-invasive ventilation"[All Fields] OR "non invasive ventilation"[All Fields] OR "noninvasive ventilations"[All Fields] OR "non-invasive ventilations"[All Fields] OR "non invasive ventilations"[All Fields] OR "Ventilation, Noninvasive"[All Fields] OR "Ventilation, Non-invasive"[All Fields] OR "Ventilation, Non invasive"[All Fields] OR "noninvasive ventilatory support"[All Fields] OR "non-invasive ventilatory support"[All Fields] OR "non invasive ventilatory support"[All Fields] OR "home mechanical ventilation"[All Fields] OR "nocturnal ventilation"[All Fields] OR "non-invasive positive pressure ventilation"[All Fields] OR "noninvasive positive pressure ventilation"[All Fields] OR "non invasive positive pressure ventilation"[All Fields] |
D |
|
Initiation OR Adaptation OR implementation OR early |
|
|
|
PICO |
|
|
b+c |
490* |
|
b+c+d |
|
|
* 1 referentie bleek dubbel in het cohort te zitten. Dit maakt het totaal 489.
Van de achttien studies die zijn geïncludeerd, is één studie een gerandomiseerde trial en de overige zeventien studies een observationeel onderzoek. Vijf studies zijn prospectieve observationele studies en twaalf studies zijn retrospectieve studies. De studies van Newsom-Davies en Berlowitz zijn niet meegenomen in de GRADE beoordeling omdat zij geen overleving of kwaliteit van leven als uitkomstparameters hadden.
Tabel 2 geeft een overzicht van de risk of bias van de verschillende studies per type studie en type patiënt. In tabel 3 wordt de kwaliteit van de artikelen beoordeeld volgens het GRADE-principe.
Tabel 2A: Risk of bias table – RCT – NIV/geen NIV
|
allocation concealment (selection bias) |
blinding (performance bias and detection bias) |
incomplete outcome data (attrition bias) |
selective reporting (reporting bias) |
Bourke, 2006 |
Low risk |
High risk |
Low risk |
Low risk |
Jacobs, 2016 |
Low risk |
Low risk |
Low risk |
Low risk |
Tabel 2B: Risk of bias table – observationele studies – NIV/geen NIV
|
Failure to apply appropriate eligibility criteria |
Flawed measurement of exposure and outcome |
Failure to control for confounding |
Incomplete follow-up |
Pinto, 1995 |
Low risk |
Low risk |
Low risk |
Low risk |
Mustfa, 2006 |
Low risk |
Low risk |
Low risk |
High risk |
Sancho, 2017 |
High risk |
Low risk |
Low risk |
Low risk |
Lyall, 2001 |
High risk |
Low risk |
High risk |
High risk |
Newsom-Davies, 2001 |
High risk |
Low risk |
Low risk |
Low risk |
Chio, 2011 |
High risk |
Low risk |
Low risk |
Low risk |
Burkhardt, 2017 |
High risk |
Low risk |
Low risk |
Low risk |
Dreyer, 2013 |
High risk |
Low risk |
Low risk |
Low risk |
Hirose, 2018 |
High risk |
Low risk |
Low risk |
Low risk |
Sanjuan-Lopez, 2017 |
High risk |
Low risk |
Low risk |
Low risk |
Siirala, 2013 |
Low risk |
Low risk |
Low risk |
Low risk |
Zamietra, 2011 |
High risk |
Low risk |
Low risk |
Low risk |
Berlowitz, 2016 |
Not clear |
Low risk |
Low risk |
Low risk |
Cedarbaum, 2001 |
Not clear |
Not clear |
High risk |
Not clear |
Kleopa, 1999 |
Low risk |
Low risk |
High risk |
Low risk |
Shoesmith, 2007 |
Not clear |
Low risk |
High risk |
Low risk |
Carratu, 2009 |
Low risk |
Low risk |
High risk |
Low risk |
Tabel 3: Quality assessment (GRADE) voor studies naar het effect van NIV op overlevingsduur en kwaliteit van leven bij ALS patiënten
Quality assessment |
No. of patients |
|
||||||
No of studies |
Design |
Risk of bias |
Inconsistency |
Indirectness |
Imprecision
|
NIV |
No NIV |
Quality |
Survival |
||||||||
2 |
RCT |
Serious1 |
Not serious |
Not serious |
Serious2 |
50 |
45 |
ÅÅ¡¡ |
13 |
OBS |
Serious3 |
Not serious |
Not Serious |
Not serious |
854 |
1874 |
Å¡¡¡ |
Quality of life |
||||||||
1 |
RCT |
Serious1 |
Not serious |
Not serious |
Serious2 |
22 |
19 |
ÅÅ¡¡ |
3 |
OBS |
Serious3 |
Not serious |
Not serious |
Serious2 |
53 |
50 |
Å¡¡¡ |
RCT: Randomized controlled trial
OBS: Observational study
1 High risk of performance and detection bias
2 Small sample
3 Selection bias
Gerandomiseerd onderzoek
De Cochrane systematic review includeert alleen Randomized Control trials. Drie studies zijn geïncludeerd (Bourke 2006, Jackson 2001, Jacobs, 2016). De studie van Jackson ea is in de review niet meegenomen in de meta-analyse omdat er gegevens over overall survival ontbraken. In tabel 2 staan de karakteristieken van beide geïncludeerde studies beschreven:
Tabel 2 RCT naar het effect van NIV op overlevingsduur en kwaliteit van leven bij ALS patiënten
Study reference |
Study characteristics |
Patient characteristics |
Measures |
Conclusion
|
Comments |
Bourke, 2006 |
Country: UK
Type of study: RCT |
Type of patients: Patients were subsequently randomly assigned to NIV or standard care if and when they met one or both of the predefined criteria: orthopnoea with PImax less than 60% of that predicted or symptomatic daytime hypercapnia
N in analysis: 41 NIV: 22 No NIV: 19
Age and gender: Age (yrs) 63·7 (10·3) vs 63·0 (8·1) Sex (male) 14 (64%) vs 10 (53%) |
Intervention: NIV versus standard care
Follow-up: at least 12 months or until death
Outcome measures:
|
In patients with amyotrophic lateral sclerosis without severe bulbar dysfunction, NIV improves survival with maintenance of, and improvement in, quality of life. The survival benefit from NIV in this group is much greater than that from currently available neuroprotective therapy. In patients with severe bulbar impairment, NIV improves sleep-related symptoms, but is unlikely to confer a large survival advantage. |
|
Jacobs, 2016 |
Country: USA
Type of study: RCT |
Type of patients: Eligible participants were 18 years of age or older and diagnosed with probable or definite ALS by El Escorial criteria. Exclusion criteria were forced vital capacity (FVC),50% predicted, current involvement in a clinical treatment trial, previous or current use of positive pressure ventilation equipment (as this could unmask participants), oxygen therapy, previous pneumothorax, and bullous emphysema.
N in analysis: n=54 (active NIV: n=28, sham NIV: n=26)
Age and gender: Active NIV: median age 57.5, 15 male Sham NIV: median age 61, 14 male |
Intervention: Patients with ALS were randomized to receive either sham NIV or active NIV and underwent active surveillance approximately every 3 months until they reached a forced vital capacity (FVC),50% or required NIV for clinical symptom management.
Outcome measures:
|
While our study was not powered to detect differences in clinical outcome by treatment group, better respiratory function outcomes in the active NIV group were suggested, specifically with a significant attenuation of the monthly decline in FVC% for the active NIV group compared to sham NIV group. |
|
Tabel 3 Resultaten van RCT
Study |
Relevant results |
Bourke, 2006 |
NIV improved TiMCS, Tisym, _MCS, _sym, and survival in all patients and in the subgroup with better bulbar function (n=20). This subgroup showed improvement in several measures of quality of life and a median survival benefit of 205 days (p=0·006) with maintained quality of life for most of this period. NIV improved some quality-of-life indices in those with poor bulbar function, including _sym (p=0·018), but conferred no survival benefit. |
Jacobs, 2016 |
The mean NIV use was 2.0 hours (95% confidence interval [CI] 1.1–3.0) per day in the sham NIV treatment group and 3.3 hours (CI 2.0–4.6) per day in the active NIV group, which did not differ by treatment group (p 5 0.347). The majority of sham NIV participants (88%) and active NIV participants (73%) reported only mild or no problem with NIV use. Difference of change in FVC through the treatment period by group (0.44 per month) favored active NIV (p 5 0.049). Survival and changes in maximal inspiratory or expiratory pressure did not differ between treatment groups. |
Prospectief observationeel onderzoek
Er zijn vijf studies geïncludeerd. Voorwaarde voor inclusie is dat er een vergelijking gemaakt kan worden tussen een groep patiënten met NIV en een groep zonder NIV.
Tabel 4 Karakteristieken van geïncludeerde prospectieve observationele studies
Study reference |
Study characteristics |
Patient characteristics |
Measures |
Conclusion
|
Comments |
Pinto, 1995 |
Country: Portugal
Type of study: non-randomised prospective observational study |
Type of patients: ALS bulbar patients
N in analysis: 20 (2 were excluded in a later stage) (I: 10 palliative management, II: 10 Bipap support)
Age and gender: 11 males and 9 females age ranged from 51-69 years (mean age 57 years). |
Intervention: 20 ALS consecutive patients with bulbar features and with definite or probable disease according to El Escorial criteria. After the onset of abnormalities in diurnal gas exchanges:
Outcome measures: Survival |
In spite of the small number of patients, preliminary results strongly support the importance of BIPAP in ALS patients, though further studies must go on in order to optimize the best time for introducing Bipap. |
|
Mustfa, 2006 |
Country: UK
Type of study: Prospective observational study |
Type of patients: patients with clinical and electrophysiologic evidence fulfilling El Escorial criteria for definite, probable, or possible ALS
N in analysis: Twenty-six were established on NIV, 13 declined or could not tolerate NIV (untreated group). 15 patients without respiratory muscle weakness (RMW) but with similar ALS severity and age were studied in parallel (control) Age and gender: The mean age and range
|
Intervention: Criteria for NIV were symptoms characteristic of severe RMW, such as orthopnea, unrefreshing sleep, daytime somnolence, and reduced appetite
Outcome measures:
|
Noninvasive ventilation (NIV) improves QoL despite ALS progression. NIV has no impact on most aspects of caregiver QoL and does not significantly increase caregiver burden or stress. |
Comparison between NIV patients (n=13) and no RMW patients (n=15). No comparison between NIV and group that refused/not tolerated NIV |
Sancho, 2017 |
Country: Spain
Type of study: prospective observational |
Type of patients: patients diagnosed with definitive or probable ALS were included, according to the revised El Escorial criteria, in whom NIV was initiated. Those patients who refused NIV were taken as the control group.
N in analysis: 140 (120 NIV, 20 controls
Age and gender: Age NIV: 64.05±9.11 No NIV: 66.05±10.27 Males/females NIV:56/64 No NIV: 6/14
|
Intervention: NIV was indicated in the presence of any of the following criteria: presence of hypoventilation symptoms (dyspnoea, orthopnoea, fatigue, morning headache, daytime hypersomnolence and decreased cognitive function), arterial carbon dioxide tension (PaCO2) >45 mmHg, time spent with oxygen saturation measured by pulse oximetry (SpO2) <90% at night (%sleepSpO2<90) being >5% and forced vital capacity <50% of predicted.
Outcome measures:
|
The findings of the present study show that volume-cycled NIV prolongs survival not only in ALS patients with no or moderate bulbar dysfunction, but also in some with severe bulbar impairment, demonstrating the usefulness of these procedures if the relevant expertise is available. |
|
Lyall, 2001 |
Country: UK
Type of study: prospective observational |
Type of patients: patients with ALS with symptoms of sleep-disordered breathing (daytime somnolence, poor appetite, morning headache, orthopnea, and dyspnea) in whom investigations had established the presence of respiratory muscle weakness, hypoventilation, and sleep-disordered breathing. Control subjects were patients with ALS identified as having normal diaphragm function. Control subjects were selected if they had similar levels of generalized disability but no evidence of sleep-disordered breathing
N in analysis: NIPPV group: n=16, control: n=11
Age and gender: NIPPV: 61.3 (SD, 6.8) years, control group: 61.2 (7.6) years. NIPPV: 2 women, control: 1 women
|
Intervention: Patients initially used ventilation at night, but as respiratory muscle strength declined it was used to treat daytime dyspnea, with several patients eventually requiring continuous ventilation.
Outcome measures:
|
Noninvasive positive pressure ventilation improved scores in the “Vitality” domain by as much as 25%, for periods of up to 15 months, despite disease progression. Noninvasive positive pressure ventilation did not cause reduced quality of life, as any fall in scores in the ventilated group were comparable to those seen in a control group. In conclusion, noninvasive positive pressure ventilation enhances quality of life when used to treat sleep-disordered breathing in patients with ALS. |
Control group not comparable with NIPPV group in sleep-disordered breathing |
Newsom-Davies, 2001 |
Country: UK
Type of study: prospective observational |
Type of patients: The NIPPV group consisted of nine patients with a diagnosis of possible, probable, or definite ALS, as defined by the El Escorial criteria, and evidence of hypoventilation and sleep disturbance. control group: patients with ALS without any evidence of respiratory difficulty or sleep disturbance
N in analysis: NIPPV: n=9, control: n=10
Age and gender: NIPPV: 61.11 (7.83), control: 61.90 (6.97) NIPPV: 0 women, control: 3 women |
Intervention: 6 weeks NIPPV during the night
Outcome measures:
|
Nocturnal hypoventilation and sleep disturbance may cause cognitive dysfunction in ALS. These deficits may be partially improved by NIPPV over a 6-week period. |
Control group no respiratory difficulty |
Retrospectief onderzoek
Er zijn twaalf retrospectieve studies die het verschil tussen ALS patiënten met en zonder NIV beschrijven, geïncludeerd. Voorwaarde voor inclusie was dat de studie een NIV groep en een groep zonder NIV beschreef.
Tabel 6 Karakteristieken van geïncludeerde retrospectieve studies
Study reference |
Study characteristics |
Patient characteristics |
Measures |
Conclusion
|
Comments |
Chio, 2011 |
Country: Italy
Type of study: registry
|
Type of patients: ALS incident cases in two Italian regions
N in analysis: 1260 cases NIV: 259 No NIV: 1001
Age and gender: 687 men and 573 women, mean age: 64.9 years (SD 11.2; range 20-90) |
Intervention: In 1995, criteria for the prescription of NIV were presence of respiratory signs and symptoms (dyspnoea at rest or during exertion, orthopnoea, morning headache, disturbed sleep, daytime hypersomnolence, weak cough) and/or vital capacity <50% or 1 l and/or arterial blood gas analysis showing morning pCO2 ³45 mm Hg (6 kPa).11 In 1999, we also considered nocturnal oxygen desaturation for more than 5 consecutive minutes. It should be noted that during the first 5 years of the study, only three hospitals in Piemonte had services for NIV. Each neurologist in the region could refer his/her patients to these services. After 2000, a regional network for NIV was implemented, and more than 10 centres for NIV were established.
Outcome measures:
|
In an epidemiological setting, NIV represents an increasingly utilised option for the treatment of respiratory disturbances in ALS and has favourable effects on survival, in particular among patients followed by tertiary ALS centres. Sociocultural factors, such as age, gender and marital status, strongly influence the probability of undergoing NIV. Efforts should be made to remove these obstacles in order to spread the use of NIV in all ALS patients with respiratory failure. |
There are different reasons for not using NIV in control group (depends on center, criteria, etc)
Difference between respiratory insuffiency between cases and controls not known |
Burkhardt, 2017 |
Country: Switzerland
Type of study: retrospective |
Type of patients: deceased ALS patients
N in analysis: 71 (33 NIV-, 38 NIV+)
Age and gender: NIV- 64.4 yrs NIV+ 61.3 yrs |
Intervention: The indication for initiation of NIV was, as recommended by the guidelines based on clinical signs of respiratory insufficiency in combination with respiratory parameters (forced vital capacity and sniff nasal pressure) with subsequent, nocturnal polysomnography
Outcome measures: survival
|
The use of NIV and PEG prolongs survival in ALS. |
|
Dreyer, 2013 |
Country: Denmark
Type of study: retrospective single-centre study |
Type of patients: all patients in whom ALS had been diagnosed according to standard criteria and who were referred to Respiratory Centre West (west Denmark)
N in analysis: 409 patients were included in the study, divided into four groups: 1) no treatment (n=146); 2) treatment with non-invasive HMV (n=173); 3) treatment with non-invasive HMV followed by invasive HMV by tracheostomy (n=69); and 4) treatment with invasive HMV by tracheostomy (n=21).
Age and gender: 164 females and 245 males with an average age of 62.0 (range 23 – 97) years |
Intervention: The criteria for HMV were presence of respiratory signs and symptoms and/or vital capacity < 50% and/or morning pCO2 ³ 45 mmHg (6 kPa) and/or nocturnal oxygen desaturation for more than 5 consecutive min.
Outcome measures:
|
Non-invasive HMV followed by invasive HMV is a possible treatment of respiratory symptoms in ALS and has a significant effect on survival. |
Also effect of invasive ventilation was studied |
Hirose, 2018 |
Country: Japan
Type of study: retrospective |
Type of patients: patients followed at the Osaka Medical College Hospital
N in analysis: 197 in total, 114 from year 2000 59 of 114 patients used NIV
Age and gender: -
|
Intervention: Since 2000, NIV therapy has been offered to all participants who presented clear evidence of respiratory muscle involvement related to hypoventilation with at least 1 criterion (pCO2 ≥45 mm Hg, dyspnea at night, or %FVC <50). All patients were followed until death from natural causes or at the time of TIV (first end point), death following NIV, at the time when NIV was transitioned to TIV (second end point), or at death following TIV (third end point).
Outcome measures:
|
This study confirmed a positive survival effect with NIV, which was less effective in patients with bulbar dysfunction. |
|
Sanjuan-Lopez, 2017 |
Country: Spain
Type of study: retrospective |
Type of patients: Patients with a definitive or probable diagnosis of ALS determined by a neurologist according to the revised El Escorial criteria were included.
N in analysis: 114 43 NIV (37 only NIV) 7 IV (6 of them first NIV)
Age and gender: 57 (50%) men and 57 (50%) women 67.3±10.8 years |
Intervention: After respiratory assessment by the treating pulmonologist, all patients with respiratory failure, according to established criteria, were offered a mechanical ventilation device.
Outcome measures:
|
Long-term mechanical ventilation prolongs survival in ALS. |
Also effect of invasive ventilation was studied |
Siirala, 2013 |
Country: Finland
Type of study: retrospective |
Type of patients: patients fulfilling the El Escorial World Federation criteria for probable or definitive ALS
N in analysis: 84 Group 1 (£ 65): 23 NIV, 19 no NIV Group 2 (> 65): 18 NIV, 24 no NIV
Age and gender: Group 1 (male/female): NIV 10/13, no NIV 10/9 Median age 59 years (range 49 – 65)
Group 2 (male/female): NIV 9/9, no NIV 8/16 Median age 76 years (66 – 85) |
Intervention: NIV and other palliative treatments were offered to all the patients. 84 patients were included and retrospectively divided into two groups based on their age at the time of the diagnosis: Group 1 (age ≤ 65 years) and Group 2 (age > 65 years). Both groups were then subdivided further based on patients´ ability to tolerate the NIV. These were designated as the NIV Group and the Conventional Group
Outcome measures:
|
This retrospective study found that NIV use was associated with improved survival outcomes in ALS patients older than 65 years. |
|
Zamietra, 2011 |
Country: USA
Type of study: retrospective |
Type of patients: patients seen at a multidisciplinary ALS clinic between July 2008 and December 2010 with clinically definite, probable, probable laboratory supported, or possible ALS who had received NIPPV or PEG and in whom QoL assessments and measures of physical function were obtained at the last routine ALS clinic visit prior to intervention (pre-intervention assessment), and for two consecutive visits post-intervention (post-intervention 1 and 2 assessments).
N in analysis: 22 patients: 6 in the NIPPV group, 11 in the PEG group, and 5 in the NIPPV/PEG group
Age and gender: N=12 male 58.9 ± 12.7, |
Intervention: Patients were divided into three groups: 1) NIPPV alone; 2) PEG alone; 3) NIPPV and PEG during the time-interval between the pre-intervention and post-intervention 1 assessments
Outcome measures:
|
In conclusion, overall QoL in ALS does not appear to change after NIPPV or PEG. This may reflect the impact of non-health-related factors or may be due to a response shift. |
|
Berlowitz, 2016 |
Country: Australia
Type of study: retrospective analysis |
Type of patients: Data from all patients with ALS/MND included in the Bethlehem Hospital ALS/MND database between 1991 and 2011 were included.
N in analysis: n=929 NIV: 219 No NIV 711
Age and gender: NIV: 58.3 ±11.5, % male 71.7 No NIV: 64.0 ±11.9, % male 52.8 |
Intervention: Patients were categorised into four clinical phenotypes (ALS, flail arm, flail leg and PLS) according to site of presenting symptom and the pattern of upper versus LMN involvement. NIV was not routinely prescribed until 2002. After 1999, criteria for offering NIV initiation followed the recommendations by the American Academy of Neurology ALS Practice Parameter. If the team determines that ventilation is not required at the time of referral, patients are reviewed and offered ventilation when indicated.
Outcome measures:
|
These data confirm that NIV improves survival in MND/ALS. The overall magnitude of benefit is 13 months and was largest in those with ALS-bulbar disease. |
Bulbar subgroup |
Cedarbaum, 2001 |
Country: USA
Type of study: retrospective analysis |
Type of patients: 387 placebo patients in a Phase III trial of r-metHuBDNF were followed for 9 months.
N in analysis: MV 35 (28 bipap, 7 TIV) No MV: 352
Age and gender: ?
|
Intervention: Data pertaining to ventilatory support were not a prospectively defined end-point for the trial. To generate the data used for this analysis, information captured on adverse event and health resource utilization case report forms was combined retrospectively after the end of the trial.
Outcome measures:
|
Of the 9% of placebo patients who received MV, BiPAP patients were more rapidly progressing than non-BIPAP patients, and showed a greater eventual mortality rate. |
There is no (randomized) control group of patients with similar baseline characteristics, large difference in baseline FVC
|
Kleopa, 1999 |
Country: USA
Type of study: retrospective analysis |
Type of patients: Patients diagnosed with ALS according to the El Escorial criteria who were followed in the ALS Clinical Center at Hahnemann University Hospital between 1993 and 1997. The patients were divided retrospectively into three groups: Group 1 accepted Bipap and was able to tolerate it well, using it 4 or more h per day. Group 2 also accepted Bipap but did not tolerate it well and used it less than 4 h per day. Finally, Group 3 refused to try Bipap.
N in analysis: group 1: n=38, group 2: n=32, group 3: n=52
Age and gender: 62.2±11.8, male=52, female=70
Pulmonary function at baseline comparable
|
Intervention: Bipap was offered to all patients in our clinic when they presented with symptoms of respiratory insufficiency when their FVC dropped below 50% of predicted, or if their FVC dropped more than 15% within a three month period
Outcome measures:
|
We conclude that Bipap can significantly prolong survival and slow the decline of FVC in ALS. Our results suggest that all patients with ALS be offered Bipap when their FVC drops below 50%, at the onset of dyspnea, or when a rapid drop in %FVC is noted. |
Bulbar subgroup |
Shoesmith, 2007 |
Country: Canada
Type of study: Retrospective analysis |
Type of patients: ALS patients with respiratory onset
N in analysis: n=21 (NIPPV: n=9, no NIPPV: n=13)
Age and gender: mean: 65.7±7.1. 16 men, 5 women |
Intervention: NIPPV in the form of bilevel NIPPV
Outcome measures:
|
Non-invasive positive pressure ventilation (NIPPV) significantly improved survival compared with those who did not use NIPPV. |
Effect of NIPPV was not the primary aim of the study |
Carratu, 2009 |
Country: Italy
Type of study: retrospective analysis |
Type of patients: Twenty-eight patients presented a FVC < 75% and nocturnal respiratory insufficiency at polysomnography, requiring NPPV. Sixteen were treated with NPPV, while twelve refused or were intolerant to NPPV.
N in analysis: n=28 NIV: 16, no NIV: 12
Age and gender: NIV: age 55.93 (5.09), male: 9 No NIV: 57.54 (6.54), male 7 |
Intervention: Patients were instructed to use noninvasive positive-pressure ventilation nightly as tolerated and as necessary in the daytime, according to previous reports. Tolerance was defined as the ability to sleep nightly while receiving noninvasive positive-pressure ventilation for at least 4 consecutive hours.
Outcome measures:
|
This report demonstrates that early treatment with NPPV prolongs survival and reduces decline of FVC% in ALS |
|
Zoekstrategie PICO B
Tabel 1 Zoekstrategie (19-11-2019)
P |
# |
Gecontroleerde zoektermen |
A |
|
"amyotrophic lateral sclerosis"[MeSH Terms] |
B |
32277 |
"amyotrophic lateral sclerosis"[MeSH Terms] OR ("amyotrophic"[All Fields] AND "lateral"[All Fields] AND "sclerosis"[All Fields]) OR "amyotrophic lateral sclerosis"[All Fields] OR ALS[All Fields] OR "progressive spinal muscular atrophy"[All Fields] OR "Motorneuron disease"[All Fields] |
|
|
|
I |
|
|
|
|
"noninvasive ventilation"[MeSH Terms] |
C |
9076 |
"noninvasive ventilation"[MeSH Terms] OR ("noninvasive"[All Fields] AND "ventilation"[All Fields]) OR "noninvasive ventilation"[All Fields] OR "non-invasive ventilation"[All Fields] OR "non invasive ventilation"[All Fields] OR "noninvasive ventilations"[All Fields] OR "non-invasive ventilations"[All Fields] OR "non invasive ventilations"[All Fields] OR "Ventilation, Noninvasive"[All Fields] OR "Ventilation, Non-invasive"[All Fields] OR "Ventilation, Non invasive"[All Fields] OR "noninvasive ventilatory support"[All Fields] OR "non-invasive ventilatory support"[All Fields] OR "non invasive ventilatory support"[All Fields] OR "home mechanical ventilation"[All Fields] OR "nocturnal ventilation"[All Fields] OR "non-invasive positive pressure ventilation"[All Fields] OR "noninvasive positive pressure ventilation"[All Fields] OR "non invasive positive pressure ventilation"[All Fields] |
D |
|
Initiation OR Adaptation OR implementation OR early |
PICO |
|
|
b+c |
490* |
|
* 1 referentie bleek dubbel in het cohort te zitten. Dit maakt het totaal 489.
Zoeken en selecteren (methode)
Er is in eerste instantie gezocht naar MeSH terms. Hieraan toegevoegd zijn termen die in artikelen voorkwamen. Er is besloten om breed te zoeken. Zoektermen die meegenomen zijn in de zoekstrategie zijn daarom alleen zoektermen behorende bij de P en bij de I (zie tabel 1).
De zoekstrategie heeft in Pubmed 490 treffers opgeleverd. Vervolgens is in de Cochrane database nog gezocht naar systematische reviews. Tevens is handmatig gezocht naar relevante publicaties die voorkwamen in review artikelen. Dit leverde twee extra treffers op (Pinto, 1995, Cedarbaum, 2001).
In de 490 studies zat een Cochrane Systematic Review, die twee keer geüpdatet is (Radunovic, 2009, 2013, 2017).
Daarnaast is gezocht in referentielijsten van reviewartikelen.
Om geïncludeerd te worden moesten artikelen aan de volgende voorwaarden voldoen:
- studies naar ALS (geen andere spierziekten)
- vergelijking tussen cases en controles (vroege NIV versus late NIV).
- artikelen in het Engels
Resultaten
Van de zeven studies die zijn geïncludeerd, is één studie een gerandomiseerde trial en de overige vijf studies een observationeel onderzoek. Twee studies zijn prospectieve observationele studies en drie studies zijn retrospectieve studies. De studie van Terzano is niet meegenomen in de GRADE-beoordeling omdat in deze studie niet naar de overleving of kwaliteit van leven is gekeken. De studie van Khamankar is uitgesloten van de GRADE-beoordeling omdat er geen vergelijking is gemaakt tussen “vroege” en “late” beademing, maar op basis van 10% FVC intervallen (50%, 60%, 70% etc).
Tabel 2 geeft een overzicht van de risk of bias van de verschillende studies per type studie en type patiënt. In tabel 3 wordt de kwaliteit van de artikelen beoordeeld volgens het GRADE-principe.
Tabel 2A: Risk of bias table – RCT – vroege NIV/late NIV
|
allocation concealment (selection bias) |
blinding (performance bias and detection bias) |
incomplete outcome data (attrition bias) |
selective reporting (reporting bias) |
Jackson, 2001 |
Low risk |
Low risk |
High risk |
Low risk |
Tabel 2B: Risk of bias table – observationele studies – vroege NIV/late NIV
|
Failure to apply appropriate eligibility criteria |
Flawed measurement of exposure and outcome |
Failure to control for confounding |
Incomplete follow-up |
Pinto, 2003 |
Not clear |
Low risk |
Low risk |
Low risk |
Terzano, 2015 |
Low risk |
Low risk |
High risk |
Low risk |
Khamankar, 2018 |
Low risk |
Low risk |
Low risk |
Low risk |
Lechtzin, 2007 |
Low risk |
Low risk |
Low risk |
Low risk |
Vitacca, 2017 |
Not clear |
Low risk |
Low risk |
Low risk |
Tabel 3: Quality assessment (GRADE) voor studies naar het verschil van vroeg of laten starten met NIV op overlevingsduur en kwaliteit van leven bij ALS patiënten
Quality assessment |
No. of patients |
|
||||||
No of studies |
Design |
Risk of bias |
Inconsistency |
Indirectness |
Imprecision
|
NIV |
No NIV |
Quality |
Survival |
||||||||
3 |
OBS |
Not serious |
Not serious |
Not Serious |
Serious |
114 |
214 |
Å¡¡¡ |
Quality of life |
||||||||
1 |
RCT |
Serious1 |
Not serious |
Not serious |
Serious2 |
7 |
6 |
ÅÅ¡¡ |
RCT: Randomized controlled trial
OBS: Observational study
- Incomplete data
- Small sample
Gerandomiseerd onderzoek
Tabel 2 RCT naar het verschil in tijdstip van starten NIV op overlevingsduur en kwaliteit van leven bij ALS patiënten
Study reference |
Study characteristics |
Patient characteristics |
Measures |
Conclusion
|
Comments |
Jackson, 2001 |
Country:
Type of study: RCT |
Type of patients: Patients recruited from ALS centers
N in analysis: 7 participants with ALS in early NIPPV group and 6 participants in late NIPPV group
Age and gender: not provided |
Intervention: Early NIPPV (FVC 70% to 100%) and late (“standard of care”) NIPPV (FVC < 50%)
Outcome measures:
Follow-up: 3 months |
Our data suggest that initiation of NPPV earlier than our current standard of care may result in improved quality of life. |
Incomplete data, so no results on survival |
Tabel 3 Resultaten van RCT’s
Study |
Relevant results |
Jackson, 2001 |
Seven patients randomized to Group 1 have been initiated on NPPV and all have remained compliant with treatment (defined as use >4r24 h day). Six of these patients have returned for their 3-month post-randomization visit. Five out of six patients showed an increase in the “vitality” subscale of the SF-36 (mean before 10.7 vs. after 13.0, p=0.071) and 3/6 patients reported fewer respiratory symptoms. Five of the six patients randomized to NPPV showed improvement in their pulmonary symptomscore (mean before 72.7 vs. after 80.8, p=0.04). There was no significant improvement in the ALSFRS-R or the SAQLI 3 months following treatment with NPPV. |
Prospectief observationeel onderzoek
Tabel 4 Prospectief onderzoek naar het verschil in tijdstip van starten NIV op overlevingsduur en kwaliteit van leven bij ALS patiënten
Study reference |
Study characteristics |
Patient characteristics |
Measures |
Conclusion
|
Comments |
Pinto, 2003 |
Country: Portugal
Type of study: prospective observational study |
Type of patients: Group 1 (historical control group): ALS patients, in whom we used NIV after detecting early signs of diurnal respiratory insufficiency (RI). Group 2: ALS patients, for whom we started NIV after detecting more than 15 periods of nocturnal desaturation/hour by NPO.
N in analysis: n=42 Group 1: n=24 Group 2: n=18
Age and gender: Group 1: 60±13 years, 10 bulbar onset forms. Group 2: 56±11 years, 8 bulbar onset forms
|
Intervention: Patients were classified as Group 1 if on follow-up they were introduced to NIV after showing partial or global signs of RI (PaO2<80mmHg, with or without PaCO2>45 mmHg). Group 2 started NIV after detecting more than 15 periods of nocturnal desaturation/hour by NPO.
Outcome measures:
|
Total survival and survival with NIV were longer in Group 2, supporting the hypothesis that when NIV is prescribed before diurnal respiratory insufficiency develops, survival is increased. |
|
Terzano, 2015 |
Country: Italy
Type of study: prospective observational study |
Type of patients: Group A: patients who started NIV from Time 0. Group B: patients who refused NIV at Time 0 and subsequently started with the worsening of symptoms and signs.
N in analysis: 36 patients, 20 patients in the Group A and 16 in the Group B.
Age and gender: 17 women and 29 men, mean age 63.7 ± 10.4 years
|
Intervention: 4 month intervention period
Outcome measures:
|
Our study highlights the importance of noninvasive mechanical ventilation as a treatment for ALS patients and also shows the early start of NIV as an important approach in order to postpone the functional decline and the decrease of respiratory muscle strength. |
|
Retrospectief onderzoek
Tabel 6 Retrospectief onderzoek naar het verschil in tijdstip van starten NIV op overlevingsduur en kwaliteit van leven bij ALS patiënten
Study reference |
Study characteristics |
Patient characteristics |
Measures |
Conclusion
|
Comments |
Khamankar, 2018 |
Country: UK
Type of study: retrospective analysis |
Type of patients: patients seen at a tertiary ALS specialty clinic. Only deceased ALS patients with complete clinic and Bi-PAP treatment records for all visits were included.
N in analysis: 474 patients (403 Bi-PAP users, 71 nonusers)
Age and gender: <55 years 32.11% 55–65 years 29.91% >65 years (37.98%
Male 59.62% Female 40.38%
|
Intervention: Survival duration (time elapsed from baseline onset until death) is compared on the basis of Bi-PAP initiation threshold (FVC %predict); daily Bi-PAP usage protocol (hours/day); daily cough assist usage (users or non-users); ALS onset type; ALSFRS-R score; and time elapsed from baseline onset until Bi-PAP initiation, using Kruskal-Wallis one-way analysis of variance and Kaplan Meier.
Outcome measures:
|
The “optimized” NIV protocol (Bi-PAP initiation while FVC %predict ³80, Bi-PAP usage >8 h/day, daily cough assist usage) has a 30.8 month survival median, which is double that of a “standard” NIV protocol (initiation FVC %predict <50, usage >4 h/day, no cough assist). Earlier access to Bi-PAP and cough assist, prior to precipitous respiratory decline, is needed to maximize NIV synergy and associative survival benefit. |
|
Lechtzin, 2007 |
Country: USA
Type of study: retrospective analysis |
Type of patients: adults with probable to definite ALS, diagnosed between 1998 and 2005. It was approved by the institutional review board. Entry into the study was limited to patients who used NPPV for at least four hours per 24-h period, and had spirometry performed within three months of the time NPPV was prescribed.
N in analysis: early group: n=25 Standard group: n=67
Age and gender: Age Early: 59.4±2.7 Age Standard: 63.2±1.1 % Male Early: 64.0 % Male standard: 56.7 |
Intervention: comparing survival from time of diagnosis in subjects who started NPPV use when their FVC was >65% predicted (Early NPPV) with subjects who started NPPV when their FVC was below 65% predicted (Standard NPPV). The Early group (n=25) and the Standard group (n=67) were similar except for pulmonary function (mean FVC in Early NPPV group=74.3±10.1% predicted and 48.3±11.3 in Standard group, p<0.001)
Outcome measures:
|
Until more definitive data are available from randomized trials, our findings suggest that clinicians either encourage earlier use of NPPV or use more sensitive tests for respiratory muscle impairment than upright FVC. |
|
Vitacca, 2017 |
Country: Italy
Type of study: retrospective analysis (and post hoc analysis) |
Type of patients: study conducted on an institutional database derived from medical charts of ALS patients admitted to three Italian facilities, ICS Maugeri Lumezzane (Brescia), Don Gnocchi Foundation IRCCS - Onlus (Milano) and NEMO Clinical Centre (Milano), in the period 2008–2013.
N in analysis: 2017: Later group: n=129, very early group: n=65
Age and gender: Later group: 64.66 ± 11.33 Very early group: 62.62 ± 11.34
|
Intervention: 194 ALS patients, divided into a later group (LG) with FVC <80% at NIV prescription and a very early group (VEG) with FVC ≥80% at NIV prescription. Clinical and respiratory functional data and time free to death between groups over a 3-year follow-up were compared.
Outcome measures:
|
Very early NIV prescription prolongs the free time from diagnosis to death in NB ALS patients whilst tracheotomy reduces the mortality risk in all patients. |
Also results on the effect of tracheotomy (At 3-year follow-up, tracheotomy was needed in 23.1% (15/65) of VEG vs. 41.9% (54/129) of LG (P = 0.009) patients.) |
Tabel 7 Resultaten van retrospectief onderzoek
Study |
Relevant results |
Khamankar, 2018 |
Bi-PAP users’ median survival (21.03 months, IQR = 23.97, N = 403) is significantly longer (p < 0.001) than non-users (13.84 months, IQR = 11.97, N = 71). Survival consistently increases (p < 0.01) with FVC % predict Bi-PAP initiation threshold: <50% (20.3 months); ³50% (23.60 months); ³80% (25.36 months). Bi-PAP usage >8 hours/day (23.20 months) or any daily Bi-PAP usage with cough assist (25.73 months) significantly (p < 0.001) extends survival compared to Bi-PAP alone (15.0 months). Cough assist without Bi-PAP has insignificant impact (14.17 months) over no intervention (13.68 months). Except for bulbar onset Bi-PAP users, higher ALSFRS-R total scores at Bi-PAP initiation significantly correlate with higher initiation FVC %predict and longer survival duration. Time elapsed since ALS onset is not a good predictor of when NIV should be initiated. |
Lechtzin, 2007 |
The median time from ALS diagnosis to death was significantly longer in the Early NPPV group (2.7 years vs. 1.8 years, p=0.045). This remained significant after adjustment for potential confounding factors (H.R.=0.55, 95% CI 0.31–0.98). Survival from time of diagnosis was nearly one year longer in the Early group. |
Vitacca, 2017 |
At 36 months from diagnosis, mortality was 35% for the VEG versus 52.7% for the LG (P = 0.022). Kaplan-Meier survival curves adjusted for tracheotomy showed a lower probability of death (P = 0.001) for the VEG as a whole (P = 0.001) and for the non-bulbar (NB) subgroup (P = 0.007). Very early NIV was protective of survival for all patients [hazard ratio (HR) 0.45; 95% confidence interval (CI) 0.28–0.74; P = 0.001] and for the NB subgroup (HR 0.43; 95% CI 0.23–0.79; P = 0.007), whilst a tracheotomy was protective for all patients (HR 0.27; 95% CI 0.15–0.50; P = 0.000) and both NB (HR 0.26; 95% CI 0.12–0.56; P = 0.001) and bulbar subgroups (HR 0.29; 95% CI 0.11–0.77; P = 0.013). Survival in VEG patients on NIV without tracheotomy was three times that for the LG (43.1% vs. 14.7%). |
Verantwoording
Autorisatiedatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 08-07-2021
Laatst geautoriseerd : 08-07-2021
Geplande herbeoordeling : 01-01-2027
Algemene gegevens
De Nederlandse Vereniging voor Neurologie (NVN) heeft de modules 'Verwijzen en indicatie stellen' en 'Instellen op chronische beademing' geautoriseerd
De ontwikkeling van deze richtlijn is verricht door de inzet van het VSCA-bestuur samen met veel betrokken artsen, verpleegkundigen en patiënten. Zij werden ondersteund door het bureau van de VSCA en de Onderzoekerij. De richtlijn is gefinancierd uit de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS) en door de VSCA.
Met ondersteuning van:
- De Onderzoekerij
- Bureau Vereniging Samenwerkingsverband Chronische Ademhalingsondersteuning
Financiering
De richtlijnontwikkeling werd gefinancierd uit de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS) en de Vereniging Samenwerkingsverband Chronische Ademhalingsondersteuning.
SKMS heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodules.
Doel en doelgroep
Doel
In de afgelopen jaren is er veel veranderd in de zorg in zijn algemeenheid en de zorg voor chronisch beademde patiënten in het bijzonder. Er zijn indicatiegebieden bij gekomen (COPD, complex slaapapnoe) en voor de verschillende bestaande indicatiegebieden is er meer wetenschappelijke onderbouwing gekomen. Daarom was er behoefte aan de doorontwikkeling van de huidige veldnorm.
In de jaren na publicatie van de veldnorm zijn er allerlei nieuwe eisen gesteld aan de ontwikkeling van richtlijnen in de zorg, waaronder een grotere betrokkenheid van het patiëntenperspectief. De term veldnorm wordt ook niet meer gebruikt.
Deze nieuwe richtlijn chronische beademing heeft tot doel de zorg rond de chronisch beademde patiënt verder te optimaliseren zodat er een effectieve en veilige behandeling gewaarborgd kan blijven. Dit kan worden bereikt door tijdige en accurate doorverwijzing en diagnostiek, tijdig en adequaat onderzoek en instelling op chronische beademing, een op de individuele patiënt afgestemde begeleiding en een optimaal georganiseerd zorgnetwerk.
Om de zorg uitvoerbaar te houden zijn er ook klassieke indicaties die de CTB’s op termijn moeten afschalen. Dat betekent dat die mensen niet uitsluitend en elke keer door een CTB gezien hoeven te worden, of wellicht geheel niet. Deels zal de wetenschappelijke onderbouwing hiervoor nog geleverd moeten worden door de CTB’s. Belangrijke extra voorwaarde voor minderen is wel dat hier een goed landelijk dekkend systeem samen met perifere centra zal moeten worden gerealiseerd.
Deze indicaties voor afschalen of niet doen zijn:
- Slaapapneu, zowel centraal als obstructief
- Obesitas hypoventilatie syndroom (onderdeel van de thoraxwandoeningen).
De CTB’s zijn in gesprek met de werkgroep SAS (Sectie Ademhalingsstoornissen tijdens de slaap) van de NVALT om hier voor de toekomst bestendige afspraken over te maken.
De aanbevelingen zijn gebaseerd op een zorgvuldige weging van de laatste wetenschappelijke inzichten, expert opinion en patiëntenvoorkeuren. De richtlijn ondersteunt zorgprofessionals in hun klinische besluitvorming en biedt transparantie naar patiënten en derden. De richtlijn heeft niet tot doel het hele zorgproces omvattend te beschrijven.
Deze richtlijn is ontwikkeld in samenwerking met de vele betrokken partijen. Dit gezamenlijk ontwikkelen van een norm voor het veld zal hopelijk weer leiden tot nieuwe samenwerkingen en impulsen tot nog meer gericht wetenschappelijk onderzoek. De implementatie van gezamenlijk gemaakte afspraken versterkt naar verwachting de zorgketen ten behoeve van de chronisch beademde patiënt.
Doelgroep
Deze richtlijn is bedoeld voor alle zorgverleners en zorgorganisaties die permanent of tijdelijk bij de behandeling en begeleiding van patiënten van 18 jaar en ouder met chronische beademing zijn betrokken. Ook voor patiënten met chronische beademing biedt deze richtlijn relevante informatie.
Deze richtlijn vervangt de Veldnorm Chronische Beademing 1.0 (2012).
Na publicatie van deze richtlijn zal er ook een patiëntvriendelijke cliëntenversie ontwikkeld worden.
Het ligt in de bedoeling om aparte onderdelen van deze richtlijn specifiek voor kinderen te ontwikkelen.
Wanneer wordt gesproken over ‘de patiënt’ wordt bedoeld de patiënt of cliënt. Waar ‘hij’ staat kunt u ook hij/zij lezen.
Hier kunt u meer informatie vinden:
Samenstelling werkgroep
Voor het ontwikkelen van de richtlijn is in 2018 een stuurgroep samengesteld onder leiding van een onafhankelijk voorzitter. Vanuit deze stuurgroep zijn vijf multidisciplinaire werkgroepen samengesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met chronische beademing. De leden van de wetenschappelijke verenigingen en van andere organisaties zijn gemandateerd door hun beroepsverenigingen en organisaties. De stuurgroep is verantwoordelijk voor de integrale tekst van de richtlijn.
Stuurgroep
- Dhr. dr. M.A. (Michael) Gaytant, internist, Universitair Medisch Centrum Utrecht, Centrum voor Thuisbeademing, Utrecht (voorzitter), bestuurslid VSCA
- Dhr. prof. dr. P.J. (Peter) Wijkstra, longarts, hoogleraar longziekten en tuberculose in het bijzonder chronische ademhalingsondersteuning, medisch hoofd Centrum voor Thuisbeademing UMC Groningen (mede-voorzitter), bestuurslid VSCA, gemandateerd vanuit de Nederlandse Vereniging van Artsen voor Longziekten en Tuberculose Nederland
- Mw. drs. J.H. (Rineke) Jaspers Focks, revalidatiearts NMA/ ALS, Roessingh centrum voor Revalidatie, Enschede, bestuurslid VSCA (vanaf september 2020)
- Mw. K.S. (Carla) Smedema MMI, manager zorg Santé Partners, bestuurslid VSCA
- Dhr. drs. M.F.TH. (Marcel) Timmen, directeur Spierziekten Nederland, bestuurslid VSCA
- Mw. drs. L.P. (Laura) Verweij, verpleegkundig Specialist chronische beademing bij kinderen WKZ kinder-IC UMC Utrecht, bestuurslid VSCA
- Mw. Em. prof. dr. M. (Marianne) de Visser, neuroloog, Amsterdam UMC, locatie AMC, voorzitter VSCA
- Dhr. P.W. (Peter) van der Vlist, bestuurslid VSCA
- Dhr. ir. R. (Rens) Wientjes, klinisch fysicus, UMC Utrecht
Projectleider
- Mw. I.C. (Inge) Ruys, MBA, beleidsadviseur VSCA
Werkgroepen
- Mw. J. (Jolanda) Bakkers, coördinerend verpleegkundige Verpleeghuis Kalorama, Nijmegen
- Mw. A. (Atty) van Beest, teammanager Zorg en Welzijn, de Viermaster, NAH de Spreng, Hospice, Zorggroep Apeldoorn
- Mw. M. H. (Marleen) den Besten, patiënt en patiëntvertegenwoordiger
- Dhr. drs. W. W. (Weibel) Braunius, KNO-arts Hoofd-Hals Chirurg-Oncoloog, UMC Cancer Center Utrecht, gemandateerd namens Nederlandse Vereniging voor Keel-Neus-Oorheelkunde en Heelkunde van het Hoofd-Halsgebied
- Mw. drs. N. (Naomi) van den Broek, AVG en somnoloog, Kempenhaeghe, gemandateerd namens de Nederlandse Vereniging van Artsen voor Verstandelijk Beperkten
- Dhr. M. (Marc) van Bueren, patiënt en patiëntvertegenwoordiger
- Dhr. D. (Dick) Cochius, patiënt en patiëntvertegenwoordiger
- Dhr. K. (Kees) Cové, Business development manager Ventilation & Respiration Vivisol Ned BV
- Mw. drs. I. (Ina) Diermanse, directeur ADL-assistentie Noord- en OostNederland, Fokus Wonen
- Mw. M. (Monique) Drenthen, senior begeleidster, Interaktcontour, WL De Stuwwal
- Dhr. mr. drs. P.E.J. (Peter) Driessen, patiënt en patiëntvertegenwoordiger
- Dhr. A. (Arno) Elbrecht, Adviseur Mobiliteit RTD Arnhem, onderdeel van Kersten hulpmiddelen
- Dhr. J. (Jan) Elemans, patiënt en patiëntvertegenwoordiger
- Mw. B. (Betsie) Elemans-Schiks, mantelzorgvertegenwoordiger
- Mw. dr. T. (Tessa) Frankena, Productspecialist LG & coördinator medische dienst Siza Arnhem
- Mw. A. (Annette) Groenenberg, verpleegkundig casemanager Emma Thuis team, UMC Amsterdam
- Mw. dr. I.J.M. (Imelda) de Groot, associate professor, (kinder)revalidatiearts, senior onderzoeker revalidatiegeneeskunde, Radboudumc, Nijmegen, (per 1 mei 2021 met pensioen) gemandateerd namens de Nederlandse Vereniging van Revalidatieartsen
- Mw. R. (Rianne) ter Haar-Schoonhoven, verpleegkundige in de wijk Buurtzorg Nederland
- Mw. J.H.(Annelien) Hartman, patiënt en patiëntvertegenwoordiger
- Mw. M. (Martha) van Hattem-Hummel, transferverpleegkundige UMC Utrecht, gemandateerd namens V&VN Transferverpleegkundigen
- Mw. dr. A. (Anda) Hazenberg, verpleegkundig specialist CTB UMC Groningen
- Mw. drs. S.A.H.(Saskia) Manders-Heffener, patiënt en patiëntvertegenwoordiger en Junior onderzoeker, Radboudumc, Department of Pediatrics
- Dhr. drs. M.A.W.(Mark) van Iperen, intensivist Ziekenhuis Gelderse Vallei, gemandateerd namens de Nederlandse Vereniging voor Intensive Care
- Mw. drs. L. (Laura) Joosen, specialist ouderengeneeskunde, Rivas Zorggroep, Gorinchem, gemandateerd namens de Vereniging Specialisten Ouderengeneeskunde
- Dhr. drs. J.L. (Hans) Kemming, longarts UMC Utrecht, staflid Centrum voor Thuisbeademing
- Mw. A. (Anja) Kievit-Pieffers, senior begeleider/verpleegkundige Stichting Interakt Contour, Woonvorm De Stuwwal Zwolle
- Dhr. B. (Berend) Kleiker, mantelzorgvertegenwoordiger
- Mw. H. (Hinke) Kleiker-Wolters, patiënt en patiëntvertegenwoordiger
- Mw. W.H. (Wendy) Klinkhamer, instrumentatietechnicus CTB UMC Utrecht
- Mw. drs. D.B.M. (Danielle) Kock-Cordeiro, longarts thuisbeademing Erasmus MC Rotterdam
- Mw. dr. A.J. (Anneke) van der Kooi, neuroloog Amsterdam UMC, gemandateerd namens de Nederlandse Vereniging voor Neurologie
- Mw. dr. E (Elly) van der Kooi, neuroloog Medisch Centrum Leeuwarden, gemandateerd namens de Nederlandse Vereniging voor Neurologie
- Mw. A. (Anita) Krans, verpleegkundig specialist AGZ, Leliezorggroep en Izer, gemandateerd namens V&VN Verpleegkundig Specialisten – netwerk VS VPH (verpleeghuis)
- Dhr. A. (André) Kroos, senior verpleegkundig consulent Erasmus MC Rotterdam
- Mw. drs. E. (Esther) Kruitwagen-van Reenen, revalidatiearts, UMC Utrecht, gemandateerd namens de Nederlandse Vereniging van Revalidatieartsen
- Dhr. P. (Piet) van Lingen MSc, verpleegkundig specialist CTB UMC Utrecht
- Mw. B. (Betty) Oost, verpleegkundig consulent/kwaliteitsmedewerker CTB, UMC Groningen
- Dhr. J. (Jos) Schulpen, instrumentatietechnicus/Technisch adviseur, CTB Maastricht
- Mw. I.R. (Irma) Sinnema, verpleegkundig specialist CTB UMC Groningen
- Dhr. D. (Dick) van der Sluijs, complexe mobiliteit, Kersten Hulpmiddelen
- Mw. L (Leonie) Terpstra-Durinck, Verpleegkundig adviseur/lid expertiseteam Fokus Wonen
- Mw. drs. N.E.J. (Nicole) Tromp, patiënt en patiëntvertegenwoordiger
- Dhr. J. (Joost) ter Velde, teamleider Siza, projectleider Academy het Dorp
- Mw. M.A.T.M. (Monique) Vial, verpleegkundig consulent CTB UMC Utrecht
- Mw. J. (Jolanda) de Visser-de Jong, IC verpleegkundige/consulent CTB volwassenen, Erasmus MC Rotterdam
- Dhr. J. (Jasper) Volbeda, verkoopadviseur speciale rolstoelaanpassingen Focal Meditech BV
Met medewerking van
- Mw. Em. prof. dr. I.D. (Inez) de Beaufort, Erasmus MC- hoogleraar medische ethiek
- Mw. I. (Ina) van de Streek, verpleegkundig consulent Chronische beademing, CTB, UMC Utrecht
Met ondersteuning van
- Dhr. dr. P (Pieter) Broos, beleidsmedewerker kwaliteit NVALT (tot april 2019)
- Mw. T. (Tessa) Dingelhoff, secretaresse VSCA
- Dhr. dr. J. (Joppe) Tra, beleidsmedewerker kwaliteit NVALT, (vanaf april 2019)
- Mw. dr. A. (Annemarie) Venemans-Jellema, methodoloog, de Onderzoekerij
Belangenverklaringen
De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.
Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van de VSCA.
Werkgroeplid |
Functie |
Nevenfuncties |
Gemelde belangen |
Ondernomen actie |
Bakkers |
Coördinerend verpleegkundige Verpleeghuis Kalorama |
n.v.t. |
Geen |
Geen |
Beaufort, de |
Erasmus MC- hoogleraar medische ethiek |
Raad van Toezicht-HMC ziekenhuis, Ned Ver van Cardiologie. Gezondheidsraad-erelid ZonMV-commissies, mede-initiatiefnemer Ethiek in Richtlijnen |
Geen |
Geen |
Beest, van |
Teammanager bij De Viermaster - NAH en De Spreng - Hospice Zorggroep Apeldoorn |
n.v.t. |
Geen |
Geen |
Besten, den |
Patiënt en patiëntvertegenwoordiger |
n.v.t. |
Geen |
Geen |
Braunius |
KNO-arts Hoofd-Hals Chirurg-Oncoloog |
n.v.t. |
Geen |
Geen |
Broek, van den |
AVG (arts verstandelijk gehandicapten) en somnoloog bij Kempenhaeghe (Centrum voor Epilepsiewoonzorg en Centrum voor Slaapgeneeskunde). |
Betaald:
Onbetaald:
|
Geen |
Geen |
Bueren, van |
Patiënt en patiëntvertegenwoordiger Expert opinion - FSHD type ll |
n.v.t. |
Geen |
Geen |
Cové |
Business Development Manager Ventilation & Respiratory Care Vivisol |
n.v.t. |
Geen |
Besproken- geen deelname aan beslissingen met commerciële invloed
|
Cochius |
Patiënt en patiëntvertegenwoordiger |
Voorzitter Arnhems platform Chronisch Zieken en gehandicapten div. functies E-hockey AMHC Upward Secr st. Orange & Wheels Bondscoach Team NL Powerchairhockey |
Geen |
Geen |
Diermanse |
Directeur ADL-assistentie Noord- en Oost Nederland, Fokus wonen |
n.v.t. |
Geen |
Geen |
Drenthen |
Senior begeleidster, Interaktcontour, WL De Stuwwal |
Betaald:
|
Geen |
Geen |
Driessen |
Patiënt en patiëntvertegenwoordiger |
Onbetaald:
|
Geen |
Geen |
Elbrecht |
Adviseur Mobiliteit RTD Arnhem, onderdeel Kersten hulpmiddelen |
|
Geen |
Besproken- geen deelname bij beslissingen met commerciële invloed |
Elemans |
Patiënt en patiëntvertegenwoordiger |
Vacatiegeld
|
Geen |
Geen |
Elemans-Schiks |
Mantelzorgvertegenwoordiger |
Onbetaald:
|
Geen |
Geen |
Frankena |
Productspecialist LG & coördinator medische dienst Siza Arnhem |
Onbetaald:
|
Geen |
Geen |
Gaytant |
lnternist UMCU, staflid Centrum voor Thuisbeademing Utrecht |
|
Geen |
Geen |
Groenenberg |
Verpleegkundig casemanager Emma Thuis team, UMC Amsterdam |
n.v.t. |
Geen |
Geen |
Groot, de |
Associate professor, (kinder)revalidatiearts, senior onderzoeker revalidatiegeneeskunde, Radboudumc, Nijmegen (gepensioneerd per 1 mei 2021) |
|
Geen |
Geen |
Haar-Schoonhoven, ter |
verpleegkundige in de wijk Buurtzorg Nederland |
Betaald:
|
Geen |
Geen |
Hartman |
Patiënt en patiëntvertegenwoordiger |
Onbetaald:
Beademing |
Geen |
Geen |
Hattem-Hummel, van |
transferverpleegkundige UMC Utrecht |
n.v.t. |
Geen |
Geen |
Hazenberg |
Verpleegkundig specialist Centrum voor Thuisbeademing UMCG |
n.v.t. |
Geen |
Geen |
Iperen, van |
lntensivist, Ziekenhuis Gelderse Vallei
|
|
Geen |
Geen |
Jaspers Focks |
Revalidatiearts NMA/ ALS, Roessingh centrum voor Revalidatie |
Onbetaald: bestuurslid VSCA |
Geen |
Geen |
Joosen |
Specialist ouderengeneeskunde, Rivas Zorggroep |
Betaald:
|
Geen |
Geen |
Kemming |
Longarts, UMC Utrecht, staflid Centrum voor Thuisbeademing |
n.v.t. |
Geen |
Geen |
Kievit-Pieffers |
Senior begeleid/verpleegkundige, Stichting Interakt Contour, Woonvorm De Stuwwal Zwolle |
n.v.t. |
Geen |
Geen |
Kleiker |
Mantelzorgvertegenwoordiger |
Gepensioneerd, voorheen betaald:
|
Geen |
Geen |
Kleiker- Wolters |
Patiënt en patiëntvertegenwoordiger |
|
Geen |
Geen |
Klinkhamer |
Instrumentatietechnicus CTB UMC Utrecht |
n.v.t. |
Geen |
Geen |
Kock-Cordeiro |
Longarts thuisbeademing Erasmus MC |
Onbetaald:
|
Geen |
Geen |
Krans |
Verpleegkundig specialist AGZ, Leliezorggroep en Izer |
|
Geen |
Geen |
Kooi, van der A.J. |
neuroloog Amsterdam UMC, voorzitter SCN |
Onbetaald: voorzitter ANV |
Geen |
Geen |
Kooi, van der, E. |
neuroloog Medisch Centrum Leeuwarden en Harlingen |
n.v.t. |
Geen |
Geen |
Kroos |
Senior verpleegkundig consulent Erasmus MC Rotterdam |
n.v.t. |
Geen |
Geen |
Kruitwagen |
Revalidatiearts, UMC Utrecht |
Onbetaald:
|
Geen |
Geen |
Lingen, van |
Verpleegkundig specialist chronische beademing, CTB, UMC Utrecht |
n.v.t. |
Geen |
Geen |
Manders-Heffener |
Patiënt en patiëntvertegenwoordiger en Junior onderzoeker, Radboudumc, Department of Pediatrics |
Onbetaald:
|
Geen |
Geen |
Oost |
Verpleegkundig consulent/kwaliteit medewerker, CTB UMCG |
n.v.t. |
Geen |
Geen |
Ruys |
Zelfstandig Interim manager/ beleidsadviseur/coach Beleidsadviseur VSCA |
Betaald:
|
Geen |
Geen |
Schulpen |
Instrumentatietechnicus/ Technisch adviseur, CTB Maastricht |
n.v.t. |
Geen |
Geen |
Sinnema |
Verpleegkundig specialist, CTB, UMCG |
n.v.t. |
Geen |
Geen |
Sluijs, van der |
Complexe mobiliteit, Kersten Hulpmiddelen |
n.v.t. |
Geen |
Geen |
Smedema |
Manager zorg Santé Partners
|
Betaald:
Onbetaald: Bestuurslid VSCA |
Geen) |
Geen |
Streek, van |
Verpleegkundig consulent Chronische beademing, CTB, UMC Utrecht |
n.v.t. |
Geen |
Geen |
Terpstra-Durinck |
Verpleegkundig Adviseur/lid expertiseteam - Fokus |
Onbetaald:
|
Geen |
Geen |
Timmen |
Directeur Spierziekten Nederland |
Onbetaald:
|
Geen |
Geen |
Tra |
Senior adviseur/ beleidsondersteuner, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten |
Onbetaald:
|
Geen |
Geen |
Tromp |
Patiënt en patiëntvertegenwoordiger |
Onbetaald:
|
Geen |
Geen |
Velde, ter |
teamleider Siza, projectleider Academy het Dorp |
n.v.t. |
Geen |
Geen |
Venemans |
Methodoloog, De Onderzoekerij |
n.v.t. |
Geen |
Geen |
Verwey-vd Oudenrijn |
Verpleegkundig specialist chronische beademing bij kinderen, WKZ Kinder-IC, UMC Utrecht |
Onbetaald:
|
Geen |
Geen |
Vial |
Verpleegkundig consulent Chronische beademing, UMCUtrecht |
n.v.t. |
Geen |
Geen |
Visser, de |
Neuroloog Amsterdam UMC WRR
|
Betaald:
Onbetaald:
|
Geen |
Geen |
Visser-de Jong, de |
IC verpleegkundige/consulent, Erasmus MC Rotterdam |
Betaald:
|
Geen |
Geen |
Vlist, van der |
Onbetaald:
|
Geen |
Geen |
|
Volbeda |
Verkoopadviseur speciale rolstoelaanpassingen, Focal Meditech BV |
n.v.t. |
Geen |
Besproken- geen deelname aan beslissingen met commerciële invloed |
Wientjes |
Klinisch fysicus, UMC Utrecht |
n.v.t. |
Geen |
Geen |
Wijkstra |
Longarts, medisch hoofd, hoogleraar longziekten en tuberculose in het bijzonder chronische ademhalingsondersteuning, UMCG |
Niet betaald: Bestuurslid VSCA Betaald:
|
Geen |
Geen |
Inbreng patiëntenperspectief
Er is uitgebreid aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door participatie van patiënten zelf en Spierziekten Nederland in de richtlijnwerkgroepen. Bij de inventarisatie van de knelpunten in de zorgverlening zijn naast zorgverleners ook patiënten en mantelzorgers geënquêteerd. Zij namen deel aan de Invitational Conference en zijn vertegenwoordigd in iedere werkgroep. De resultaten van de enquête en de Invitational Conference zijn verwerkt in het opstellen en prioriteren van de knelpunten en uitgangsvragen. Spierziekten Nederland nam als gemandateerd vertegenwoordiger van de Patiëntenfederatie Nederland deel aan de stuurgroep. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan de patiëntenvertegenwoordiging in meerdere bijeenkomsten.
Methode ontwikkeling
Evidence based
Implementatie
In de verschillende fases van de richtlijnontwikkeling is rekening gehouden met de implementatie van de richtlijn en de praktische uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. Daarbij is uitdrukkelijk gelet op factoren die de invoering van de richtlijn in de praktijk kunnen bevorderen of belemmeren. Er is een onderscheid gemaakt tussen de aanbevelingen waarvan verwacht wordt dat zij binnen een jaar na publicatie van de richtlijn geïmplementeerd kunnen worden en tussen aanbevelingen waarvan te verwachten is dat de implementatie in geheel Nederland langer gaat duren. De implementatie van die laatste categorie heeft meer tijd nodig vanwege een gebrek aan middelen, expertise en/of juiste organisatie van de zorg. Of deze aanbevelingen daadwerkelijk in de praktijk gerealiseerd kunnen worden, hangt van de medewerking van meerdere (stakeholder)partijen af. Het implementatieplan vindt u in de bijlagen. De werkgroep heeft geen interne kwaliteitsindicatoren ontwikkeld om het toepassen van de richtlijn in de praktijk te volgen en te versterken.
Werkwijze
Deze richtlijn beschrijft de beademingszorg of het overwegen van beademingszorg voor (potentieel) chronisch beademde patiënten. Chronische beademingszorg is ketenzorg waar zeer veel verschillende zorgverleners in participeren. Een groot aantal van de modules is gericht op de organisatie van de zorg.
In deze richtlijn is dankbaar gebruik gemaakt van en doorgebouwd op het pionierswerk dat door de ontwikkelaars van de Veldnormen (VSCA 2012 en 2015) verricht is.
Stuurgroep en werkgroepen
Voorbereiding door knelpuntenanalyse
Voorjaar 2018 is de stuurgroep gestart met de ontwikkeling van de richtlijn.
Tijdens de voorbereidingsfase werden de knelpunten gezamenlijk met het veld geïnventariseerd, allereerst door een enquête uitgezet onder patiënten, mantelzorgers en betrokken beroepsbeoefenaars (zie bijlage Enquête).
Stakeholders vulden in een Invitational Conference in oktober 2018 de knelpunten aan (zie bijlage Invitational Conference). Vanuit deze knelpunten stelde de werkgroep een longlist met knelpunten op en werden deze geprioriteerd op basis van het aantal keer dat zij genoemd werden, de te verwachten impact op patiëntveiligheid en welbevinden en beschikbaarheid van nieuwe evidentie/literatuur.
Daarbij is een keuze gemaakt om de volgende onderwerpen uit te werken in de richtlijn:
- Verwijzen en indicatie stellen chronische beademing
- Instellen op chronische beademing
- Transitie naar verblijfssituatie
- Chronische beademing in de verblijfssituatie
- Afstemming in de zorgketen voor chronische beademing
- Apparatuur en disposables
- Scholing ten behoeve van chronische beademing
- Vervoer/ambulance/reizen
- Transitie chronisch beademde kinderen naar volwassenen zorg
- Beëindigen van de chronische beademing
Op basis van de uitkomsten zijn door de stuurgroep conceptuitgangsvragen opgesteld. Voor ieder onderwerp werd een werkgroep geformeerd. De conceptuitgangsvragen zijn besproken in werkgroepen waarna definitieve uitgangsvragen zijn vastgesteld door de stuurgroep.
Vervolgens is bij de relevante modules systematisch literatuuronderzoek volgens de evidence-based methodiek verricht. Op basis van de uitkomsten van het literatuuronderzoek pasten de werkgroepleden na interne discussie zo nodig de conceptliteratuurbespreking en conclusies aan en stelden overwegingen en aanbevelingen op.
De werkgroepen zijn begin 2019 voor de eerste maal bijeengekomen. Alle teksten zijn tijdens bijeenkomsten besproken en na verwerking van de commentaren door de stuurgroep geaccordeerd en aan alle werkgroepleden nogmaals ter commentaar aangeboden in november 2020. De conceptrichtlijn is in maart 2021 ter becommentariëring aangeboden aan alle voor de zorg voor patiënten met chronische beademing relevante wetenschappelijke, beroeps- en patiëntenverenigingen. Dit commentaar geeft input vanuit het veld om de kwaliteit en de toepasbaarheid van de conceptrichtlijn te optimaliseren en landelijk draagvlak voor de richtlijn te genereren.
AGREE
Deze richtlijn is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II, Brouwers, 2010), dat een internationaal breed geaccepteerd instrument is. Voor een stap-voor-stap-beschrijving hoe een evidence-based richtlijn tot stand komt wordt verwezen naar het Stappenplan Ontwikkeling Medisch Specialistische Richtlijnen van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.
Waar mogelijk is gebruik gemaakt van internationale richtlijnen. Ook is aangesloten bij Nederlandse richtlijnen die op dit moment ontwikkeld worden, de richtlijn ‘zorg voor mensen met ALS’, de richtlijn Duchenne Spierdystrofie en de Kwaliteitsstandaard versterken Transitiezorg.
Keuze voor systematisch literatuuronderzoek, een oriënterende literatuursearch of expert-opinion.
De werkgroep identificeerde op basis van recente literatuur een aantal vragen die uitgebreid onderzocht zijn, omdat zij mogelijk geheel nieuwe ontwikkelingen of inzichten zouden bieden. Deze vragen worden bij de desbetreffende modules aangegeven.
De werkgroep heeft die uitgangsvragen verder uitgewerkt in PICO’s (Patiënten/Populatie, Interventie, Controle, Uitkomst (Outcome)).
Bij de beantwoording van de uitgangsvragen van een aantal modules is gekozen voor een oriënterende literatuursearch in plaats van systematisch literatuuronderzoek. Bij een oriënterende literatuursearch is gebruik gemaakt van de aangedragen literatuur door experts.
In een module is aangesloten bij zeer recent systematisch literatuuronderzoek.
Bij een aantal uitgangsvragen was het niet mogelijk om onderzoek te doen, of waren geen onderzoeksresultaten beschikbaar. De aanbeveling werd dan geformuleerd op basis van expert-opinion.
Voor alle modules heeft de werkgroep de recente en relevante literatuur doorgenomen.
Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs
Na een systematische literatuuranalyse werd de kracht van het wetenschappelijke bewijs bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie https://www.gradeworkinggroup.org
GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie (Schünemann 2013).
GRADE |
Definitie |
Hoog |
|
Redelijk |
|
Laag |
|
Zeer laag |
|
Formuleren van de conclusies
Het wetenschappelijk bewijs werd samengevat in een of meerdere Nederlandstalige literatuurconclusies waarbij het niveau van bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methodiek.
Overwegingen
Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals de expertise van de werkgroepleden, de waarden en voorkeuren van de patiënt, beschikbaarheid van voorzieningen, kosten en organisatorische zaken.
Formuleren van aanbevelingen
De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk. De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen.
Organisatie van zorg
De zorg rondom chronische beademing is een typisch voorbeeld van ketenzorg waarbij de organisatie van de zorg een belangrijke plaats inneemt. Bij de ontwikkeling van de richtlijn is expliciet rekening gehouden met de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, menskracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van een specifieke uitgangsvraag maken onderdeel uit van de overwegingen bij de bewuste uitgangsvraag.
Tijdens het schrijven van de richtlijn werden wij geconfronteerd met veranderingen in wet- en regelgeving die ook impact hebben op deze richtlijn (Vb. code VVR- rolstoelvervoer). Er is zoveel mogelijk aangesloten bij de meest actuele regelgeving.
Indicatorontwikkeling
Er werden geen interne kwaliteitsindicatoren ontwikkeld om de administratieve belasting van de zorg niet te vergroten.
Kennislacunes
Tijdens de ontwikkeling van deze richtlijn is gezocht naar onderzoek waarvan de resultaten bijdragen aan een antwoord op de uitgangsvragen. Bij elke uitgangsvraag is door de werkgroep nagegaan of er (aanvullend) wetenschappelijk onderzoek gewenst is. Een overzicht van de onderwerpen waarvoor (aanvullend) wetenschappelijk onderzoek van belang wordt geacht, is als aanbeveling in de bijlage Kennislacunes beschreven.
Commentaar- en autorisatiefase
De conceptrichtlijn werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijn aangepast en definitief vastgesteld door de stuurgroep. De definitieve richtlijn werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en patiëntorganisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.
Literatuur
Biggelaar van den R, Hazenberg A, Cobben NAM, et al. A randomized trial of Initiation of chronic non-invasive mechanical ventilation at home vs in-hospital in patients with Neuromuscular Disease and thoracic cage disorder. The Dutch Homerun Trial Chest 2020 Dec 158(6): 2493-501.
Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, et al. AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ 182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348.
Duiverman ML, Vonk JM, Bladder G, et al. Home initiation of chronic non-invasive ventiltion in COPD patients with chronic hypercapnic respiratory failure: a randomised controlled trial. Thorax 2020; 75(3): 244-52.
Inspectie Voor de Gezondheidszorg en Jeugd (voorheen IGZ)-Chronische beademing vereist betere afstemming- 2010
Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. http://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/over_richtlijnontwikkeling.html.
Ontwikkeling van Medisch Specialistische Richtlijnen: stappenplan. Kennisinstituut van Medisch Specialisten.
Schouten L ea. Chronisch beademd, levenslang kwetsbaar. Medisch Contact, nummer 2, 13 januari 2012.
Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.
Schünemann HJ, Oxman AD, Brozek J, et al. Grading quality of evidence and strength of recommendations for diagnostic tests and strategies. BMJ. 2008;336(7653):1106-10. doi: 10.1136/bmj.39500.677199.AE. Erratum in: BMJ. 2008;336(7654). doi: 10.1136/bmj.a139. PubMed PMID: 18483053.
Schwarz SB, Windisch W. Outpatient Noninvasive Ventilation: Can the Dutch Setting Serve as a Blueprint for Other Countries? Chest. 2020 Dec;158(6):2255-2257. doi: 10.1016/j.chest.2020.08.004. PMID: 33280741.
Vereniging samenwerkingsverband chronische ademhalingsondersteuning (VSCA). Veldnorm Chronische Beademing 1.0. Baarn 2012
Vereniging samenwerkingsverband chronische ademhalingsondersteuning (VSCA). Veldnorm Chronische Beademing bij kinderen versie 1.0. Baarn 2015
Vereniging samenwerkingsverband chronische ademhalingsondersteuning (VSCA). Een beetje lucht, leven met chronische beademing. Baarn 2015
Zoekverantwoording
Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.