Cervixcytologie

Initiatief: NVVPa Aantal modules: 40

Cervixcytologie - Indicaties voor revisie

Uitgangsvraag

Wanneer dient er revisie van de voorafgaande cytologie plaats te vinden?

Aanbeveling

De werkgroep is van mening dat er revisie van voorafgaande cytologie moet plaatsvinden indien de voorafgaande cytologie matige dysplasie of hoger (≥Pap 3a2 ) toont, terwijl de histologie maximaal geringe dysplasie CIN1 toont. Dit moet in de uitslag gecommuniceerd worden.

De werkgroep is van mening dat er in het kader van een carcinoom audit altijd een revisie procedure moet worden uitgevoerd.

De werkgroep is van mening dat ten behoeve van eenduidige ‘terugvindbaarheid' in PALGA (CIPA), een laboratorium de PALGA 'kwaliteitsborging' aan de histologie toe dient te voegen, naar aanleiding waarvan voorafgaande cytologie wordt gereviseerd. Bij de cytologie dienen termen zoals 'revisie intern/extern concordant/ discordant' conform PALGA codeervoorschriften te worden gebruikt.

De werkgroep is van mening dat een LIMS de mogelijkheid moet hebben om een rapportage van interne revisie (concordant) te kunnen onderdrukken.

Overwegingen

In internationale richtlijnen worden enkele adviezen gegeven over de indicaties voor revisie van voorafgaande cytologie. Zo beschrijven de ‘European guidelines for quality assurance in cervical cancer screening' dat de cytologische uitkomst met de histologische bevindingen moet worden gecorreleerd en dat dit met name van belang is in de gevallen waar histologische beoordeling en behandeling nodig is, hoewel dit niet moet leiden tot over-diagnostiek en/of overbehandeling [IARC 2008 (1)]. De Britse NHS richtlijn beschrijft dat er bij histologische bevindingen van een lagere graad dan verwacht op basis van de cytologie een revisie van deze cytologie moet plaatsvinden, om een verklaring voor deze discrepantie te vinden [NHS 2012 ].

Cytologie en histologie kunnen op twee manieren discrepant zijn. De gevonden histologische afwijkingen kunnen namelijk van lagere of juist van een hogere graad zijn dan de afwijkingen gevonden bij cytologisch onderzoek. In beide gevallen zou men de voorafgaande cytologie kunnen reviseren in het kader van kwaliteitscontrole.

Revisie zou niet moeten leiden tot over diagnostiek en/of overbehandeling en ook niet tot het genereren van rapportages (= berichten aan aanvragers), waarbij de aanvrager redelijkerwijs geen actie kan of hoeft te ondernemen. De revisies moeten dan 'intern blijven' en alleen desgevraagd aan de aanvrager als rapportage ter beschikking worden gesteld. CRIS4 dient daarom de mogelijkheid te hebben om PALGA codes toe te voegen (revisie intern concordant) waarbij óf dit niet leidt tot een nieuwe versie óf het laboratorium de berichtgeving (=rapportage) kan onderbreken/verhinderen.
Indien revisie op basis van gevonden histologische diagnose niet leidt tot een verschil in verwijs/herhaaladvies, dan is er geen sprake van discrepantie. Indien een cytologische afwijking van hogere aard is dan de gevonden histologische afwijking, kan er wel klinisch belang zijn om te reviseren. In dit geval zou men namelijk bij colposcopie een afwijking kunnen hebben gemist en kan men besluiten tot herhaling/uitbreiding van het onderzoek of intensiveren van eventueel follow-up traject. Het reviseren van de voorafgaande cytologie om te verifiëren dat er inderdaad sprake is van een ‘hooggradige' laesie, is dus aangewezen. Dit kan in de vorm van een zogenaamde aanvullende regel onder het verslag, voorafgegaan door de opmerking: revisie cytologie naar aanleiding van histologie (lagere afwijking dan voorspeld in de cytologie. Zie tabel onder aan dit hoofdstuk. In CRIS4 is de mogelijkheid tot het aangeven van concordantie/discordantie, waarbij kleine discordantie (intern) niet leidt tot ander verwijs- of herhaaladvies. En grote discordantie (intern) wel leidt tot ander verwijs- of herhaaladvies.

Gemiste cytologie (lager dan de histologie uitslag) dient terughoudend te worden gereviseerd. Er is vrijwel altijd vooringenomenheid (‘bias'). Een uitzondering betreft de gevallen waar de histologische conclusie een carcinoom betreft. In deze gevallen dient in het kader van de carcinoomaudit altijd revisie van de voorafgaande hrHPV BVO test, dan wel cytologie, dan wel histologie plaats te vinden. De revisie dient volgens afspraken van de NVVP te geschieden om vooringenomenheid te voorkomen.

Tabel Revisie standaard vastlegging ten behoeve van rapportage

Aanwijzing: als revisie intern of extern concordant (controle na histologie) dan onderstaande zin toevoegen aan de conclusie

revisie intern concordant (controle na histologie)

‘Revisie intern cytologie naar aanleiding van histologie (lagere afwijking dan voorspeld in de cytologie ): het preparaat is opnieuw bekeken. De oorspronkelijke diagnose blijft gehandhaafd.

revisie extern concordant (controle na histologie)

‘Revisie extern cytologie naar aanleiding van histologie (lagere afwijking dan voorspeld in de cytologie ): het preparaat is elders conform beoordeeld. De oorspronkelijke diagnose blijft gehandhaafd.

Aanwijzing: als revisie intern discordant (controle na histologie) OF revisie extern discordant (controle na histologie) dan onderstaande zin toevoegen aan de conclusie

revisie intern discordant (controle na histologie)

‘Revisie intern cytologie naar aanleiding van histologie (lagere afwijking dan voorspeld in de cytologie ): het preparaat is opnieuw bekeken. De oorspronkelijke diagnose is gereviseerd en aangepast. Gaarne zo nodig follow-up aanpassen'

revisie extern discordant (controle na histologie)

‘Revisie cytologie naar aanleiding van histologie (lagere afwijking dan voorspeld in de cytologie ): het preparaat is elders opnieuw bekeken. De oorspronkelijke diagnose is gereviseerd. Deze aanpassing is wel overgenomen / niet overgenomen. Gaarne zo nodig follow-up aanpassen'

Onderbouwing

Er zijn geen conclusies uit de literatuur mogelijk.

Voor de beantwoording van deze uitgangsvraag is geen literatuuronderzoek uitgevoerd, maar er is gebruik gemaakt van buitenlandse richtlijnen.

  1. 1 - IARC. European guidelines for quality assurance in cervical cancer screening. Second Edition. 2008, International Agency for Research on Cancer.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  :

Laatst geautoriseerd  : 01-11-2016

Geplande herbeoordeling  :

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Pathologie
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Vereniging voor Pathologie

Algemene gegevens

Aanleiding
In 1996 werd de eerste ‘consensus based' praktijkrichtlijn gepubliceerd voor de uitvoering van cervixcytologie in Nederland. Sinds die tijd is de richtlijn diverse malen geüpdatet om te blijven voldoen aan de actuele stand van zaken. De commissie cytologie van de Nederlandse Vereniging Voor Pathologie (NVVP) heeft het initiatief genomen voor het ontwikkelen en onderhouden van deze richtlijn. Bij deze revisie, die geschreven is met het oog op het nieuwe bevolkingsonderzoek dat eind 2016 / begin 2017 van start zal gaan, is zoveel mogelijk gebruikt gemaakt van de methodiek van ‘evidence based' richtlijnontwikkeling. Door middel van een enquête onder betrokken medisch specialisten en zorgverleners betrokken bij dit onderwerp, is een inventarisatie gemaakt van de belangrijkste knelpunten in de dagelijkse praktijk.

Doel en doelgroep

Doelstelling
Deze richtlijn is een document met aanbevelingen ter ondersteuning van de dagelijkse praktijkvoering. De richtlijn berust op de resultaten van wetenschappelijk onderzoek en aansluitende meningsvorming gericht op het vaststellen van goed medisch handelen. Er wordt aangegeven wat in het algemeen de beste zorg is voor het uitvoeren van cervixcytologisch onderzoek buiten het bevolkingsonderzoek en besteed aandacht aan de beoordeling en kwaliteitscriteria voor de uitvoering van het cervixcytologisch- en moleculair biologisch onderzoek (HPV-test). De richtlijn geeft aanbevelingen over de diagnostiek, de behandeling en de follow-up van patiënten met voorstadia van cervixcarcinoom. De richtlijn kan worden gebruikt bij het geven van voorlichting aan patiënten. Ook biedt de richtlijn aanknopingspunten voor bijvoorbeeld transmurale afspraken of lokale protocollen ter bevordering van de implementatie van deze richtlijn.
 

Specifieke doelen van deze richtlijn voor cervixcytologie zijn:

  • Streven naar uniformiteit in uitvoering, beoordeling en verslaglegging
  • Randvoorwaarden voor laboratoria en testen benoemen
  • Multidisciplinariteit
  • Relatie met andere richtlijnen; sporen met andere richtlijnen
  • Relatie met bevolkingsonderzoek.

Doelpopulatie
De doelpopulatie van deze richtlijn zijn vrouwen waarbij een uitstrijkje wordt gemaakt, zijnde indicatief afgenomen bij klachten, of in het kader van het bevolkingsonderzoek (BVO) afgenomen.

Doelgroep
Deze richtlijn is bestemd voor alle professionals die betrokken zijn bij de diagnostiek, behandeling en begeleiding van patiënten waarbij cervixcytologie wordt uitgevoerd, zoals pathologen, moleculair biologen in de pathologie, moleculair medisch microbiologen, arts-microbiologen, gynaecologen, huisartsen, cytologisch en moleculaire analisten, doktersassistenten en patiëntenorganisaties.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijn is een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen. Bij het samenstellen van de werkgroep is rekening gehouden met de geografische spreiding van de werkgroepleden, met een evenredige vertegenwoordiging van de diverse betrokken verenigingen en instanties, alsmede met een spreiding al dan niet in academische achtergrond. De werkgroepleden hebben onafhankelijk gehandeld en zijn gemandateerd door hun vereniging voor hun inbreng.

Inbreng patiƫntenperspectief

Bij de start van de ontwikkeling van deze richtlijn is overleg geweest met de Leven met Kanker Beweging (Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenorganisaties) en Stichting Olijf ten aanzien van de inbreng patiëntenperspectief. Stichting Olijf heeft beargumenteerd besloten niet deel te nemen in de werkgroep, maar konden wel benaderd worden om input te leveren tijdens het traject. De Leven met Kanker Beweging (Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenorganisaties)(en Stichting Olijf) en Patiëntenfederatie NPCF zijn geconsulteerd in de externe commentaarronde. De Patiëntenfederatie NPCF heeft de richtlijn uitgezet bij de Patiëntenorganisatie Gynaecologie Nederland (PGN). Het commentaar van de Leven met Kanker Beweging en PGN (via NPCF) en de wijze waarop hiermee is omgegaan is opgenomen in de bijlage (zie bijlage 9 en zie bijlage 16).

Methode ontwikkeling

Evidence based

Werkwijze

Werkend vanuit de eerder opgestelde basis en met het oog op het vernieuwde bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker, is door de NVVP het initiatief genomen deze richtlijn te actualiseren. Gezien de omvang van het werk en het gemeenschappelijk belang van meerdere disciplines is in samenspraak met Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL) een werkgroep samengesteld (zie bijlage 7) uit verschillende disciplines die betrokken zijn bij de uitvoering van cervixcytologie. De gemandateerde werkgroepleden werden verdeeld in subgroepen voor het beantwoorden van de uitgangsvragen, waarbij gezorgd is dat de relevante disciplines vertegenwoordigd waren. Daarnaast zorgde een redactieteam, bestaande uit de voorzitter, de procesbegeleider, de betrokken AIOS en de secretaresse van IKNL voor de coördinatie en onderlinge afstemming van de subgroepen. De subgroepen hebben gedurende een periode van ruim een jaar gewerkt aan een concept richtlijntekst die betrekking heeft op dit traject. De werkwijze van de werkgroep bestond uit een knelpuntenanalyse (zie bijlage 12), waarvoor een enquête werd gehouden. De resultaten zijn besproken en de hoogst geprioriteerde uitkomsten zijn omgezet in uitgangsvragen (zie bijlage 2). Met behulp van de zogenaamde Patiënt Intervention Comparison Outcome (PICO)-methode zijn er door de werkgroep en een methodoloog van IKNL onafhankelijke literatuursearches (zie bijlage 3) gedaan. De gevonden literatuur werd inhoudelijk, methodologisch en statistisch beoordeeld om tot een zo goed mogelijke afweging te komen voor de beantwoording van de uitgangsvragen. De werkgroepleden schreven afzonderlijk, of in de subgroepen, teksten die tijdens vergaderingen besproken en na verwerking van de commentaren werden geaccordeerd. De voltallige werkgroep is acht keer bijeen geweest om de resultaten van de subgroepen in onderling verband te bespreken. De teksten van de subgroepen zijn door het redactieteam samengevoegd en op elkaar afgestemd tot één document. Begin 2016 heeft een landelijke commentaarronde plaatsgevonden waarbij alle leden van alle relevante wetenschappelijke verenigingen en patiëntenvereniging werden uitgenodigd, persoonlijk, of via een aankondiging in een vaktijdschrift. De commentaren van deze enquête zijn verwerkt in de definitieve richtlijn.

Volgende:
Flowcharts