Cervixcytologie - Wijziging in het verslag en versiebe
Uitgangsvraag
Aanbeveling
De werkgroep is van mening dat het aanbevelingswaardig is om bij wijzigingen in een verslag c.q. wijzigingen in een conclusie of advies, altijd de volgende stelregel te hanteren: is een hernieuwde rapportage naar de aanvrager zinvol? Hieronder staan globaal drie situaties met nadere toelichting.
- Wijzigingen die de conclusie zodanig veranderen zodat een nieuw, uitvoerbaar advies ontstaat.
Toelichting: wijzigingen die leiden tot een andere conclusie met een ander advies, waarbij het advies redelijkerwijs uitvoerbaar is. Dit geldt zeker voor uitslagen waarbij een uitslag ‘normaal' wordt gewijzigd in ‘afwijkend met verwijzing'. Hiervan dient de aanvrager op de hoogte gesteld te worden: wel rapportage.
- Wijzigingen die de conclusie veranderen, zonder dat dit het advies beïnvloedt. Dit kan omdat bijvoorbeeld een conclusie van triage-cytologie van Atypical squamous cells of undetermined significance (ASCUS) tot laaggradige squameuze intra-epitheliale laesie (LSIL) wordt aangepast. Het advies blijft 'verwijzen'. Uitvoerbaarheid van dit advies verandert niet door de wijziging van de rapportage. Hiervan hoeft de aanvrager niet op de hoogte gesteld te worden: geen rapportage.
- Wijziging in een conclusie die een onuitvoerbaar advies geven (controle in plaats van biopt, maar het biopt is al verricht of verwijsadvies in plaats van controle, maar de diagnose carcinoom is inmiddels gesteld Een dergelijk advies is niet uitvoerbaar: geen rapportage, tenzij de aanvrager hier om vraag of tenzij het een carcinoom audit betreft. In die gevallen dient er zorgvuldig gerapporteerd te worden. En dient de context van de wijziging expliciet te worden aangegeven en een disclaimer te worden opgenomen (in geval van carcinoom audits) 'altijd vooringenomenheid is bij herbeoordeling van cytologie op basis van kennis van de afloop'. Zie Versie beheer bij wijzigingen.
Overwegingen
Overwegingen speciaal voor rapportage van triagecytologie in het kader van het bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker:
Rapportage van de high-risk human papillomavirus (hrHPV)-uitslag én aanvullende cytologie triage-uitslag wordt door de screeningsorganisatie en het screeningslaboratorium uitgevoerd. Bij triagecytologie, communiceert een laboratorium altijd via het informatiesysteem van de screenings organisatie (SO) (ScreenIT) met de huisarts. Eventuele achteraf wijzigingen in triagecytologie vereist in die gevallen extra zorgvuldigheid, namelijk om te voorkomen dat de twee informatiebronnen (SCreenIT en Lab) niet synchroon lopen.
Overwegingen met betrekking tot wijzigen verslagen en rapportages
Het is van belang voor evaluatiedoeleinden dat de oorspronkelijke versie van een verslag in alle gevallen behouden blijft, zowel in de lokale versie als in de PIDB).
Rapporten met een gewijzigde diagnose moeten, ongeacht de consequenties voor het verwijsbeleid, opnieuw worden ingezonden naar de PIDB met toevoeging van de PALGA termen van ‘revisie intern discordant' of ‘revisie extern discordant' op de diagnoseregel 4 (bij extra codes wordt diagnoseregel 2 vaak ingevuld door de KOPAC-module en dan kunnen geen extra termen worden toegevoegd).
Onderbouwing
Samenvatting literatuur
Inleiding
Wijzigingen in de rapportage (het deel van de gegevens over een cervixcytologie onderzoek in het laboratorium informatie systeem wat naar de aanvrager gaat), zoals eerder in dit hoofdstuk beschreven, betreffen hier uitsluitend de wijzigingen in het geautoriseerde gedeelte de rapportage. Dit leidt per definitie tot een nieuwe versie van een rapportage (en daarmee verslag). Een laboratorium dient daarom versiebeheer te hebben, want de oorspronkelijke rapportage dient bewaard te blijven. Bovendien dient de samenvatting van het oorspronkelijke pathologie verslag, het zogenaamde 'excerpt', in de landelijke databank (PIDB) van het Pathologisch-Anatomisch Landelijk Geautomatiseerd Archief (PALGA) van de oorspronkelijke rapportage ongewijzigd te blijven (de PZVDB en de PIDB hebben namelijk geen versiebeheer; zie verder).
Het maken van wijzigingen in een rapport (leidend tot een gewijzigde uitslag aan een aanvrager) dient met terughoudendheid te gebeuren. Het verdient aanbeveling te wachten met autoriseren totdat de verslaglegging volledig is afgerond voor rapportage.
Meerdere versies van één rapport kunnen tot verwarring leiden: een wijziging moet altijd leiden tot een 'tweede rapportage' of tweede versie van een uitslag. Nota bene: ten behoeve van zogenaamde interne kwaliteitsborging waarbij een cervixcytologisch onderzoek opnieuw wordt gecontroleerd/ beoordeeld dient deze controle beoordeling niet automatisch te leiden tot een wijziging in de rapportage. Zo dienen bij concordante herbeoordelingen (in de meerderheid bij herbeoordeling van toepassing) er geen wijzigingen in de gedane rapportage te worden aangebracht, tenzij de aanvrager daar expliciet om heeft gevraagd. Een eventuele extra PALGA code zoals revisie intern concordant dient toegevoegd te kunnen worden zonder noodzaak voor de autorisatie of het genereren van een nieuwe rapportage. Uiteraard kan de procedure van de interne herbeoordeling wel in het verslag worden vastgesteld. Eventuele wijzigingen van PALGA-codes, dienen, bij revisies die wel leiden tot een nieuwe rapportage, op diagnoseregel 4 gezet te worden, zodat bij deze wijziging zowel de oorspronkelijke (doorgaans op regel 1 en soms regel 2) als de gewijzigde/aangepaste conclusie//advies c.q. PALGA codes, inzichtelijk blijft voor centrale PALGA duiding.
Samenvatting literatuur
Voor deze uitgangsvraag is geen systematisch literatuuronderzoek uitgevoerd door de methodologen.
Evidence tabellen
Verantwoording
Autorisatiedatum en geldigheid
Laatst beoordeeld :
Laatst geautoriseerd : 01-11-2016
Geplande herbeoordeling :
Algemene gegevens
Aanleiding
In 1996 werd de eerste ‘consensus based' praktijkrichtlijn gepubliceerd voor de uitvoering van cervixcytologie in Nederland. Sinds die tijd is de richtlijn diverse malen geüpdatet om te blijven voldoen aan de actuele stand van zaken. De commissie cytologie van de Nederlandse Vereniging Voor Pathologie (NVVP) heeft het initiatief genomen voor het ontwikkelen en onderhouden van deze richtlijn. Bij deze revisie, die geschreven is met het oog op het nieuwe bevolkingsonderzoek dat eind 2016 / begin 2017 van start zal gaan, is zoveel mogelijk gebruikt gemaakt van de methodiek van ‘evidence based' richtlijnontwikkeling. Door middel van een enquête onder betrokken medisch specialisten en zorgverleners betrokken bij dit onderwerp, is een inventarisatie gemaakt van de belangrijkste knelpunten in de dagelijkse praktijk.
Doel en doelgroep
Doelstelling
Deze richtlijn is een document met aanbevelingen ter ondersteuning van de dagelijkse praktijkvoering. De richtlijn berust op de resultaten van wetenschappelijk onderzoek en aansluitende meningsvorming gericht op het vaststellen van goed medisch handelen. Er wordt aangegeven wat in het algemeen de beste zorg is voor het uitvoeren van cervixcytologisch onderzoek buiten het bevolkingsonderzoek en besteed aandacht aan de beoordeling en kwaliteitscriteria voor de uitvoering van het cervixcytologisch- en moleculair biologisch onderzoek (HPV-test). De richtlijn geeft aanbevelingen over de diagnostiek, de behandeling en de follow-up van patiënten met voorstadia van cervixcarcinoom. De richtlijn kan worden gebruikt bij het geven van voorlichting aan patiënten. Ook biedt de richtlijn aanknopingspunten voor bijvoorbeeld transmurale afspraken of lokale protocollen ter bevordering van de implementatie van deze richtlijn.
Specifieke doelen van deze richtlijn voor cervixcytologie zijn:
- Streven naar uniformiteit in uitvoering, beoordeling en verslaglegging
- Randvoorwaarden voor laboratoria en testen benoemen
- Multidisciplinariteit
- Relatie met andere richtlijnen; sporen met andere richtlijnen
- Relatie met bevolkingsonderzoek.
Doelpopulatie
De doelpopulatie van deze richtlijn zijn vrouwen waarbij een uitstrijkje wordt gemaakt, zijnde indicatief afgenomen bij klachten, of in het kader van het bevolkingsonderzoek (BVO) afgenomen.
Doelgroep
Deze richtlijn is bestemd voor alle professionals die betrokken zijn bij de diagnostiek, behandeling en begeleiding van patiënten waarbij cervixcytologie wordt uitgevoerd, zoals pathologen, moleculair biologen in de pathologie, moleculair medisch microbiologen, arts-microbiologen, gynaecologen, huisartsen, cytologisch en moleculaire analisten, doktersassistenten en patiëntenorganisaties.
Samenstelling werkgroep
Voor het ontwikkelen van de richtlijn is een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen. Bij het samenstellen van de werkgroep is rekening gehouden met de geografische spreiding van de werkgroepleden, met een evenredige vertegenwoordiging van de diverse betrokken verenigingen en instanties, alsmede met een spreiding al dan niet in academische achtergrond. De werkgroepleden hebben onafhankelijk gehandeld en zijn gemandateerd door hun vereniging voor hun inbreng.
Inbreng patiƫntenperspectief
Bij de start van de ontwikkeling van deze richtlijn is overleg geweest met de Leven met Kanker Beweging (Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenorganisaties) en Stichting Olijf ten aanzien van de inbreng patiëntenperspectief. Stichting Olijf heeft beargumenteerd besloten niet deel te nemen in de werkgroep, maar konden wel benaderd worden om input te leveren tijdens het traject. De Leven met Kanker Beweging (Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenorganisaties)(en Stichting Olijf) en Patiëntenfederatie NPCF zijn geconsulteerd in de externe commentaarronde. De Patiëntenfederatie NPCF heeft de richtlijn uitgezet bij de Patiëntenorganisatie Gynaecologie Nederland (PGN). Het commentaar van de Leven met Kanker Beweging en PGN (via NPCF) en de wijze waarop hiermee is omgegaan is opgenomen in de bijlage (zie bijlage 9 en zie bijlage 16).
Methode ontwikkeling
Evidence based
Werkwijze
Werkend vanuit de eerder opgestelde basis en met het oog op het vernieuwde bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker, is door de NVVP het initiatief genomen deze richtlijn te actualiseren. Gezien de omvang van het werk en het gemeenschappelijk belang van meerdere disciplines is in samenspraak met Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL) een werkgroep samengesteld (zie bijlage 7) uit verschillende disciplines die betrokken zijn bij de uitvoering van cervixcytologie. De gemandateerde werkgroepleden werden verdeeld in subgroepen voor het beantwoorden van de uitgangsvragen, waarbij gezorgd is dat de relevante disciplines vertegenwoordigd waren. Daarnaast zorgde een redactieteam, bestaande uit de voorzitter, de procesbegeleider, de betrokken AIOS en de secretaresse van IKNL voor de coördinatie en onderlinge afstemming van de subgroepen. De subgroepen hebben gedurende een periode van ruim een jaar gewerkt aan een concept richtlijntekst die betrekking heeft op dit traject. De werkwijze van de werkgroep bestond uit een knelpuntenanalyse (zie bijlage 12), waarvoor een enquête werd gehouden. De resultaten zijn besproken en de hoogst geprioriteerde uitkomsten zijn omgezet in uitgangsvragen (zie bijlage 2). Met behulp van de zogenaamde Patiënt Intervention Comparison Outcome (PICO)-methode zijn er door de werkgroep en een methodoloog van IKNL onafhankelijke literatuursearches (zie bijlage 3) gedaan. De gevonden literatuur werd inhoudelijk, methodologisch en statistisch beoordeeld om tot een zo goed mogelijke afweging te komen voor de beantwoording van de uitgangsvragen. De werkgroepleden schreven afzonderlijk, of in de subgroepen, teksten die tijdens vergaderingen besproken en na verwerking van de commentaren werden geaccordeerd. De voltallige werkgroep is acht keer bijeen geweest om de resultaten van de subgroepen in onderling verband te bespreken. De teksten van de subgroepen zijn door het redactieteam samengevoegd en op elkaar afgestemd tot één document. Begin 2016 heeft een landelijke commentaarronde plaatsgevonden waarbij alle leden van alle relevante wetenschappelijke verenigingen en patiëntenvereniging werden uitgenodigd, persoonlijk, of via een aankondiging in een vaktijdschrift. De commentaren van deze enquête zijn verwerkt in de definitieve richtlijn.