Cervixcytologie

Initiatief: NVVPa Aantal modules: 40

Cervixcytologie - Type cytologische test

Uitgangsvraag

Welk type dunnelaagcytologie verdient in het cervixcytologisch onderzoek op indicatie de voorkeur voor de detectie van cervicale intra-epitheliale neoplasie, op basis van sensitiviteit en specificiteit?

Aanbeveling

De werkgroep beveelt aan dat ter bevordering van de uniformiteit, de in het bevolkingsonderzoek gebruikte dunnelaagmethode bij voorkeur ook gebruikt wordt in het indicatieve traject, aangezien uit onderzoek blijkt dat de in Nederland twee meest gebruikte dunnelaagmethoden (SurePath® en ThinPrep®) vergelijkbaar zijn qua sensitiviteit en de specificiteit voor de detectie van cervicale intra-epitheliale neoplasie.

De werkgroep is van mening dat er gekozen dient te worden voor dunnelaagcytologie boven conventionele cytologie, omdat deze twee methoden kwalitatief vergelijkbaar zijn, maar dunnelaagcytologie een lager percentage onbeoordeelbare onderzoeken oplevert, praktisch makkelijker uitvoerbaar is en er materiaal beschikbaar blijft voor het uitvoeren van een high-risk HPV-test.

De werkgroep is van mening dat indien voor een andere dunnelaagmethode wordt gekozen, deze dunnelaagmethode gevalideerd dient te worden en vergelijkbare resultaten dient te behalen aan SurePath® en Thinprep®.

Overwegingen

Professioneel perspectief: Ook in de screeningssetting is er ook een studie die SurePath® heeft vergeleken met ThinPrep® [Wright 2010 (2)]. In deze studie, uitgevoerd door the National Health Service (NHS) in het noordwesten van het Verenigd Koninkrijk werden in totaal 79.921 samples uit een jaar geïncludeerd. In 586 SurePath® samples was er sprake van ten minste borderline kernatypie vergeleken met 2.287 ThinPrep® samples. De PPV voor CIN2+ van beide testen werd berekend en deze was 72,1 voor ThinPrep® en 74,7 voor SurePath®. Op basis hiervan werden beide testen door de onderzoekers beschouwd als gelijkwaardig. Er zijn echter wel aanwijzingen dat het aantal onbeoordeelbare onderzoeken lager is wanneer SurePath® vergeleken wordt met ThinPrep® [Fontaine 2012 (3)].
Er is alleen gekeken naar SurePath® en ThinPrep®, omdat dit momenteel de twee meest gebruikte methoden zijn in Nederland.

Professioneel perspectief: In module methode afname materiaal komt naar voren dat het voor onderzoek op indicatie aanbeveling verdient om, gezien de geringe omvang van dit traject, aan te sluiten bij de voor het BVO gebruikte DLC-methode. Dit maakt instructies en materialen voor de aanvragers uniform.

Professioneel perspectief: Al enige jaren wordt het overgrote merendeel van al het cervixcytologisch onderzoek uitgevoerd met dunnelaagcytologie. Er zijn meerdere studies die aantonen dat dunnelaagcytologie vergeleken met conventionele cytologie een vergelijkbare sensitiviteit en positief voorspellende waarde (PPV) heeft voor cervicale intra-epitheliale neoplasie (CIN) [Celik 2008 (4), Strander 2007 (5); Wright 2010 (2), Siebers 2009 (6)]. Een studie van Rozemeijer et al. uit 2015 (7) laat zien dat bij Surepath® in verhouding tot conventionele uitstrijkjes meer CIN1 en CIN2 laesies werden gevonden. Dit werd niet gezien bij Thinprep® in verhouding tot conventionele uitstrijkjes [Rozemeijer 2015 (7)]. Een voordeel van dunnelaagcytologie boven de conventionele uitstrijk is het lagere percentage van onbeoordeelbare uitstrijkjes [Celik 2008 (4), Siebers 2012 (8)]. Verder is het in de praktijk makkelijker af te nemen. Het belangrijkste voordeel is dat er materiaal resteert, waarop een hrHPV-test kan worden uitgevoerd. Dit is niet het geval bij conventionele uitstrijkjes. Aangezien er in deze richtlijn bij bepaalde indicaties een advies wordt gegeven tot co-testing, is het een vereiste dat dit bij de gekozen methode ook mogelijk is.

Professioneel perspectief: Aangezien SurePath® en ThinPrep® de meest gebruikte dunnelaagmethodes zijn in Nederland, zijn deze goed gevalideerd. Er zijn echter nog andere dunnelaagmethodes beschikbaar. Indien er voor een van deze methodes gekozen zou worden dient deze vergelijkbare resultaten te behalen als SurePath® en ThinPrep®. De methode dient goed gevalideerd te zijn. Dit kan bijvoorbeeld worden gedaan door een set van 250 samples te vergelijken met SurePath® of Thinprep® en de kappa (intertest variability) te bepalen.

Onderbouwing

Er zijn aanwijzingen dat de sensitiviteit en de specificiteit van SurePath® en ThinPrep® vergelijkbaar zijn en er geen verschil is tussen beide tests.
Niveau 3: B Alaghehbandan 2013 (1)

Inleiding
In de overgang naar het nieuwe bevolkingsonderzoek (BVO) en door veranderingen in de laboratoria wordt in Nederland eigenlijk de laatste 5 jaar al vrijwel uitsluitend gebruik gemaakt van dunnelaagmethoden (DLC). In Nederland zijn ThinPrep® en SurePath® de meest gebruikte dunnelaagmethoden. In het nieuwe bevolkingsonderzoek wordt gebruik gemaakt van één specifieke verzamel- en dunnelaagmethode zodat het high-risk human papillomavirus (hrHPV)-onderzoek gemakkelijk uitgevoerd kan worden en er, bij een positieve test, voldoende materiaal over blijft om cytologisch dunnelaagonderzoek te verrichten.

Samenvatting literatuur
Er is slechts één studie gevonden die het diagnostisch functioneren, inclusief sensitiviteit en specificiteit, van SurePath® vergelijkt met ThinPrep® voor de detectie van cervicale intra-epitheliale neoplasie graad 2 of meer (CIN2+) [Alaghehbandan 2013 (1)] bij vrouwen met een indicatie voor colposcopisch onderzoek.

De studie van Alaghehbandan (1) includeerde 331 vrouwen in vijf centra in Canada. Beide type samples (zowel SurePath® als ThinPrep®) werden gelijktijdig afgenomen. Zowel de SurePath® als de ThinPrep® samples zijn volgens protocol van de producent afgenomen en verwerkt. Het controle eindpunt was histologie. De sensitiviteit voor CIN2+ bij ten minste atypische squamous cellen van onbepaalde betekenis (ASCUS+) is voor SurePath®: 83,7% en ThinPrep®: 81,9%. Op soortgelijke wijze is de specificiteit voor CIN2+ voor SurePath®: 66,9% en voor ThinPrep®: 61,6%. De kwaliteit van de studie wordt beschouwd als hoog.

  1. 1 - Alaghehbandan R. Performance of the CellSolutions Glucyte liquid-based cytology in comparison with the ThinPrep and SurePath methods. Acta Cytol. 2013;57(2):189-97. doi: 10.1159/000345878. Epub 2013 Feb 28.
  2. 2 - Wright PK, Marshall J, Desai M, et al. Comparison of SurePath(R) and ThinPrep(R) liquid-based cervical cytology using positive predictive value, atypical predictive value and total predictive value as performance indicators. Cytopathology. 2010 Dec;21(6):374-8. doi: 10.1111/j.1365-2303.2010.00772.x.
  3. 3 - Fontaine D, Narine N, Naugler C. Unsatisfactory rates vary between cervical cytology samples prepared using ThinPrep and SurePath platforms: a review and meta-analysis. BMJ Open. 2012 Apr 13;2(2):e000847. doi: 10.1136/bmjopen-2012-000847. Print 2012.
  4. 4 - Celik C, Gezginç K, Toy H, et al., A comparison of liquid-based cytology with conventional cytology. Int J Gynaecol Obstet. 2008 Feb;100(2):163-6. Epub 2007 Oct 24.
  5. 5 - Strander B, Andersson-Ellström A, Milsom I, et al., Liquid-based cytology versus conventional Papanicolaou smear in an organized screening program : a prospective randomized study. Cancer. 2007 Oct 25;111(5):285-91
  6. 6 - Siebers AG, Klinkhamer PJ, Grefte JM, et al., Comparison of liquid-based cytology with conventional cytology for detection of cervical cancer precursors: a randomized controlled trial. JAMA. 2009 Oct 28;302(16):1757-64.
  7. 7 - Rozemeijer K, Penning C, Siebers AG, et al., Comparing SurePath, ThinPrep, and conventional cytology as primary test method: SurePath is associated with increased CIN II detection rates. Cancer Causes Control. 2016 Jan;27(1):15-25. doi: 10.1007/s10552-015-0678-1. Epub 2015 Oct 12.
  8. 8 - Siebers AG, Klinkhamer PJ, Vedder JE, et al. J. Causes and relevance of unsatisfactory and satisfactory but limited smears of liquid-based compared with conventional cervical cytology. Arch Pathol Lab Med. 2012 Jan;136(1):76-83. doi: 10.5858/arpa.2011-0113-OA.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  :

Laatst geautoriseerd  : 01-11-2016

Geplande herbeoordeling  :

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Pathologie
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Vereniging voor Pathologie

Algemene gegevens

Aanleiding
In 1996 werd de eerste ‘consensus based' praktijkrichtlijn gepubliceerd voor de uitvoering van cervixcytologie in Nederland. Sinds die tijd is de richtlijn diverse malen geüpdatet om te blijven voldoen aan de actuele stand van zaken. De commissie cytologie van de Nederlandse Vereniging Voor Pathologie (NVVP) heeft het initiatief genomen voor het ontwikkelen en onderhouden van deze richtlijn. Bij deze revisie, die geschreven is met het oog op het nieuwe bevolkingsonderzoek dat eind 2016 / begin 2017 van start zal gaan, is zoveel mogelijk gebruikt gemaakt van de methodiek van ‘evidence based' richtlijnontwikkeling. Door middel van een enquête onder betrokken medisch specialisten en zorgverleners betrokken bij dit onderwerp, is een inventarisatie gemaakt van de belangrijkste knelpunten in de dagelijkse praktijk.

Doel en doelgroep

Doelstelling
Deze richtlijn is een document met aanbevelingen ter ondersteuning van de dagelijkse praktijkvoering. De richtlijn berust op de resultaten van wetenschappelijk onderzoek en aansluitende meningsvorming gericht op het vaststellen van goed medisch handelen. Er wordt aangegeven wat in het algemeen de beste zorg is voor het uitvoeren van cervixcytologisch onderzoek buiten het bevolkingsonderzoek en besteed aandacht aan de beoordeling en kwaliteitscriteria voor de uitvoering van het cervixcytologisch- en moleculair biologisch onderzoek (HPV-test). De richtlijn geeft aanbevelingen over de diagnostiek, de behandeling en de follow-up van patiënten met voorstadia van cervixcarcinoom. De richtlijn kan worden gebruikt bij het geven van voorlichting aan patiënten. Ook biedt de richtlijn aanknopingspunten voor bijvoorbeeld transmurale afspraken of lokale protocollen ter bevordering van de implementatie van deze richtlijn.
 

Specifieke doelen van deze richtlijn voor cervixcytologie zijn:

  • Streven naar uniformiteit in uitvoering, beoordeling en verslaglegging
  • Randvoorwaarden voor laboratoria en testen benoemen
  • Multidisciplinariteit
  • Relatie met andere richtlijnen; sporen met andere richtlijnen
  • Relatie met bevolkingsonderzoek.

Doelpopulatie
De doelpopulatie van deze richtlijn zijn vrouwen waarbij een uitstrijkje wordt gemaakt, zijnde indicatief afgenomen bij klachten, of in het kader van het bevolkingsonderzoek (BVO) afgenomen.

Doelgroep
Deze richtlijn is bestemd voor alle professionals die betrokken zijn bij de diagnostiek, behandeling en begeleiding van patiënten waarbij cervixcytologie wordt uitgevoerd, zoals pathologen, moleculair biologen in de pathologie, moleculair medisch microbiologen, arts-microbiologen, gynaecologen, huisartsen, cytologisch en moleculaire analisten, doktersassistenten en patiëntenorganisaties.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijn is een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen. Bij het samenstellen van de werkgroep is rekening gehouden met de geografische spreiding van de werkgroepleden, met een evenredige vertegenwoordiging van de diverse betrokken verenigingen en instanties, alsmede met een spreiding al dan niet in academische achtergrond. De werkgroepleden hebben onafhankelijk gehandeld en zijn gemandateerd door hun vereniging voor hun inbreng.

Inbreng patiƫntenperspectief

Bij de start van de ontwikkeling van deze richtlijn is overleg geweest met de Leven met Kanker Beweging (Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenorganisaties) en Stichting Olijf ten aanzien van de inbreng patiëntenperspectief. Stichting Olijf heeft beargumenteerd besloten niet deel te nemen in de werkgroep, maar konden wel benaderd worden om input te leveren tijdens het traject. De Leven met Kanker Beweging (Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenorganisaties)(en Stichting Olijf) en Patiëntenfederatie NPCF zijn geconsulteerd in de externe commentaarronde. De Patiëntenfederatie NPCF heeft de richtlijn uitgezet bij de Patiëntenorganisatie Gynaecologie Nederland (PGN). Het commentaar van de Leven met Kanker Beweging en PGN (via NPCF) en de wijze waarop hiermee is omgegaan is opgenomen in de bijlage (zie bijlage 9 en zie bijlage 16).

Methode ontwikkeling

Evidence based

Werkwijze

Werkend vanuit de eerder opgestelde basis en met het oog op het vernieuwde bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker, is door de NVVP het initiatief genomen deze richtlijn te actualiseren. Gezien de omvang van het werk en het gemeenschappelijk belang van meerdere disciplines is in samenspraak met Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL) een werkgroep samengesteld (zie bijlage 7) uit verschillende disciplines die betrokken zijn bij de uitvoering van cervixcytologie. De gemandateerde werkgroepleden werden verdeeld in subgroepen voor het beantwoorden van de uitgangsvragen, waarbij gezorgd is dat de relevante disciplines vertegenwoordigd waren. Daarnaast zorgde een redactieteam, bestaande uit de voorzitter, de procesbegeleider, de betrokken AIOS en de secretaresse van IKNL voor de coördinatie en onderlinge afstemming van de subgroepen. De subgroepen hebben gedurende een periode van ruim een jaar gewerkt aan een concept richtlijntekst die betrekking heeft op dit traject. De werkwijze van de werkgroep bestond uit een knelpuntenanalyse (zie bijlage 12), waarvoor een enquête werd gehouden. De resultaten zijn besproken en de hoogst geprioriteerde uitkomsten zijn omgezet in uitgangsvragen (zie bijlage 2). Met behulp van de zogenaamde Patiënt Intervention Comparison Outcome (PICO)-methode zijn er door de werkgroep en een methodoloog van IKNL onafhankelijke literatuursearches (zie bijlage 3) gedaan. De gevonden literatuur werd inhoudelijk, methodologisch en statistisch beoordeeld om tot een zo goed mogelijke afweging te komen voor de beantwoording van de uitgangsvragen. De werkgroepleden schreven afzonderlijk, of in de subgroepen, teksten die tijdens vergaderingen besproken en na verwerking van de commentaren werden geaccordeerd. De voltallige werkgroep is acht keer bijeen geweest om de resultaten van de subgroepen in onderling verband te bespreken. De teksten van de subgroepen zijn door het redactieteam samengevoegd en op elkaar afgestemd tot één document. Begin 2016 heeft een landelijke commentaarronde plaatsgevonden waarbij alle leden van alle relevante wetenschappelijke verenigingen en patiëntenvereniging werden uitgenodigd, persoonlijk, of via een aankondiging in een vaktijdschrift. De commentaren van deze enquête zijn verwerkt in de definitieve richtlijn.

Volgende:
Follow-up