Cervixcytologie

Initiatief: NVVPa Aantal modules: 40

Cervixcytologie - Methode afname materiaal

Uitgangsvraag

Wat is de methodiek die gehanteerd dient te worden bij het afnemen van materiaal voor cervixcytologisch onderzoek?

Aanbeveling

De werkgroep is van mening dat de in het bevolkingsonderzoek gekozen dunnelaagmethode en techniek bij voorkeur ook gebruikt wordt in het indicatieve traject. Dit maakt het gebruik van dunnelaagmethoden door de huisartsen en de gynaecologische praktijk uniformer, controleerbaarder en makkelijker te scholen.

Overwegingen

Professioneel perspectief: Het maken van de uitstrijk geschiedt door of onder verantwoordelijkheid van de aanvrager en dient te geschieden volgens goedgekeurde richtlijnen van de diverse beroepsverenigingen en de gebruikershandleiding van de betreffende methode.

Professioneel perspectief: materiaal ten behoeve van cervixcytologisch onderzoek dient bij voorkeur te worden afgenomen buiten de menstruatiefase, aangezien het in het preparaat aanwezige bloed de beoordeling kan bemoeilijken. Zie ook de Standaard Preventie en vroegdiagnostiek van Cervixcarcinoom en Standaard Vaginaal Bloedverlies van het NHG.

Professioneel perspectief:

  • De conventionele methode (uitstrijkje op glaasje) wordt afgeraden, zowel voor de onderzoeken op indicatie als voor de Test of Cure.
  • Bij onderzoeken op indicatie kan er naast een cytologisch onderzoek indien nodig een hrHPV test worden gedaan.
  • In de follow-up na cervicale intra-epitheliale neoplasie (CIN), is gekozen voor co-testing (cytologie en hrHPV-test). Zie verder de richtlijn CIN, AIS en VAIN en module Type cytologische test.

Professioneel perspectief: In het nieuwe  bevolkingsonderzoek (BVO) wordt in de vijf screeningslaboratoria gebruik gemaakt van een zogenaamde dunnelaagmethode (DLC). Voor Nederland betekent dit dat ruim 80% van de samples via dit traject zal lopen. De overige 20% van de onderzoeken zullen op indicatie en in het kader van follow-up na behandeling van CIN laesies worden afgenomen door de huisartsen en de gynaecologen. Deze onderzoeken komen terecht in de pathologielaboratoria die er in Nederland zijn.

Gezien de geringe omvang van dit laatste traject, verdient het aanbeveling om voor de dunnelaagmethode aan te sluiten bij het BVO. De instructies, methode van afname, het potje en het opvangmedium zijn dan uniform, hetgeen voor de aanvrager het meest praktisch lijkt. Dit maakt voorts de scholing uniform en de kwaliteitscontroles beter uitvoerbaar. Ook de bandbreedte van een aanvullende hrHPV test is dan betrouwbaarder te hanteren.

Onderbouwing

Inleiding
In de overgang naar het nieuwe bevolkingsonderzoek (BVO) en door veranderingen in de laboratoria wordt in Nederland de laatste 5 jaar al vrijwel uitsluitend gebruik gemaakt van de dunnelaagcytologie (DLC). Er zijn meerdere typen dunnelaagcytologie welke onderling verschillen in materialen zoals het potje en het medium. Afhankelijk van de gebruikte methode wordt het borsteltje mee gezonden naar het laboratorium. In het nieuwe BVO wordt gebruikgemaakt van één specifieke dunnelaagmethode zodat het high-risk human papillomavirus (hrHPV)-onderzoek gemakkelijk uitgevoerd kan worden en er, bij een positieve test, voldoende materiaal over is om cytologisch (dunnelaag) onderzoek te verrichten.

Samenvatting literatuur
Voor deze uitgangsvraag is geen systematisch literatuuronderzoek uitgevoerd door de methodologen.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  :

Laatst geautoriseerd  : 01-11-2016

Geplande herbeoordeling  :

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Pathologie
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Vereniging voor Pathologie

Algemene gegevens

Aanleiding
In 1996 werd de eerste ‘consensus based' praktijkrichtlijn gepubliceerd voor de uitvoering van cervixcytologie in Nederland. Sinds die tijd is de richtlijn diverse malen geüpdatet om te blijven voldoen aan de actuele stand van zaken. De commissie cytologie van de Nederlandse Vereniging Voor Pathologie (NVVP) heeft het initiatief genomen voor het ontwikkelen en onderhouden van deze richtlijn. Bij deze revisie, die geschreven is met het oog op het nieuwe bevolkingsonderzoek dat eind 2016 / begin 2017 van start zal gaan, is zoveel mogelijk gebruikt gemaakt van de methodiek van ‘evidence based' richtlijnontwikkeling. Door middel van een enquête onder betrokken medisch specialisten en zorgverleners betrokken bij dit onderwerp, is een inventarisatie gemaakt van de belangrijkste knelpunten in de dagelijkse praktijk.

Doel en doelgroep

Doelstelling
Deze richtlijn is een document met aanbevelingen ter ondersteuning van de dagelijkse praktijkvoering. De richtlijn berust op de resultaten van wetenschappelijk onderzoek en aansluitende meningsvorming gericht op het vaststellen van goed medisch handelen. Er wordt aangegeven wat in het algemeen de beste zorg is voor het uitvoeren van cervixcytologisch onderzoek buiten het bevolkingsonderzoek en besteed aandacht aan de beoordeling en kwaliteitscriteria voor de uitvoering van het cervixcytologisch- en moleculair biologisch onderzoek (HPV-test). De richtlijn geeft aanbevelingen over de diagnostiek, de behandeling en de follow-up van patiënten met voorstadia van cervixcarcinoom. De richtlijn kan worden gebruikt bij het geven van voorlichting aan patiënten. Ook biedt de richtlijn aanknopingspunten voor bijvoorbeeld transmurale afspraken of lokale protocollen ter bevordering van de implementatie van deze richtlijn.
 

Specifieke doelen van deze richtlijn voor cervixcytologie zijn:

  • Streven naar uniformiteit in uitvoering, beoordeling en verslaglegging
  • Randvoorwaarden voor laboratoria en testen benoemen
  • Multidisciplinariteit
  • Relatie met andere richtlijnen; sporen met andere richtlijnen
  • Relatie met bevolkingsonderzoek.

Doelpopulatie
De doelpopulatie van deze richtlijn zijn vrouwen waarbij een uitstrijkje wordt gemaakt, zijnde indicatief afgenomen bij klachten, of in het kader van het bevolkingsonderzoek (BVO) afgenomen.

Doelgroep
Deze richtlijn is bestemd voor alle professionals die betrokken zijn bij de diagnostiek, behandeling en begeleiding van patiënten waarbij cervixcytologie wordt uitgevoerd, zoals pathologen, moleculair biologen in de pathologie, moleculair medisch microbiologen, arts-microbiologen, gynaecologen, huisartsen, cytologisch en moleculaire analisten, doktersassistenten en patiëntenorganisaties.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijn is een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen. Bij het samenstellen van de werkgroep is rekening gehouden met de geografische spreiding van de werkgroepleden, met een evenredige vertegenwoordiging van de diverse betrokken verenigingen en instanties, alsmede met een spreiding al dan niet in academische achtergrond. De werkgroepleden hebben onafhankelijk gehandeld en zijn gemandateerd door hun vereniging voor hun inbreng.

Inbreng patiƫntenperspectief

Bij de start van de ontwikkeling van deze richtlijn is overleg geweest met de Leven met Kanker Beweging (Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenorganisaties) en Stichting Olijf ten aanzien van de inbreng patiëntenperspectief. Stichting Olijf heeft beargumenteerd besloten niet deel te nemen in de werkgroep, maar konden wel benaderd worden om input te leveren tijdens het traject. De Leven met Kanker Beweging (Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenorganisaties)(en Stichting Olijf) en Patiëntenfederatie NPCF zijn geconsulteerd in de externe commentaarronde. De Patiëntenfederatie NPCF heeft de richtlijn uitgezet bij de Patiëntenorganisatie Gynaecologie Nederland (PGN). Het commentaar van de Leven met Kanker Beweging en PGN (via NPCF) en de wijze waarop hiermee is omgegaan is opgenomen in de bijlage (zie bijlage 9 en zie bijlage 16).

Methode ontwikkeling

Evidence based

Werkwijze

Werkend vanuit de eerder opgestelde basis en met het oog op het vernieuwde bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker, is door de NVVP het initiatief genomen deze richtlijn te actualiseren. Gezien de omvang van het werk en het gemeenschappelijk belang van meerdere disciplines is in samenspraak met Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL) een werkgroep samengesteld (zie bijlage 7) uit verschillende disciplines die betrokken zijn bij de uitvoering van cervixcytologie. De gemandateerde werkgroepleden werden verdeeld in subgroepen voor het beantwoorden van de uitgangsvragen, waarbij gezorgd is dat de relevante disciplines vertegenwoordigd waren. Daarnaast zorgde een redactieteam, bestaande uit de voorzitter, de procesbegeleider, de betrokken AIOS en de secretaresse van IKNL voor de coördinatie en onderlinge afstemming van de subgroepen. De subgroepen hebben gedurende een periode van ruim een jaar gewerkt aan een concept richtlijntekst die betrekking heeft op dit traject. De werkwijze van de werkgroep bestond uit een knelpuntenanalyse (zie bijlage 12), waarvoor een enquête werd gehouden. De resultaten zijn besproken en de hoogst geprioriteerde uitkomsten zijn omgezet in uitgangsvragen (zie bijlage 2). Met behulp van de zogenaamde Patiënt Intervention Comparison Outcome (PICO)-methode zijn er door de werkgroep en een methodoloog van IKNL onafhankelijke literatuursearches (zie bijlage 3) gedaan. De gevonden literatuur werd inhoudelijk, methodologisch en statistisch beoordeeld om tot een zo goed mogelijke afweging te komen voor de beantwoording van de uitgangsvragen. De werkgroepleden schreven afzonderlijk, of in de subgroepen, teksten die tijdens vergaderingen besproken en na verwerking van de commentaren werden geaccordeerd. De voltallige werkgroep is acht keer bijeen geweest om de resultaten van de subgroepen in onderling verband te bespreken. De teksten van de subgroepen zijn door het redactieteam samengevoegd en op elkaar afgestemd tot één document. Begin 2016 heeft een landelijke commentaarronde plaatsgevonden waarbij alle leden van alle relevante wetenschappelijke verenigingen en patiëntenvereniging werden uitgenodigd, persoonlijk, of via een aankondiging in een vaktijdschrift. De commentaren van deze enquête zijn verwerkt in de definitieve richtlijn.

Volgende:
Diagnostiek