Cervixcytologie

Initiatief: NVVPa Aantal modules: 40

Cervixcytologie - Logistiek van het materiaal

Uitgangsvraag

Hoe dient de logistiek geregeld te zijn tussen het moment van afname van cervixcytologisch materiaal en het moment van verwerking in het cytologisch laboratorium?

Aanbeveling

De werkgroep is van mening dat het logistieke proces van afname van indicatieve cytologie tot binnenkomst bij het laboratorium dient te zijn geborgd volgens de geldende wet- en regelgeving en eisen van de fabrikant. De verantwoordelijkheden van de huisartsendienst, de vervoersdienst en het laboratorium dienen goed te zijn vastgelegd.

De werkgroep is van mening dat de logistiek zodanig ingericht moet zijn dat aan de doorlooptijd voldaan kan worden (binnen 10 werkdagen).

Overwegingen

Organisatorisch perspectief: Betreffende de logistieke organisatie zijn er twee mogelijkheden voor transport, namelijk:

  1. een bodedienst, vaak in combinatie met andere diensten van het ziekenhuis of laboratorium;
  2. per post.

Welke keuze ook gemaakt wordt, de procedures moeten in SOP's (Standard operating procedure) en volgens de geldende richtlijnen zijn vastgelegd.
Het is van belang dat in deze ‘keten' de verantwoordelijkheden benoemd zijn. De huisarts is verantwoordelijk voor de logistiek binnen de praktijk. Daarnaast is de afnemer (huisarts/gynaecoloog) verantwoordelijk voor het materiaal tot de overdracht aan het laboratorium, hieronder vallen ook correcte verpakking en adressering van het materiaal. Vaak zal het laboratorium de verantwoordelijke van de vervoersketen zijn (dat geldt ook bij uitbesteding van de vervoersdienst). Dan is het laboratorium eindverantwoordelijk voor dit deel van de keten. Na ontvangst in het laboratorium gaat de verantwoordelijkheid voor het materiaal over op het laboratorium. Bij het vervoer van het materiaal dient rekening te worden gehouden met de eventuele eisen van de fabrikant van de verwerkingsmethode (denk hierbij aan een dunnelaagmethode en de temperatuur of de tijdsduur tot verwerking).

Deze keten van verantwoordelijkheden dient voor indicatieve onderzoeken in elk laboratorium te zijn vastgelegd. Hierbij dient de landelijke wet- en regelgeving te worden opgevolgd.

Organisatorisch perspectief:De doorlooptijden van het onderzoek worden voor een deel bepaald door de vervoerstijd. De werkgroep is van mening dat de logistiek zodanig ingericht moet zijn dat aan de doorlooptijd voldaan kan worden (binnen 10 werkdagen).

Onderbouwing

Inleiding
Al het cytologische materiaal dat op indicatie of in het kader van follow-up is afgenomen, komt of vanuit de ziekenhuizen (gynaecologen) of vanuit de huisartspraktijken naar het aan die betreffende instelling verbonden pathologielaboratorium. De laboratoria dienen, in overleg met de huisartsenpraktijken afspraken te maken betreffende logistiek van het vervoer van de praktijk naar de laboratoria. De huisartsen zijn in principe verantwoordelijk voor het materiaal totdat het aan de vervoerder is afgegeven. Het vervoer dient te voldoen aan de wettelijke eisen die aan vervoer van lichaamsmateriaal worden gesteld.

Samenvatting literatuur
Voor deze uitgangsvraag is geen systematisch literatuuronderzoek uitgevoerd door de methodologen.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  :

Laatst geautoriseerd  : 01-11-2016

Geplande herbeoordeling  :

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Pathologie
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Vereniging voor Pathologie

Algemene gegevens

Aanleiding
In 1996 werd de eerste ‘consensus based' praktijkrichtlijn gepubliceerd voor de uitvoering van cervixcytologie in Nederland. Sinds die tijd is de richtlijn diverse malen geüpdatet om te blijven voldoen aan de actuele stand van zaken. De commissie cytologie van de Nederlandse Vereniging Voor Pathologie (NVVP) heeft het initiatief genomen voor het ontwikkelen en onderhouden van deze richtlijn. Bij deze revisie, die geschreven is met het oog op het nieuwe bevolkingsonderzoek dat eind 2016 / begin 2017 van start zal gaan, is zoveel mogelijk gebruikt gemaakt van de methodiek van ‘evidence based' richtlijnontwikkeling. Door middel van een enquête onder betrokken medisch specialisten en zorgverleners betrokken bij dit onderwerp, is een inventarisatie gemaakt van de belangrijkste knelpunten in de dagelijkse praktijk.

Doel en doelgroep

Doelstelling
Deze richtlijn is een document met aanbevelingen ter ondersteuning van de dagelijkse praktijkvoering. De richtlijn berust op de resultaten van wetenschappelijk onderzoek en aansluitende meningsvorming gericht op het vaststellen van goed medisch handelen. Er wordt aangegeven wat in het algemeen de beste zorg is voor het uitvoeren van cervixcytologisch onderzoek buiten het bevolkingsonderzoek en besteed aandacht aan de beoordeling en kwaliteitscriteria voor de uitvoering van het cervixcytologisch- en moleculair biologisch onderzoek (HPV-test). De richtlijn geeft aanbevelingen over de diagnostiek, de behandeling en de follow-up van patiënten met voorstadia van cervixcarcinoom. De richtlijn kan worden gebruikt bij het geven van voorlichting aan patiënten. Ook biedt de richtlijn aanknopingspunten voor bijvoorbeeld transmurale afspraken of lokale protocollen ter bevordering van de implementatie van deze richtlijn.
 

Specifieke doelen van deze richtlijn voor cervixcytologie zijn:

  • Streven naar uniformiteit in uitvoering, beoordeling en verslaglegging
  • Randvoorwaarden voor laboratoria en testen benoemen
  • Multidisciplinariteit
  • Relatie met andere richtlijnen; sporen met andere richtlijnen
  • Relatie met bevolkingsonderzoek.

Doelpopulatie
De doelpopulatie van deze richtlijn zijn vrouwen waarbij een uitstrijkje wordt gemaakt, zijnde indicatief afgenomen bij klachten, of in het kader van het bevolkingsonderzoek (BVO) afgenomen.

Doelgroep
Deze richtlijn is bestemd voor alle professionals die betrokken zijn bij de diagnostiek, behandeling en begeleiding van patiënten waarbij cervixcytologie wordt uitgevoerd, zoals pathologen, moleculair biologen in de pathologie, moleculair medisch microbiologen, arts-microbiologen, gynaecologen, huisartsen, cytologisch en moleculaire analisten, doktersassistenten en patiëntenorganisaties.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijn is een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen. Bij het samenstellen van de werkgroep is rekening gehouden met de geografische spreiding van de werkgroepleden, met een evenredige vertegenwoordiging van de diverse betrokken verenigingen en instanties, alsmede met een spreiding al dan niet in academische achtergrond. De werkgroepleden hebben onafhankelijk gehandeld en zijn gemandateerd door hun vereniging voor hun inbreng.

Inbreng patiƫntenperspectief

Bij de start van de ontwikkeling van deze richtlijn is overleg geweest met de Leven met Kanker Beweging (Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenorganisaties) en Stichting Olijf ten aanzien van de inbreng patiëntenperspectief. Stichting Olijf heeft beargumenteerd besloten niet deel te nemen in de werkgroep, maar konden wel benaderd worden om input te leveren tijdens het traject. De Leven met Kanker Beweging (Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenorganisaties)(en Stichting Olijf) en Patiëntenfederatie NPCF zijn geconsulteerd in de externe commentaarronde. De Patiëntenfederatie NPCF heeft de richtlijn uitgezet bij de Patiëntenorganisatie Gynaecologie Nederland (PGN). Het commentaar van de Leven met Kanker Beweging en PGN (via NPCF) en de wijze waarop hiermee is omgegaan is opgenomen in de bijlage (zie bijlage 9 en zie bijlage 16).

Methode ontwikkeling

Evidence based

Werkwijze

Werkend vanuit de eerder opgestelde basis en met het oog op het vernieuwde bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker, is door de NVVP het initiatief genomen deze richtlijn te actualiseren. Gezien de omvang van het werk en het gemeenschappelijk belang van meerdere disciplines is in samenspraak met Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL) een werkgroep samengesteld (zie bijlage 7) uit verschillende disciplines die betrokken zijn bij de uitvoering van cervixcytologie. De gemandateerde werkgroepleden werden verdeeld in subgroepen voor het beantwoorden van de uitgangsvragen, waarbij gezorgd is dat de relevante disciplines vertegenwoordigd waren. Daarnaast zorgde een redactieteam, bestaande uit de voorzitter, de procesbegeleider, de betrokken AIOS en de secretaresse van IKNL voor de coördinatie en onderlinge afstemming van de subgroepen. De subgroepen hebben gedurende een periode van ruim een jaar gewerkt aan een concept richtlijntekst die betrekking heeft op dit traject. De werkwijze van de werkgroep bestond uit een knelpuntenanalyse (zie bijlage 12), waarvoor een enquête werd gehouden. De resultaten zijn besproken en de hoogst geprioriteerde uitkomsten zijn omgezet in uitgangsvragen (zie bijlage 2). Met behulp van de zogenaamde Patiënt Intervention Comparison Outcome (PICO)-methode zijn er door de werkgroep en een methodoloog van IKNL onafhankelijke literatuursearches (zie bijlage 3) gedaan. De gevonden literatuur werd inhoudelijk, methodologisch en statistisch beoordeeld om tot een zo goed mogelijke afweging te komen voor de beantwoording van de uitgangsvragen. De werkgroepleden schreven afzonderlijk, of in de subgroepen, teksten die tijdens vergaderingen besproken en na verwerking van de commentaren werden geaccordeerd. De voltallige werkgroep is acht keer bijeen geweest om de resultaten van de subgroepen in onderling verband te bespreken. De teksten van de subgroepen zijn door het redactieteam samengevoegd en op elkaar afgestemd tot één document. Begin 2016 heeft een landelijke commentaarronde plaatsgevonden waarbij alle leden van alle relevante wetenschappelijke verenigingen en patiëntenvereniging werden uitgenodigd, persoonlijk, of via een aankondiging in een vaktijdschrift. De commentaren van deze enquête zijn verwerkt in de definitieve richtlijn.

Volgende:
Diagnostiek