Hiv testen
Uitgangsvraag
Is het zinvol om standaard op hiv te testen bij een nieuwe diagnose cervixcarcinoom?
De uitgangsvraag omvat de volgende deelvragen:
Is het kosteneffectief om te testen op hiv bij een cervixcarcinoom?
Aanbeveling
Bied een hiv-test aan bij een nieuwe diagnose cervixcarcinoom.
Overwegingen
Het eerder diagnosticeren van een onderliggende hiv-infectie heeft tevens gunstige gevolgen voor het individu en de algehele populatie. Door met medicatie te starten, wordt verdere schade aan het immuunsysteem voorkomen, waardoor de hiv-gerelateerde mortaliteit en morbiditeit en daarmee ziekenhuisopnames voor een belangrijk deel voorkomen kunnen worden. Daarnaast leidt diagnose en behandeling van een hiv-infectie tot preventie van hiv-transmissie [Rodger 2019].
Het diagnosticeren van een onderliggende hiv-infectie en het starten met hiv-medicatie heeft ook invloed op de prognose van het cervixcarcinoom. Een onderliggende hiv-infectie is geassocieerd met een presentatie van cervixcarcinoom op jongere leeftijd, verder gevorderde ziekte bij presentatie, slechtere prognose, snellere progressie en meer therapiefalen [Ferreira, 2017; Kelly, 2018; Glasmeyer,2022; Dryden-Peterson, 2016]. Uit een systematische review van cross-sectionele studies en cohortstudies blijkt dat onder vrouwen met hiv die adequaat behandeld worden een lagere hrHPV prevalentie (aOR 0.83), minder CIN2+ (aOR 0.59), minder progressie van squameuze intra-epitheliale leasie (SIL), meer (spontane) regressie van SIL en minder incidentie van cervixcarcinoom (aOR 0.40) wordt gezien ten opzichte van vrouwen met onbehandelde hiv-infectie [Kelly, 2018].
De prevalentie ongediagnosticeerde hiv bij patiënten met een cervixcarcinoom ligt met 0,6% ruim boven de kosteneffectiviteitsgrens van 0,1%. Zelfs wanneer we er vanuit gaan dat alle patiënten die niet getest zijn op hiv een negatieve hiv-test hebben in de hierboven genoemde studies (17/7.046), zou de hiv-prevalentie met 0,24% ruim hoger dan de kosteneffectiviteitsdrempel van 0,1% zijn [Paltiel, 2005]. Het aanbieden van een hiv-test middels opt-out is een kleine investering voor een redelijk aangetoonde gezondheidswinst. Daarnaast kan de patiënt altijd beslissen het aanbod niet te accepteren. De zorgverlener doet er goed aan aandacht te hebben voor counseling bij het bespreken van een hiv-test. Uitleg dat deze test tot de standaard diagnostiek behoort en dat hiv goed te behandelen is, wat ook de behandeling van cervixcarcinoom ten goede komt, kan de patiënt helpen dit testadvies goed te plaatsen.
Voor- en nadelen van de interventie en de kwaliteit van het bewijs
Het klinisch relevant effect van de interventie (standaard op hiv te testen bij een nieuwe diagnose cervixcarcinoom) ten opzichte van de controleconditie (niet op hiv testen) is het potentieel diagnosticeren van een nog ongediagnosticeerde hiv-infectie. Uit de literatuurstudie kan worden geconcludeerd dat deze strategie kosteneffectief is, omdat de gerapporteerde prevalentie ongediagnosticeerde hiv hoger is dan de drempel waarboven routinematig op hiv testen kosteneffectief is [Paltiel ,2005]. (tijdig) Diagnosticeren van een
hiv-infectie heeft belangrijke gezondheidsvoordelen voor de patiënt, omdat late diagnose en behandeling is geassocieerd met hogere morbiditeit, mortaliteit en meer ziekenhuisopnames. Daarnaast bevordert tijdige hiv-diagnose en behandeling de prognose van het cervixcarcinoom. Hiv-infectie is geassocieerd met presentatie van cervixcarcinoom op jongere leeftijd, verder gevorderde ziekte bij presentatie, slechtere prognose, snellere progressie en meer therapie falen [Ferreira, 2017; Kelly, 2018; Glasmeyer,2022; Dryden-Peterson, 2016]. Uit een systematische review van cross-sectionele studies en cohortstudies blijkt dat onder vrouwen met hiv die adequaat behandeld worden een lagere hrHPV prevalentie (aOR 0.83), minder CIN2+ (aOR 0.59), minder progressie van SIL, meer (spontane) regressie van SIL en minder incidentie van cervixcarcinoom (aOR 0.40) wordt gezien ten opzichte van vrouwen met onbehandelde hiv infectie [Kelly, 2018]. Ten slotte leidt diagnose en behandeling van
hiv-infecties tot preventie van hiv-transmissie [Rodger, 2019]. Er is dus duidelijke gezondheidswinst te verwachten van het diagnosticeren van een nog onbekende hiv-infectie ten tijde van cervixcarcinoom diagnose.
De bewijskracht voor deze aanbeveling wordt beïnvloed door het feit dat een relatief lage proportie van de patiënten in de studies een hiv-test ontvingen. Hierdoor kan zowel een onder- als een overschatting van de daadwerkelijke prevalentie ongediagnosticeerde hiv zijn ontstaan. Dit heeft als gevolg dat het behalen van de kosteneffectiviteitsdrempel van 0,1% prevalentie ongediagnosticeerde hiv een zekere mate van onzekerheid kent. Belangrijk is om in deze overweging mee te nemen dat er een verdunningseffect bestaat. In de studies die gevonden werden zitten ook vrouwen met hooggradige cervixdysplasie dus de noemer in deze analyse bestaat niet alleen uit vrouwen met cervixcarcinoom. Verwacht wordt dat de hiv-prevalentie stijgt als er alleen vrouwen met cervixcarcinoom worden meegenomen.
De eerder genoemde kennislacune is het gevolg van ontbreken van expliciete aanbevelingen voor het routinematig testen op hiv bij patiënten met cervixcarcinoom. Surveillance of monitoring van landelijke hiv-cijfers onder patiënten met cervixcarcinoom na implementatie van deze aanbeveling kan bijdragen aan de bewijskracht.
Waarden en voorkeuren van patiënten (en evt. hun verzorgers)
De belangrijkste doelen van de interventie voor de patiënt zijn het voorkomen van nadelige gevolgen van een onbehandelde hiv-infectie, in het bijzonder in de context van een behandeling van het cervixcarcinoom. Uit studies onder mensen met hiv in Nederland is bekend dat het bespreken van hiv-diagnostiek zelden tot nooit als belastend wordt ervaren door de patiënt. [Raben, 2015] Eventuele belasting voor de patiënt betreft het uitvoeren van een venapunctie ten behoeve van de hiv-test, maar dit kan worden meegenomen met het overige diagnostische onderzoek wat door middel van venapunctie wordt uitgevoerd ten tijde van het diagnostisch traject bij cervixcarcinoom.
Test
Kosten (middelenbeslag)
Niet van toepassing.
Aanvaardbaarheid voor de overige relevante stakeholders
Niet van toepassing.
Haalbaarheid en implementatie
De praktische haalbaarheid van deze interventie wordt hoog ingeschat.
Onderbouwing
Achtergrond
Late hiv-diagnose is geassocieerd met meer morbiditeit, meer mortaliteit, meer transmissie en hogere zorgkosten. Tevens kan het niet diagnosticeren van een onderliggende
hiv-infectie gevolgen hebben voor de behandeling van de hiv-indicatoraandoening.
Hiv-indicatoraandoeningen komen vaker voor bij mensen met hiv dan bij mensen zonder hiv. In de richtlijnen van o.a. het European Center for Disease Control and prevention (ECDC), het rijksinstituut voor volksgezondheid en milieu (RIVM) en de landelijke coördinatie infectieziektebestrijding (LCI) wordt aanbevolen op hiv te testen bij de aanwezigheid van een hiv-indicatoraandoening. Cervixcarcinoom en hooggradige dysplasie is een
hiv-indicatoraandoening. De huidige cervixcarcinoom richtlijn bevat dit hiv-test advies niet. Er is minder kans is op recidief en betere prognose van het cervixcarcinoom als tegelijkertijd de onderliggende hiv-infectie behandeld wordt [1-2]. Standaard screenen op hiv bij indicatoraandoeningen verlaagt de kans op de nadelige gevolgen van ongediagnosticeerde hiv en is kosteneffectief indien de prevalentie ongediagnosticeerde hiv ≥0,1% is [3]. Het percentage nieuw gediagnostiseerde hiv infecties bij patiënten met een nieuwe diagnose cervixcarcinoom zal dus een indicator zijn voor de te bereiken gezondheidswinst of prognoseverbetering van deze groep patiënten wanneer routinematig op hiv wordt getest in deze patiëntenpopulatie. Daarom hebben wij uitgezocht of het zinvol en kosteneffectief is om standaard te testen op hiv bij een nieuwe diagnose cervixcarcinoom.
Conclusies
Zeer laag |
De prevalentie ongediagnosticeerde hiv onder vrouwen met cervixcarcinoom is hoger (0,6%) dan de kosteneffectiviteitsdrempel voor hiv-screening (0,1%) [3]. Het is daarom zinvol om standaard op hiv te testen bij een nieuwe diagnose cervixcarcinoom, om eventuele ongediagnosticeerde hiv-infecties te identificeren.
Bron Mosimann, 2014; Hwang, 2015; Raben, 2015; Agustí, 2016; Qureshi, 2017; Carlander, 2017; Raben, 2019; Bogers 2021 (1); Bogers 2021 (2)] |
Samenvatting literatuur
Beschrijving studies
We hebben 34 studies gevonden die relevant waren voor het beantwoorden van onze uitgangsvraag. Na te selecteren op setting (Westerse setting) en startjaar studie (de laatste 20 jaar) bleven er 9 studies over. Van deze studies vonden 7 plaats in Europa, 1 in de Verenigde Staten en 1 in Westerse landen (zowel binnen als buiten Europa). Zes studies waren cohortstudies (4 retrospectief en 2 prospectief), 1 was een populatiestudie op basis van surveillance data, 1 was een cross-sectionele populatiestudie en 1 was een systematische review. In 3 studies werden enkel vrouwen met invasief cervixcarcinoom geïncludeerd. In de overige 6 studies werden ook vrouwen met hooggradige cervixdysplasie geïncludeerd en kon geen onderscheid worden gemaakt tussen deze groepen op basis van de beschikbare data. Mediane studieduur was 3,9 jaar (interkwartielafstand 1,4-8,1 jaar). Mediane sample grootte was 615 patiënten (interkwartielafstand 252-1341).
Resultaten
Prevalentie ongediagnosticeerde hiv van ≥0,1%
Van 7.046 patiënten was hiv-test data beschikbaar in de 9 geïncludeerde studies. Hiervan waren 2.719 (39%) op hiv getest rondom hun diagnose van cervixcarcinoom of hooggradige cervixdysplasie. Van deze 2.719 geteste patiënten bleken er 17 (0,6%) hiv-positief.
Hoewel er dus maar een beperkt percentage op hiv getest werd, was het percentage positief hoger dan de kosteneffectiviteitsdrempel voor routinematig op hiv screenen van 0,1%. Onder alleen patiënten met invasief cervixcarcinoom (Hwang 2015, Raben 2015, Mosimann 2014 en Agustí 2016) was 488/1500 (33%) op hiv getest, waarvan 3/488 (0,6%) positief. In één Zweedse studie (Carlander 2017) was niet gekeken naar de uitkomst van een hiv-test ten tijde van cervixcarcinoom of –dysplasie diagnose, maar was op basis van surveillance data teruggerekend wie achteraf gezien ten tijde van cervixcarcinoom of –dysplasie diagnose een hiv-infectie had, die later gediagnosticeerd werd. Van de 62.874 patiënten met hooggradige cervixdysplasie of cervixcarcinoom hadden 221 patiënten (0,35%) een
hiv-infectie. Hiervan hadden 46 patiënten hooggradige cervixdysplasie of cervixcarcinoom voorafgaand aan hun hiv-diagnose.
Er werd geschat dat 38 van deze 46 patiënten (38/62.874; 0,06%, 95% betrouwbaarheidsinterval 0,04%-0,08%) reeds hiv-positief waren ten tijde van hun hooggradige cervixdysplasie of cervixcarcinoom diagnose, zonder dat dat op dat moment werd gediagnosticeerd. In de Carlander studie werd een aanname gedaan ten aanzien van de hiv-testuitslag en er werd niet daadwerkelijk een hiv-test verricht bij de diagnose cervixcarcinoom/cervixdysplasie, zoals dat in de andere studies wel werd gedaan.
Bewijskracht van de literatuur
De bewijskracht voor de uitkomstmaat prevalentie ongediagnosticeerde hiv van ≥0,1%
is met 3 niveaus verlaagd gezien:
- Risk of bias/imprecisie: Meerdere studies hebben een unclear/high risk of bias. Dit heeft met name te maken met de lage percentages patiënten die een hiv-test ontvingen in de verschillende studies (imprecisie). Hierdoor kan zowel een onder- als een overschatting van de daadwerkelijke prevalentie ongediagnosticeerde hiv zijn ontstaan. Echter, als we er vanuit zouden gaan dat alle patiënten die niet getest zijn op hiv een negatieve hiv-test hebben dan zouden 17 vrouwen positief getest zijn op hiv op een totaal van 7.046 vrouwen. Dit resulteert in een is hiv-prevalentie van 0,24%. Dit is nog steeds hoger dan de kosteneffectiviteitsdrempel van 0,1% [3].
- Indirectheid: In zes van de negen geïncludeerde studies werden ook vrouwen met hooggradige cervixdysplasie geïncludeerd, en kon geen onderscheid worden gemaakt tussen deze groepen op basis van de beschikbare data. Over alleen vrouwen met invasieve cervixcarcinoom is dus beperktere data beschikbaar.
Zoeken en selecteren
Om de uitgangsvraag te kunnen beantwoorden, is er een systematische literatuuranalyse verricht naar de volgende zoekvraag (vragen):
Is het zinvol om standaard op hiv te testen bij een nieuwe diagnose cervixcarcinoom?
P: patiënten: vrouwen met cervixcarcinoom + hooggradige dysplasie
I: interventie: standaard een hiv-test aanbieden
C: controle: geen hiv-test aanbieden
O: outcome: Aantal nieuwe hiv-diagnoses
Relevante uitkomstmaten
De werkgroep achtte een prevalentie ongediagnosticeerde hiv (een) voor de besluitvorming cruciale uitkomstmaat.
Per uitkomstmaat:
De werkgroep definieert een prevalentie ongediagnosticeerde hiv van ≥0,1% als een klinisch (patiënt) relevant verschil.
Zoeken en selecteren (Methode)
In de databases Medline (via OVID), Embase (via embase.com), de Cochrane library (via Wiley) en Web of Science is op 22 februari 2022 met relevante zoektermen gezocht naar artikelen die de prevalentie ongediagnosticeerde hiv bij een nieuwe diagnose cervixcarcinoom beschrijven. Om geen relevante artikelen te missen, is hierin is ook hooggradige dysplasie meegenomen. Het meeste onderzoek benadert hooggradige dysplasie en cervixcarcinoom als een continuüm. De zoekverantwoording is weergegeven onder het tabblad Verantwoording. De literatuurzoekactie leverde 1.832 treffers op. Na het verwijderen van duplicates bleven er 1.003 studies over voor screening. Studies werden geselecteerd op grond van de volgende selectiecriteria: studies over patiënten met een cervixcarcinoom of een hooggradige dysplasie (CIN III of hoger) waarbij een hiv-test is gedaan. Op basis van titel en abstract werden in eerste instantie 47 studies voorgeselecteerd. Na raadpleging van de volledige tekst, werden vervolgens 15 studies geëxcludeerd (zie exclusietabel onder het tabblad Verantwoording) en 32 studies definitief geselecteerd. Er werd nog 1 relevante studie toegevoegd die gevonden werd bij het doornemen van de volledige artikelen en 1 studie bestond uit twee delen, waardoor we die hebben opgesplitst als twee losse studies. Hierdoor kwamen we op een totaal van 34 studies. Daarna is geselecteerd op setting en startjaar studie (Westerse setting en maximaal 20 jaar geleden) en bleven 9 relevante artikelen over.
Resultaten
Negen onderzoeken zijn opgenomen in de literatuuranalyse. De belangrijkste studiekarakteristieken en resultaten zijn opgenomen in de evidencetabellen. De beoordeling van de individuele studieopzet (risk of bias) is opgenomen in de risk-of-biastabellen.
Referenties
- 1 - Agustí C, Montoliu A, Mascort J, Carrillo R, Almeda J, Elorza JM, Aragón M, Casabona J. Missed opportunities for HIV testing of patients diagnosed with an indicator condition in primary care in Catalonia, Spain. Sex Transm Infect. 2016 Aug;92(5):387-92. doi: 10.1136/sextrans-2015-052328. Epub 2016 Feb 17. PMID: 26888659.
- 2 - Bogers SJ, Hulstein SH, Schim van der Loeff MF, de Bree GJ, Reiss P, van Bergen JEAM, Geerlings SE; HIV Transmission Elimination AMsterdam (H-TEAM) Consortium. Current evidence on the adoption of indicator condition guided testing for HIV in western countries: A systematic review and meta-analysis. EClinicalMedicine. 2021 May 8;35:100877. doi: 10.1016/j.eclinm.2021.100877. PMID: 34027336; PMCID: PMC8129933.
- 3 - Bogers SJ, Schim van der Loeff MF, Boyd A, Davidovich U, van der Valk M, Brinkman K, Sigaloff K, Branger J, Bokhizzou N, de Bree GJ, Reiss P, van Bergen JEAM, Geerlings SE; HIV Transmission Elimination AMsterdam (H-TEAM) Initiative. Improving indicator-condition guided testing for HIV in the hospital setting (PROTEST 2·0): A multicenter, interrupted time-series analysis. Lancet Reg Health Eur. 2022 Oct 7;23:100515. doi: 10.1016/j.lanepe.2022.100515. PMID: 36246146; PMCID: PMC9558045.
- 4 - Carlander C, Marrone G, Brännström J, Yilmaz A, Elfgren K, Sparén P, Sönnerborg A. Assessing cervical intraepithelial neoplasia as an indicator disease for HIV in a low endemic setting: a population-based register study. BJOG. 2017 Oct;124(11):1680-1687. doi: 10.1111/1471-0528.14614. Epub 2017 Apr 5. PMID: 28235246.
- 5 - Dryden-Peterson S, Bvochora-Nsingo M, Suneja G, Efstathiou JA, Grover S, Chiyapo S, Ramogola-Masire D, Kebabonye-Pusoentsi M, Clayman R, Mapes AC, Tapela N, Asmelash A, Medhin H, Viswanathan AN, Russell AH, Lin LL, Kayembe MKA, Mmalane M, Randall TC, Chabner B, Lockman S. HIV Infection and Survival Among Women With Cervical Cancer. J Clin Oncol. 2016 Nov 1;34(31):3749-3757. doi: 10.1200/JCO.2016.67.9613. PMID: 27573661; PMCID: PMC5477924.
- 6 - Ferreira MP, Coghill AE, Chaves CB, Bergmann A, Thuler LC, Soares EA, Pfeiffer RM, Engels EA, Soares MA. Outcomes of cervical cancer among HIV-infected and HIV-uninfected women treated at the Brazilian National Institute of Cancer. AIDS. 2017 Feb 20;31(4):523-531. doi: 10.1097/QAD.0000000000001367. PMID: 28060014; PMCID: PMC5263104.
- 7 - Glasmeyer L, Mcharo RD, Torres L, Lennemann T, Danstan E, Mwinuka N, Judick M, Mueller W, Mbuya W, Hölscher M, Lellé R, Geldmacher C, Kroidl A, France JR. Long-term follow-up on HIV infected and non-infected women with cervical cancer from Tanzania: staging, access to cancer-directed therapies and associated survival in a real-life remote setting. BMC Cancer. 2022 Aug 15;22(1):892. doi: 10.1186/s12885-022-09966-7. PMID: 35971100; PMCID: PMC9377112.
- 8 - Hwang JP, Granwehr BP, Torres HA, Suarez-Almazor ME, Giordano TP, Barbo AG, Lin HY, Fisch MJ, Chiao EY. HIV Testing in Patients With Cancer at the Initiation of Therapy at a Large US Comprehensive Cancer Center. J Oncol Pract. 2015 Sep;11(5):384-90. doi: 10.1200/JOP.2015.005116. Epub 2015 Aug 4. PMID: 26243649; PMCID: PMC4575402.
- 9 - Kelly H, Weiss HA, Benavente Y, de Sanjose S, Mayaud P; ART and HPV Review Group. Association of antiretroviral therapy with high-risk human papillomavirus, cervical intraepithelial neoplasia, and invasive cervical cancer in women living with HIV: a systematic review and meta-analysis. Lancet HIV. 2018 Jan;5(1):e45-e58. doi: 10.1016/S2352-3018(17)30149-2. Epub 2017 Oct 26. PMID: 29107561; PMCID: PMC5757426.
- 10 - Mosimann V, Cavassini M, Hugli O, Mamin R, Achtari C, Peters S, Darling KE. Patients with AIDS-defining cancers are not universally screened for HIV: a 10-year retrospective analysis of HIV-testing practices in a Swiss university hospital. HIV Med. 2014 Nov;15(10):631-4. doi: 10.1111/hiv.12181. Epub 2014 Aug 8. PMID: 25102762; PMCID: PMC4232905.
- 11 - Paltiel AD, Weinstein MC, Kimmel AD, Seage GR 3rd, Losina E, Zhang H, Freedberg KA, Walensky RP. Expanded screening for HIV in the United States--an analysis of cost-effectiveness. N Engl J Med. 2005 Feb 10;352(6):586-95. doi: 10.1056/NEJMsa042088. PMID: 15703423.
- 12 - Qureshi NS, Manavi K. The prevalence of HIV among women with high-grade cervical smear abnormalities in Birmingham, United Kingdom: A prospective cohort study. Eur J Obstet Gynecol Reprod Biol. 2017 May;212:51-53. doi: 10.1016/j.ejogrb.2017.03.009. Epub 2017 Mar 18. PMID: 28340468.
- 13 - Raben D, Mocroft A, Rayment M, Mitsura VM, Hadziosmanovic V, Sthoeger ZM, Palfreeman A, Morris S, Kutsyna G, Vassilenko A, Minton J, Necsoi C, Estrada VP, Grzeszczuk A, Johansson VS, Begovac J, Ong EL, Cabié A, Ajana F, Celesia BM, Maltez F, Kitchen M, Comi L, Dragsted UB, Clumeck N, Gatell J, Gazzard B, d'Arminio Monforte A, Rockstroh J, Yazdanpanah Y, Champenois K, Jakobsen ML, Sullivan A, Lundgren JD; HIDES Audit Study Group. Auditing HIV Testing Rates across Europe: Results from the HIDES 2 Study. PLoS One. 2015 Nov 11;10(11):e0140845. doi: 10.1371/journal.pone.0140845. PMID: 26560105; PMCID: PMC4641587.
- 14 - Raben D, Sullivan AK, Mocroft A, Kutsyna G, Hadiosmanovi? V, Vassilenko A, Chkhartisvili N, Mitsura V, Pedersen C, Anderson J, Begovac J, Bak Dragsted U, Bertisch B, Grzeszczuk A, Minton J, Necsoi VC, Kitchen M, Ajana F, Sokhan A, Comi L, Farazmand P, Pesut D, De Wit S, Gatell JM, Gazzard B, d'Arminio Monforte A, Rockstroh JK, Yazdanpanah Y, Champenois K, Jakobsen ML, Lundgren JD; HIDES Study Group. Improving the evidence for indicator condition guided HIV testing in Europe: Results from the HIDES II Study - 2012 - 2015. PLoS One. 2019 Aug 13;14(8):e0220108. doi: 10.1371/journal.pone.0220108. PMID: 31408476; PMCID: PMC6692030.
Evidence tabellen
Study ID |
Method |
Patient characteristics |
Intervention(s)/ Exposure |
Results |
Comments |
|
|
|
|
|
|
Hwang, 2015 |
Design: Retrospective cohort study
Conflicts of interest: Bruno P. Granwehr: Research Funding: Gilead Sciences (Inst). Harrys A. Torres: Consulting or Advisory Role: Gilead Sciences, Merck, Janssen, and Research Funding: Merck, Vertex, The University of Texas MD Anderson Cancer Center. Michael J. Fisch: Employment: AIM Specialty Health and Stock or Other Ownership: Anthem and Consulting or Advisory Role: WellPoint. All other authors: No relationship to disclose.
Setting: A large US Comprehensive Cancer Center
Sample size: 245
Duration: 7 years and 4 months
Study period: January 1, 2004, through April 30, 2011
Protocol reported: Not reported |
Eligibility: Adults with cervical cancer who received systemic cancer therapy (not oral chemotherapy) registered at The University of Texas MD Anderson Cancer Center. Patients included in clinical trials were excluded.
Baseline patient characteristics: Baseline characteristics were reported for the study population as a whole, which included patients with several types of cancer, and not for patients with cervical cancer separately. The overall mean age was 55 years (SD 13.5). |
Intervention: HIV tested (and result): We determined the test dates and results for HIV testing, defined as ordering of an HIV-1/2 antibody test by enzyme linked immunosorbent assay and/or confirmatory Western blot testing after registration at MD Anderson. We defined the period of initiation of cancer therapy as the period from 2 months before the first systemic cancer therapy administration until receipt of the second systemic cancer therapy administration.
Comparator: Not HIV tested |
Of 245 patients with cervical cancer, 23 were tested for HIV. None were found to be HIV positive. |
Discussion: the NCCN cervical cancer guideline panel had major disagreements about HIV testing, and thus, routine screening is not supported by the NCCN. The lack of guidance from national oncology societies may have influenced the low rate of HIV testing among patients with cervical cancer in our study (9%), which was similar to that in another study of patients with cervical cancer (11%).
Because not all positive HIV test results were confirmed by Western blot testing, the HIV test results in this study need to be interpreted with caution. Patients could have had HIV testing before our study testing period or outside of MD Anderson, and providers may have elected not to repeat HIV testing before initiating cancer therapy, even among patients with known HIV infection. |
Bogers, 2021 (1) |
Design: Retrospective cohort study
Conflicts of interest: The authors have declared that no competing interests exist.
Setting: Five hospitals in the region of Amsterdam, the Netherlands
Sample size: 1,075
Duration: 5.5 years
Study period: 01/2015-06/2020
Protocol reported: Yes, available online. |
Eligibility: Patients ≥18 years not known to have HIV, diagnosed with CIN-3/ICC during 2015-2020 at one of the study sites.
Baseline patient characteristics: Median age 40 years (IQR 32-51). |
Intervention: HIV tested (and result): tested for HIV ≤3 months before or after CIN-3/ICC diagnosis
Comparator: Not HIV tested |
Of 1,075 patients with CIN-3/ICC, 46 (1.3%) were tested for HIV. None were found to be HIV positive. |
In initial search: Conference abstract, . Full paper and detailed data were provided by the author. (1) |
Design: Systematic review and meta-analysis
Conflicts of interest: Dr. Bogers reports grants from Aidsfonds, grants from H-TEAM. Dr. Schim van der Loeff reports other from Merck, non-financial support from Stichting Pathologie Onderzoek en Ontwikkeling (SPOO). Dr. de Bree reports grants from AIDS Fonds, grants from Stichting Amsterdam Dinner Foundation, grants from Gilead Sciences, grants from Janssen Pharmaceutica, grants from ViiV Healthcare, grants from ZonMW, grants from M.A.C AIDS Fund, grants and other from Gilead Sciences. Dr. Reiss reports grants from aidsfonds, grants from Stichting Amsterdam Dinner Foundation, grants from Gilead Sciences, grants from Janssen Pharmaceutica, grants from ViiV Healthcare, grants from ZonMW, grants from M.A.C AIDS Fund, grants and other from Gilead Sciences, grants and other from ViiV Healthcare, grants and other from Merck. Dr. van Bergen reports grants from RIVM and reports being a member of the board of the H-TEAM. Dr. Geerlings reports grants from Aidsfonds.
Serach date and data bases: Embase and Ovid MEDLINE were searched up to November 20th, 2020
Setting: Western countries (Western Europe, USA, Canada, Australia, New Zealand, and Japan)
Sample size: 2,878. Median number of subjects was 489 (IQR 245-583). Number of publications: 57 23 full text articles 34 other (abstract short communication, correspondendce) ,
Duration: n/a
Study period: The publication years of included studies ranged from 2011-2020. Study periods of included studies ranged from 2002-2017.
Protocol reported: Yes, available online. PROSPERO, registration number CRD42020160243 |
Eligibility: Studies reporting HIV test ratios among patients of 18+ years (directly available or through calculation with presented data), all settings (e.g. primary care (PC), hospital care, registry surveillance), and all publication types (e.g. research article, abstract, correspondence) were eligible for inclusion. No language restrictions were applied. Studies among persons known HIV positive, with unconfirmed cervical cancer (CC) or cervical intraepithelial neoplasia (CIN) grade 2+, and studies with a sample size <10 were excluded. Studies with data on HIV testing before 2009 only were excluded, as IC-guided testing was globally implemented around 2009.
Baseline patient characteristics: not reported for patients with cervical cancer (CC) or cervical intraepithelial neoplasia (CIN) grade 2+ separately. |
Intervention: HIV tested
Comparator: Not HIV tested
|
Of 2,878 patients from 10 studies with cervical cancer (CC) or cervical intraepithelial neoplasia (CIN) grade 2+, 600 (20.9%) were tested for HIV. Of the four studies reporting on positivity, three reported 0% and one 0.2% positivity. |
Large differences in HIV test ratios between studies concerning the same IC were observed. Some outliers were studies with a high risk of bias, but among studies with low risk of bias, considerable variation was still observed. An explanation may be the difference in design of studies and how being tested for HIV was defined: some studies assessed evidence of any HIV testing, while others had a set timeframe around IC diagnosis to assess IC-guided testing.
|
|
Raben, 2015 |
Design: Retrospective cohort
Conflicts of interest: The authors have declared that no competing interests exist.
Setting: Healthcare centres/hospitals across the four regions of Europe: North, East, South and West
Sample size: 583
Duration: The median period of time for retrospective data collection was 1.5 years.
Study period: Data was collected retrospectively from May 2013
Protocol reported: Not reported
|
Eligibility: All consecutive patients > 18 and <65 years of age, not known to be HIV positive, who had presented within the previous year or the last 100 consecutive patients or more. Patients already known HIV positive before cervical cancer diagnosis were excluded
Baseline patient characteristics: Baseline characteristics were reported for the study population as a whole, which included patients with several conditions, and not for patients with cervical cancer separately. |
Intervention: HIV tested (and result) - Participating centres reviewed retrospectively how many patients presenting with cervical cancer were tested for HIV.
Comparator: Not HIV tested
|
Of 583 patients with cervical cancer, 444 (76.2%) were tested for HIV. Of these, 1 (0.2%) was HIV positive |
The data presented are the summary aggregate data from the audits. As individual patient-level data were not available, it has not been possible to take patient variation and medical history into account in the analysis. It is possible that clinics have over-reported HIV testing. It is also possible that clinicians have targeted the HIV testing offered to those at perceived greatest risk of testing positive, which may mean that our rate of testing positive is overestimated and that the number of missed diagnoses would be smaller than estimated. |
Mosimann, 2014 |
Design: Retrospective cohort
Conflicts of interest: The authors have no conflicts of interest to declare.
Setting: Lausanne University hospital, Switzerland
Sample size: 57
Duration: 10.5 years
Study period: January 2002 - July 2012
Protocol reported: Not reported |
Eligibility: Patients aged ≥ 18 years treated for invasive cervical cancer
Baseline patient characteristics: Median age and IQR: Tested: 49 (36-58), Not tested: 54 (44-65) |
Intervention: HIV tested (and result) - HIV testing was considered as related to oncology work-up if performed within 90 days before and 90 days after the cancer diagnosis date. Patients were classified as HIV ‘tested’ upon identification of [1] documented testing in the hospital database or [2] a reference to testing performed elsewhere.
Comparator: Not HIV tested
|
Of 57 patients with invasive cervical cancer, 6 were tested for HIV. One patient (16.6%) was HIV positive. |
Assuming all untested patients were HIV negative, HIV seroprevalence among ICC patients was 1.7%. The low testing rate in ICC patients is surprising, given that ICC is an ADC. The authors of the HIV Indicator Diseases across Europe Study (HIDES 1) recently concluded that HIV screening in patients with cervical cancer of any stage is cost effective and should be recommended. However, neither European nor American ICC guidelines currently mention testing. |
Qureshi, 2017 |
Design: Prospective cohort study
Conflicts of interest: The authors have declared that no competing interests exist.
Setting: Birmingham Women’s Hospital colposcopy clinic, UK
Sample size: 252
Duration: almost 2 years
Study period: between September 2013 and June 2015
Protocol reported: Not reported.
|
Eligibility: Women with High-Grade cervical dyskaryosis who could understand English and not known to be HIV +
Baseline patient characteristics: Age (median) 34 [severe], 30 [moderate], 28 [mild], 28 [borderline] Race: Caucasian 91%, Asian 6%, African 3% [severe], Caucasian 72%, Asian 17%, African 11% [moderate], Caucasian 70%, Asian 25%, African 5% [mild], Caucasian 67%, Asian 25%, African 7% [moderate] |
Intervention: All patients were offered HIV testing as part of their clinic management at colposcopy unit.
Comparator: a control group of women presenting with Low Grade Cervical smear abnormalities. |
Of 252 patients 244 accepted to have HIV screening during their visit. None of them tested positive. |
Of the 244 patients tested in the study, none were HIV positive. We believe this was secondary to HIV testing of a small proportion (7%) of women attending colposcopy services. We would have diagnosed HIV infected women, were the test offered to more patients. Birmingham Women’s Hospital antenatal clinics routinely offer HIV testing to all pregnant women. HIV infected pregnant women were diagnosed at the rate of 2.5 per 1000 (23/9080) in the calendar year of 2015–2016 (personal communication). This prevalence rate is in line with the rest of England’s |
Agustí, 2016 |
Design: cross-sectional population based study
Conflicts of interest: The authors have declared that no competing interests exist.
Setting: 285 PC centers managed by the main healthcare provider (the Catalan Health Institute), Spain
Sample size: 615
Duration: 1.5 years
Study period: 1 January 2010 and 31 august 2012
Protocol reported: Not reported.
|
Eligibility: Patients between 16 and 65 years, belonged to one of the PC centres, diagnosed with an indicator condition and not known to be HIV positive.
Baseline patient characteristics: Baseline characteristics were reported for the study population as a whole, which included patients with several conditions, and not for patients with cervical cancer separately. |
Intervention: HIV test was associated with the diagnosis of an indicator condition if it was performed within 4 months of the indicator condition diagnosis date.
Comparator: Patients not tested for HIV versus patients tested for HIV, and patients tested positive versus patients tested negative |
Out of 615 patient diagnoses with cervical cancer 15 were tested for HIV and 0 tested positive.
Of the 13 patients not tested for HIV at the first episode and later found to be HIV positive, 11 were men and two were women. Four patients were diagnosed with an STI at the first episode, two with herpes zoster infection, two with hepatitis B, two with seborrhoeic dermatitis, one with hepatitis C and one with cervical carcinoma. |
|
Carlander, 2017 |
Design: Population-based register study
Conflicts of interest: The authors have declared that no competing interests exist.
Setting: Counties of Stockholm and Gothenburg, Sweden
Sample size: 62874
Duration: 24 years
Study period: 1990 - 2014
Protocol reported: Not Reported
|
Eligibility: all women born between 1940 and 1990, residing in the counties of Stockholm or Gothenburg at some point between 1990 and 2014 with at least one cervical cytology or histology registered in the Swedish National Cervical Screening Register
Baseline patient characteristics: not reported |
Intervention: None, to estimate the time of HIV acquisition, they applied a CD4+ trajectory model to estimate the time between HIV acquisition and HIV diagnosis.
Comparator: No HIV infection |
62874 women had at least one registered diagnosis of CIN2+, of these 175 women had CIN2+ diagnosed after HIV diagnosis and 62653 had no HIV diagnosis
46 women had CIN2+ diagnosed before the date of HIV diagnosis, of which 8 were estimated to have CIN2+ before estimated HIV acquisition and 38 women were defined as having undiagnosed HIV at time of CIN2+ diagnosis |
The proportion of undiagnosed HIV was higher among women with CIN2+ than among women without [0.06% (95% CI 0.04–0.08) versus 0.04% (95% CI 0.04–0.04); P = 0.017)] but did not reach the threshold of 0.1% Among migrants, the proportion of undiagnosed HIV was also higher among women with CIN2+ than among women without [0.30% (95% CI 0.20–0.43) versus 0.08% (95% CI 0.07–0.10); P < 0.001] and exceeded 0.1%. |
Raben, 2019 |
Design: Prospective cohort study
Conflicts of interest: The HIDES study was funded by the HIV in Europe initiative which has received unrestricted funding from Gilead Sciences, ViiV Healthcare, Merck, Tibotec, Pfizer, Schering-Plough, Abbott, Boehringer Ingelheim, Bristol-Myers Squibb, GlaxoSmithKline. This does not alter our adherence to PLOS ONE policies on sharing data and materials. AM has received honoraria and consultancy fee from Gilead Sciences and ViiV Healthcare. JG has received honoraria and grants from ViiV Healthcare, MSD, Gilead Sciences and Janssen and is by 1 May 2018 employed by ViiV Healthcare. JR has received honoraria and consultancy fee from ViiV Healthcare, Merck/MSD, Gilead Sciences, Abbott, Abbvie, Abivax, Janssen. YY has received speaker and consultancy fee from Abbott, BMS, Gilead Sciences, MSD, Roche, Tibotec and ViiV Healthcare. KC has received consultancy and speaker fee from Gilead. All other authors declare no conflict of interest.
Setting: Healthcare centres/hospitals across 20 countries the four regions of Europe: North, East, South and West
Sample size: 1341
Duration: 2.5 years
Study period: Between January 2012 and June 2014, for mononucleosis-like illness until September 2015
Protocol reported: Not reported.
|
Eligibility: Patients aged 18-65 years, not known to be HIV+ and presenting for care with one of the 14 selected HIV indicator conditions.
Baseline patient characteristics: Baseline characteristics were reported for the study population as a whole, which included patients with several conditions, and not for patients with cervical cancer separately. |
Intervention: All patients presenting with cervical dysplasia or cervical cancer were offered an HIV test
Comparator: Patients that tested positive for HIV versus patients that tested negative for HIV |
13 out of 1341 patients presenting with cervical dysplasia or cervical cancer tested positive for HIV |
|
Risk of bias tabel
Risk of bias table for intervention studies (observational: non-randomized clinical trials, cohort and case-control studies)
Study reference
(first author, year of publication) |
Bias due to a non-representative or ill-defined sample of patients?1
(unlikely/likely/unclear) |
Bias due to insufficiently long, or incomplete follow-up, or differences in follow-up between treatment groups?2
(unlikely/likely/unclear)
|
Bias due to ill-defined or inadequately measured outcome ?3
(unlikely/likely/unclear) |
Bias due to inadequate adjustment for all important prognostic factors?4
(unlikely/likely/unclear) |
Hwang, 2015 |
Likely |
Unlikely |
Unlikely |
Unlikely |
Bogers, 2021 (1; Cohort) |
Likely |
Unlikely |
Unlikely |
Unlikely |
Bogers, 2021 (2; SR) |
Likely |
Unlikely |
Unlikely |
Unlikely |
Raben, 2015 |
Unlikely |
Unlikely |
Unlikely |
Unlikely |
Mosimann, 2014 |
Likely (only 57 patients in 10 years) |
Unlikely |
Unlikely |
Unclear (not extensively described – article type = short communication) |
Quereshi, N., 2017 |
Unlikely |
Unlikely |
Unlikely |
Unlikely |
Agustí, C., 2016 |
Likely (small sample, only 15 out of 615 patients with cervical cancer were tested for HIV) |
Unlikely |
Unlikely |
Unlikely |
Carlander, C., 2017 |
Unlikely |
Unlikely |
Unclear (outcome is proportion undiagnosed HIV instead of HIV positivity test rate) |
Unlikely |
Raben, D., 2019 |
Unlikely |
Unlikely |
Unclear (No differentiation between cervix cancer and dysplasia, however, showing a high HIV positivity rate and expectation that cervical dysplasia will decrease the HIV positivity rate) |
Unlikely |
- Failure to develop and apply appropriate eligibility criteria: a) case-control study: under- or over-matching in case-control studies; b) cohort study: selection of exposed and unexposed from different populations.
- Bias is likely if: the percentage of patients lost to follow-up is large; or differs between treatment groups; or the reasons for loss to follow-up differ between treatment groups; or length of follow-up differs between treatment groups or is too short. The risk of bias is unclear if: the number of patients lost to follow-up; or the reasons why, are not reported.
- Flawed measurement, or differences in measurement of outcome in treatment and control group; bias may also result from a lack of blinding of those assessing outcomes (detection or information bias). If a study has hard (objective) outcome measures, like death, blinding of outcome assessment is not necessary. If a study has “soft” (subjective) outcome measures, like the assessment of an X-ray, blinding of outcome assessment is necessary.
- Failure to adequately measure all known prognostic factors and/or failure to adequately adjust for these factors in multivariate statistical analysis.
Exclusietabel
Tabel Exclusie na het lezen van het volledige artikel
Auteur en jaartal |
Redenen van exclusie |
Gupta N, 2011 |
Geen % hiv-positieven weergegeven |
Taulo F, 2008 |
Geen % hiv-positieven weergegeven voor de groep met cervixcarcinoom, alleen over groep met alle gynaeocologische maligniteiten beschikbaar |
Wallace S, 2001 |
Een review met een klein relevant stukje of kosteneffectiviteit, maar niet over % hiv-positieven |
Russi A, 2018 |
Populatie waren mensen die kwamen voor cervixscreening en niet gediagnosticeerde cervixcarcinomen |
Dottino P, 1993 |
Studie neemt ook patiënten mee die kwamen voor cervixscreening, geen full-text beschikbaar, uitgebreidere data beschikbaar in ref #23 |
Temmerman M, 1998 |
Geen % hiv-positieven weergegeven voor groep met cervixcarcinoom |
Omire A, 2020 |
Populatie waren vrouwen die voor cervix screening kwamen, maar 8 hadden een afwijkend uitstrijkje |
Hartney T, 2020 |
Conference abstract, geen full-text beschikbaar, te weinig data beschikbaar |
Dartell M, 2014 |
Geen onderscheid welke patiënten die hiv positief zijn HSIL of LSIL hebben |
Joshi S, 2001 |
Geen onderscheid welke patiënten die hiv positief zijn HSIL of LSIL hebben |
Traore B, 2015 |
Geen % hiv-positieven weergegeven |
Goodman A, 2000 |
Geen full-text beschikbaar, Geen onderscheid welke patiënten die hiv positief zijn een abnormaal uitstrijkje hebben |
Abu-rustum N, 2001 |
Letter to the editor, geen full-text beschikbaar, te weinig data beschikbaar. |
Sullivan A, 2013 |
Geen onderscheid gemaakt in data tussen cervixcarinoom en cervixdysplasie en anuscarcinoom en anusdysplasie |
Mutyaba T, 2010 |
Geen onderscheid welke patiënten die hiv positief zijn HSIL, LSIL of cervixcarcinoom hebben |
Verantwoording
Autorisatiedatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 27-05-2024
Laatst geautoriseerd : 27-05-2024
Geplande herbeoordeling : 27-05-2026
Module[1] |
Regiehouder(s)[2] |
Jaar van autorisatie |
Eerstvolgende beoordeling actualiteit richtlijn[3] |
Frequentie van beoordeling op actualiteit[4] |
Wie houdt er toezicht op actualiteit[5] |
Relevante factoren voor wijzigingen in aanbeveling[6] |
HIV |
Erasmus MC |
2024 |
2026 |
2 jaarlijks |
CRGO |
Literatuur of nieuwe inzichten |
[1] Naam van de module
[2] Regiehouder van de module (deze kan verschillen per module en kan ook verdeeld zijn over meerdere regiehouders)
[3] Maximaal na vijf jaar
[4] (half)Jaarlijks, eens in twee jaar, eens in vijf jaar
[5] regievoerende vereniging, gedeelde regievoerende verenigingen, of (multidisciplinaire) werkgroep die in stand blijft
[6] Lopend onderzoek, wijzigingen in vergoeding/organisatie, beschikbaarheid nieuwe middelen
Geldigheid
Voor het beoordelen van de actualiteit van deze richtlijnmodules is een gynaecologische centrum verantwoordelijk. Voor de richtlijn cervixcarcinooom is Erasmus MC verantwoordelijk (rapport revisie gynaecologische oncologische richtlijnen april 2018).
Erasmus MC zal minimaal tweejaarlijks de richtlijn toetsen aan de hand van nieuwe ontwikkelingen. Mochten er nieuwe ontwikkelingen zijn die vragen om revisie van de richtlijn zal dit eerst worden getoetst bij de CRGO (Commissie Richtlijnen Gynaecologische Oncologie), commissie kwaliteitsdocumenten en de pijler oncologie van de NVOG.
Algemene gegevens
Geen bezwaar
Nederlandse Vereniging voor Radiologie (NVvR)
Algemene gegevens
De richtlijnontwikkeling werd ondersteund door IKNL (Integraal Kankercentrum Nederland) en werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS).
Doel en doelgroep
Doelstelling
Een richtlijn is een aanbeveling ter ondersteuning van de belangrijkste knelpunten uit de dagelijkse praktijk.
Doelgroep
Deze richtlijn is bestemd voor alle professionals die betrokken zijn bij de diagnostiek, behandeling en begeleiding van patiënten met een cervixcarcinoom.
Samenstelling werkgroep
R.G.V. Smolders (voorzitter) |
Gynaecoloog-oncoloog |
Erasmus MC, Rotterdam |
J.A. Adam |
Nucleair geneeskundige |
Amsterdam UMC |
J.J. Beltman |
Gynaecoloog-oncoloog |
Leids UMC |
M. Bleeker |
Klinisch patholoog |
Amsterdam UMC |
S. Bogers |
AIOS, interne geneeskunde |
Amsterdam UMC |
J. Diepstraten |
Contactpersoon stichting Olijf |
Olijf |
P.C. Ewing |
Patholoog |
Erasmus MC, Rotterdam |
S.. Geerlings |
Internist-infectioloog |
Amsterdam UMC |
C. Jordans |
Arts promovendus, interne geneeskunde |
Erasmus MC, Rotterdam |
J. Krol - Veraar |
Verpleegkundig specialist |
UMC Utrecht |
J.W.M. Mens |
Radiotherapeut |
Erasmus MC, Rotterdam |
C.H. Mom |
Gynaecoloog-oncoloog |
Amsterdam UMC |
A.G.T.M. Oele-Egelmeer |
Radiotherapeut |
Amsterdam UMC |
P.B. Ottevanger |
Internist-oncoloog |
Radboud MC, Nijmegen |
J.M.J. Piek |
Gynaecoloog-oncoloog |
Catharina Ziekenhuis, Eindhoven |
C. Rokx |
Internist-oncoloog |
Erasmus MC, Rotterdam |
M. Thomeer |
Radioloog |
Erasmus MC, Rotterdam |
N.E. van Trommel |
Gynaecoloog-oncoloog |
AvL/NKI, Amsterdam |
J.M. Tromp |
Internist-oncoloog |
Amsterdam UMC |
C.G. Verhoef |
Radiotherapeut |
Radboud MC, Nijmegen |
P.J. de Vos van Steenwijk |
Gynaecoloog |
Maastricht UMC |
G.H. Westerveld |
Radiotherapeut |
Erasmus MC, Rotterdam |
P.O. Witteveen |
Internist-oncoloog |
UMC Utrecht |
R. Yigit |
Gynaecoloog-oncoloog |
UMC Groningen |
P.L.M. Zusterzeel |
Gynaecoloog-oncoloog |
Radboud MC, Nijmegen |
R.P. Zweemer |
Gynaecoloog-oncoloog |
UMC Utrecht |
De richtlijnontwikkeling werd ondersteund door Olga van der Hel (adviseur methodologie), Hella Hamelers-Paulus en Linda van der Heijden (secretaresse), namens IKNL.
Belangenverklaringen
De KNMG-code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement, kennisvalorisatie) hebben gehad.
Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van IKNL. De belangenformulieren zijn besproken binnen de betreffende werkgroep en de NVOG cie Kwaliteitsdocumenten, indien van toepassing. Geen van de belangen heeft tot een eventuele actie geleid.
Werkgroeplid |
Functie |
Nevenfuncties |
Gemelde belangen |
Ondernomen acties |
J.A. Adam |
nucleair geneeskundige |
X |
X |
X |
J.J. Beltman |
gynaecoloog-oncoloog |
X |
X |
X |
M.C.G. Bleeker |
klinisch patholoog |
• Gezondheidsraad HPV vaccinatie (onbetaald)
|
X |
X |
S.Bogers |
AIOS |
X |
X |
x |
J. Diepstraten |
contactpersoon stichting Olijf |
- |
- |
- |
P.C. Ewing |
patholoog |
X |
X |
X |
S.E. Geerlings |
Internist-oncoloog |
• Lid Raad van Toezicht HMC • Lid Raad van Toezicht CZE • Voorzitter werkgroep kwaliteit Ned. Ver. Internist-infectiologen • Lid NHG werkgroep COVID • Lid NWO commissie Rubicon |
X |
X |
C. Jordans |
Arts-promovendus |
Bestuurslid VENA Erasmus MC (onbetaald) |
X |
X |
H. W. G Hamelers-Paulus |
secretaresse |
X |
X |
x |
O.L. van der Hel |
Adviseur |
X |
X |
X |
L. van der Heijden |
Secretaresse |
X |
X |
X |
J. Krol - Veraar |
verpleegkundig specialist |
• Visitatie lid RVS (betaald) • Lid tumorwerkgroep gynaecologische oncologie regionaal (onbetaald) • Voorzitter tumorwerkgroep gynaecologische oncologie V&VN (onbetaald) |
X |
X |
J.W.M. Mens |
radiotherapeut-oncoloog |
X |
X |
X |
C.H. Mom |
gynaecoloog-oncoloog |
X |
X |
X |
A.G.T.M Oele-Egelmeer |
Radiotherapeut |
X |
X |
X |
P.B. Ottevanger |
internist-oncoloog |
X |
X |
X |
J.M.J. Piek |
gynaecoloog-oncoloog |
• Onderzoeker Radboud UMC (onbezoldigd) |
• J&J trainer gyn onc technieken
• Ruby en Rose onderzoeksbeurs
|
X
|
C. Rokx |
Internist-oncoloog |
|
|
X |
R.G.V. Smolders (voorzitter) |
gynaecoloog-oncoloog |
X |
X |
X |
M. Thomeer |
radioloog |
X |
X |
X |
N.E. van Trommel |
gynaecoloog-oncoloog |
X |
X |
X |
J.M. Tromp |
internist-oncoloog |
X |
X |
X |
C.G. Verhoef |
Radiotherapeut |
X |
X |
X |
P.J. de Vos van Steenwijk |
gynaecoloog |
|
X |
X |
G.H. Westerveld |
radiotherapeut |
X |
X |
X |
P.O. Witteveen |
internist-oncoloog |
X |
X |
X |
R. Yigit |
gynaecoloog-oncoloog |
X |
X |
X |
P.L.M. Zusterzeel |
gynaecoloog-oncoloog |
X |
X |
X |
R.P. Zweemer |
gynaecoloog-oncoloog |
X |
X |
X |
Inbreng patiëntenperspectief
Met Stichting Olijf heeft gedurende het ontwikkelproces contact plaatsgevonden over het patiëntperspectief. De richtlijn is voor commentaar en autorisatie voorgelegd aan Stichting Olijf en Patiëntenfederatie Nederland.
Implementatie
In de verschillende fasen van de richtlijnontwikkeling is rekening gehouden met de implementatie van de modules en de praktische uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. Daarbij is uitdrukkelijk gelet op factoren die de invoering van de richtlijn in de praktijk kunnen bevorderen of belemmeren.
Werkwijze
Deze richtlijn is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit.
Knelpuntenanalyse
Het gynaecologisch centrum (Erasmus MC) inventariseerde de knelpunten bij de leden van de expertgroep. Deze knelpunten zijn allemaal uitgezocht door de leden van de expertgroep.
Uitgangsvragen en uitkomstmaten
Op basis van de uitkomsten van de knelpunten zijn door de expertgroep de definitieve uitgangsvragen vastgesteld. Vervolgens inventariseerde de expertgroep per uitgangsvraag welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken.
Strategie voor zoeken en selecteren van literatuur
Er werd voor de afzonderlijke uitgangsvragen aan de hand van specifieke zoektermen gezocht naar gepubliceerde wetenschappelijke studies in (verschillende) elektronische databases. Tevens werd aanvullend gezocht naar studies aan de hand van de literatuurlijsten van de geselecteerde artikelen. In eerste instantie werd gezocht naar studies met de hoogste mate van bewijs.
De leden van de expertgroep selecteerden de via de zoekactie gevonden artikelen op basis van vooraf opgestelde selectiecriteria. De geselecteerde artikelen werden gebruikt om de uitgangsvraag te beantwoorden. De databases waarin is gezocht, de zoekstrategie en de gehanteerde selectiecriteria zijn opvraagbaar.
Kwaliteitsbeoordeling individuele studies
Individuele studies werden systematisch beoordeeld, op basis van op voorhand opgestelde methodologische kwaliteitscriteria, om zo het risico op vertekende studieresultaten (risk of bias) te kunnen inschatten. Deze beoordelingen kunt u vinden in de Risk of Bias (RoB) -tabellen. De Cochrane RoB-tool werd gebruikt, dit is een gevalideerd instrument dat wordt aanbevolen door de Cochrane Collaboration.
Samenvatten van de literatuur
De relevante onderzoeksgegevens van alle geselecteerde artikelen werden overzichtelijk weergegeven in evidencetabellen. De belangrijkste bevindingen uit de literatuur werden beschreven in de samenvatting van de literatuur.
Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs voor interventievragen (vragen over therapie of screening)
De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/).
GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie (Schünemann, 2013).
GRADE |
Definitie |
Hoog |
|
Redelijk |
|
Laag |
|
Zeer laag |
|
Formuleren van de conclusies
Voor elke relevante uitkomstmaat werd het wetenschappelijk bewijs samengevat in een of meerdere literatuurconclusies waarbij het niveau van bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methodiek. De leden van de expertgroep maakten de balans op van elke interventie (overall conclusie). Bij het opmaken van de balans werden de gunstige en ongunstige effecten voor de patiënt afgewogen.
De overall bewijskracht wordt bepaald door de laagste bewijskracht gevonden bij een van de kritieke uitkomstmaten. Bij complexe besluitvorming waarin naast de conclusies uit de systematische literatuuranalyse vele aanvullende argumenten (overwegingen) een rol spelen, werd afgezien van een overall conclusie. In dat geval werden de gunstige en ongunstige effecten van de interventies samen met alle aanvullende argumenten gewogen onder het kopje 'Overwegingen'.
Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)
Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion.
Formuleren van aanbevelingen
De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk. De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen.
Randvoorwaarden (Organisatie van zorg)
In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijn is expliciet rekening gehouden met de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, menskracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van een specifieke uitgangsvraag maken onderdeel uit van de overwegingen bij de bewuste uitgangsvraag.
Commentaar- en autorisatiefase
De conceptrichtlijn werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt)organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijn aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijn werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt)-organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.
Zoekverantwoording
Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.