Borstkanker - Behandeling
Aanbeveling
Deze module is in 2017 redactioneel aangepast.
Patiënten met een geïsoleerd locoregionaal recidief borstkanker worden met een curatieve intentie als volgt behandeld:
- bij recidief in de gespaarde mamma: salvage mastectomie.
- bij een lokaal recidief na mastectomie en/of een geïsoleerd regionaal recidief na mastectomie of MST, in tevoren onbestraald gebied: hoog gedoseerde radiotherapie, zo mogelijk voorafgegaan door chirurgische verwijdering van de tumor.
- bij een thoraxwandrecidief in voorheen bestraald gebied: herbestraling, met hyperthermie, zo mogelijk voorafgegaan door chirurgische verwijdering.
- indien de hormoonreceptoren positief zijn: secundair adjuvante endocriene behandeling.
Na salvage mastectomie met R1 resectie of lymphangitis cutis kan aanvullende herbestraling en hyperthermie worden overwogen.
- Secundaire adjuvante chemotherapie kan in enkele situaties overwogen worden.
- invasief recidief met slechte tumorkenmerken na DCIS.
- mammarecidief met slechte tumorkenmerken, na MST, waarbij oorspronkelijk geen chemotherapie gegeven was.
- okselklierrecidief na tumorexcisie, SWK-procedure en radiotherapie, waarbij oorspronkelijk geen chemotherapie gegeven is.
Ondersteunende zorg, voorlichting
De ontdekking van een locoregionaal recidief is voor patiënten een emotioneel beladen gebeurtenis. Aan de patiënt moet worden uitgelegd, liefst in aanwezigheid van een partner of vertrouwd persoon, dat de prognose hiermee slechter is geworden en dat aanvullend onderzoek nodig is om metastasering uit te sluiten. De hulp van een gespecialiseerd verpleegkundige is noodzakelijk.
Continuïteit van zorg
Na behandeling van het locoregionaal recidief moet de behandelaar alert zijn op vragen van de patiënt en problemen met betrekking tot de verwerking van de terugslag. De kans op een recidief of metastasering is met name de eerste jaren vrij hoog. Een nieuwe periode van controles is om deze beide redenen wenselijk.
Spreiding en concentratie, infrastructuur
Hyperthermie is slechts op enkele plaatsen in Nederland mogelijk (Amsterdam, Rotterdam, Tilburg). Meer informatie hierover is te vinden op:
Onderbouwing
Samenvatting literatuur
De behandelingskeuze van een geïsoleerd locoregionaal recidief (zonder synchrone afstandsmetastasen) hangt af van een groot aantal factoren, zoals primaire behandeling (MST/mastectomie, wel of geen radiotherapie, chemotherapie en/of hormonale therapie), interval tussen primaire behandeling en recidief, grootte/uitgebreidheid van het recidief en resectabiliteit.
In het algemeen wordt gekozen voor een in opzet curatieve locoregionale behandeling. De belangrijkste prognostische factoren voor de overleving na salvagebehandeling van een locoregionaal recidief na mastectomie zijn het interval tussen oorspronkelijke behandeling en de grootte of uitbreiding van het recidief [van Tienhoven, 1999 Aberizk, 1986; Mendenhall, 1988; Schwaibold, 1991; Jager, 1998; van der Sangen, 2003]. Ook bij de oorspronkelijke behandeling ongunstige factoren zoals positieve okselklieren [van Tienhoven, 1999; Jager, 1998] en de plaats van het recidief (lokaal of regionaal of beide) worden genoemd als prognostische factor [van der Sangen, 2003]. Ook na MST is het interval de belangrijkste prognostische factor voor het effect van salvagebehandeling, naast de grootte van het recidief, de oorspronkelijke klierstatus en de lokalisatie van het recidief (lokaal of regionaal) [Aberizk, 1986; Osborne, 1994; Voogd, 2005; Elkhuizen, 2001; Kurtz, 1989; Fourquet, 1989; van Tienhoven, 1999; Haffty, 1991]. Na MST is een aparte subgroep recidieven te onderkennen, die mogelijk tweede primaire tumoren zijn [Recht, 1988; Kurtz, 1990; Kurtz, 1989; Osborne, 1994]. Dit zijn de recidieven die laat, na ongeveer 7 jaar, optreden en/of op een andere plaats in de mamma dan rond het oorspronkelijke litteken. Deze recidieven hebben een veel betere prognose dan de vroege en/of rond het oorspronkelijke litteken gelokaliseerde recidieven.
Interpretatie en vergelijking van behandelingsresultaten van verschillende studies is moeilijk omdat de patiënten met een locoregionaal recidief een zeer heterogene groep vormen en omdat in artikelen verschillende subgroepen beschreven worden. In de failure analyse van EORTC en DBCG trials werden alleen de geïsoleerde locoregionale recidieven beoordeeld [van Tienhoven, 1999]. Sommige studies gaan alleen over lokale (mamma) recidieven, of zelfs alleen over operabele mammarecidieven [Fourquet, 1989; Fowble 1990; Abner, 1993].
De algemene tendens is om te kiezen voor een intensieve locoregionale behandeling met curatieve opzet. Afhankelijk van genoemde prognostische factoren lijkt hierbij voor behandeling van geïsoleerde locoregionale recidieven een vijfjaars locoregionale controle van 60-70% en een vijfjaars overleving tussen 40 en 65% haalbaar [Clemons, 2001; van Tienhoven; 1999, Voogd, 2005].
Verantwoording
Autorisatiedatum en geldigheid
Laatst beoordeeld :
Laatst geautoriseerd : 13-02-2012
Geplande herbeoordeling :
Methode ontwikkeling
Evidence based