Barrières en ondersteunende factoren voor succes GLI
Uitgangsvraag
Wat moet je minimaal uitvragen of onderzoeken bij een kind met obesitas om de kans op succesvolle leefstijlverandering in kaart te brengen?
Aanbeveling
Vraag ten minste naar de volgende aspecten bij een kind met obesitas, voorafgaand aan de GLI om de GLI zo goed mogelijk af te stemmen op de behoeftes en zo succesvol mogelijk te kunnen inzetten.
1. Een brede anamnese:
- de factoren die een duurzame gedragsverandering in de weg staan of kunnen ondersteunen, denk hierbij aan de factoren gerelateerd aan het (psychisch) welzijn van het kind en de ouders, de dynamiek binnen het gezin en de opvoedvaardigheden van de ouders;
- de mate waarin kind en ouders in staat zijn problemen (deels) te managen en daarmee de mate waarin kind en ouders ondersteuning nodig hebben;
- de leefstijl van kind en gezin: voeding, beweging en slaap.
2. Verricht lichamelijk onderzoek - conform de Zorgstandaard Obesitas - om de mogelijke aanwezigheid van bijkomende ziekten of het risico daarop in te schatten.
3. Verricht aanvullende onderzoeken als daarvoor een indicatie is, zoals:
- Aanvullend lichamelijk onderzoek.
- Aanvullend medisch of genetisch onderzoek.
- Aanvullend onderzoek op psychisch of psychosociaal gebied.
- Aanvullend onderzoek op gebied van voeding.
Overwegingen
Voor- en nadelen van de interventie en de kwaliteit van het bewijs
Op de vraag wat je minimaal moet uitvragen bij een kind met obesitas om de kans op succes van een leefstijlverandering in kaart te brengen, is alleen indirect bewijs gevonden uit multivariate modellen, zonder interne en externe validatie. Het is niet duidelijk of het toepassen van deze modellen voor het nemen van behandelbeslissingen leidt tot gezondheidswinst. Er zijn 12 studies met 12 verschillende modellen gevonden, waarbij er sprake was van een heterogene populatie, heterogene GLI’s en verschillende manieren om de gewichtsverandering te meten en de data te analyseren.
Een aantal factoren is volgens het ene model positief geassocieerd met gewichtsverlies en volgens andere modellen negatief; zoals leeftijd en BMI bij aanvang studie. Een factor die wel consistent lijkt bij te dragen aan gewichtsverlies is gewichtsafname ouders, terwijl psychische problematiek bij ouders en aanwezigheid van obesitas-gerelateerde co-morbiditeit bij ouders negatief gerelateerd lijken te zijn.
De bewijskracht is ingeschat als zeer laag wegens indirectheid en heterogeniteit van de studies.
Hier ligt een kennislacune: het is niet duidelijk welke factoren geassocieerd zijn met een succesvolle GLI. Het is niet duidelijk of het toepassen van predictiemodellen voor het nemen van behandelbeslissingen leidt tot gezondheidswinst.
In het “landelijk model Ketenaanpak voor kinderen met overgewicht en obesitas” (Sijben, 2018) is beschreven wat bij kinderen met overgewicht en obesitas moet worden uitgevraagd om inzicht te krijgen in de factoren die invloed hebben op het gedrag en daarmee op de gezondheid en het welzijn van het kind en zijn gezin. Het gaat hierbij om biologische, psychologische en omgevingsfactoren.
Waarden en voorkeuren van patiënten (en eventueel hun verzorgers)
Patiënten willen een interventie die voor hen het beste werkt, en willen goede informatie krijgen over de kansen op succes. Op basis van de informatie uit de literatuur is het lastig om een dergelijke inschatting te maken.
Kosten (middelenbeslag)
Kosten van een aantal zaken wel/niet uitvragen bij een eerste gesprek zijn niet goed in te schatten.
Aanvaardbaarheid voor de overige relevante stakeholders
De werkgroep verwacht geen problemen betreffende de aanvaardbaarheid voor de overige relevante stakeholders.
Haalbaarheid en implementatie
De werkgroep voorziet geen problemen wat betreft de haalbaarheid van het uitvragen van eventuele barrières of bevorderende factoren bij een eerste gesprek met patiënt.
Rationale/ balans tussen de argumenten voor en tegen de interventie
Op basis van de literatuur lijken een aantal factoren bevorderend of belemmerend te zijn voor een succesvolle GLI. Een factor die positief gerelateerd lijkt aan een succesvolle GLI is gewichtsafname van ouders, terwijl psychische problematiek bij ouders en aanwezigheid van obesitas-gerelateerde co-morbiditeit bij ouders negatief gerelateerd lijken te zijn. De bewijskracht is laag.
Op basis van de expert opinion adviseert de werkgroep om de volgende aspecten uit te vragen bij een patiënt, om de GLI zo goed mogelijk af te stemmen op de behoeftes en zo succesvol mogelijk te kunnen inzetten. Hierbij wordt uitgegaan van het “landelijk model ketenaanpak voor kinderen met overgewicht en obesitas”.
Het meest relevant om in kaart te brengen zijn:
- de lichamelijke gezondheid van het kind;
- de psychische gezondheid van het kind;
- de leefstijl van kind en gezin: voeding, beweging en slaap;
- de sociale participatie van het kind: de mate waarin het aansluiting heeft bij leeftijdsgenootjes en belangrijke anderen;
- het welzijn van de ouders: de mate waarin ouders wel of niet problemen hebben of ervaren, bijvoorbeeld op het gebied van financiën, huisvesting en psychisch welzijn, eigen gewicht;
- de dynamiek in het gezin;
- de opvoedkundige vaardigheden van de ouders.
Vervolgens is het belangrijk om samen met kind en ouders vooral aandacht te besteden aan die factoren die een duurzame gedragsverandering belemmeren of juist kunnen bevorderen. Het is overigens niet de bedoeling om álle aanwezige problemen op te lossen maar om knelpunten te achterhalen die het realiseren van de gewenste gedragsverandering bemoeilijken en die veranderbaar zijn. Een centrale zorgverlener kan hierin een ondersteunende, coördinerende en coachende rol in vervullen.
Het is van groot belang dat het kind en de ouders de gedragsverandering zelf wensen en zich gemotiveerd voelen om deze te realiseren. Die motivatie wordt beïnvloed door:
- de mate waarin kind en ouders de vrijheid voelen zelf te bepalen welke verandering ze wanneer en op welke wijze doorvoeren;
- hoe bekwaam zij zich voelen om de verandering te realiseren;
- in hoeverre zowel kind als ouders zich gesteund weten door anderen.
Onderbouwing
Achtergrond
Kinderen met (ernstige) obesitas zouden moeten worden behandeld met een gecombineerde leefstijlinterventie, bestaande uit een samenhangend aanbod van interventies gericht op voeding, beweging en gedragsverandering. Doel is een blijvende verbetering van de leefstijl waardoor het gewicht afneemt (bij uitgegroeide kinderen) of stabiliseert (bij kinderen in de groei) en de kwaliteit van leven toeneemt.
In de praktijk blijkt dat de interventies vaak onvoldoende en bovendien niet beklijvend effect hebben en dat slechts een gedeelte van de kinderen aan een leefstijlinterventie toekomt. Het is niet duidelijk welke de belemmerende en bevorderende factoren zijn die een rol spelen bij de kans op een succesvolle GLI.
Conclusies
Zeer laag GRADE |
De volgende factoren worden na een gezinsgerichte gedragstherapie met als doel afname van overgewicht gevolgd door een onderhoudsbehandeling bij kinderen van 7 tot 12 jaar oud met overgewicht en met ten minste één van de ouders met overgewicht, in verband gebracht met de kans op relatieve gewichtsverandering:
Bron: Goldschmidt, 2014 |
Zeer laag GRADE |
De volgende factoren worden na 12-weken durende gewicht beïnvloedende interventie in jongeren met obesitas in verband gebracht met de kans op afname van overgewicht:
Voor de volgende factoren wordt geen verband gevonden:
Bron: Baxter, 2013 |
Zeer laag GRADE |
De volgende factoren worden na een gezinsgerichte best practice leefstijlinterventie van 1 jaar, bij kinderen tussen de 7 en 15 jaar in verband gebracht met de kans op afname van overgewicht van tenminste 5% na 1 jaar follow-up:
Voor de volgende factoren wordt geen verband gevonden:
Bron: Fröhlich, 2011 |
Zeer laag GRADE |
De volgende factoren worden na een gezins gewichtscontrole programma bij kinderen van 8 tot 12 jaar met obesitas in verband gebracht met de kans op relatieve gewichtsverandering:
Voor de volgende factoren wordt geen verband gevonden:
Bron: Wrotniak, 2014 |
Zeer laag GRADE |
De volgende factoren worden na een gewichtsprogramma, gericht op het verhogen van de fysieke activiteit of een combinatie van het verlagen van zittend gedrag en een verhoging van fysieke activiteit, bij gezinnen met kinderen tussen de 8 en 12 jaar met overgewicht in verband gebracht met vermindering overgewicht:
Geslacht van het kind was geen onafhankelijke voorspeller voor naleving programma of fysieke activiteit in dit model. Geslacht van het kind was wel gerelateerd aan voorliefde voor fysieke activiteit, waarbij jongens hoger scoorden dan meisjes en jongens meer overgewicht verliezen dan meisjes in de gecombineerde interventie.
Bron: Epstein, 2001 |
Zeer laag GRADE |
De volgende factoren worden na een standaard programma met follow-up van één jaar bij patiënten jonger dan 19 jaar met overgewicht in verband gebracht met vermindering overgewicht:
Voor de volgende factoren wordt geen verband gevonden:
Bron: Shalitin, 2016 |
Zeer laag GRADE |
De volgende factoren worden na een leefstijlinterventie, gericht op het veranderen van leefstijl, bij kinderen van 4 tot 16 jaar met obesitas in verband gebracht met lange termijn veranderingen in BMI:
Voor de volgende factoren wordt geen verband gevonden:
Bron: Reinher, 2010 |
Zeer laag GRADE |
De volgende factoren worden na een poliklinisch programma gericht op gewichtsregulatie bij kinderen tussen de 4 en 17 jaar met overgewicht in verband gebracht met lange termijn afname overgewicht:
Bron: Moens, 2010 |
Zeer laag GRADE |
De volgende factoren worden na een therapeutische leefstijlinterventie bij adolescenten tussen de 10 en 18 jaar met obesitas in verband gebracht met het succes van de interventie, een verbetering in gewicht:
Voor de volgende factoren wordt geen verband gevonden:
Bron: Pinhas-Hamiel, 2008 |
Zeer laag GRADE |
De volgende factoren worden na een 1-jarige poliklinisch trainingsprogramma gericht op beweging, voeding en gedrag bij ouders en kinderen in de leeftijd van 7 tot 15 jaar met obesitas in verband gebracht met een succesvolle afname van overgewicht:
Voor de volgende factoren werd geen verband gevonden:
Bron: Reinher, 2003 |
Zeer laag GRADE |
De volgende factoren worden na een multidisciplinaire afname van overgewicht-interventie bij kinderen en jongeren in de leeftijd van 2 tot 18 jaar met overgewicht of obesitas in verband gebracht met het verlagen van de BMI:
Voor de volgende factoren wordt geen verband gevonden:
Bron: Mameli, 2017 |
Zeer laag GRADE |
De volgende factoren worden na een behandelprogramma van 10 maanden bij jongeren tussen de 8 en 18 jaar met obesitas in verband gebracht met afname van overgewicht:
Voor de volgende factoren wordt geen verband gevonden:
De volgende factoren worden na een behandelprogramma van 10 maanden bij jongeren tussen de 8 en 18 jaar met obesitas in verband gebracht met dropout:
Voor de volgende factoren wordt geen verband gevonden:
Bron: Goossens, 2009 |
Samenvatting literatuur
Voor het bestuderen van prognostische factoren is het ideale studiedesign een RCT waarin de effectiviteit van een intern en extern gevalideerd prognostisch model wordt onderzocht. Indien er geen studie aanwezig is met dit design, heeft een studie waarin een prognostisch model extern wordt gevalideerd de voorkeur. Indien er ook geen studie aanwezig is met dit design, heeft een studie waarin een prognostisch model intern wordt gevalideerd de voorkeur. Indien er ook geen studie aanwezig is met dit design, wordt er gebruikt gemaakt van studies waarin prognostische factoren middels een multivariate analyse worden bestudeerd. Voor deze zoekvraag werden enkel studies gevonden die prognostische factoren middels een multivariate analyse hebben bestudeerd, zonder interne of externe validatie. Voor de uitkomstmaat drop-out werden de aantallen en percentage van drop-outs vermeld, maar niet welke factoren samenhangen met de kans op drop-out. De studies waren heterogeen wat betreft het type interventie en de meegenomen predictors in de multivariate modellen; om deze reden was er geen pooling van data mogelijk. De resultaten van de studies zijn daarom afzonderlijk beschreven.
Beschrijving studies
Goldschmidt (2014) voerde een randomized controlled trial uit. Er werd gekeken naar algemene en behandeling specifieke factoren die de uitkomsten op veranderingen in gewicht voorspellen van kinderen die meededen aan een interventie om gewicht te beheersen. 150 kinderen met overgewicht (20 tot 100% boven hun leeftijd en geslacht specifieke mediane BMI, leeftijd tussen de 7 en 12 jaar en ten minste één ouder met overgewicht (69,3% was vrouw en het gemiddelde z-BMI was 2,21 ±0,30) voltooiden een gezinsgerichte gedragstherapie gericht op gewichtsvermindering (FBT). FBT (20 wekelijkse sessies gedurende 5 maanden) werd gevolgd door een onderhoudsbehandeling (MT). MT (16 wekelijkse sessies gedurende 4 maanden) was gericht op het veranderen van sociale omgeving en zelfbeeld (SFM), of op de ontwikkeling van vaardigheden en gedrag om bepaald gewicht vast te houden (BSM) of een controlegroep die geen verdere onderhoudsbehandeling onderging. De follow-up duur was 1 en 2 jaar. Via een regressie en mixed-effects repeated-measures ANCOVA werden anthropometrische, demografische en psychosociale variabelen bestudeerd in het voorspellen van relatieve gewichtsveranderingen op korte en lange termijn. Exclusiecriteria waren medische of psychiatrische stoornissen die deelname aan de behandeling zouden uitsluiten, gebruik van medicijnen die de eetlust of gewicht beïnvloeden en deelname in andere afvalprogramma’s of psychologische behandeling. Een onbekend aantal gezinnen maakten de FBT niet af, werden daarom ook niet gerandomiseerd naar een onderhoudsbehandeling en werden niet verder gevolgd.
Baxter (2013) voerde een prospectieve cohortstudie uit waarin ze uitzochten welke baseline fysiologische en psychologische variabelen de verandering in z-BMI voorspelden in jongeren met obesitas na een gewicht beïnvloedende interventie van 12 weken. Een multivariabel regressiemodel werd gemaakt om de effecten van deze variabelen te onderzoeken. 88 Deelnemers (69,3% vrouw) met een gemiddelde leeftijd van 13,1 (±1,9) jaar en een BMI z-score van 2,2 (±0,4) werden geïncludeerd. De studiepopulatie kwam van de ‘Eat Smart Studies’, inclusiecriteria waren de leeftijd 10 tot 17 jaar, obesitas (BMI > 90e percentiel geslacht/leeftijd gecorrigeerd), een verwijzing van een zorgverlener of een zelf-gerapporteerde motivatie om gewicht te verliezen. Exclusiecriteria waren het gebruik van medicatie die invloed heeft op de lichaamssamenstelling, insulinegevoeligheid of metabolisme. De primaire dataset bevatte 116 individuen, degenen die de 12 weken durende interventie niet hebben afgemaakt (n=14) en degene in de controlegroep (n=14) werden niet meegenomen in de analyse. Van de 88 deelnemers zaten 45 in de ‘modified carbohydrate’ groep en 43 in de ‘low fat dietary’ groep.
Fröhlich (2011) heeft een longitudinale studie uitgevoerd met een multivariate regressieanalyse waarin ze gezinskenmerken wilden onderzoeken die voorspellend zijn voor de uitkomsten van een interventie voor gewichtsvermindering bij kinderen. Deelnemers waren 111 ouder-kind paren waarvan het kind overgewicht of obesitas had. De gemiddelde BMI SD score was 2,43 (SD:0,44, range: 1,31 tot 3,54) en de leeftijd van het kind was tussen de 7 en 15 jaar. De gezinnen namen deel aan een best-practice leefstijlinterventie van 1 jaar en werden daarna nog 1 jaar gevolgd. Succes van de interventie werd gedefinieerd als ten minste 5% afname van overgewicht na 1 jaar follow-up. De volgende inclusiecriteria werden gehanteerd: 1. BMI > 97e percentiel voor leeftijd en geslacht of BMI > 90e percentiel met de aanwezigheid van additionele risicofactoren of ziektes (bijvoorbeeld hypertensie, dyslipidemie, diabetes of orthopedische problemen), 2. Verwijzing voor gewichtsafname behandeling door een lokale kinderarts en 3. Het volgen van regulier onderwijs. Van de 111 kinderen die startten, hebben er 95 (85,6%) de 1-jarige leefstijlinterventie afgemaakt (n=16 uitvallers). Van deze groep hebben er 78 (82,1%) de 1 jaar follow-up volgemaakt (n=17 uitvallers). 41 kinderen lieten een langdurig succes zien en 53 kinderen bereikten geen >5% BMI-SDS reductie (n=37) of stopten met de interventie (n=16)
Wrotniak (2014) voerde een secundaire analyse uit op gegevens van 3 gezinsgerichte RCTs. Hiërarchische regressie modellen werden gebruikt om uit te zoeken of de z-BMI van de ouder voorspellend is voor de z-BMI verandering van het kind. 142 gezinnen met 8 tot 12-jarige kinderen met obesitas en hun ouders die deelnamen aan gezinsgerichte gewichtscontrole programma’s werden geïncludeerd, 41% was man, 58% was vrouw) en de gemiddelde leeftijd was 10,2 (±1.2). Exclusiecriteria worden niet gerapporteerd. Gegevens over drop out worden niet vermeld. De verandering in z-BMI over de tijd werd genomen als uitkomstmaat.
Epstein (2001) voerde een randomized controlled trial uit om de verschillen tussen jongens en meisjes te onderzoeken in gewichtsprogramma's die gericht waren op een verhogen van de fysieke activiteit (verhoging activiteit) of een combinatie van het verlagen van zittend gedrag en een verhoging van fysieke activiteit (gecombineerd). 67 gezinnen met een kind met obesitas en 89 broers/zussen werden gerandomiseerd over de verschillende programma’s en één jaar gevolgd. Een tweede doel van de studie was om de voordelen van gezinsgerichte-interventies te onderzoeken voor de broers/zussen die niet het doel waren van de interventie. Inclusie criteria waren als volgt: 1. kind met ≥ 85e percentiel BMI (leeftijd/geslacht gecorrigeerd), 2. leeftijd tussen 8 tot 12 jaar, 3. geen van de ouders met een meer dan 100% overgewicht, 4. een ouder bereid om deel te nemen aan wekelijkse bijeenkomsten voor behandeling, 5. geen deelname aan alternatieve gewichtsprogramma’s, 6. geen medische restricties dat er voor zou kunnen zorgen dat het kind geen oefeningen zou kunnen doen, geen psychiatrische aandoeningen en geen geschiedenis van eetstoornissen. Complete data waren beschikbaar voor 56 van de 67 gezinnen.
Shalitin (2016) heeft een retrospectieve cohortstudie uitgevoerd met als doel om baseline variabelen te identificeren die voorspellend zijn voor een succesvolle afname van overgewicht na leefstijlinterventies in kinderen en adolescenten met obesitas. 286 Deelnemers hadden een BMI boven het 95e percentiel (leeftijd/geslacht gecorrigeerd). Dit waren 175 meisjes (61,2%) en 111 jongens (38,8%). The mediane leeftijd was 9,3 jaar (2,7 tot 18,7 jaar) bij binnenkomst. De gemiddelde BMI bij aanvang van de studie was 25,57 ± 5,67 en 32,2% had obesitas-gerelateerde co-morbiditeiten. Alleen patiënten die ten minste 3 keer de kliniek bezocht hadden en ten minste 1 jaar gevolgd waren werden geïncludeerd. Exclusiecriteria waren de aanwezigheid van een ziekte/syndroom dat invloed heeft op lichaamssamenstelling, gebruik van anti-obesitas medicatie, therapie met steroïden en een geschiedenis met bariatrische chirurgie. Er wordt niets gerapporteerd over incomplete data.
Reinher (2010) heeft een retrospectieve multicenter studie uitgevoerd met als doel om te zoeken naar factoren met een voorspellende waarde voor lange termijn veranderingen in BMI na een leefstijlinterventie. Inclusiecriteria voor de leefstijlinterventie was een leeftijd van 4 tot 16 jaar, voldoende gemotiveerd om de leefstijl te veranderen en geen BMI reductie in het afgelopen half jaar. Een totaal van 663 kinderen met obesitas werden geïncludeerd in de studie (gemiddelde leeftijd bij baseline: 10,6 jaar, 55% vrouw, gemiddelde baseline BMI-SDS was 2,46 (CI: 2,43 tot 2,50). Een verlaging van BMI-SDS werd waargenomen in 470 kinderen aan het eind van de interventie. De kinderen deden mee met een 1 jaar durende interventie ‘Obeldicks’, gericht op fysieke oefeningen, educatie over voeding en gedragstherapie, inclusief individuele psychologische begeleiding van het kind en zijn of haar gezin. Er was een drop out rate van 18%.
Moens (2010) rapporteert een 8 jaar-follow-up van kinderen met overgewicht die behandeld zijn in een poliklinisch programma en heeft als doel om variabelen bij kinderen en hun gezin te identificeren die geassocieerd zijn met lange termijn gewichtsregulatie. Inclusiecriteria voor de studie waren een leeftijd tussen de 4 en 17 jaar, overgewicht tussen de 20% en 80%, een medische verklaring van de arts, woonachtig binnen een radius van 50 km van de kliniek. 90 Kinderen namen deel (34 jongens en 56 meisjes). De gemiddelde leeftijd was 10,12 jaar (SD=2,56). De gemiddelde BMI z-score was 2,17 voor jongens (0,97 tot 2,47) en 2,09 voor meisjes (0,97-2,64). De moeders hadden een gemiddelde BMI van 26,26 (SD = 4, 88) en de vaders hadden een gemiddelde BMI van 27,49 (SD=3,54). Op baseline was 87,5% van de deelnemende gezinnen intact, alle economische klassen waren vertegenwoordigd. 59 kinderen (66%) waren succesvol in het onder controle houden van hun gewicht gedurende de 8 jaar (dat wil zeggen dat ze hun originele % gecorrigeerde BMI behielden), 40% verlaagden hun gecorrigeerde BMI met nog eens 10%. Dropout rate was 29%, response rate was 89%, predictors voor drop out zijn niet onderzocht.
Pinhas-Hamiel (2008) heeft een retrospectieve review uitgevoerd met als doel om insulineresistentie en obesitas bij de ouders te onderzoeken als predictors voor verbetering in gewicht in kinderen met obesitas die therapeutische leefstijlinterventies hebben ondergaan. 134 kinderen tussen de 10 en 18 jaar boven het 95e percentiel voor BMI werden geïncludeerd. Patiënten met secundaire oorzaken van obesitas, zoals hyperthyreoïdie of bij gebruik van medicatie die leidt tot eetstoornissen werden geëxcludeerd. Patiënten werden verdeeld over twee groepen, afhankelijk van hun delta BMI z-score, 99 (73,9%) behoorde tot de succes groep (S, delta BMI-z ≤ 0) en 35 (26,1%) hoorden tot de niet-succes groep (NotS, delta BMI-z >0). Er waren geen verschillen in ernst van de obesitas, man/vrouw ratio, gemiddelde leeftijd of Tanner stadium tussen de groepen.
Reinher (2003) heeft een longitudinale, klinische interventie studie uitgevoerd gebaseerd op een 1-jarig poliklinisch trainingsprogramma (‘Obeldicks’) gericht op fysieke oefeningen, educatie over voeding en gedragstherapie voor kinderen en hun ouders. In totaal deden 75 kinderen met obesitas mee in de leeftijd van 7 tot 15 jaar, SDS-BMI van 1,9 tot 3,8. Inclusiecriteria waren een tweemalige aanwezigheid in de ‘obesitas ambulance’ en het invullen van een vragenlijst over eet- en beweeggewoonten. Van de deelnemers werd hun motivatie om gedrag te veranderen gemeten, somatische karakteristieken en socio-economische status, beweging en eetgewoontes en voedselinname. Deze factoren werden gerelateerd aan succes van de behandeling met een multipele logistische regressieanalyse. Drop Out was minder dan 10%, alle kinderen die staakten met de training deden dat in de eerste 6 maanden en verloren geen gewicht.
Mameli (2017) heeft een interventie studie uitgevoerd. 864 patiënten begonnen aan de interventie, 453 patiënten (208 mannen), gemiddelde leeftijd 11,2 ±3,1 jaar waarvan 392 patiënten met obesitas (86%, z-BMI 2,90 ± 0,8 SD) en 61 patiënten met overgewicht (z-BMI 1,73 ± 0,21 SD) kwamen bij minstens 1 follow-up bezoek. 19,8% (78/392) herstelde van obese naar overgewicht en 1,2% (5/392) van obese naar een normaal gewicht. Herstel van overgewicht naar een normaal gewicht was van toepassing op 8/61 patiënten (13,1%). Predictors die significant geassocieerd werden met een verschil in BMI-z score in een univariate regressieanalyse werden geïncludeerd in een multivariaat lineair regressie model.
Goossens (2009) onderzocht de voorspellende waarde van gewicht en pathologisch eetgedrag op de uitkomsten van behandeling bij jongeren met obesitas. Deelnemers waren 132 jongeren tussen de 8 en 18 jaar (gemiddelde: 13,58, SD: 2,15) met obesitas die toegelaten waren tot een behandelprogramma van 10 maanden. Exclusiecriteria waren mentale retardatie en autisme. BMI was bij aanvang meer dan het 85e percentiel of een ‘adjusted’ BMI (adj BMI) van meer dan 120%. Op medisch/psychologisch advies hebben 11 jongeren (8,3%) het programma vroegtijdig verlaten. Een hiërarchische lineaire en binaire logistische regressieanalyse werd uitgevoerd om de relatie tussen predictors en de uitkomst te meten. De volgende predictors werden meegenomen: gewichtsparameters (baseline adj BMI, gewichtsverlies na 1 maand, en gewichtsverlies na 4 maanden), patiëntkenmerken (geslacht, leeftijd en socio-economische status) en variabelen op pathologisch eetgedrag (SBE (subjectieve binge episode), OBE (objectieve binge episode), cognitieve terughoudendheid, eetgedrag, zorgen over gewicht en figuur; emotioneel eetgedrag, extern eetgedrag en terughoudendheid in eetgedrag.
Resultaten
De studie van Goldschmidt (2014) heeft de volgende predictors opgenomen in het model: z-BMI van het kind, leeftijd van het kind, SSEHS/family van ouders, SSEHS/friend van ouders, EHCS (reductie van calorieën door ouders). De predictors samen voorspelden voor 17% de mate van variantie in de verandering van z-BMI scores in het model. Een lagere baseline z-BMI en een lagere leeftijd voorspelden een grotere afname in z-BMI ten opzichte van baseline. Een door ouders zelf gerapporteerde effectieve mate van vermindering van calorieën was een voorspeller voor een grotere gewichtsafname. Ook gewichtsafname bij de ouders voorspelde voor 8% de variantie in de gewichtsafname van het kind.
Baxter (2013) heeft de volgende variabelen opgenomen in het model: leeftijd, geslacht, etniciteit, nadelen op sociaal vlak (gemeten met SEIFA), insulineresistentie (HOMA-IR), mate van fysieke activiteit (PAL), geremd eetgedrag (DEBQ-R). Het model voorspelde voor 36% de variantie in BMI-z score. Een lagere baseline BMI z-score, een lagere baseline insulineresistentie en minder verwijzingen van een medisch specialist zijn geassocieerd met een grotere verlaging in BMI-z scores.
Fröhlich (2011) laat zien dat succes versus geen succes in afname van overgewicht niet geassocieerd was met de aanwezigheid of afwezigheid van somatische risicofactoren (bijvoorbeeld hypertensie, dyslipidemie, diabetes of orthopedische problemen). De volgende predictors voorspelden voor 27% de variantie in het model: leeftijd van het kind, obesitas tijdens de zwangerschap, een broer/zus met obesitas, family adversity index, maternale depressie, maternale hechting, AAS close, angst. Alleen de aanwezigheid van een broer/zus met obesitas was significant met een odds ratio van 5,57. Een tweede stapsgewijze regressieanalyse liet zien dat maternale depressie en een broer/zus met obesitas voor 18% de variantie in het model verklaarden, dit was statistisch significant. Dit betekent dat kinderen met een broer/zus met obesitas en waarvan de moeders depressief zijn een verhoogd risico hebben om geen gewicht te verliezen. Een factor die voorspellend was voor de gewichtsverandering na de leefstijlinterventie was de mate van angst en hechting bij de moeder (β=0.27), dit voorspelt voor 14% de variantie.
Wrotniak (2014) heeft de volgende variabelen opgenomen in het model: Geslacht van het kind, geslacht van de ouders, de leeftijd van de ouders, baseline z-BMI van het kind, baseline z-BMI van de ouder. Dummy variabelen werden gemaakt om te controleren voor de verschillende studies. Een regressieanalyse laat zien dat de gewichtsverandering van de ouders voorspellend is voor de z-BMI verandering van het kind voor zowel de periode 0 tot 6 maanden, als voor de periode 0 tot 24 maanden. Hoe meer gewicht de ouders verliezen in de gezinsgerichte -leefstijlinterventie, hoe meer gewicht het kind zal verliezen.
Epstein (2001) laat zien dat na 12 maanden, jongens meer verbetering van overgewicht (-15,8%) lieten zien voor de gecombineerde interventie vergeleken met meisjes (-1%). Voor alleen de verhoging van activiteit was er geen verschil tussen jongens (-9,3%) of meisjes (-7,6%). Een multiple regressie model laat de verandering in percentage overgewicht zien in 12 maanden. Predictors die voorspellend waren voor gewichtsverandering waren: het naleven van het programma (hoe beter het programma werd volgehouden, hoe beter voor de afname van overgewicht), voorliefde voor fysieke activiteit (hoe hoger de voorliefde daarvoor, hoe beter de afname van overgewicht). Geslacht van het kind was geen onafhankelijke voorspeller voor naleving programma of fysieke activiteit in dit model. Geslacht van het kind was wel gerelateerd aan voorliefde voor fysieke activiteit, waarbij jongens hoger scoorden dan meisjes.
Shalitin (2016) heeft de volgende variabelen opgenomen in het model: leeftijd, BMI-SDS, de aanwezigheid van acanthosis nigricans en eerdere deelname in een dieet gewicht-reductie programma. Acanthosis nigricans is een huidaandoening waarbij de huid verdikt en donker wordt. Dit wordt gezien als een teken van de aanwezigheid van insuline resistentie en is eerder gerapporteerd als voorspeller van gewichtsverlies. Een multivariaat regressiemodel waarin de relatie tussen baseline variabelen en succesvolle afname van overgewicht en in stand houden van dat gewicht (reductie in BMI-SD van ≥ 0,2 aan het eind van de follow-up periode, dit waren 110 (38,5%) van de patiënten) laat zien dat een hoger BMI-SDS (OR=2,4) en de afwezigheid van acanthosis nigricans (OR= 2,9) bij aanvang van de studie significante voorspellers waren van succesvolle afname van overgewicht.
Reinher, 2010 heeft een multilevel growth curve model gebruikt om de associatie van leeftijd en geslacht met de individuele BMI-SDS scores en hoe deze associaties veranderen over de tijd. Leeftijd was significant geassocieerd met BMI-SDS op baseline (laagste BMI-SDS waarde bij leeftijd 11 tot 12 jaar, hoogste BMI-SDS waarde bij kinderen 4 tot 7 jaar). Leeftijd was ook significant geassocieerd met zowel de hoogte van de BMI-SDS curve als het verloop van de BMI-SDS curve, zelfs nadat gecorrigeerd is voor geslacht en baseline BMI-SDS. Hoe ouder de kinderen, hoe minder BMI-SDS reductie binnen 2 jaar interventie, met een reductie van 0,58 BMI-SDS units voor jonge kinderen van 4-6 jaar, tot 0,25 BMI-SDS units voor adolescenten van 13 tot 16 jaar.
Uit een hiërarchisch regressiemodel van Moens (2010) bleek dat de leeftijd van het kind op baseline, de mate van overgewicht op baseline en de eigenwaarde van het kind significante positieve predictors waren van gewichtsverlies op lange termijn, 8 jaar na behandeling, terwijl psychopathologie van de moeder een negatieve predictor was. Deze predictors verklaarden voor 35% de variantie in het model.
Een multivariate logistische regressieanalyse door Pinhas-Hamiel (2008) laat zien dat een niet-succesvolle afname van overgewicht niet was geassocieerd met leeftijd, geslacht, lengte van de follow-up, aanwezigheid van hypertensie of een abnormaal lipidenprofiel. De aanwezigheid van obesitas-gerelateerd co-morbiditeit bij beide ouders was geassocieerd met een 12,6 keer hogere odds in de niet succesvolle groep. Een hogere baseline BMI-z score was geassocieerd met een verbetering van het gewicht. En een verhoging van 10 units insuline was geassocieerd met 3,13 keer verhoogd risico op geen succes (CI: 1,79 tot 6,01). Uit een tweede model bleek dat de verhoging van 1 unit HOMA-IR werd geassocieerd met een 1,64 keer verhoogd risico (95% B 1,27 tot 2,21, p<0.0004). Het niet goed reageren op leefstijlinterventies bleek dus afhankelijk van baseline insulineresistentie, obesitas-gerelateerde co-morbiditeiten bij de ouders. Een hogere baseline BMI leidt tot een betere afname van overgewicht.
De studie van Reinher (2003) laat zien dat in totaal 27 (37%) van de kinderen niet succesvol waren aan het eind van de training, 20 van deze 27 hebben de training niet afgemaakt, deze kinderen hebben hun overgewicht niet verminderd en vielen in de eerste 6 maanden van de training uit. Aan het eind van de 1 jaar durende training hadden 48 kinderen (63%) hun overgewicht verminderd. Mediaan van 0,4 SDS-BMI (range -0,2 tot -1,1 SDS-BMI). De succesvolle kinderen verschillen van de niet-succesvolle kinderen. Multiple logistische regressie laat zien dat alleen eerdere deelname aan ‘exercise’ groepen voor kinderen met obesitas een onafhankelijk factor was die geassocieerd kon worden met het succes van de training (Coëfficiënt +0.41 (+0.29 - +0.53, p <0.0001)). In totaal hadden 22 (96%) van de 23 kinderen die deelnamen aan de ‘exercise’ groep voor aanvang van de interventie succes, terwijl 1 (2%) van de overige 52 kinderen die niet eerder deelnamen aan een ‘exercise’ groep succes had van de interventie.
In een multivariaat model van Mameli (2017) blijken initiële BMI z-score en het aantal follow-up bezoeken significante predictors van gewichtsverandering. Hoe meer bezoeken, hoe groter het gewichtsverlies, maar dropout rates zijn hoog. Een groot gedeelte van de patiënten verlaat het programma voordat ze een genormaliseerd BMI hebben. Leeftijd, geslacht, ABSI (A Body Shape Index) en HI (Hip Index) zijn geen significante predictors.
Goossens (2009) laat in een regressieanalyse zien dat de predictors voor 69% de variantie in het model verklaarden, waarvan 24% werd verklaard door de baseline adj BMI, 3% door de patiëntkarakteristieken en 6% door de variabelen op pathologisch eetgedrag en 36% werd verklaard door het gewichtsverlies op 1 maand en 4 maanden. Wanneer dropout werd meegenomen als uitkomst in het model, werd de totale variantie in het model voor 64% verklaard door de factoren. Een lagere baseline gecorrigeerd BMI was geassocieerd met meer dropout.
Bewijskracht van de literatuur
De bewijskracht voor de uitkomstmaat succes van de interventie is met 3 niveaus verlaagd, van Hoog naar Zeer Laag gezien bias ten gevolge van indirectheid (2 niveaus: enkel studies gevonden die prognostische factoren middels een multivariate analyse hebben bestudeerd, zonder interne of externe validatie), en heterogeniteit van de geïncludeerde studies (inconsistentie) met 1 niveau.
Zoeken en selecteren
Om de uitgangsvraag te kunnen beantwoorden is er een systematische literatuuranalyse verricht naar de volgende zoekvraag:
Welke factoren zijn gerelateerd aan de kans op succesvolle GLI bij kinderen met obesitas?
P: kinderen met obesitas (BMI≥30kg/m2, geslachts- en leeftijdgecorrigeerd);
I: prognostische factoren voor succesvolle GLI als behandeling van obesitas;
Kindfactoren:
- Baselinegewicht.
- Geslacht.
- Leeftijd.
- Medisch:
- Perinataal (zwangerschapsdiabetes moeder, roken tijdens de zwangerschap, laag geboortegewicht met snelle inhaalgroei, hoog geboortegewicht, borstvoeding, gewichtsstatus moeder voor/tijdens zwangerschap, gewichtstoename moeder tijdens zwangerschap.
- Snelle toename gewicht (voor kinderen in de leeftijd 0 tot 2 jaar geldt een toename van gewicht van ≥ 0,67 SDS) .
- Gewicht naar leeftijd ≥95ste percentiel bij 0,5-2 jaar.
- Gewichtsgerelateerd gezondheidsrisico (GGR).
- Vroege puberteit.
- Psychisch:
- Trauma;
- Zelfbeeld/ angst/ depressie.
- Eetstoornis.
- Impulsiviteit/ ADHD
- Pesten.
- Verslaving (gamen)
Ouderfactoren:
- Lage sociaal economische positie (SEP).
- Etniciteit (Turks, Marokkaans).
- Problematiek ouder:
- Schulden en huisvesting.
- Psychische problemen.
- Kindermishandeling.
- Scheiding, relatieproblemen.
- Ouderschap:
- Leefstijl (voeding, beweging, slaap).
- Grenzen stellen.
Genetische factoren/ genetische aanleg
C: Afwezigheid van deze factoren;
O:
- Gewicht; bij kinderen in de groei gewichtsstabilisatie na één jaar behandeling en handhaving hiervan in de fase van onderhoud, tenzij dat tijdens de groeispurt van het kind onhaalbaar is. Voor uitgegroeide kinderen met een matig verhoogd GGR wordt gestreefd naar een gewichtsverlies van ≥ 5% na één jaar behandeling en handhaving hiervan in de fase van onderhoud. Voor uitgegroeide kinderen met een sterk/ extreem verhoogd GGR wordt gestreefd naar een gewichtsverlies van ≥ 10% na één jaar behandeling en handhaving hiervan in de fase van onderhoud.
- Percentage drop-out.
- Gezondheid (het afnemen van co-morbiditeit, risicofactoren van co-morbiditeit).
- Kwaliteit van leven.
Relevante uitkomstmaten
De werkgroep achtte gewicht een voor de besluitvorming cruciale uitkomstmaat; en percentage drop-out, gezondheid en kwaliteit van leven voor de besluitvorming belangrijke uitkomstmaten.
De werkgroep volgt voor de definitie van succesvolle interventie (m.b.t. de uitkomstmaat gewicht) de criteria zoals die eerder zijn geformuleerd in de ‘Zorgstandaard Obesitas’:
- Er zijn geen evidence-based criteria voor succes bij kinderen in de groei. Vandaar dat bij kinderen naar gewichtsstabilisatie gestreefd wordt na één jaar behandeling en handhaving hiervan in de fase van onderhoud, tenzij dat tijdens de groeispurt van het kind onhaalbaar is.
- Voor uitgegroeide kinderen met een matig verhoogd GGR wordt gestreefd naar een gewichtsverlies van ≥ 5% na één jaar behandeling en handhaving hiervan in de fase van onderhoud.
- Voor uitgegroeide kinderen met een sterk of extreem verhoogd GGR wordt gestreefd naar een gewichtsverlies van ≥ 10% na één jaar behandeling en handhaving hiervan in de fase van onderhoud.
De uitkomstmaat gezondheid wordt gedefinieerd als het afnemen van co-morbiditeit of risicofactoren van co-morbiditeit, zoals reductie van prevalentie van diabetes mellitus
type 2 , metabool syndroom, hypertensie, hypercholesterolemie, non-alcholic fatty liver disease, insuline resistentie, impaired glucose tolerance, impaired fasting glucose. Voor de uitkomstmaat kwaliteit van leven bepaalde de werkgroep niet a priori de definitie, maar werden de in de studie gebruikte definities gehanteerd.
Zoeken en selecteren (Methode)
In de databases Medline (via OVID), Embase (via Embase.com) en de Cochrane Library (via Wiley) is op 12 juli 2018 met relevante zoektermen gezocht naar systematische reviews, randomized controlled trials (RCT’s) en observationele studies die prognostische factoren beschrijven voor de kans op een succesvolle uitkomst na een gecombineerde leefstijlinterventie bij kinderen met obesitas. De zoekverantwoording is weergegeven onder het tabblad Verantwoording. De literatuur zoekactie leverde 555 treffers op. Studies werden geselecteerd op grond van de volgende selectiecriteria: 1. Een multivariate analyse van prognostische factoren voor de kans op een succesvolle leefstijlinterventie. 2. De studie moest gericht zin op kinderen met obesitas. Op basis van titel en abstract werden in eerste instantie 52 studies voorgeselecteerd. Na raadpleging van de volledige tekst, werden vervolgens 40 studies geëxcludeerd (zie exclusietabel onder het tabblad Verantwoording), en 12 studies definitief geselecteerd.
Resultaten
Twaalf onderzoeken zijn opgenomen in de literatuuranalyse. De belangrijkste studie karakteristieken en resultaten zijn opgenomen in de evidencetabellen. De beoordeling van de individuele studieopzet (risk of bias) is opgenomen in de risk-of-bias tabellen.
Referenties
- Baxter KA, Ware RS, Batch JA, Truby H. Predicting success: factors associated with weight change in obese youth undertaking a weight management program. 2013; Obesity Research & Clinical Practice. 7(2):e147-e54.
- Epstein LH, Paluch RA, Raynor HA. Sex differences in obese children and siblings in family-based obesity treatment. 2001; Obesity Research. 9(12):746-53.
- Frohlich G, Pott W, Albayrak O, Hebebrand J, Pauli-Pott U. Conditions of long-term success in a lifestyle intervention for overweight and obese youths. 2011; Pediatrics. 128(4):e779-85.
- Goldschmidt AB, Best JR, Stein RI, Saelens BE, Epstein LH, Wilfley DE. Predictors of child weight loss and maintenance among family-based treatment completers. 2014; Journal of Consulting & Clinical Psychology. 82(6):1140-50.
- Goossens L, Braet C, Van Vlierberghe L, Mels S. Weight parameters and pathological eating as predictors of obesity treatment outcome in children and adolescents. 2009; Eating Behaviors. 10(1):71-3.
- Mameli C, Krakauer JC, Krakauer NY, Bosetti A, Ferrari CM, Schneider L, et al. Effects of a multidisciplinary weight loss intervention in overweight and obese children and adolescents: 11 years of experience. 2017; PLoS ONE (Electronic Resource). 12(7):e0181095.
- Moens E, Braet C, Van Winckel M. Behaviour Research & Therapy. An 8-year follow-up of treated obese children: children's, process and parental predictors of successful outcome. 2010; 48(7):626-33.
- Pinhas-Hamiel O, Lerner-Geva L, Copperman N, Jacobson MS. Insulin resistance and parental obesity as predictors to response to therapeutic life style change in obese children and adolescents 10-18 years old. 2008; Journal of Adolescent Health. 43(5):437-43.
- Reinehr T, Brylak K, Alexy U, Kersting M, Andler W. Predictors to success in outpatient training in obese children and adolescents. 2003; International Journal of Obesity & Related Metabolic Disorders: Journal of the International Association for the Study of Obesity. 27(9):1087-92.
- Reinehr T, Kleber M, Lass N, Toschke AM. Body mass index patterns over 5 y in obese children motivated to participate in a 1-y lifestyle intervention: age as a predictor of long-term success. 2010; American Journal of Clinical Nutrition. 91(5):1165-71.
- Shalitin S, Phillip M, Krepel-Volsky S. Predictors of successful weight reduction and maintenance in obese children and adolescents. 2016; Acta Paediatrica. 105(1):e42-6.
- Sijben M, Van der Velde M, Van Mil E, Stroo J, Halberstadt J. Landelijk model ketenaanpak voor kinderen met overgewicht en obesitas. Amsterdam: Care for obesity, december 2018
- Wrotniak BH, Epstein LH, Paluch RA, Roemmich JN. Parent weight change as a predictor of child weight change in family-based behavioral obesity treatment. 2004; Archives of Pediatrics & Adolescent Medicine. 158(4):342-7.
Evidence tabellen
Research question: Which factors are related to successful combined lifestyle interventions?
Pre-defined core set of confounders:
1. age
2. weight
1 Incremental predictive value is the predictive value beyond standard demographic factors and the established risk factors (e.g. smoking, blood pressure, lipid levels, diabetes, cancer stage, etc.), for example change in c-statistic
Table of quality assessment – prognostic factor (PF) studies
Based on: QUIPSA (Haydn, 2006; Haydn 2013)
Study reference
(first author, year of publication) |
Study participation1
Study sample represents the population of interest on key characteristics?
(high/moderate/low risk of selection bias) |
Study Attrition2
Loss to follow-up not associated with key characteristics (i.e., the study data adequately represent the sample)?
(high/moderate/low risk of attrition bias) |
Prognostic factor measurement3
Was the PF of interest defined and adequately measured?
(high/moderate/low risk of measurement bias related to PF) |
Outcome measurement3
Was the outcome of interest defined and adequately measured?
(high/moderate/low risk of measurement bias related to outcome) |
Study confounding4
Important potential confounders are appropriately accounted for?
(high/moderate/low risk of bias due to confounding) |
Statistical Analysis and Reporting5
Statistical analysis appropriate for the design of the study?
(high/moderate/low risk of bias due to statistical analysis) |
Study reference |
|
|
|
|
|
|
Goldschmidt, 2014 |
low |
moderate |
low |
low |
moderate |
low |
Baxter, 2013 |
moderate |
high |
low |
low |
moderate |
low |
Frohlich, 2011 |
low |
high |
low |
moderate |
moderate |
low |
Wrotniak, 2004 |
low |
high |
moderate |
moderate |
moderate |
low |
Epstein, 2001 |
high |
low |
moderate |
moderate |
moderate |
moderate |
Shalitin, 2016 |
low |
moderate |
moderate |
low |
moderate |
moderate |
Reinher, 2010 |
high |
high |
moderate |
low |
moderate |
low |
Mameli, 2017 |
high |
high |
moderate |
low |
moderate |
low |
Goossens, 2009 |
high |
moderate |
moderate |
high |
moderate |
moderate |
- Adequate description of: source population or population of interest, sampling and recruitment, period and place of recruitment, in- and exclusion criteria, study participation, baseline characteristics.
- Adequate response rate, information on drop-outs and loss to follow-up, no differences between participants who completed the study and those lost to follow-up.
- Method of measurement is valid, reliable, setting of measurement is the same for all participants.
- Important confounders are listed, method of measurement is valid, reliable, setting of measurement is the same for all participants, important confounders are accounted for in the design (matching, stratification, initial assembly of comparable groups), or analysis (appropriate adjustment)
- Enough data are presented to assess adequacy of the analysis, strategy of model building is appropriate and based on conceptual framework, no selective reporting
Tabel Exclusie na het lezen van het volledige artikel
Auteur en jaartal |
Redenen van exclusie |
Gori, 2017 |
Geen multivariaat model, niet gecorrigeerd voor confounders |
Boff, 2017 |
Geen multivariaat model, niet gecorrigeerd voor confounders |
Yavuz, 2015 |
Geen multivariaat model, niet gecorrigeerd voor confounders |
Dhaliwal, 2014 |
Geen multivariaat model, niet gecorrigeerd voor confounders |
Taylor, 2017 |
Geen multivariaat model, niet gecorrigeerd voor confounders |
Spence, 2017 |
Geen multivariaat model, focus op ouders |
Schiel, 2016 |
Niet gecorrigeerd voor confounders |
Gow, 2016 |
Geen GLI, vergelijking twee diëten |
Bau, 2016 |
Studyprotocol |
Braden, 2015 |
Geen multivariaat model, focus op ouders |
Ning, 2014 |
Geen multivariaat model, niet gecorrigeerd voor confounders |
Robl, 2013 |
Geen multivariaat model |
Danielsson, 2012 |
Geen multivariaat model |
Best, 2012 |
Niet gecorrigeerd voor confounders |
Jansen, 2011 |
Interventie gericht op ouders, niet op kinderen |
Goldschmidt, 2010 |
PICO voldoet niet, meet geen succesvolle interventie |
Goldfield, 2009 |
Kleine studiepopulatie, model overfit, onduidelijk waarvoor gecorrigeerd |
Wilson, 2003 |
Narrative review |
Kolko, 2017 |
Geen multivariaat model |
Kulendran, 2016 |
Prediction model is univariaat, niet gecorrigeerd voor confounders |
Kunin-Batson, 2015 |
PICO voldoet niet, kinderen met risico op overgewicht, geen GLI |
Moore, 2012 |
PICO voldoet niet, focus op bezorgdheid ouders, geen effect van GLI |
Andrews, 2018 |
Short communication, geen multivariate analyse |
Sousa, 2016 |
Geen multivariaat model |
Lawman, 2014 |
PICO voldoet niet |
De Niet, 2011 |
Niet gecorrigeerd voor confounders |
Sabin, 2007 |
Geen multivariaat model |
Valverde, 1998 |
PICO voldoet niet |
De Miguel-Etayo, 2018 |
PICO voldoet niet |
Mameli, 2017 |
Niet gecorrigeerd voor confounders |
Faus, 2015 |
PICO voldoet niet |
Annesi, 2010 |
Niet gecorrigeerd voor confounders |
Epstein, 2007 |
Niet gecorrigeerd voor confounders |
Braet, 2006 |
Geen multivariaat model |
Accurso, 2014 |
Geen GLI |
Boutelle, 2012 |
Studiepopulatie voldoet niet aan PICO |
Steinsbekk, 2011 |
Geen GLI |
De Miguel-Etayo, 2016 |
Geen multivariaat model, geen GLI |
Fidelix, 2015 |
Geen multivariaat model |
Park, 2014 |
Geen multivariaat model |
Verantwoording
Autorisatiedatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 09-11-2020
Laatst geautoriseerd : 09-11-2020
Geplande herbeoordeling :
Voor het beoordelen van de actualiteit van deze richtlijn is de werkgroep niet in stand gehouden. Uiterlijk in 2024 bepaalt het bestuur van de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde of de modules van deze richtlijn nog actueel zijn. Op modulair niveau is een onderhoudsplan beschreven. Bij het opstellen van de richtlijn heeft de werkgroep per module een inschatting gemaakt over de maximale termijn waarop herbeoordeling moet plaatsvinden en eventuele aandachtspunten geformuleerd die van belang zijn bij een toekomstige herziening (update). De geldigheid van de richtlijn komt eerder te vervallen indien nieuwe ontwikkelingen aanleiding zijn een herzieningstraject te starten.
De Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde is regiehouder van deze richtlijn en eerstverantwoordelijke op het gebied van de actualiteitsbeoordeling van de richtlijn. De andere aan deze richtlijn deelnemende wetenschappelijke verenigingen of gebruikers van de richtlijn delen de verantwoordelijkheid en informeren de regiehouder over relevante ontwikkelingen binnen hun vakgebied.
Module[1] |
Regiehouder(s)[2] |
Jaar van autorisatie |
Eerstvolgende beoordeling actualiteit richtlijn[3] |
Frequentie van beoordeling op actualiteit[4] |
Wie houdt er toezicht op actualiteit[5] |
Relevante factoren voor wijzigingen in aanbeveling[6] |
Barrières en ondersteunende factoren voor succes GLI |
NVK |
2020 |
2025 |
Elke 5 jaar |
NVK |
|
[1] Naam van de module
[2] Regiehouder van de module (deze kan verschillen per module en kan ook verdeeld zijn over meerdere regiehouders)
[3] Maximaal na vijf jaar
[4] (half)Jaarlijks, eens in twee jaar, eens in vijf jaar
[5] regievoerende vereniging, gedeelde regievoerende verenigingen, of (multidisciplinaire) werkgroep die in stand blijft
[6] Lopend onderzoek, wijzigingen in vergoeding/organisatie, beschikbaarheid nieuwe middelen
Algemene gegevens
De richtlijn is goedgekeurd door de Patiëntenfederatie Nederland.
De richtlijnontwikkeling werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten en werd gefinancierd uit de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS). De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijn.
Doel en doelgroep
Doel
Doel van het project is het ontwikkelen van de evidence-based richtlijn Behandeling van kinderen met obesitas; en daarmee een richtlijn volgens Medische Specialistische Richtlijnen 2.0 opleveren, waarin de huidige stand van wetenschappelijke kennis aangaande het onderwerp is meegenomen.
Doelgroep
Deze richtlijn is primair bedoeld voor kinderartsen, maar daarnaast is de richtlijn relevant voor huisartsen, verpleegkundigen/verpleegkundig specialisten kindergeneeskunde, diëtisten, psychologen, (kinder)fysiotherapeuten, jeugdartsen, jeugdverpleegkundigen, chirurgen en internisten.
Tevens is het waardevol voor leden van andere beroepsgroepen die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met obesitas van 0 tot 18 jaar om kennis te nemen van de richtlijn. Te denken valt aan beroepsgroepen zoals opvoedkundig adviseurs, maatschappelijk werkers, jeugdhulpverleners, combinatiefunctionarissen, buurtsportcoaches, onderwijsprofessionals en aanbieders van interventies en van reguliere voorzieningen.
Samenstelling werkgroep
Voor het ontwikkelen van de richtlijn is in 2017 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van relevante specialismen die betrokken zijn bij de zorg voor kinderen met obesitas.
De werkgroepleden zijn door hun beroepsverenigingen gemandateerd voor deelname. De werkgroep is verantwoordelijk voor de integrale tekst van deze richtlijn.
Werkgroep
- Dr. E.L.T. (Erica) van den Akker, kinderarts endocrinoloog, universitair hoofddocent, Erasmus MC- Sophia Kinderziekenhuis en Centrum Gezond Gewicht, Rotterdam, Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde (voorzitter)
- Prof. dr. E. (Edgar) van Mil, kinderarts-endocrinoloog, Jeroen Bosch Ziekenhuis, ‘s-Hertogenbosch, expertise centrum voor kinderen met obesitas, Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde (vice-voorzitter)
- Dr. C.J. (Corjan) de Groot, AIOS kindergeneeskunde, Leids Universitair Medisch Centrum/ Groene Hart Ziekenhuis, Leiden/ Gouda, Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde
- Dr A. (Anita) Vreugdenhil, kinderarts, Maastricht Universitair Medisch Centrum, Maastricht, Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde
- Dr. S. (Saskia) Bouma -De Jongh, kinderarts, De Kinderartsenpraktijk, Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde
- Dr. M. (Marja) van der Vorst, kinderarts-klinisch farmacoloog, St Antonius, Utrecht/ Nieuwegein, Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde
- Dr. A.J. (Arieke) Janse, kinderarts, Ziekenhuis Gelderse Vallei, Ede, Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde
- Dr. M. (Malika) Chegary, kinderarts, Onze Lieve Vrouwe Gasthuis, Amsterdam, Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde
- Dr. F.M.H. (François) van Dielen, chirurg, Maxima MC, Eindhoven, Nederlandse Vereniging voor Heelkunde
- Prof. dr. L.W.E. (Ernst) van Heurn, (kinder)chirurg, Amsterdam UMC, Amsterdam, Nederlandse Vereniging voor Heelkunde
- Dr. L.J.M. (Loek) de Heide, internist-endocrinoloog, Medisch Centrum Leeuwarden, Leeuwarden, De Nederlandse Internisten Vereniging
- Drs. J.W.J. (Willy) Jubels-Hatenboer, Nederlandse Stichting Over Gewicht, Haarlem
- Drs. R. (Ramona) Leysner, diëtist, Behandelcentrum Merem, Hilversum, Nederlandse Vereniging van Diëtisten
- Dr. E. (Eveliene) Dera-de Bie, docent Verpleegkunde, Zuyd Hogeschool, Heerlen, Beroepsvereniging Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland
- Drs. S. (Sanne) Laurijssen, GZ-psycholoog, Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis, Tilburg, het Nederlands Instituut van Psychologen
- Drs. M.G.M. (Margreet) van den Berg, GZ-psycholoog, Jeroen Bosch ziekenhuis, Den Bosch, het Nederlands Instituut van Psychologen
- Dr. I. (Irene) Peters, Arts M&G, Jeugdarts GGDrU, Utrecht, AJN Jeugdartsen Nederland
- Drs. M. (Marloes) Meurs, kinderfysiotherapeut, Bewegingscentrum Junior, Groningen, Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie en Nederlandse Vereniging voor Kinderfysiotherapie
Klankbordgroep
- Dr. J. (Jutka) Halberstadt, universitair docent kinderobesitas, landelijk projectmanager Care for Obesity, Vrije Universiteit Amsterdam
- Drs. R. (René) Glijsteen, huisarts, Huisartsenpraktijk Kloppenborg&Glijsteen, Rotterdam, Nederlandse Huisartsen Genootschap
Met ondersteuning van
- Dr. I.M. (Irina) Mostovaya, senior adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
- Dr. S.N. (Stefanie) Hofstede, senior adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
Belangenverklaringen
De KNMG-code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement, kennisvalorisatie) hebben gehad. Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.
Werkgroeplid |
Functie |
Nevenfuncties |
Gemelde belangen |
Ondernomen actie |
Van den Akker (voorzitter) |
Kinderarts Erasmus MC |
Geen |
Clinical trial fase III setmelatonide (Rhythm) voor patiënten met monogenetische obesitas Europees verband, gefinancierd door Rhythm Pharmaceuticals, Inc. |
Geen |
Van Mil (vice-voorzitter) |
Kinderarts-endocrinoloog Jeroen Bosch ziekenhuis Bijzonder hoogleraar Jeugd, Voeding en Gezondheid aan de Universiteit Maastricht |
Behandeld arts en initiatiefnemer Expertise Centrum Kinderen met Obesitas in het Jeroen Bosch ziekenhuis, dat tevens fungeert als 'best practise' voor het VWS proeftuinen project 'ketenaanpak voor kinderen met overgewicht'. Vakgroep Kindergeneeskunde wordt vergoed voor de uren die dit project worden gemaakt |
Mede auteur van het boek 'Overgewicht en Obesitas bij Kinderen. Verder kijken dan de kilo's (ISBN 9789089534262), dat de basis vormt van het landelijk model voor ketenaanpak voor kinderen met overgewicht.
Betrokken bij de BASIC trial, gefinancieerd door MUMC.
Deelnemer aan de onderzoeksgroep van een wetenschappelijk studie naar het effect van bariatrische chirurgie bij adolescenten met overgewicht. De studie is genaamd: Laparoscopie Roux-en-Y Gastric Bypass Equipoise Laparoscopie Sleeve Gastrectomy for Severe Obesity in Teenagers: a Randomized Controlled Trial.
Deelnemer aan de onderzoeksgroep van een wetenschappelijk studie naar het effect van metformine bij adolescenten met overgewicht. De studie is genaamd: An efficacy, safety and pharmacokinetic study on the short-term and long-term use of METFORMIN in obese children and adolescents.
|
Geen |
De Groot |
AIOS kindergeneeskunde LUMC/Groene Hart Ziekenhuis |
Binnen het GHZ betrokken bij onderwijscommissie van de afdeling kindergeneeskunde |
Promotieonderzoek werd deels gefinancieerd door Nutricia Early Life Nutrition. Dit betrof een 'unrestricted grant'. Dat wil zeggen dat Nutricia Early Life Nutrition geen invloed had op het onderzoek dat ik verrichte, of zeggenschap had over het al dan niet publiceren van de resultaten. Mijn onderzoek richtte zich op neuroradiologische aspecten van obesitas. Er was derhalve ook geen direct financieel belang voor Nutricia bij de resultaten van mijn onderzoek. Er is geen nog lopend onderzoek van mij wat gefinancierd wordt door Nutricia. Er is momenteel geen enkele financiële afhankelijkheid van hen. |
Geen |
Vreugdenhil |
Kinderarts MDL, vakgroep Kindergeneeskunde, Maastricht UMC+ , Oprichter Centre for Overweight Adolescent and Childrens Healthcare van het Maastricht UMC+ |
Geen |
Mede onderzoeker in de BASIC trial en de TEENBEST studie |
Geen |
Bouma-de Jongh |
Kinderarts Van Weel Bethesda ziekenhuis |
Richtlijn bacterie NVVIT |
Geen |
Geen |
Van der Vorst |
Kinderarts-klinisch farmacoloog St. Antonius ziekenhuis Utrecht/Nieuwegein |
Geen |
Hoofdonderzoeker: M.M.J. van der Vorst. studienummer: NL34811.100.11. 'Metformin' wetenschappelijke studie naar het effect van metformine bij adolescenten met overgewicht. De studie is genaamd: An efficacy, safety and pharmacokinetic study on the short-term and long-term use of METFORMIN in obese children and adolescents. |
Geen |
Janse |
Kinderarts en klinische epidemioloog B. Werkgever: Ziekenhuis Gelderse Vallei |
Geen |
Hoofdonderzoeker A.J.Janse studienummer NL50601.029.14. Randomized Controlled Trial Solid food in preterm infants and the effect on obesity in the Netherlands (SPOON). Gefinancieerd middels samenwerkingsbijdrage Nutricia. Geen belang bij uitkomst onderzoek |
Geen |
Chegary |
Kinderarts OLVG Amsterdam |
Geen |
Geen |
Geen |
Van Dielen |
Bariatrisch chirurg |
0.0 fte aanstelling in het Mumc+ als gastoperateur voor de BASIC trial. Betaald |
Gastroperateur van de BASIC trial en derhalve hierbij actief betrokken. - Principal investigator van een internationale multicenter prospectief gerandomiseerde studie gastric sleeve versus. gastric bypass in adolescenten. (TEEN-Best). |
Geen |
Van Heurn |
Kinderchirurg, hoogleraar kinderchirurgie AMC en VUMC |
Geen |
Hoofdonderzoeker BASIC trial: onderzoek naar bariatrische Chirurgie/ leefstijlinterventies bij adolescenten gefinancierd door MUMC. Geen belang bij de uitkomst van het onderzoek. |
Geen |
De Heide |
Internist-Endocrinoloog, Medisch Centrum Leeuwarden, in dienst van MSB-VCL, 50% |
1 dagdeel per week in dienst van CON, Centrum Obesitas Nederland, Leeuwarden, onbetaald, protocollering postoperatieve zorg na bariatrie, wetenschappelijk onderzoek |
Geen |
Geen |
Jubels-Hatenboer |
Part-time werkzaam bij marketing in de & communicatie bij Jubels B.V. |
Sinds sept 2014 actief lid van de Technische Commissie bij de Zandvoortsche Hockeyclub. En sinds 2018 bestuurslid bij de Nederlandse Stichting Over Gewicht. |
Dochter met genetische obesitas (leptinereceptor deficiëntie) maar zij zal niet gebaat zijn bij een bariatrisch chirurgische ingreep. |
Geen |
Leysner |
Dietist behandelcentrum Merem Hilversum |
Lid landelijk netwerk van diëtisten die gespecialiseerd zijn in de behandeling van overgewicht en (morbide) obesitas met bijbehorende co-morbiditeit (KDOO) (onbetaald) |
Geen |
Geen |
Dera-de Bie |
Docent Verpleegkunde (0,8) en lid lectoraat wijkgerichte zorg (0,2) Zuyd Hogeschool Heerlen |
Redactielid Tijdschrift JGZ Lid V&VN, maatschappij en gezondheid |
Geen |
Geen |
Laurijssen |
GZ-psycholoog en cognitief gedragstherapeut Elisabeth Tweesteden ziekenhuis Tilburg |
Gastdocent Tilburg University |
Geen |
Geen |
Van den Berg |
Gz-psycholoog, RVE Kindergeneeskunde, Jeroen Bosch Ziekenhuis GGZ-Oostbrabant afdeling eetstoornissen |
Geen |
Als Gz-psycholoog verbonden aan het zorgpad overgewicht binnen het Jeroen Bosch Ziekenhuis. Betrokken bij indicatiestelling voor behandeling. |
Geen |
Peters |
Arts Maatschappij en Gezondheid, jeugdarts bij GGDrU. |
Geen |
Geen |
Geen |
Meurs
|
Kinderfysiotherapeut, voorzitter Nederlandse Vereniging voor Kinderfysiotherapie, eigen kinderpraktijk, begeleidt en behandelt kinderen met obesitas in een eerstelijns GLI. |
Geen |
Geen |
Geen |
Halberstadt |
Universitair docent kinderobesitas/ Landelijk projectmanager Care for Obesity, Vrije Universiteit Amsterdam |
Geen |
Care for Obesity leverde in 2018 met financiering van het ministerie van VWS het landelijk model ketenaanpak voor kinderen met overgewicht en obesitas op. Vanaf 2019 vormt Care for Obesity /de Vrije Universiteit Amsterdam met vier andere landelijke partijen de coalitie voor de ketenaanpak voor kinderen met overgewicht en obesitas. Deze coalitie werkt met financiering van het ministerie van VWS aan de borging, implementatie, doorontwikkeling en evaluatie van het landelijk model. |
Geen |
Glijsteen |
Huisarts zelfstandig in maatschap 3-3,5 dag NAP Kloppenberg& Glijsteen en Huisarts docent staflid Huisartsopleiding UMC 1,5 dag |
Wedstijdsecretaris V.O.C. incident Rotterdam Onbetaald Lid raad van toezicht van PRIMEUR database (onbetaald) |
Geen |
Geen |
Mostovaya |
Senior adviseur |
Geen |
Geen |
Geen |
Hofstede |
Senior adviseur |
Geen |
Geen |
Geen |
Inbreng patiëntenperspectief
Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door een afgevaardigde van de patiëntenvereniging in de werkgroep. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan de Nederlandse Stichting Over Gewicht.
Methode ontwikkeling
Evidence based
Implementatie
In de verschillende fasen van de richtlijnontwikkeling is rekening gehouden met de implementatie van de richtlijn-(module) en de praktische uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. Daarbij is uitdrukkelijk gelet op factoren die de invoering van de richtlijn in de praktijk kunnen bevorderen of belemmeren. Het implementatieplan is te vinden bij de aanverwante producten.
Werkwijze
AGREE
Deze richtlijn is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010), dat een internationaal breed geaccepteerd instrument is. Voor een stap-voor-stap beschrijving hoe een evidence-based richtlijn tot stand komt wordt verwezen naar het stappenplan Ontwikkeling van Medisch Specialistische Richtlijnen van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.
Knelpuntenanalyse
Tijdens de voorbereidende fase inventariseerden de voorzitter van de werkgroep en de adviseur de knelpunten. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde, Nederlandse vereniging voor Heelkunde, Nederlandse Internisten Vereniging, Nederlandse Vereniging van Artsen voor Longziekten en Tuberculose, Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie, Care for Obesity, Jeugdartsen Nederland, Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland, Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie, Nederlandse Vereniging voor Kinderfysiotherapie, Kind & Ziekenhuis, Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd, Partnerschap Overgewicht Nederland, Nederlandse Obesitas Kliniek, Zelfstandige Klinieken Nederland, Zorginstituut Nederland en RA-Medical via een Invitational conference. Dit was een gecombineerde Invitational conference voor twee richtlijnen; (1) behandeling van kinderen met obesitas en (2) chirurgische behandeling van obesitas. Een verslag hiervan is opgenomen onder aanverwante producten.
Uitgangsvragen en uitkomstmaten
Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de voorzitter en de adviseur concept-uitgangsvragen opgesteld. Deze zijn met de werkgroep besproken waarna de werkgroep de definitieve uitgangsvragen heeft vastgesteld. Vervolgens inventariseerde de werkgroep per uitgangsvraag welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.
Strategie voor zoeken en selecteren van literatuur
Er werd voor de afzonderlijke uitgangsvragen aan de hand van specifieke zoektermen gezocht naar gepubliceerde wetenschappelijke studies in (verschillende) elektronische databases. Tevens werd aanvullend gezocht naar studies aan de hand van de literatuurlijsten van de geselecteerde artikelen. In eerste instantie werd gezocht naar studies met de hoogste mate van bewijs. De werkgroepleden selecteerden de via de zoekactie gevonden artikelen op basis van vooraf opgestelde selectiecriteria. De geselecteerde artikelen werden gebruikt om de uitgangsvraag te beantwoorden. De databases waarin is gezocht, de zoekstrategie en de gehanteerde selectiecriteria zijn te vinden in de module met desbetreffende uitgangsvraag. De zoekstrategie voor de oriënterende zoekactie en patiëntenperspectief zijn opgenomen onder aanverwante producten.
Kwaliteitsbeoordeling individuele studies
Individuele studies werden systematisch beoordeeld, op basis van op voorhand opgestelde methodologische kwaliteitscriteria, om zo het risico op vertekende studieresultaten (risk of bias) te kunnen inschatten. Deze beoordelingen kunt u vinden in de Risk of Bias (RoB) tabellen. De gebruikte RoB instrumenten zijn gevalideerde instrumenten die worden aanbevolen door de Cochrane Collaboration: AMSTAR - voor systematische reviews; Cochrane - voor gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek; Newcastle-Ottowa - voor observationeel onderzoek.
Samenvatten van de literatuur
De relevante onderzoeksgegevens van alle geselecteerde artikelen werden overzichtelijk weergegeven in evidencetabellen. De belangrijkste bevindingen uit de literatuur werden beschreven in de samenvatting van de literatuur. Bij een voldoende aantal studies en overeenkomstigheid (homogeniteit) tussen de studies werden de gegevens ook kwantitatief samengevat (meta-analyse) met behulp van Review Manager 5.
Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs
A) Voor interventievragen (vragen over therapie of screening)
De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/).
GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie (Schünemann, 2013).
GRADE |
Definitie |
Hoog |
|
Redelijk* |
|
Laag |
|
Zeer laag |
|
*in 2017 heeft het Dutch GRADE Network bepaald dat de voorkeursformulering voor de op een na hoogste gradering ‘redelijk’ is in plaats van ‘matig’
B) Voor vragen over diagnostische tests, schade of bijwerkingen, etiologie en prognose
De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd eveneens bepaald volgens de GRADE-methode: GRADE-diagnostiek voor diagnostische vragen (Schünemann, 2008), en een generieke GRADE-methode voor vragen over schade of bijwerkingen, etiologie en prognose. In de gehanteerde generieke GRADE-methode werden de basisprincipes van de GRADE-methodiek toegepast: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van bewijskracht op basis van de vijf GRADE-criteria (startpunt hoog; downgraden voor risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias).
Formuleren van de conclusies
Voor elke relevante uitkomstmaat werd het wetenschappelijk bewijs samengevat in een of meerdere literatuurconclusies waarbij het niveau van bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methodiek. De werkgroepleden maakten de balans op van elke interventie (overall conclusie). Bij het opmaken van de balans werden de gunstige en ongunstige effecten voor de patiënt afgewogen. De overall bewijskracht wordt bepaald door de laagste bewijskracht gevonden bij een van de cruciale uitkomstmaten. Bij complexe besluitvorming waarin naast de conclusies uit de systematische literatuuranalyse vele aanvullende argumenten (overwegingen) een rol spelen, werd afgezien van een overall conclusie. In dat geval werden de gunstige en ongunstige effecten van de interventies samen met alle aanvullende argumenten gewogen onder het kopje 'Overwegingen'.
Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)
Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals de expertise van de werkgroepleden, de waarden en voorkeuren van de patiënt (patient values and preferences), kosten, beschikbaarheid van voorzieningen en organisatorische zaken. Deze aspecten worden, voor zover geen onderdeel van de literatuursamenvatting, vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’.
Formuleren van aanbevelingen
De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk. De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen.
Randvoorwaarden (Organisatie van zorg)
In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijn is expliciet rekening gehouden met de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, menskracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van een specifieke uitgangsvraag maken onderdeel uit van de overwegingen bij de bewuste uitgangsvraag. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van zorg.
Indicatorontwikkeling
Gelijktijdig met het ontwikkelen van de conceptrichtlijn heeft de werkgroep overwogen om interne kwaliteitsindicatoren te ontwikkelen om het toepassen van de richtlijn in de praktijk
te volgen en te versterken. Meer informatie over de methode van indicatorontwikkeling is op te vragen bij het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (secretariaat@kennisinstituut.nl).
Kennislacunes
Tijdens de ontwikkeling van deze richtlijn is systematisch gezocht naar onderzoek waarvan de resultaten bijdragen aan een antwoord op de uitgangsvragen. Bij elke uitgangsvraag is door de werkgroep nagegaan of er (aanvullend) wetenschappelijk onderzoek gewenst is om de uitgangsvraag te kunnen beantwoorden. Een overzicht van de onderwerpen waarvoor (aanvullend) wetenschappelijk van belang wordt geacht, is als aanbeveling in de Kennislacunes beschreven (onder aanverwante producten).
Commentaar- en autorisatiefase
De conceptrichtlijn werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties, waaronder de partijen die zijn uitgenodigd voor de invitational conference, voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijn aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijn werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.
Literatuur
Brouwers, M. C., Kho, M. E., Browman, G. P., Burgers, J. S., Cluzeau, F., Feder, G., et al. (2010). AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. Canadian Medical Association Journal, 182(18), E839-E842.
Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. https://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/richtlijnontwikkeling.html
Ontwikkeling van Medisch Specialistische Richtlijnen: stappenplan. Kennisinstituut van Medisch Specialisten.
Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Link: http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.
Schünemann, H. J., Oxman, A. D., Brozek, J., Glasziou, P., Jaeschke, R., Vist, G. E., et al. (2008). Rating Quality of Evidence and Strength of Recommendations: GRADE: Grading quality of evidence and strength of recommendations for diagnostic tests and strategies. BMJ: British Medical Journal, 336(7653), 1106.
Wessels, M., Hielkema, L., & van der Weijden, T. (2016). How to identify existing literature on patients' knowledge, views, and values: the development of a validated search filter. Journal of the Medical Library Association: JMLA, 104(4), 320.
Zoekverantwoording
Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.