Behandeling van kinderen met Obesitas

Initiatief: NVK Aantal modules: 11

Barrières en ondersteunende factoren voor succes GLI

Uitgangsvraag

Wat moet je minimaal uitvragen of onderzoeken bij een kind met obesitas om de kans op succesvolle leefstijlverandering in kaart te brengen?

Aanbeveling

Vraag ten minste naar de volgende aspecten bij een kind met obesitas, voorafgaand aan de GLI om de GLI zo goed mogelijk af te stemmen op de behoeftes en zo succesvol mogelijk te kunnen inzetten.

1. Een brede anamnese:

  • de factoren die een duurzame gedragsverandering in de weg staan of kunnen ondersteunen, denk hierbij aan de factoren gerelateerd aan het (psychisch) welzijn van het kind en de ouders, de dynamiek binnen het gezin en de opvoedvaardigheden van de ouders;
  • de mate waarin kind en ouders in staat zijn problemen (deels) te managen en daarmee de mate waarin kind en ouders ondersteuning nodig hebben;
  • de leefstijl van kind en gezin: voeding, beweging en slaap.

 

2. Verricht lichamelijk onderzoek - conform de Zorgstandaard Obesitas - om de mogelijke aanwezigheid van bijkomende ziekten of het risico daarop in te schatten.

 

3. Verricht aanvullende onderzoeken als daarvoor een indicatie is, zoals:

  • Aanvullend lichamelijk onderzoek.
  • Aanvullend medisch of genetisch onderzoek.
  • Aanvullend onderzoek op psychisch of psychosociaal gebied.
  • Aanvullend onderzoek op gebied van voeding.

Overwegingen

Voor- en nadelen van de interventie en de kwaliteit van het bewijs

Op de vraag wat je minimaal moet uitvragen bij een kind met obesitas om de kans op succes van een leefstijlverandering in kaart te brengen, is alleen indirect bewijs gevonden uit multivariate modellen, zonder interne en externe validatie. Het is niet duidelijk of het toepassen van deze modellen voor het nemen van behandelbeslissingen leidt tot gezondheidswinst. Er zijn 12 studies met 12 verschillende modellen gevonden, waarbij er sprake was van een heterogene populatie, heterogene GLI’s en verschillende manieren om de gewichtsverandering te meten en de data te analyseren.

 

Een aantal factoren is volgens het ene model positief geassocieerd met gewichtsverlies en volgens andere modellen negatief; zoals leeftijd en BMI bij aanvang studie. Een factor die wel consistent lijkt bij te dragen aan gewichtsverlies is gewichtsafname ouders, terwijl psychische problematiek bij ouders en aanwezigheid van obesitas-gerelateerde co-morbiditeit bij ouders negatief gerelateerd lijken te zijn.

 

De bewijskracht is ingeschat als zeer laag wegens indirectheid en heterogeniteit van de studies.

 

Hier ligt een kennislacune: het is niet duidelijk welke factoren geassocieerd zijn met een succesvolle GLI. Het is niet duidelijk of het toepassen van predictiemodellen voor het nemen van behandelbeslissingen leidt tot gezondheidswinst.

 

In het “landelijk model Ketenaanpak voor kinderen met overgewicht en obesitas” (Sijben, 2018) is beschreven wat bij kinderen met overgewicht en obesitas moet worden uitgevraagd om inzicht te krijgen in de factoren die invloed hebben op het gedrag en daarmee op de gezondheid en het welzijn van het kind en zijn gezin. Het gaat hierbij om biologische, psychologische en omgevingsfactoren.

 

Waarden en voorkeuren van patiënten (en eventueel hun verzorgers)

Patiënten willen een interventie die voor hen het beste werkt, en willen goede informatie krijgen over de kansen op succes. Op basis van de informatie uit de literatuur is het lastig om een dergelijke inschatting te maken.

 

Kosten (middelenbeslag)

Kosten van een aantal zaken wel/niet uitvragen bij een eerste gesprek zijn niet goed in te schatten.

 

Aanvaardbaarheid voor de overige relevante stakeholders

De werkgroep verwacht geen problemen betreffende de aanvaardbaarheid voor de overige relevante stakeholders.

 

Haalbaarheid en implementatie

De werkgroep voorziet geen problemen wat betreft de haalbaarheid van het uitvragen van eventuele barrières of bevorderende factoren bij een eerste gesprek met patiënt.

 

Rationale/ balans tussen de argumenten voor en tegen de interventie

Op basis van de literatuur lijken een aantal factoren bevorderend of belemmerend te zijn voor een succesvolle GLI. Een factor die positief gerelateerd lijkt aan een succesvolle GLI is gewichtsafname van ouders, terwijl psychische problematiek bij ouders en aanwezigheid van obesitas-gerelateerde co-morbiditeit bij ouders negatief gerelateerd lijken te zijn. De bewijskracht is laag.

 

Op basis van de expert opinion adviseert de werkgroep om de volgende aspecten uit te vragen bij een patiënt, om de GLI zo goed mogelijk af te stemmen op de behoeftes en zo succesvol mogelijk te kunnen inzetten. Hierbij wordt uitgegaan van het “landelijk model ketenaanpak voor kinderen met overgewicht en obesitas”.

 

Het meest relevant om in kaart te brengen zijn:

  • de lichamelijke gezondheid van het kind;
  • de psychische gezondheid van het kind;
  • de leefstijl van kind en gezin: voeding, beweging en slaap;
  • de sociale participatie van het kind: de mate waarin het aansluiting heeft bij leeftijdsgenootjes en belangrijke anderen;
  • het welzijn van de ouders: de mate waarin ouders wel of niet problemen hebben of ervaren, bijvoorbeeld op het gebied van financiën, huisvesting en psychisch welzijn, eigen gewicht;
  • de dynamiek in het gezin;
  • de opvoedkundige vaardigheden van de ouders.

 

Vervolgens is het belangrijk om samen met kind en ouders vooral aandacht te besteden aan die factoren die een duurzame gedragsverandering belemmeren of juist kunnen bevorderen. Het is overigens niet de bedoeling om álle aanwezige problemen op te lossen maar om knelpunten te achterhalen die het realiseren van de gewenste gedragsverandering bemoeilijken en die veranderbaar zijn. Een centrale zorgverlener kan hierin een ondersteunende, coördinerende en coachende rol in vervullen.

 

Het is van groot belang dat het kind en de ouders de gedragsverandering zelf wensen en zich gemotiveerd voelen om deze te realiseren. Die motivatie wordt beïnvloed door:

  • de mate waarin kind en ouders de vrijheid voelen zelf te bepalen welke verandering ze wanneer en op welke wijze doorvoeren;
  • hoe bekwaam zij zich voelen om de verandering te realiseren;
  • in hoeverre zowel kind als ouders zich gesteund weten door anderen.

Onderbouwing

Kinderen met (ernstige) obesitas zouden moeten worden behandeld met een gecombineerde leefstijlinterventie, bestaande uit een samenhangend aanbod van interventies gericht op voeding, beweging en gedragsverandering. Doel is een blijvende verbetering van de leefstijl waardoor het gewicht afneemt (bij uitgegroeide kinderen) of stabiliseert (bij kinderen in de groei) en de kwaliteit van leven toeneemt.

 

In de praktijk blijkt dat de interventies vaak onvoldoende en bovendien niet beklijvend effect hebben en dat slechts een gedeelte van de kinderen aan een leefstijlinterventie toekomt. Het is niet duidelijk welke de belemmerende en bevorderende factoren zijn die een rol spelen bij de kans op een succesvolle GLI.

Zeer laag

GRADE

De volgende factoren worden na een gezinsgerichte gedragstherapie met als doel afname van overgewicht gevolgd door een onderhoudsbehandeling bij kinderen van 7 tot 12 jaar oud met overgewicht en met ten minste één van de ouders met overgewicht, in verband gebracht met de kans op relatieve gewichtsverandering:

    • lagere baseline z-BMI (hoe lager de z-BMI, hoe groter de kans op een afname van overgewicht);
    • lagere leeftijd (hoe lager de leeftijd, hoe groter de kans op een relatieve gewichtsverlaging);
    • door ouders zelf-gerapporteerde effectieve vermindering van calorieën door ouders (hoe groter de calorieën vermindering , hoe groter de gewichtsafname bij het kind);
    • gewichtsafname bij de ouders (hoe groter de gewichtsafname bij de ouders, hoe groter de gewichtsafname bij het kind).

 

Bron: Goldschmidt, 2014

 

Zeer laag

GRADE

De volgende factoren worden na 12-weken durende gewicht beïnvloedende interventie in jongeren met obesitas in verband gebracht met de kans op afname van overgewicht:

    • lagere baseline z-BMI (hoe lager de z-BMI, hoe groter de kans op een relatieve gewichtsverandering);
    • lagere baseline insuline-resistentie (HOMA-IR) (hoe lager de baseline insuline-resistentie, hoe groter de kans op een afname van overgewicht);
    • aantal verwijzingen van een medisch specialist (hoe minder verwijzingen, hoe groter de kans op een afname van overgewicht).

 

Voor de volgende factoren wordt geen verband gevonden:

    • leeftijd;
    • geslacht;
    • etniciteit;
    • nadelen op sociaal vlak (gemeten met SEIFA);
    • mate van fysieke activiteit (PAL);
    • geremd eetgedrag (DEBQ-R).

 

Bron: Baxter, 2013

 

Zeer laag

GRADE

De volgende factoren worden na een gezinsgerichte best practice leefstijlinterventie van 1 jaar, bij kinderen tussen de 7 en 15 jaar in verband gebracht met de kans op afname van overgewicht van tenminste 5% na 1 jaar follow-up:

    • de aanwezigheid van een broer of zus met obesitas verhoogt het risico om geen gewicht te verliezen;
    • kinderen waarvan de moeders aangeven depressief te zijn, hebben een verhoogd risico om geen gewicht te verliezen.

 

Voor de volgende factoren wordt geen verband gevonden:

    • de aanwezigheid of afwezigheid van somatische risicofactoren (bijvoorbeeld hypertensie, dyslipidemie, diabetes of orthopedische problemen);
    • leeftijd van het kind;
    • obesitas tijdens de zwangerschap;
    • family adversity index;
    • maternale depressie;
    • maternale hechting;
    • AAS close;
    • AAS angst.

 

Bron: Fröhlich, 2011

 

Zeer laag

GRADE

De volgende factoren worden na een gezins gewichtscontrole programma bij kinderen van 8 tot 12 jaar met obesitas in verband gebracht met de kans op relatieve gewichtsverandering:

    • gewichtsverandering (z-BMI) van de ouder (hoe meer gewicht de ouder verliest, hoe groter de kans dat het kind gewicht verliest).

 

Voor de volgende factoren wordt geen verband gevonden:

    • geslacht van het kind;
    • geslacht van de ouders;
    • leeftijd van de ouders;
    • baseline z-BMI van het kind;
    • baseline z-BMI van de ouder.

 

Bron: Wrotniak, 2014

 

Zeer laag

GRADE

De volgende factoren worden na een gewichtsprogramma, gericht op het verhogen van de fysieke activiteit of een combinatie van het verlagen van zittend gedrag en een verhoging van fysieke activiteit, bij gezinnen met kinderen tussen de 8 en 12 jaar met overgewicht in verband gebracht met vermindering overgewicht:

    • naleven programma (hoe beter het programma werd volgehouden, hoe beter voor de afname van overgewichtreductie overgewicht);
    • voorliefde voor fysieke activiteit (hoe hoger de voorliefde daarvoor, hoe beter de afname van overgewichtreductie overgewicht).

 

Geslacht van het kind was geen onafhankelijke voorspeller voor naleving programma of fysieke activiteit in dit model. Geslacht van het kind was wel gerelateerd aan voorliefde voor fysieke activiteit, waarbij jongens hoger scoorden dan meisjes en jongens meer overgewicht verliezen dan meisjes in de gecombineerde interventie.

 

Bron: Epstein, 2001

 

Zeer laag

GRADE

De volgende factoren worden na een standaard programma met follow-up van één jaar bij patiënten jonger dan 19 jaar met overgewicht in verband gebracht met vermindering overgewicht:

    • BMI bij het eerste bezoek (een hogere BMI geeft een grotere kans op succesvolle afname overgewicht);
    • afwezigheid van acanthosis nigricans geeft een grotere kans op succesvolle gewichtsvermindering.

 

Voor de volgende factoren wordt geen verband gevonden:

    • leeftijd bij eerste bezoek;
    • eerdere deelname aan afname van overgewicht programma's.

 

Bron: Shalitin, 2016

 

Zeer laag

GRADE

De volgende factoren worden na een leefstijlinterventie, gericht op het veranderen van leefstijl, bij kinderen van 4 tot 16 jaar met obesitas in verband gebracht met lange termijn veranderingen in BMI:

    • leeftijd (hoe ouder de kinderen, hoe minder BMI-SDS reductie binnen 2 jaar).

 

Voor de volgende factoren wordt geen verband gevonden:

    • geslacht.

 

Bron: Reinher, 2010

 

Zeer laag

GRADE

De volgende factoren worden na een poliklinisch programma gericht op gewichtsregulatie bij kinderen tussen de 4 en 17 jaar met overgewicht in verband gebracht met lange termijn afname overgewicht:

    • leeftijd van het kind bij de start (hoe ouder het kind bij aanvang, hoe hoger de kans op afname overgewicht);
    • mate van overgewicht op baseline (hoe hoger het overgewicht, hoe hoger de kans op afname overgewicht);
    • eigenwaarde van het kind (hoe hoger de eigenwaarde, hoe hoger de kans op afname overgewicht);
    • psychopathologie van de moeder (heeft een negatief effect op de kans op afname overgewicht).

 

Bron: Moens, 2010

 

Zeer laag

GRADE

De volgende factoren worden na een therapeutische leefstijlinterventie bij adolescenten tussen de 10 en 18 jaar met obesitas in verband gebracht met het succes van de interventie, een verbetering in gewicht:

    • hogere baseline BMI-z score (een hogere baseline BMI-z, leidt tot een grotere kans op een succesvolle afname van overgewicht);
    • de aanwezigheid van obesitas-gerelateerde co-morbiditeit bij beide ouders (dit leidt tot een grotere kans op een niet-succesvolle afname van overgewicht);
    • verhoging van insuline/insulineresistentie (dit leidt tot een grotere kans op een niet-succesvolle afname van overgewicht).

 

Voor de volgende factoren wordt geen verband gevonden:

    • leeftijd;
    • geslacht;
    • lengte van de follow-up;
    • aanwezigheid van hypertensie of abnormaal lipidenprofiel.

 

Bron: Pinhas-Hamiel, 2008

 

Zeer laag

GRADE

De volgende factoren worden na een 1-jarige poliklinisch trainingsprogramma gericht op beweging, voeding en gedrag bij ouders en kinderen in de leeftijd van 7 tot 15 jaar met obesitas in verband gebracht met een succesvolle afname van overgewicht:

    • eerdere deelname aan ‘exercise’ groepen voor de start van de interventie geeft een grotere kans op een succesvolle afname van overgewicht.

 

Voor de volgende factoren werd geen verband gevonden:

    • BMI van de moeder;
    • eenoudergezin;
    • aantal therapieën om overgewicht te verminderen.

 

Bron: Reinher, 2003

 

Zeer laag

GRADE

De volgende factoren worden na een multidisciplinaire afname van overgewicht-interventie bij kinderen en jongeren in de leeftijd van 2 tot 18 jaar met overgewicht of obesitas in verband gebracht met het verlagen van de BMI:

    • initiële BMI z-score (hoe hoger de z-BMI, hoe groter de kans op een afname van overgewicht);
    • aan aantal follow-up bezoeken (hoe meer bezoeken, hoe groter de kans op afname overgewicht).

 

Voor de volgende factoren wordt geen verband gevonden:

    • leeftijd;
    • geslacht;
    • ABSI (A Body Shape Index);
    • HI (Hip index).

 

Bron: Mameli, 2017

 

Zeer laag

GRADE

De volgende factoren worden na een behandelprogramma van 10 maanden bij jongeren tussen de 8 en 18 jaar met obesitas in verband gebracht met afname van overgewicht:

    • baseline adjusted BMI (een hogere BMI geeft een grotere kans op afname van overgewicht);
    • restrained eating style (positief gecorreleerd);
    • gewichtsverlies op 4 maanden (meer gewichtsverlies na 4 maanden leidt tot een grotere kans op afname van overgewicht);
    • gewichtsverlies op 1 maand (meer gewichtsverlies na 1 maand leidt tot een kleinere kans op afname van overgewicht aan het eind van de studie).

 

Voor de volgende factoren wordt geen verband gevonden:

    • geslacht;
    • leeftijd;
    • sociaal economische status;
    • subjectieve en objectieve binge episode.

 

De volgende factoren worden na een behandelprogramma van 10 maanden bij jongeren tussen de 8 en 18 jaar met obesitas in verband gebracht met dropout:

    • baseline adjusted BMI (een lagere BMI geeft een grotere kans op dropout);
    • subjectieve binge episode.

 

Voor de volgende factoren wordt geen verband gevonden:

    • geslacht;
    • leeftijd;
    • sociaal economische status;
    • objectieve binge episode.

 

Bron: Goossens, 2009

Voor het bestuderen van prognostische factoren is het ideale studiedesign een RCT waarin de effectiviteit van een intern en extern gevalideerd prognostisch model wordt onderzocht. Indien er geen studie aanwezig is met dit design, heeft een studie waarin een prognostisch model extern wordt gevalideerd de voorkeur. Indien er ook geen studie aanwezig is met dit design, heeft een studie waarin een prognostisch model intern wordt gevalideerd de voorkeur. Indien er ook geen studie aanwezig is met dit design, wordt er gebruikt gemaakt van studies waarin prognostische factoren middels een multivariate analyse worden bestudeerd. Voor deze zoekvraag werden enkel studies gevonden die prognostische factoren middels een multivariate analyse hebben bestudeerd, zonder interne of externe validatie. Voor de uitkomstmaat drop-out werden de aantallen en percentage van drop-outs vermeld, maar niet welke factoren samenhangen met de kans op drop-out. De studies waren heterogeen wat betreft het type interventie en de meegenomen predictors in de multivariate modellen; om deze reden was er geen pooling van data mogelijk. De resultaten van de studies zijn daarom afzonderlijk beschreven.

 

Beschrijving studies

Goldschmidt (2014) voerde een randomized controlled trial uit. Er werd gekeken naar algemene en behandeling specifieke factoren die de uitkomsten op veranderingen in gewicht voorspellen van kinderen die meededen aan een interventie om gewicht te beheersen. 150 kinderen met overgewicht (20 tot 100% boven hun leeftijd en geslacht specifieke mediane BMI, leeftijd tussen de 7 en 12 jaar en ten minste één ouder met overgewicht (69,3% was vrouw en het gemiddelde z-BMI was 2,21 ±0,30) voltooiden een gezinsgerichte gedragstherapie gericht op gewichtsvermindering (FBT). FBT (20 wekelijkse sessies gedurende 5 maanden) werd gevolgd door een onderhoudsbehandeling (MT). MT (16 wekelijkse sessies gedurende 4 maanden) was gericht op het veranderen van sociale omgeving en zelfbeeld (SFM), of op de ontwikkeling van vaardigheden en gedrag om bepaald gewicht vast te houden (BSM) of een controlegroep die geen verdere onderhoudsbehandeling onderging. De follow-up duur was 1 en 2 jaar. Via een regressie en mixed-effects repeated-measures ANCOVA werden anthropometrische, demografische en psychosociale variabelen bestudeerd in het voorspellen van relatieve gewichtsveranderingen op korte en lange termijn. Exclusiecriteria waren medische of psychiatrische stoornissen die deelname aan de behandeling zouden uitsluiten, gebruik van medicijnen die de eetlust of gewicht beïnvloeden en deelname in andere afvalprogramma’s of psychologische behandeling. Een onbekend aantal gezinnen maakten de FBT niet af, werden daarom ook niet gerandomiseerd naar een onderhoudsbehandeling en werden niet verder gevolgd.

 

Baxter (2013) voerde een prospectieve cohortstudie uit waarin ze uitzochten welke baseline fysiologische en psychologische variabelen de verandering in z-BMI voorspelden in jongeren met obesitas na een gewicht beïnvloedende interventie van 12 weken. Een multivariabel regressiemodel werd gemaakt om de effecten van deze variabelen te onderzoeken. 88 Deelnemers (69,3% vrouw) met een gemiddelde leeftijd van 13,1 (±1,9) jaar en een BMI z-score van 2,2 (±0,4) werden geïncludeerd. De studiepopulatie kwam van de ‘Eat Smart Studies’, inclusiecriteria waren de leeftijd 10 tot 17 jaar, obesitas (BMI > 90e percentiel geslacht/leeftijd gecorrigeerd), een verwijzing van een zorgverlener of een zelf-gerapporteerde motivatie om gewicht te verliezen. Exclusiecriteria waren het gebruik van medicatie die invloed heeft op de lichaamssamenstelling, insulinegevoeligheid of metabolisme. De primaire dataset bevatte 116 individuen, degenen die de 12 weken durende interventie niet hebben afgemaakt (n=14) en degene in de controlegroep (n=14) werden niet meegenomen in de analyse. Van de 88 deelnemers zaten 45 in de ‘modified carbohydrate’ groep en 43 in de ‘low fat dietary’ groep.

 

Fröhlich (2011) heeft een longitudinale studie uitgevoerd met een multivariate regressieanalyse waarin ze gezinskenmerken wilden onderzoeken die voorspellend zijn voor de uitkomsten van een interventie voor gewichtsvermindering bij kinderen. Deelnemers waren 111 ouder-kind paren waarvan het kind overgewicht of obesitas had. De gemiddelde BMI SD score was 2,43 (SD:0,44, range: 1,31 tot 3,54) en de leeftijd van het kind was tussen de 7 en 15 jaar. De gezinnen namen deel aan een best-practice leefstijlinterventie van 1 jaar en werden daarna nog 1 jaar gevolgd. Succes van de interventie werd gedefinieerd als ten minste 5% afname van overgewicht na 1 jaar follow-up. De volgende inclusiecriteria werden gehanteerd: 1. BMI > 97e percentiel voor leeftijd en geslacht of BMI > 90e percentiel met de aanwezigheid van additionele risicofactoren of ziektes (bijvoorbeeld hypertensie, dyslipidemie, diabetes of orthopedische problemen), 2. Verwijzing voor gewichtsafname behandeling door een lokale kinderarts en 3. Het volgen van regulier onderwijs. Van de 111 kinderen die startten, hebben er 95 (85,6%) de 1-jarige leefstijlinterventie afgemaakt (n=16 uitvallers). Van deze groep hebben er 78 (82,1%) de 1 jaar follow-up volgemaakt (n=17 uitvallers). 41 kinderen lieten een langdurig succes zien en 53 kinderen bereikten geen >5% BMI-SDS reductie (n=37) of stopten met de interventie (n=16)

 

Wrotniak (2014) voerde een secundaire analyse uit op gegevens van 3 gezinsgerichte RCTs. Hiërarchische regressie modellen werden gebruikt om uit te zoeken of de z-BMI van de ouder voorspellend is voor de z-BMI verandering van het kind. 142 gezinnen met 8 tot 12-jarige kinderen met obesitas en hun ouders die deelnamen aan gezinsgerichte gewichtscontrole programma’s werden geïncludeerd, 41% was man, 58% was vrouw) en de gemiddelde leeftijd was 10,2 (±1.2). Exclusiecriteria worden niet gerapporteerd. Gegevens over drop out worden niet vermeld. De verandering in z-BMI over de tijd werd genomen als uitkomstmaat.

 

Epstein (2001) voerde een randomized controlled trial uit om de verschillen tussen jongens en meisjes te onderzoeken in gewichtsprogramma's die gericht waren op een verhogen van de fysieke activiteit (verhoging activiteit) of een combinatie van het verlagen van zittend gedrag en een verhoging van fysieke activiteit (gecombineerd). 67 gezinnen met een kind met obesitas en 89 broers/zussen werden gerandomiseerd over de verschillende programma’s en één jaar gevolgd. Een tweede doel van de studie was om de voordelen van gezinsgerichte-interventies te onderzoeken voor de broers/zussen die niet het doel waren van de interventie. Inclusie criteria waren als volgt: 1. kind met ≥ 85e percentiel BMI (leeftijd/geslacht gecorrigeerd), 2. leeftijd tussen 8 tot 12 jaar, 3. geen van de ouders met een meer dan 100% overgewicht, 4. een ouder bereid om deel te nemen aan wekelijkse bijeenkomsten voor behandeling, 5. geen deelname aan alternatieve gewichtsprogramma’s, 6. geen medische restricties dat er voor zou kunnen zorgen dat het kind geen oefeningen zou kunnen doen, geen psychiatrische aandoeningen en geen geschiedenis van eetstoornissen. Complete data waren beschikbaar voor 56 van de 67 gezinnen.

 

Shalitin (2016) heeft een retrospectieve cohortstudie uitgevoerd met als doel om baseline variabelen te identificeren die voorspellend zijn voor een succesvolle afname van overgewicht na leefstijlinterventies in kinderen en adolescenten met obesitas. 286 Deelnemers hadden een BMI boven het 95e percentiel (leeftijd/geslacht gecorrigeerd). Dit waren 175 meisjes (61,2%) en 111 jongens (38,8%). The mediane leeftijd was 9,3 jaar (2,7 tot 18,7 jaar) bij binnenkomst. De gemiddelde BMI bij aanvang van de studie was 25,57 ± 5,67 en 32,2% had obesitas-gerelateerde co-morbiditeiten. Alleen patiënten die ten minste 3 keer de kliniek bezocht hadden en ten minste 1 jaar gevolgd waren werden geïncludeerd. Exclusiecriteria waren de aanwezigheid van een ziekte/syndroom dat invloed heeft op lichaamssamenstelling, gebruik van anti-obesitas medicatie, therapie met steroïden en een geschiedenis met bariatrische chirurgie. Er wordt niets gerapporteerd over incomplete data.

 

Reinher (2010) heeft een retrospectieve multicenter studie uitgevoerd met als doel om te zoeken naar factoren met een voorspellende waarde voor lange termijn veranderingen in BMI na een leefstijlinterventie. Inclusiecriteria voor de leefstijlinterventie was een leeftijd van 4 tot 16 jaar, voldoende gemotiveerd om de leefstijl te veranderen en geen BMI reductie in het afgelopen half jaar. Een totaal van 663 kinderen met obesitas werden geïncludeerd in de studie (gemiddelde leeftijd bij baseline: 10,6 jaar, 55% vrouw, gemiddelde baseline BMI-SDS was 2,46 (CI: 2,43 tot 2,50). Een verlaging van BMI-SDS werd waargenomen in 470 kinderen aan het eind van de interventie. De kinderen deden mee met een 1 jaar durende interventie ‘Obeldicks’, gericht op fysieke oefeningen, educatie over voeding en gedragstherapie, inclusief individuele psychologische begeleiding van het kind en zijn of haar gezin. Er was een drop out rate van 18%.

 

Moens (2010) rapporteert een 8 jaar-follow-up van kinderen met overgewicht die behandeld zijn in een poliklinisch programma en heeft als doel om variabelen bij kinderen en hun gezin te identificeren die geassocieerd zijn met lange termijn gewichtsregulatie. Inclusiecriteria voor de studie waren een leeftijd tussen de 4 en 17 jaar, overgewicht tussen de 20% en 80%, een medische verklaring van de arts, woonachtig binnen een radius van 50 km van de kliniek. 90 Kinderen namen deel (34 jongens en 56 meisjes). De gemiddelde leeftijd was 10,12 jaar (SD=2,56). De gemiddelde BMI z-score was 2,17 voor jongens (0,97 tot 2,47) en 2,09 voor meisjes (0,97-2,64). De moeders hadden een gemiddelde BMI van 26,26 (SD = 4, 88) en de vaders hadden een gemiddelde BMI van 27,49 (SD=3,54). Op baseline was 87,5% van de deelnemende gezinnen intact, alle economische klassen waren vertegenwoordigd. 59 kinderen (66%) waren succesvol in het onder controle houden van hun gewicht gedurende de 8 jaar (dat wil zeggen dat ze hun originele % gecorrigeerde BMI behielden), 40% verlaagden hun gecorrigeerde BMI met nog eens 10%. Dropout rate was 29%, response rate was 89%, predictors voor drop out zijn niet onderzocht.

 

Pinhas-Hamiel (2008) heeft een retrospectieve review uitgevoerd met als doel om insulineresistentie en obesitas bij de ouders te onderzoeken als predictors voor verbetering in gewicht in kinderen met obesitas die therapeutische leefstijlinterventies hebben ondergaan. 134 kinderen tussen de 10 en 18 jaar boven het 95e percentiel voor BMI werden geïncludeerd. Patiënten met secundaire oorzaken van obesitas, zoals hyperthyreoïdie of bij gebruik van medicatie die leidt tot eetstoornissen werden geëxcludeerd. Patiënten werden verdeeld over twee groepen, afhankelijk van hun delta BMI z-score, 99 (73,9%) behoorde tot de succes groep (S, delta BMI-z ≤ 0) en 35 (26,1%) hoorden tot de niet-succes groep (NotS, delta BMI-z >0). Er waren geen verschillen in ernst van de obesitas, man/vrouw ratio, gemiddelde leeftijd of Tanner stadium tussen de groepen.

 

Reinher (2003) heeft een longitudinale, klinische interventie studie uitgevoerd gebaseerd op een 1-jarig poliklinisch trainingsprogramma (‘Obeldicks’) gericht op fysieke oefeningen, educatie over voeding en gedragstherapie voor kinderen en hun ouders. In totaal deden 75 kinderen met obesitas mee in de leeftijd van 7 tot 15 jaar, SDS-BMI van 1,9 tot 3,8. Inclusiecriteria waren een tweemalige aanwezigheid in de ‘obesitas ambulance’ en het invullen van een vragenlijst over eet- en beweeggewoonten. Van de deelnemers werd hun motivatie om gedrag te veranderen gemeten, somatische karakteristieken en socio-economische status, beweging en eetgewoontes en voedselinname. Deze factoren werden gerelateerd aan succes van de behandeling met een multipele logistische regressieanalyse. Drop Out was minder dan 10%, alle kinderen die staakten met de training deden dat in de eerste 6 maanden en verloren geen gewicht.

 

Mameli (2017) heeft een interventie studie uitgevoerd. 864 patiënten begonnen aan de interventie, 453 patiënten (208 mannen), gemiddelde leeftijd 11,2 ±3,1 jaar waarvan 392 patiënten met obesitas (86%, z-BMI 2,90 ± 0,8 SD) en 61 patiënten met overgewicht (z-BMI 1,73 ± 0,21 SD) kwamen bij minstens 1 follow-up bezoek. 19,8% (78/392) herstelde van obese naar overgewicht en 1,2% (5/392) van obese naar een normaal gewicht. Herstel van overgewicht naar een normaal gewicht was van toepassing op 8/61 patiënten (13,1%). Predictors die significant geassocieerd werden met een verschil in BMI-z score in een univariate regressieanalyse werden geïncludeerd in een multivariaat lineair regressie model.

 

Goossens (2009) onderzocht de voorspellende waarde van gewicht en pathologisch eetgedrag op de uitkomsten van behandeling bij jongeren met obesitas. Deelnemers waren 132 jongeren tussen de 8 en 18 jaar (gemiddelde: 13,58, SD: 2,15) met obesitas die toegelaten waren tot een behandelprogramma van 10 maanden. Exclusiecriteria waren mentale retardatie en autisme. BMI was bij aanvang meer dan het 85e percentiel of een ‘adjusted’ BMI (adj BMI) van meer dan 120%. Op medisch/psychologisch advies hebben 11 jongeren (8,3%) het programma vroegtijdig verlaten. Een hiërarchische lineaire en binaire logistische regressieanalyse werd uitgevoerd om de relatie tussen predictors en de uitkomst te meten. De volgende predictors werden meegenomen: gewichtsparameters (baseline adj BMI, gewichtsverlies na 1 maand, en gewichtsverlies na 4 maanden), patiëntkenmerken (geslacht, leeftijd en socio-economische status) en variabelen op pathologisch eetgedrag (SBE (subjectieve binge episode), OBE (objectieve binge episode), cognitieve terughoudendheid, eetgedrag, zorgen over gewicht en figuur; emotioneel eetgedrag, extern eetgedrag en terughoudendheid in eetgedrag.

 

Resultaten

De studie van Goldschmidt (2014) heeft de volgende predictors opgenomen in het model: z-BMI van het kind, leeftijd van het kind, SSEHS/family van ouders, SSEHS/friend van ouders, EHCS (reductie van calorieën door ouders). De predictors samen voorspelden voor 17% de mate van variantie in de verandering van z-BMI scores in het model. Een lagere baseline z-BMI en een lagere leeftijd voorspelden een grotere afname in z-BMI ten opzichte van baseline. Een door ouders zelf gerapporteerde effectieve mate van vermindering van calorieën was een voorspeller voor een grotere gewichtsafname. Ook gewichtsafname bij de ouders voorspelde voor 8% de variantie in de gewichtsafname van het kind.

 

Baxter (2013) heeft de volgende variabelen opgenomen in het model: leeftijd, geslacht, etniciteit, nadelen op sociaal vlak (gemeten met SEIFA), insulineresistentie (HOMA-IR), mate van fysieke activiteit (PAL), geremd eetgedrag (DEBQ-R). Het model voorspelde voor 36% de variantie in BMI-z score. Een lagere baseline BMI z-score, een lagere baseline insulineresistentie en minder verwijzingen van een medisch specialist zijn geassocieerd met een grotere verlaging in BMI-z scores.

 

Fröhlich (2011) laat zien dat succes versus geen succes in afname van overgewicht niet geassocieerd was met de aanwezigheid of afwezigheid van somatische risicofactoren (bijvoorbeeld hypertensie, dyslipidemie, diabetes of orthopedische problemen). De volgende predictors voorspelden voor 27% de variantie in het model: leeftijd van het kind, obesitas tijdens de zwangerschap, een broer/zus met obesitas, family adversity index, maternale depressie, maternale hechting, AAS close, angst. Alleen de aanwezigheid van een broer/zus met obesitas was significant met een odds ratio van 5,57. Een tweede stapsgewijze regressieanalyse liet zien dat maternale depressie en een broer/zus met obesitas voor 18% de variantie in het model verklaarden, dit was statistisch significant. Dit betekent dat kinderen met een broer/zus met obesitas en waarvan de moeders depressief zijn een verhoogd risico hebben om geen gewicht te verliezen. Een factor die voorspellend was voor de gewichtsverandering na de leefstijlinterventie was de mate van angst en hechting bij de moeder (β=0.27), dit voorspelt voor 14% de variantie.

 

Wrotniak (2014) heeft de volgende variabelen opgenomen in het model: Geslacht van het kind, geslacht van de ouders, de leeftijd van de ouders, baseline z-BMI van het kind, baseline z-BMI van de ouder. Dummy variabelen werden gemaakt om te controleren voor de verschillende studies. Een regressieanalyse laat zien dat de gewichtsverandering van de ouders voorspellend is voor de z-BMI verandering van het kind voor zowel de periode 0 tot 6 maanden, als voor de periode 0 tot 24 maanden. Hoe meer gewicht de ouders verliezen in de gezinsgerichte -leefstijlinterventie, hoe meer gewicht het kind zal verliezen.

 

Epstein (2001) laat zien dat na 12 maanden, jongens meer verbetering van overgewicht (-15,8%) lieten zien voor de gecombineerde interventie vergeleken met meisjes (-1%). Voor alleen de verhoging van activiteit was er geen verschil tussen jongens (-9,3%) of meisjes (-7,6%). Een multiple regressie model laat de verandering in percentage overgewicht zien in 12 maanden. Predictors die voorspellend waren voor gewichtsverandering waren: het naleven van het programma (hoe beter het programma werd volgehouden, hoe beter voor de afname van overgewicht), voorliefde voor fysieke activiteit (hoe hoger de voorliefde daarvoor, hoe beter de afname van overgewicht). Geslacht van het kind was geen onafhankelijke voorspeller voor naleving programma of fysieke activiteit in dit model. Geslacht van het kind was wel gerelateerd aan voorliefde voor fysieke activiteit, waarbij jongens hoger scoorden dan meisjes.

 

Shalitin (2016) heeft de volgende variabelen opgenomen in het model: leeftijd, BMI-SDS, de aanwezigheid van acanthosis nigricans en eerdere deelname in een dieet gewicht-reductie programma. Acanthosis nigricans is een huidaandoening waarbij de huid verdikt en donker wordt. Dit wordt gezien als een teken van de aanwezigheid van insuline resistentie en is eerder gerapporteerd als voorspeller van gewichtsverlies. Een multivariaat regressiemodel waarin de relatie tussen baseline variabelen en succesvolle afname van overgewicht en in stand houden van dat gewicht (reductie in BMI-SD van ≥ 0,2 aan het eind van de follow-up periode, dit waren 110 (38,5%) van de patiënten) laat zien dat een hoger BMI-SDS (OR=2,4) en de afwezigheid van acanthosis nigricans (OR= 2,9) bij aanvang van de studie significante voorspellers waren van succesvolle afname van overgewicht.

 

Reinher, 2010 heeft een multilevel growth curve model gebruikt om de associatie van leeftijd en geslacht met de individuele BMI-SDS scores en hoe deze associaties veranderen over de tijd. Leeftijd was significant geassocieerd met BMI-SDS op baseline (laagste BMI-SDS waarde bij leeftijd 11 tot 12 jaar, hoogste BMI-SDS waarde bij kinderen 4 tot 7 jaar). Leeftijd was ook significant geassocieerd met zowel de hoogte van de BMI-SDS curve als het verloop van de BMI-SDS curve, zelfs nadat gecorrigeerd is voor geslacht en baseline BMI-SDS. Hoe ouder de kinderen, hoe minder BMI-SDS reductie binnen 2 jaar interventie, met een reductie van 0,58 BMI-SDS units voor jonge kinderen van 4-6 jaar, tot 0,25 BMI-SDS units voor adolescenten van 13 tot 16 jaar.

 

Uit een hiërarchisch regressiemodel van Moens (2010) bleek dat de leeftijd van het kind op baseline, de mate van overgewicht op baseline en de eigenwaarde van het kind significante positieve predictors waren van gewichtsverlies op lange termijn, 8 jaar na behandeling, terwijl psychopathologie van de moeder een negatieve predictor was. Deze predictors verklaarden voor 35% de variantie in het model.

 

Een multivariate logistische regressieanalyse door Pinhas-Hamiel (2008) laat zien dat een niet-succesvolle afname van overgewicht niet was geassocieerd met leeftijd, geslacht, lengte van de follow-up, aanwezigheid van hypertensie of een abnormaal lipidenprofiel. De aanwezigheid van obesitas-gerelateerd co-morbiditeit bij beide ouders was geassocieerd met een 12,6 keer hogere odds in de niet succesvolle groep. Een hogere baseline BMI-z score was geassocieerd met een verbetering van het gewicht. En een verhoging van 10 units insuline was geassocieerd met 3,13 keer verhoogd risico op geen succes (CI: 1,79 tot 6,01). Uit een tweede model bleek dat de verhoging van 1 unit HOMA-IR werd geassocieerd met een 1,64 keer verhoogd risico (95% B 1,27 tot 2,21, p<0.0004). Het niet goed reageren op leefstijlinterventies bleek dus afhankelijk van baseline insulineresistentie, obesitas-gerelateerde co-morbiditeiten bij de ouders. Een hogere baseline BMI leidt tot een betere afname van overgewicht.

 

De studie van Reinher (2003) laat zien dat in totaal 27 (37%) van de kinderen niet succesvol waren aan het eind van de training, 20 van deze 27 hebben de training niet afgemaakt, deze kinderen hebben hun overgewicht niet verminderd en vielen in de eerste 6 maanden van de training uit. Aan het eind van de 1 jaar durende training hadden 48 kinderen (63%) hun overgewicht verminderd. Mediaan van 0,4 SDS-BMI (range -0,2 tot -1,1 SDS-BMI). De succesvolle kinderen verschillen van de niet-succesvolle kinderen. Multiple logistische regressie laat zien dat alleen eerdere deelname aan ‘exercise’ groepen voor kinderen met obesitas een onafhankelijk factor was die geassocieerd kon worden met het succes van de training (Coëfficiënt +0.41 (+0.29 - +0.53, p <0.0001)). In totaal hadden 22 (96%) van de 23 kinderen die deelnamen aan de ‘exercise’ groep voor aanvang van de interventie succes, terwijl 1 (2%) van de overige 52 kinderen die niet eerder deelnamen aan een ‘exercise’ groep succes had van de interventie.

 

In een multivariaat model van Mameli (2017) blijken initiële BMI z-score en het aantal follow-up bezoeken significante predictors van gewichtsverandering. Hoe meer bezoeken, hoe groter het gewichtsverlies, maar dropout rates zijn hoog. Een groot gedeelte van de patiënten verlaat het programma voordat ze een genormaliseerd BMI hebben. Leeftijd, geslacht, ABSI (A Body Shape Index) en HI (Hip Index) zijn geen significante predictors.

 

Goossens (2009) laat in een regressieanalyse zien dat de predictors voor 69% de variantie in het model verklaarden, waarvan 24% werd verklaard door de baseline adj BMI, 3% door de patiëntkarakteristieken en 6% door de variabelen op pathologisch eetgedrag en 36% werd verklaard door het gewichtsverlies op 1 maand en 4 maanden. Wanneer dropout werd meegenomen als uitkomst in het model, werd de totale variantie in het model voor 64% verklaard door de factoren. Een lagere baseline gecorrigeerd BMI was geassocieerd met meer dropout.

 

Bewijskracht van de literatuur

De bewijskracht voor de uitkomstmaat succes van de interventie is met 3 niveaus verlaagd, van Hoog naar Zeer Laag gezien bias ten gevolge van indirectheid (2 niveaus: enkel studies gevonden die prognostische factoren middels een multivariate analyse hebben bestudeerd, zonder interne of externe validatie), en heterogeniteit van de geïncludeerde studies (inconsistentie) met 1 niveau.

Om de uitgangsvraag te kunnen beantwoorden is er een systematische literatuuranalyse verricht naar de volgende zoekvraag:

Welke factoren zijn gerelateerd aan de kans op succesvolle GLI bij kinderen met obesitas?

 

P: kinderen met obesitas (BMI≥30kg/m2, geslachts- en leeftijdgecorrigeerd);

I: prognostische factoren voor succesvolle GLI als behandeling van obesitas;

Kindfactoren:

  • Baselinegewicht.
  • Geslacht.
  • Leeftijd.
  • Medisch:
    • Perinataal (zwangerschapsdiabetes moeder, roken tijdens de zwangerschap, laag geboortegewicht met snelle inhaalgroei, hoog geboortegewicht, borstvoeding, gewichtsstatus moeder voor/tijdens zwangerschap, gewichtstoename moeder tijdens zwangerschap.
    • Snelle toename gewicht (voor kinderen in de leeftijd 0 tot 2 jaar geldt een toename van gewicht van ≥ 0,67 SDS) .
    • Gewicht naar leeftijd ≥95ste percentiel bij 0,5-2 jaar.
    • Gewichtsgerelateerd gezondheidsrisico (GGR).
    • Vroege puberteit.
  • Psychisch:
    • Trauma;
    • Zelfbeeld/ angst/ depressie.
    • Eetstoornis.
    • Impulsiviteit/ ADHD
  • Pesten.
  • Verslaving (gamen)

 

Ouderfactoren:

  • Lage sociaal economische positie (SEP).
  • Etniciteit (Turks, Marokkaans).
  • Problematiek ouder:
    • Schulden en huisvesting.
    • Psychische problemen.
    • Kindermishandeling.
    • Scheiding, relatieproblemen.
  • Ouderschap:
    • Leefstijl (voeding, beweging, slaap).
    • Grenzen stellen.

 

Genetische factoren/ genetische aanleg

 

C: Afwezigheid van deze factoren;

O:

  • Gewicht; bij kinderen in de groei gewichtsstabilisatie na één jaar behandeling en handhaving hiervan in de fase van onderhoud, tenzij dat tijdens de groeispurt van het kind onhaalbaar is. Voor uitgegroeide kinderen met een matig verhoogd GGR wordt gestreefd naar een gewichtsverlies van ≥ 5% na één jaar behandeling en handhaving hiervan in de fase van onderhoud. Voor uitgegroeide kinderen met een sterk/ extreem verhoogd GGR wordt gestreefd naar een gewichtsverlies van ≥ 10% na één jaar behandeling en handhaving hiervan in de fase van onderhoud.
  • Percentage drop-out.
  • Gezondheid (het afnemen van co-morbiditeit, risicofactoren van co-morbiditeit).
  • Kwaliteit van leven.

 

Relevante uitkomstmaten

De werkgroep achtte gewicht een voor de besluitvorming cruciale uitkomstmaat; en percentage drop-out, gezondheid en kwaliteit van leven voor de besluitvorming belangrijke uitkomstmaten.

 

De werkgroep volgt voor de definitie van succesvolle interventie (m.b.t. de uitkomstmaat gewicht) de criteria zoals die eerder zijn geformuleerd in de ‘Zorgstandaard Obesitas’:

  • Er zijn geen evidence-based criteria voor succes bij kinderen in de groei. Vandaar dat bij kinderen naar gewichtsstabilisatie gestreefd wordt na één jaar behandeling en handhaving hiervan in de fase van onderhoud, tenzij dat tijdens de groeispurt van het kind onhaalbaar is.
  • Voor uitgegroeide kinderen met een matig verhoogd GGR wordt gestreefd naar een gewichtsverlies van ≥ 5% na één jaar behandeling en handhaving hiervan in de fase van onderhoud.
  • Voor uitgegroeide kinderen met een sterk of extreem verhoogd GGR wordt gestreefd naar een gewichtsverlies van ≥ 10% na één jaar behandeling en handhaving hiervan in de fase van onderhoud.

 

De uitkomstmaat gezondheid wordt gedefinieerd als het afnemen van co-morbiditeit of risicofactoren van co-morbiditeit, zoals reductie van prevalentie van diabetes mellitus

type 2 , metabool syndroom, hypertensie, hypercholesterolemie, non-alcholic fatty liver disease, insuline resistentie, impaired glucose tolerance, impaired fasting glucose. Voor de uitkomstmaat kwaliteit van leven bepaalde de werkgroep niet a priori de definitie, maar werden de in de studie gebruikte definities gehanteerd.

 

Zoeken en selecteren (Methode)

In de databases Medline (via OVID), Embase (via Embase.com) en de Cochrane Library (via Wiley) is op 12 juli 2018 met relevante zoektermen gezocht naar systematische reviews, randomized controlled trials (RCT’s) en observationele studies die prognostische factoren beschrijven voor de kans op een succesvolle uitkomst na een gecombineerde leefstijlinterventie bij kinderen met obesitas. De zoekverantwoording is weergegeven onder het tabblad Verantwoording. De literatuur zoekactie leverde 555 treffers op. Studies werden geselecteerd op grond van de volgende selectiecriteria: 1. Een multivariate analyse van prognostische factoren voor de kans op een succesvolle leefstijlinterventie. 2. De studie moest gericht zin op kinderen met obesitas. Op basis van titel en abstract werden in eerste instantie 52 studies voorgeselecteerd. Na raadpleging van de volledige tekst, werden vervolgens 40 studies geëxcludeerd (zie exclusietabel onder het tabblad Verantwoording), en 12 studies definitief geselecteerd.

 

Resultaten

Twaalf onderzoeken zijn opgenomen in de literatuuranalyse. De belangrijkste studie karakteristieken en resultaten zijn opgenomen in de evidencetabellen. De beoordeling van de individuele studieopzet (risk of bias) is opgenomen in de risk-of-bias tabellen.

  1. Baxter KA, Ware RS, Batch JA, Truby H. Predicting success: factors associated with weight change in obese youth undertaking a weight management program. 2013; Obesity Research & Clinical Practice. 7(2):e147-e54.
  2. Epstein LH, Paluch RA, Raynor HA. Sex differences in obese children and siblings in family-based obesity treatment. 2001; Obesity Research. 9(12):746-53.
  3. Frohlich G, Pott W, Albayrak O, Hebebrand J, Pauli-Pott U. Conditions of long-term success in a lifestyle intervention for overweight and obese youths. 2011; Pediatrics. 128(4):e779-85.
  4. Goldschmidt AB, Best JR, Stein RI, Saelens BE, Epstein LH, Wilfley DE. Predictors of child weight loss and maintenance among family-based treatment completers. 2014; Journal of Consulting & Clinical Psychology. 82(6):1140-50.
  5. Goossens L, Braet C, Van Vlierberghe L, Mels S. Weight parameters and pathological eating as predictors of obesity treatment outcome in children and adolescents. 2009; Eating Behaviors. 10(1):71-3.
  6. Mameli C, Krakauer JC, Krakauer NY, Bosetti A, Ferrari CM, Schneider L, et al. Effects of a multidisciplinary weight loss intervention in overweight and obese children and adolescents: 11 years of experience. 2017; PLoS ONE (Electronic Resource). 12(7):e0181095.
  7. Moens E, Braet C, Van Winckel M. Behaviour Research & Therapy. An 8-year follow-up of treated obese children: children's, process and parental predictors of successful outcome. 2010; 48(7):626-33.
  8. Pinhas-Hamiel O, Lerner-Geva L, Copperman N, Jacobson MS. Insulin resistance and parental obesity as predictors to response to therapeutic life style change in obese children and adolescents 10-18 years old. 2008; Journal of Adolescent Health. 43(5):437-43.
  9. Reinehr T, Brylak K, Alexy U, Kersting M, Andler W. Predictors to success in outpatient training in obese children and adolescents. 2003; International Journal of Obesity & Related Metabolic Disorders: Journal of the International Association for the Study of Obesity. 27(9):1087-92.
  10. Reinehr T, Kleber M, Lass N, Toschke AM. Body mass index patterns over 5 y in obese children motivated to participate in a 1-y lifestyle intervention: age as a predictor of long-term success. 2010; American Journal of Clinical Nutrition. 91(5):1165-71.
  11. Shalitin S, Phillip M, Krepel-Volsky S. Predictors of successful weight reduction and maintenance in obese children and adolescents. 2016; Acta Paediatrica. 105(1):e42-6.
  12. Sijben M, Van der Velde M, Van Mil E, Stroo J, Halberstadt J. Landelijk model ketenaanpak voor kinderen met overgewicht en obesitas. Amsterdam: Care for obesity, december 2018
  13. Wrotniak BH, Epstein LH, Paluch RA, Roemmich JN. Parent weight change as a predictor of child weight change in family-based behavioral obesity treatment. 2004; Archives of Pediatrics & Adolescent Medicine. 158(4):342-7.

Research question: Which factors are related to successful combined lifestyle interventions?

Pre-defined core set of confounders:

1. age

2. weight

 

Study reference

Study characteristics

Patient characteristics

Prognostic factor(s)

Follow-up

Estimates of prognostic effect

Comments

1st author,

year of publication

Type of study:

 

Setting and country:

 

Funding and conflicts of interest:

Inclusion criteria:

 

Exclusion criteria:

 

N=

 

Mean age ± SD:

 

Sex: % M / % F

 

Potential confounders or effect modifiers:

Describe prognostic factor(s) and method of measurement:

 

 

 

 

Duration or endpoint of follow-up:

 

For how many participants were no complete outcome data available?

N (%):

 

Reasons for incomplete outcome data described?

(Adjusted) Factor-outcome associations (include SEs or 95%CI and p-value if available):

 

Incremental predictive value1:

 

 

Goldschmidt, 2014

Type of study:

Randomized controlled trial

 

Setting and country: USA

 

Funding and conflicts of interest:

Work was supported by NIH grants R01 HD036904, K24 MH070446, and T32 HL007456, and NCRR grants KL2 RR025000, KL2 RR024994, and UL1 RR024992

Inclusion criteria:

Overweight children with at least one overweight parent (BMI ≥25), who were involved in RCT of MT interventions following FBT (Wilfley, Stein, et al., 2007)

 

Exclusion criteria for child and parents:

- medical or psychiatric disturbances that would preclude treatment participation

- use of appetite- and/or weight-affecting medications

- concurrent involvement in weight loss or psychological treatment.

 

N= 150 overweight children (20-100% above their age- and sex-specific median BMI)

 

Mean age ± SD: 7-12 year

 

Sex: 30.7% M/69.3% F

 

BMI z-score = 2.21 ±0.30

 

 

Group was randomized over two different maintenance treatment approaches:

- Social facilitation maintenance treatment (SFM);

- Behavioural skills maintenance treatment (BSM)

 

- Demographic measures; Child z-BMI, calculated using CDC normative data; socioeconomic status (Hollingshead four-factor index)

 

- Self-Efficacy for children: Child Dietary Self-Efficacy Scale (CDSS); child-reported Self-Efficacy Scale for Children’s Physical Activity (SESCPA)

- Self-Efficacy for parents: The Eating/Exercise Habits Confidence Survey (EHCS)

- Social support; self-reported using the Social Support for Eating/Exercise Habits Survey (SSEHS)

- Psychological Functioning for children: The Child Eating Disorder Examination (ChEDE); the Child Behavior Checklist (CBCL)
- Psychological Functioning for parents: Brief Symptom Inventory (BSI), Eating Disorder examination-Questionnaire (EDE-Q)

FBT consisted of 20 weekly sessions delivered over 5 months.

The two MT approaches (SFM and BSM) consisted of 16 weekly sessions delivered over 4 months.

 

Psychosocial and anthropometric data were obtained at:

- Baseline, prior to initiating FBT;

- Randomization (month 5 post-FBT)

- Post-weight maintenance (month 9)

- 1-year follow-up (month 17; 1 year post-FBT)

- 2-year follow-up (month 29, 2 years post-FBT)

 

For how many participants were no complete outcome data available?

N (%):

Due to attrition weight data were available for

- 145 children at post-weight maintenance (97.6% of those randomized

- 137 children at 1 year follow-up (91.3%)

- 124 children at 2-year follow-up (82.7%)

 

A subset of families were lost to follow-up (most of whom were assessment non-completers or FBT dropouts and hence not randomized to a maintenance condition).

 

 

No demographic variables were significant predictors or moderators

 

Prediction of child z-BMI changes from baseline to randomization [post-family-based weight loss treatment (FBT)]

 

ΔR2 = 0.17, which means that the predictors in the model accounted for 17% to the change of z-BMI scores in the model. Significant predictors in Table 2:

- Child z-BMI, B:-0.57, SE=0.26, p=0.029

- Child age, B: -0.16, SE=0.06, p=0.008

- Parent EHCS Efficacy to Reduce Calories, B: .21, SE=0.08, p=0.006

 

Positive coefficients indicate that higher levels of the predictor are associated with greater z-BMI reduction.

 

A low baseline child z-BMI is associated with greater z-BMI reductions

A low child age is associated with greater z-BMI reductions, and

And a higher score of parents to reduce calories is associated with greater z-BMI reductions

Higher baseline z-BMI and older child age predicted smaller z-BMI changes from baseline to randomization, whereas greater parent self-reported efficacy to reduce calories predicted greater z-BMI change in their children from baseline to randomization. Parents' reported family encouragement and friend encouragement were not significant predictors in this model (ps>.09). Parents' weight loss remained a significant predictor of their children's z-BMI change from baseline to randomization, accounting for 8% of the variance in children's z-BMI change during FBT after accounting for the baseline predictors.

Baxter, 2013

 

Type of study:

Prospective cohort study

 

Setting and country:

Queensland, Australia

 

Funding and conflicts of interest:

No conflict of interest. Study was funded in part by a National Heart Foundation Grant-in-Aid, the Children’s Hospital Foundation, ANZ Trustees and the University of Queensland. First author was supported by an Australian Post Graduate Award Scholarships. Template systems were donated by Pharmacy Health Solutions Pty Ltd.

Inclusion criteria:

Cohort members were sourced from the Eat Smart Studies, which included a pilot (2007) and a RCT (2008-2010)

- Age 10-17 years

- Simple obesity, measured by BMI > 90th percentile for sex and age based on CDC

-referral from health professional

- motivated to lose weight (self-reported)

 

Exclusion criteria:

- prescribed medication known to alter body composition, insulin sensitivity or metabolism

 

N= 88 individuals

 

Mean age ± SD:

13.1 years (±1.9)

 

Sex: 30.7% M/69.3% F

 

BMI: 32.7 (5.7) kg/m2

BMI z-score: 2.2 (0.4)

 

Caucasian: 91%

Asian: 2%

Indigenous or Pacific Islander: 7%

Change in BMI z-score from baseline to week 12 of the intervention

 

- Demographic characteristics (age, sex and ethnicity)

- Social disadvantage was determined using the Socio-economic index for Areas (SEIFA)

- Insulin resistance was determined using the homeostatic model assessment for insulin resistance (HOMA-IR)

- Physical Activity level (PAL) was calculated via a 4 day physical activity diary

- Dietary restraint was measured with the Dutch Eating Behaviour Questionnaire – restraint subscale, child version (DEBQ-R)

 

 

 

 

Primary dataset contained 116 individuals. Those who did not complete the intervention in its entirety to the week 12 assessment (n=14) and those in the untreated control group (n=14) were removed.

This resulted in a dataset of 88 individuals, 45 in the modified carbohydrate group and 43 in the low fat dietary group.

This model accounted for 36% of explained variance for change in BMI z-score.

Table 2:

Variable, [Change (95% CI), p-value]

- Baseline BMI z-score, [0.112 (0.059-0.165, 0.000]

- Baseline insulin resistance (HOMA-IR), [0.013 (0.002-0.025), 0.023]

- Social advantage (SEIFA), [-0.041 (0-0.078, -0.004), 0.030]

- Referral source, [0.047 (0.010-0.085), 0.015]

 

A positive coefficient indicates a decrease in the explanatory variable is associated with greater decrease in outcome.

 

A lower baseline BMI z-score, a lower baseline insulin resistance, a higher social advantage and lower referrals from a specialist doctor is associated with a higher decrease in z-BMI scores.

 

 

Frohlich, 2011

Type of study:

Longitudinal study. Multivariate regression analysis

 

Setting and country:

Germany

 

Funding and conflicts of interest:

No financial relationships relevant to this article to disclose

Inclusion criteria:

1. BMI > 97th percentile for age and gender or BMI > 90th percentile with the presence of additional risk factors or diseases (eg. Hypertension, dyslipidemia, diabetes, orthopaedic problems)

2. referral for weight-reduction treatment by a local paediatrician

3. attendance at a regular school

 

Exclusion criteria:

Not specified

 

N= 111 parent-child/adolescent dyads with children aged 7 to 15 years (mean: 11.5 [SD: 1.84] years)

 

BMI SD score mean: 2.43 [SD: 0.44] [range: 1.31–3.54])

 

 

Longitudinal analysis with 3 assessment waves: at baseline (T0: within 3 weeks before the start of the intervention), body weight and height of participants and family member and psychosocial family characteristics were assessed at the conclusion of the program (T1: 1 year after T0). Body weights and heights were reassessed 1 year after conclusion (T2: 2 years after T0)

 

Parent/child dyads took part in the outpatient lifestyle intervention Fit Kids for overweight and obese children and adolescents. The program combines behavioural therapy for eating and physical activity, physical exercise and dietary courses. Families are continuously involved.

 

Duration or endpoint of follow-up:

2 years

 

For how many participants were no complete outcome data available?

Of 111 children and adolescents who started, 95 (85.6%) completed the 12-month program and took part in the T1 assessment. Of these children, 78 (82.1%) attended the 1-year follow-up (T2)

 

41 children/adolescents showed long-term success, 53 children failed to reach the criterion of < 5% BMI-SDS reduction (n=37) or dropped out of the intervention (n=16).

 

Reasons for incomplete outcome data are not described

Success versus failure in weight reduction was not significantly associated with the presence versus absence of somatic risks (e.g. hypertension, dyslipidemia, diabetes, orthopaedic problems).

 

Weight reduction up to 12 month follow-up:

The following predictors explained for 27% the variance in the model: Age of child, maternal obesity, obese sibling, family adversity index, maternal depression, maternal attachment style, AAS close, anxiety.

Only the presence of obese siblings was statistically significant, with an Odds Ratio of 5.57. More details are listed in Table 2 in the paper.

A second stepwise regression revealed that the predictors maternal depression and obese siblings accounted for 18% the variance in the model, which was statistically significant. Meaning that children with obese siblings and children whose mothers report pronounced depression are at an increased risk of not reducing weight considerably.

 

Factors predictive for weight change during the period after completion of the program (T1 tot T2):

The β coefficients of the variable in the multiple regression analysis indicates that the anxious attachment attitude of the mother exclusively explains significant unique variance (β=0.27), 14%.

 

Wrotniak, 2004

Type of study:

Secondary data analysis from 3 family-based randomized controlled weight studies. Hierarchical regression models

 

Setting and country:

USA, New York state university at Buffalo.

 

Funding and conflicts of interest:

Study was supported by grants HD 25997 and HD 20829 from the National Institute of Child Health and Human Development, Bethesda.

Inclusion criteria:

Children with BMI > the 85th percentile and parents’ BMI > than the 70th percentile.

Only families with complete parent and child data at all time points were included for analyses.

 

Exclusion criteria: not specified

 

N= Obese 8- to 12-year-old children and their parents from 142 families

 

Mean age ± SD: 10.2 (1.2) years

 

Sex: 41% M / 59% F

58 boys, 84 girls

 

Potential confounders or effect modifiers:

All families were provided with an educational program based on the Traffic Light diet and a physical activity program.

 

Hierarchical regression models were used to establish if parental change in z-BMI accounts for a significant amount of incremental variance in child z-BMI change when controlling for variables forced into step 1 of the model. Variables forced into step 1 included: child’s sex, parent’s sex, SES, child’s age, parent’s age, baseline child z-BMI, baseline parent’s z-BMI. To control for the different studies dummy variables were created. Hierarchical regression models also examined the influence of parent weight change on child weight change.

No information is given about incomplete or missing data.

 

The participants included in the report are from 3 studies that differed in goal and hypotheses. Each study observed participants during a 2-year period, with assessments at baseline, 6, 12 and 24 months.

 

 

Regression analysis revealed that parent z-BMI change significantly predicted child z-BMI change for the 0-6 month time point (β=0.46 [0.31-0.61], p<0.001, R2=0.21) and also for the 0-24 month time point (β=0.29 [0.07-0.51], p=0.009, R2=0.05).

 

Regression analysis also determined that parent weight change was a significant predictor of child weight change for both time points:

0-6 months: β=0.24 [0.15-0.32], p<0.01, R2=0.18)

0-24 months: β=0.19 [0.04-0.34], p=0.02, R2=0.04)

 

(Information from text, results section, las paragraph on page 344)

 

Numbers in text (last paragraph results section on page 344) and Table 2 do not correspond.

Epstein, 2001

Type of study:

Randomized controlled trial

 

Setting and country:

Department of Pediatrics, University at Buffalo School of Medicine and Biomedical Sciences,

Buffalo, New York.

 

Funding and conflicts of interest:

This research was supported in part by Grant HD34284

Inclusion criteria:

1) child at or >85th

body mass index (BMI) percentile for age and sex and <100% over the average BMI for age and sex; 2) child

between 8 and 12 years of age; 3) neither parent over 100%

overweight; 4) one parent willing to attend weekly treatment

meetings; 5) neither parent or child on an alternative

weight-control program; and 6) no medical restrictions on

the participating parent or child that would prevent exercise,

no current psychiatric disorders in parents or children, and

no history of eating disorders in parents.

 

N= 67 families with obese children and 89 siblings.

Describe prognostic factor(s) and method of measurement:

 

 

Participants were all children and parents living at home

from families who participated in two cohorts of the Childhood

Weight Control Program at the University at Buffalo

 

 

 

Duration of follow-up was 1 year

 

One family was excluded from the analyses after a severe

accident unrelated to the program prevented participation.

One father was dropped from analysis because he entered

another weight-control program. One mother was

dropped from analysis after she became pregnant during

follow-up, and eight families did not provide complete 6-

and 12-month follow-up data.

 

The final sample with complete

data for targeted children at baseline, 6-month, and

12-month measurements was based on 56 of the 67 families

that were randomized (84%), which included 245 family

members. The data that were excluded included five children

in the increase activity group (one boy and four girls)

and six children in the combined group (three boys

and three girls).

The best fitting multiple regression

model to predict changes in percentage of overweight

over the year is shown in the top of Table 3, including

predictors of weight change of adherence (better adherence,

better weight change) and predilection (higher predilection,

better weight change) for physical activity. Although child

sex was not an independent predictor when adherence and

predilection were considered in the model, this may be

because child sex was related to predilection for physical

activity (r = 0.31, p = 0.021), with boys having greater

predilection scores (34.2 ± 3.6) than girls (31.0 ± 6.2), and

to adherence to treatment as previously presented.

 

Table 3

 

At 12 months, boys showed significantly better

percentages of overweight changes (-15.8%) for the combined

treatment than girls (-1.0%), with no significant

differences for the increase intervention for boys (-9.3%)

or girls (-7.6%). Boys adhered to treatment better than girls

(p < 0.01).

 

There seems a discrepancy between this text from the abstract and the data from the multivariate regression model.

Shalitin, 2016

Type of study:

Retrospective cohort study

 

Setting and country:

The study was conducted in the obesity clinic of the

Institute of Endocrinology and Diabetes at Schneider

Children’s Medical Center, Israel, a tertiary, universityaffiliated

hospital

 

Funding and conflicts of interest:

Funding not mentioned/ no conflict of interest

Inclusion criteria:

Patients who had made at least three clinic visits with at least one year of follow-up were included to evaluate the short- and long-term impact of standard interventions on weight reduction.

 

Exclusion criteria:

The exclusion criteria were the presence of any syndrome or disease known to affect body composition or

fat distribution such as Cushing’s syndrome, hypothyroidism

or craniopharyngioma, the use of anti-obesity

medications or other medications that can affect body weight, current or prolonged steroid therapy and a history of bariatric surgery.

 

286 participants had a BMI above the 95th

percentile for age and gender and were eligible for the

study.

They comprised 175 girls (61.2%) and 111 boys (38.8%).

Their median age was 9.3 years (range 2.7–18.7 years) at

admission, and 61.3% were prepubertal. Mean BMI at

admission was 25.57 ± 5.67, and 32.2% had obesity-related

comorbidities.

 

Patients were scheduled for clinic visits every 4– 6 months.

Emphasis was placed

on the entire family’s lifestyle, and the patients received a

standard intervention in which they and one or both of

their parents were referred for consultation with a paediatric dietician who recommended age-adjusted dietary modifications.

 

To compare height, weight and BMI values by age and

gender, height-standard deviation score (SDS) percentile, weight-SDS percentile and BMI-SDS

percentile according to the Centers for Disease Control and

Prevention growth charts were calculated.

 

A stepwise logistic regression model was formulated to identify baseline predictors of successful weight reduction and maintenance. Significance was set at p ≤ 0.05.

 

The 110 (38.5%) of the patients with successful weight

reduction and maintenance, defined as a reduction in BMISDS

of ≥0.2 between the first and last visits, were classified

as responders and the rest of the cohort as nonresponders.

Mean BMI-SDS was significantly lower in the responders

than the nonresponders at the last visit (1.7 ± 0.63 vs.

2.09 ± 0.4, p < 0.001).

 

On multiple logistic regression, the stepwise results included

the following baseline characteristics: age, BMI-SDS, presence of acanthosis nigricans and previous participation in a

dietary weight-reduction programme.

During the study period, 834 patients were referred to the

clinic for obesity evaluation and 474 were followed for at

least one year. Of these, 286 had a BMI above the 95th

percentile for age and gender and were eligible for the

study.

 

The 110 (38.5%) of the patients with successful weight

reduction and maintenance, defined as a reduction in BMISDS

of ≥0.2 between the first and last visits, were classified

as responders and the rest of the cohort as nonresponders.

 

The median duration of follow-up at the clinic was 2.2 years

(mean: 2.4 ± 1.2 years).

 

Nothing is mentioned about incomplete data.

Those that significantly predicted successful weight reduction were

higher BMI-SDS [OR =2.4 (1.28-4.51), p = 0.004] and absence of acanthosis nigricans [OR = 2.9 (1.35 – 6.21), p = 0.007] at baseline. The area under the receiver operating characteristics curve for these parameters

was 0.667.

 

 

 

Reinher, 2010

Type of study:

Retrospective, multicentre study

 

Setting and country:

Munich, Germany

Obese children motivated to participate in the

outpatient intervention “Obeldicks” in 4 different outpatient

centers during the years 1999–2006.

 

Funding and conflicts of interest:

 

Grant support was received from the German “Competence Net

Obesity,” which is supported by the German Federal Ministry of Education

and Research (grant number 01 GI0839). There was partially support from the Munich Center of Health Sciences (LMUinnovativ) subproject II “Evidence

Based Prevention and Modelling of Chronic Diseases.” Furthermore, a grant support was received from the University of Witten/Herdecke.

 

None of the authors

declared a conflict of interest.

Inclusion criteria for lifestyle interventions were an age of 4–16 y, sufficient motivation

for a lifestyle change, and no BMI reduction in the past 6 mo.

 

A total of 663 obese children were included in the study (mean

age at baseline: 10.6 y; minimum: 4; maximum: 16 y; 55%

female). No age differences between female and male individuals

were observed (t test, P = 0.212).

 

Mean BMI-SDS at baseline was 2.46 (95% CI: 2.43, 2.50;

minimum: 1.90; maximum: 4.16).

 

A reduction in BMI-SDS was observed in 470 (71%)

children at the end of intervention (intention-to-treat analysis).

 

 

Briefly description of the 1-y intervention “Obeldicks”: The intervention was based on

physical exercise, nutrition education, and behavior therapy,

including the individual psychological care of the child and his or her family.

 

Multilevel growth curve models were used to estimate

the association of age and sex with individual patient BMI-SDS

measurements and how these associations vary over time

 

 

Duration or endpoint of follow-up:

5 year follow-up

 

A total of 116 (18%) children dropped-out during the intervention, of whom 3 children were again seen at later time

points.

 

Reasons for incomplete outcome data are not described.

 

The dropout in the intervention period did not differ significantly

with respect to age, sex, or BMI-SDS at baseline as

compared with children finishing the intervention. The children

lost to follow-up after the end of the intervention did not differ

significantly with respect to age, sex, or BMI-SDS at baseline as

well as a change in BMI-SDS in the intervention as compared

with the children with complete follow-up.

Age was significantly associated with BMI-SDS at baseline with the lowest values observed at the age of 11–12 y

and the highest BMI-SDS in children aged 4–7 y (regression with

age as dummy variable; P , 0.001; Figure 2, Table 2).

 

Age was significantly associated with both height of the BMI-SDS curve and the course of the BMI-SDS curve, even after adjustment for sex and baseline BMI-SDS. The older the children the lesser the BMI-SDS reduction within 2 y after intervention with a reduction of 0.58 BMI-SDS units for young children aged 4-6 y decreasing to 0.25 BMI-SDS units voor adolescents aged 13-16 y.

 

 

 

 

 

 

The efficacy of the lifestyle intervention was not assessed in the current study and similar changes in BMI-SDS in motivated children not receiving an intervention could not be ruled out.

Moens, 2010

 

Type of study:

8-year follow-up study of treated obese children.

 

Setting and country:

Belgium

 

Funding and conflicts of interest:

unknown

Inclusion criteria:

-between 4-17

years

-between 20% and

80% overweight

-medical clearance

from physician

-living within a radius

of 50 km from the

Clinic.

participating children (n = 90) (34 boys and 56 girls). Mean age: 10.12 years (SD = 2.56). Mean adjusted BMI of 153.12% (SD = 20.65). Mean

BMI z-score was 2.17 for boys (0.97 to 2.47) and 2.09 for girls (0.97 to 2.64). Their mothers had a mean BMI of

26.26 (SD = 4.88), fathers had a mean BMI of 27.49 (SD = 3.54). At

baseline, 87.5% of the participating families were intact. All

economic classes were represented: 20% of the participating

families were lower social class, 65% were middle class and 15%

were classified as upper class (categorized according to Hollingshead

index, 1975).

Describe prognostic factor(s) and method of measurement:

 

The treatment consists of a non-diet healthy lifestyle program

focusing on three major components: healthy eating habits, moderate exercise and cognitive-behavioural techniques.

 

Hierarchical regression analyses assessed independent

and incremental correlates of changes in weight.

 

 

 

Within a period of 4 years, 230 children and families sought advice, 88 children (38%) felt not within the inclusion criteria, mainly because of the distance criterium, 142 children (62%) met the inclusion criteria.

After 8 years, 101 children (71%) were retrieved, 41 children (29%) dropped out (moved or changed phone number). 90 children agreed to participate. Response rate was 89%.

 

The children obtained a mean reduction of 8% in adjusted BMI at the 8-year follow-up. A total of

59 children (66%) were successful in obtaining weight control (i.e. maintaining their original % adjusted

BMI); 40% even decreased their adjusted BMI by 10% or more.

 

 

Table 1

Hierarchical regression models of children’s, process and parental characteristics on

long-term weight loss:

 

Child’s age at baseline (β = .33), adjusted BMI at baseline (β = .38) and global self- worth (β = .30 were significant predictors.

 

Adding the parental characteristics to the equation produced a significant

increase of 8% in the explained variance over and above child and

process variables. This can be attributed to the significant negative contribution of maternal psychopathology

(β = -.30).

 

The entire model (including all predictor variables)

accounts for a significant cumulative variance of 35% showing

significant positive contributions of child’s age, adjusted BMI at

baseline, child’s global self-worth and a negative contribution of

maternal psychopathology.

Analyses revealed that the child’s age, the degree of overweight at baseline and the child’s global self-worth were positive predictors of long-term weight loss 8 years after treatment, whereas psychopathology in the mother was a negative predictor. The total explained variance was R2 = 35%.

Pinhas- Hamiel, 2008

Type of study:

Retrospective chart review

 

Setting and country:

Tel-Aviv, Israel

 

Funding and conflicts of interest:

This study was funded in part by the NASH foundation clinical scholars

grant

134 adolescents between 10- 18 year above the 95th percentile for body mass index (BMI)

 

Patients with secondary causes of obesity like

hypothyroidism, or who were on medications or with known eating disorders, were excluded.

 

The study population comprised 134 obese patients. Patients

were categorized into two groups according to the

delta BMI Z-score, 99 (73.9%) belonged to the S group (delta BMI Z ≤0) and 35 (26.1%) to the NotS group (delta BMI Z > 0).

 

There were no differences in severity of obesity, male-to-female ratio, mean age, or Tanner stages between the groups.

Adjusted odds ratio and 95% confidence intervals (CI) were obtained from multivariate logistic regression models with success or no success as

dependent variables, and age, gender, elevated blood pressure,

abnormal lipid profile, parental morbidity duration of

follow-up, baseline BMI Z-score, and insulin as predictors.

 

BMI, fasting insulin, homeostasis model assessment insulin resistance (HOMAIR).

Weight management success was defined as BMI Z-score at final exam minus BMI Z-score at

initial exam ≤0. 99 were successful (group S) (reduced or maintained BMI Z-score) and

35 were not successful (NotS) (increased BMI Z-score)

Patients must had an initial visit plus a minimum of two

follow-up visits. The prevention program included a preliminary

visit with the pediatrician where patients had medical

and family history evaluation and a complete physical

examination. In a second visit 1 month later the patient met

with a registered dietitian. He or she received a 60-minute

counseling session, during which the necessary individual

nutrition and physical activity recommendations were discussed

with the subject and family in detail. They were educated regarding the effects of dietary and lifestyle factors that either promote or reduce pediatric obesity.

At subsequent follow-up visits, the patient’s height

and weight were obtained

Table 3

Multivariate logistic regression model with family and baseline

parameters including insulin as predictors of failure

 

Failing to respond to standard therapeutic lifestyle change intervention was dependent

on baseline insulin resistance (OR: 3.13 (1.79-6.01, p= .0002)), and parental obesity-related comorbidity (OR: 12.6 (1.93-82.6), p=0.008)).

 

A higher baseline BMI Z-score was

associated with better improvement in weight status, 0.3

(95% CI 0.11– 0.72, p = .01).

 

In a second model HOMA-IR was studied instead of insulin.

An increase in 1 unit of HOMA-IR was associated with a 1.64-fold increased odds (95% CI 1.27–2.21, p = .0004).

 

All models fit well, with p-values of Hosmer and Leme-show

test from .44 to .50 and c-statistics from .802 to .804.

 

Reinher, 2003

Type of study:

Longitudinal, clinical intervention study

 

Setting and country:

Dortmunt, Germany

 

Funding and conflicts of interest:

unknown

A total of 75 obese children (age 7–15 y; standard duration scores of body mass index (SDS-BMI)+1.9– +3.8) taking part in the outpatient training ‘Obeldicks’ between between 1999 and 2001.

 

Inclusion criteria for the outpatient training ‘Obeldicks’

were a two-time presence in the obesity ambulance and to fill in a questionnaire according to exercise and dietary

habits.

The behaviour therapy is

composed of contingency contracting, self-monitoring,

praise, stimulus control techniques and problem-solving.

The exercise therapy consists of aerobic exercise, lifestyle

exercise and decreasing sedentary behaviour.

Participants were characterised as to their willingness to change their behaviour (changes in weight status, number of attempts at therapy, participation in exercise groups), somatic characteristics (BMI of children and family members, gender, age), socioeconomic status (level of education of the children and their parents, working mother), exercise and dietary habits, dietary intake as well as the quality of dietary records. These factors were related to the success of the treatment using a multiple logistic regression

 

A total of 27 children (37%) were

unsuccessful at the end of the training; 20 of these 27

children dropped out without finishing the training. All the

children who dropped out did not reduce their overweight

and dropped out in the first 6 months of the training.

At the end of the 1-y training, 48 children (63%) had

reduced their overweight in median by 0.4 SDS-BMI (range –

0.2 up to –1.1 SDS-BMI).

 

A total of 22 (96%) of the 23 children taking part in the

exercise groups before beginning of the training had success,

while one (2%) of the other 52 children who did not take

part in the exercise groups had success.

Multiple logistic regression showed that only the previous

participation in the exercise groups for the obese was an

independent factor that was associated with the success of

the training (see Table 2).

 

Multiple logistic regression of the dependent variable SDS-BMI

reduction (n = 75, r2 = 0.45)

- Participation exercise group before training: Coefficient +0.41 (+0.29 - +0.53, p <0.0001)

- BMI, mother: Coefficient 0.00 (-0.01-+0.01, p=0.99)

- Single-parent family: Coefficient +0.05 (-0.12-+0.22, p=0.57)

- Number of therapies: Coefficient -0.04 (-0.10-+0.02, p+0.23)

 

 

A training for the obese children and their parents enables the majority of the participants to reduce weight.

Previous participation in exercise groups can be considered as a predictor to success of the treatment.

Mameli, 2017

Type of study:

Intervention study

 

Setting and country:

Milan, Italy

 

Funding and conflicts of interest:

The authors received no specific funding and have declared no conflict of interest.

Inclusion criteria:

From January 1st 2006

to December 31th 2016, patients with overweight and obesity aged between 2 and 18 years old

were invited by their family paediatrician to be evaluated in the Clinic

 

N= 864 patients entered the intervention. 453 patients (208 males), mean age 11.2 ±3.1 years,

392 with obesity (86%, z-BMI 2.90 ±0.80 SD) and 61 patients with overweight (z-BMI

1.73±0.21 SD) attended at least 1 follow-up visit.

 

Univariate and multivariate linear regression modelling to evaluate the association of demographic and anthropometric variables with weight loss on follow-up.

Predictand was taken to be weight change expressed as change in BMI z score from T0 visit to last

follow-up visit.

Predictor variables included demographics (age, sex) and anthropometrics

(BMI, normalized waist and hip circumferences).

 

Predictors found to be significantly associated (p < 0.05) with change in BMI z

score in the univariate regressions were included in a multivariate linear regression

model.

 

The proportion of subjects who made a recovery from obese to overweight was 19.8%

(78/392 subjects) and from obese to normal weight was 1.2% (5/392 subjects). The recovery

from overweight to normal weight was 13.1% (8/61 subjects)

325/864 (37%) refused to be included in the program. Reasons given by parents included lack

of interest in the program (102 patients, 31%), too much time required for follow-up visits

(87 patients, 27%) and absence of agreement of both parents for program participation (80 patients,

24%). 56 patients (17%) preferred to not give any explanation.

 

Out of the 539 patients who attended at least 1 follow-up visit, 453 subjects (208 males, 245

female) with all predictor values recorded at the baseline visit and height and weight recorded

at the last visit were considered for the regression analysis.

In a multivariate model, initial BMI z score and number of follow-up visits were significant predictors

of weight change, while age, sex, ABSI, and HI were not significant predictors.

 

Results multivariate model, predictors of change in BMI z score on follow-up

Predictor: [Regression coefficients (95% confidence intervals), p-value]

 

Age (y): [-0.013 (-0.029 - +0.002), p=0.098]

z-BMI: [-0.220 (-0.276 - -0.164), p=8×10−14]

Follow-up duration (y): [-0.051 (-0.113 -+0.010), p=0.103]

Number of visits: [-0.040 (-0.069 - -0.011), p= 0.008]

Patients affected by overweight and obesity involved in a multidisciplinary weight loss intervention

reduced their mean BMI z score, while ABSI and HI were stable. Weight loss was

not predicted by initial ABSI or HI. More visits predict more weight loss, but dropout rates are

high. The great majority of patients leave the weight management program before having normalized their BMI.

 

It is not clear whether the results of this study could be linked to a successful life style intervention.

Goossens, 2009

Intervention study

 

Gent, Belgium

 

The work was supported by the Special Research Funds of Ghent University.

 

Nothing is mentioned about conflict of interest.

Participants were 132 overweight youngsters (8–18 years;

M=13.58; SD=2.15) who were admitted to a 10-month inpatient

treatment program for obesity. Exclusion criteria were mental

retardation and autism.

 

At baseline, all participants were diagnosed

as being primary overweight (BMI>85th percentile or adjusted

BMI>120%).

Hierarchical linear and binary logistic regression analyses were

conducted to examine the relationship between predictors and outcome

measures. Following predictors were considered:

weight parameters

[baseline adjBMI, 1 month weight loss and 4 months weight loss],

patient characteristics, [gender, age and SES] and

eating pathology variables [SBE (subjective binge episode), OBE (objective binge episode), cognitive restraint, eating, weight and shape concern;

emotional, external eating and restrained eating style].

10-month inpatient treatment program

 

Eleven youngsters (8.3%) left the treatment earlier

against medical/psychological advice and are considered as drop outs.

When considering total percentage of adjusted BMI change as outcome, the explained variance of the whole model was 69%, whereby 24% was

explained by baseline adjusted BMI, 3% by the patient characteristics, 6% by the eating pathology variables and 36% by the two parameters of early

weight loss (weight loss after 1 and 4 months of treatment).

 

Baseline adjusted BMI, restrained eating style and weight loss after 4 months of treatment positively predicted weight loss at the end, whereas larger weight loss after 1 month predicted less total weight loss.

 

When considering drop-out as outcome, the total explained variance of this model was 64%. Lower baseline adjusted BMI was associated with more drop

out.

SBE had a positive effect on program completion

 

See Table 2 in paper

 

1 Incremental predictive value is the predictive value beyond standard demographic factors and the established risk factors (e.g. smoking, blood pressure, lipid levels, diabetes, cancer stage, etc.), for example change in c-statistic


Table of quality assessment – prognostic factor (PF) studies

Based on: QUIPSA (Haydn, 2006; Haydn 2013)

Study reference

 

(first author, year of publication)

Study participation1

 

Study sample represents the population of interest on key characteristics?

 

 

(high/moderate/low risk of selection bias)

Study Attrition2

 

Loss to follow-up not associated with key characteristics (i.e., the study data adequately represent the sample)?

 

(high/moderate/low risk of attrition bias)

Prognostic factor measurement3

 

Was the PF of interest defined and adequately measured?

 

 

 

(high/moderate/low risk of measurement bias related to PF)

Outcome measurement3

 

Was the outcome of interest defined and adequately measured?

 

(high/moderate/low risk of measurement bias related to outcome)

Study confounding4

 

Important potential confounders are appropriately accounted for?

 

 

 

(high/moderate/low risk of bias due to confounding)

Statistical Analysis and Reporting5

 

Statistical analysis appropriate for the design of the study?

 

 

 

(high/moderate/low risk of bias due to statistical analysis)

Study reference

 

 

 

 

 

 

Goldschmidt, 2014

low

moderate

low

low

moderate

low

Baxter, 2013

moderate

high

low

low

moderate

low

Frohlich, 2011

low

high

low

moderate

moderate

low

Wrotniak, 2004

low

high

moderate

moderate

moderate

low

Epstein, 2001

high

low

moderate

moderate

moderate

moderate

Shalitin, 2016

low

moderate

moderate

low

moderate

moderate

Reinher, 2010

high

high

moderate

low

moderate

low

Mameli, 2017

high

high

moderate

low

moderate

low

Goossens, 2009

high

moderate

moderate

high

moderate

moderate

A https://methods.cochrane.org/sites/methods.cochrane.org.prognosis/files/public/uploads/QUIPS%20tool.pdf

  1. Adequate description of: source population or population of interest, sampling and recruitment, period and place of recruitment, in- and exclusion criteria, study participation, baseline characteristics.
  2. Adequate response rate, information on drop-outs and loss to follow-up, no differences between participants who completed the study and those lost to follow-up.
  3. Method of measurement is valid, reliable, setting of measurement is the same for all participants.
  4. Important confounders are listed, method of measurement is valid, reliable, setting of measurement is the same for all participants, important confounders are accounted for in the design (matching, stratification, initial assembly of comparable groups), or analysis (appropriate adjustment)
  5. Enough data are presented to assess adequacy of the analysis, strategy of model building is appropriate and based on conceptual framework, no selective reporting

 

Tabel Exclusie na het lezen van het volledige artikel

Auteur en jaartal

Redenen van exclusie

Gori, 2017

Geen multivariaat model, niet gecorrigeerd voor confounders

Boff, 2017

Geen multivariaat model, niet gecorrigeerd voor confounders

Yavuz, 2015

Geen multivariaat model, niet gecorrigeerd voor confounders

Dhaliwal, 2014

Geen multivariaat model, niet gecorrigeerd voor confounders

Taylor, 2017

Geen multivariaat model, niet gecorrigeerd voor confounders

Spence, 2017

Geen multivariaat model, focus op ouders

Schiel, 2016

Niet gecorrigeerd voor confounders

Gow, 2016

Geen GLI, vergelijking twee diëten

Bau, 2016

Studyprotocol

Braden, 2015

Geen multivariaat model, focus op ouders

Ning, 2014

Geen multivariaat model, niet gecorrigeerd voor confounders

Robl, 2013

Geen multivariaat model

Danielsson, 2012

Geen multivariaat model

Best, 2012

Niet gecorrigeerd voor confounders

Jansen, 2011

Interventie gericht op ouders, niet op kinderen

Goldschmidt, 2010

PICO voldoet niet, meet geen succesvolle interventie

Goldfield, 2009

Kleine studiepopulatie, model overfit, onduidelijk waarvoor gecorrigeerd

Wilson, 2003

Narrative review

Kolko, 2017

Geen multivariaat model

Kulendran, 2016

Prediction model is univariaat, niet gecorrigeerd voor confounders

Kunin-Batson, 2015

PICO voldoet niet, kinderen met risico op overgewicht, geen GLI

Moore, 2012

PICO voldoet niet, focus op bezorgdheid ouders, geen effect van GLI

Andrews, 2018

Short communication, geen multivariate analyse

Sousa, 2016

Geen multivariaat model

Lawman, 2014

PICO voldoet niet

De Niet, 2011

Niet gecorrigeerd voor confounders

Sabin, 2007

Geen multivariaat model

Valverde, 1998

PICO voldoet niet

De Miguel-Etayo, 2018

PICO voldoet niet

Mameli, 2017

Niet gecorrigeerd voor confounders

Faus, 2015

PICO voldoet niet

Annesi, 2010

Niet gecorrigeerd voor confounders

Epstein, 2007

Niet gecorrigeerd voor confounders

Braet, 2006

Geen multivariaat model

Accurso, 2014

Geen GLI

Boutelle, 2012

Studiepopulatie voldoet niet aan PICO

Steinsbekk, 2011

Geen GLI

De Miguel-Etayo, 2016

Geen multivariaat model, geen GLI

Fidelix, 2015

Geen multivariaat model

Park, 2014

Geen multivariaat model

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 09-11-2020

Laatst geautoriseerd  : 09-11-2020

Geplande herbeoordeling  :

Voor het beoordelen van de actualiteit van deze richtlijn is de werkgroep niet in stand gehouden. Uiterlijk in 2024 bepaalt het bestuur van de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde of de modules van deze richtlijn nog actueel zijn. Op modulair niveau is een onderhoudsplan beschreven. Bij het opstellen van de richtlijn heeft de werkgroep per module een inschatting gemaakt over de maximale termijn waarop herbeoordeling moet plaatsvinden en eventuele aandachtspunten geformuleerd die van belang zijn bij een toekomstige herziening (update). De geldigheid van de richtlijn komt eerder te vervallen indien nieuwe ontwikkelingen aanleiding zijn een herzieningstraject te starten.

 

De Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde is regiehouder van deze richtlijn en eerstverantwoordelijke op het gebied van de actualiteitsbeoordeling van de richtlijn. De andere aan deze richtlijn deelnemende wetenschappelijke verenigingen of gebruikers van de richtlijn delen de verantwoordelijkheid en informeren de regiehouder over relevante ontwikkelingen binnen hun vakgebied.

 

Module[1]

Regiehouder(s)[2]

Jaar van autorisatie

Eerstvolgende beoordeling actualiteit richtlijn[3]

Frequentie van beoordeling op actualiteit[4]

Wie houdt er toezicht op actualiteit[5]

Relevante factoren voor wijzigingen in aanbeveling[6]

Barrières en ondersteunende factoren voor succes GLI

NVK

2020

2025

Elke 5 jaar

NVK

 


[1] Naam van de module

[2] Regiehouder van de module (deze kan verschillen per module en kan ook verdeeld zijn over meerdere regiehouders)

[3] Maximaal na vijf jaar

[4] (half)Jaarlijks, eens in twee jaar, eens in vijf jaar

[5] regievoerende vereniging, gedeelde regievoerende verenigingen, of (multidisciplinaire) werkgroep die in stand blijft

[6] Lopend onderzoek, wijzigingen in vergoeding/organisatie, beschikbaarheid nieuwe middelen

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde
Geautoriseerd door:
  • Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie
  • Nederlands Huisartsen Genootschap
  • Nederlandse Internisten Vereniging
  • Nederlandse Vereniging voor Heelkunde
  • Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde
  • Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland
  • Nederlandse Vereniging van Diëtisten
  • Nederlands Instituut van Psychologen
  • Artsen Jeugdgezondheidszorg Nederland
  • Stichting Kind en Ziekenhuis
  • Nederlandse Stichting Over Gewicht

Algemene gegevens

De richtlijn is goedgekeurd door de Patiëntenfederatie Nederland.

 

De richtlijnontwikkeling werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten en werd gefinancierd uit de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS). De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijn.

Doel en doelgroep

Doel

Doel van het project is het ontwikkelen van de evidence-based richtlijn Behandeling van kinderen met obesitas; en daarmee een richtlijn volgens Medische Specialistische Richtlijnen 2.0 opleveren, waarin de huidige stand van wetenschappelijke kennis aangaande het onderwerp is meegenomen.

 

Doelgroep

Deze richtlijn is primair bedoeld voor kinderartsen, maar daarnaast is de richtlijn relevant voor huisartsen, verpleegkundigen/verpleegkundig specialisten kindergeneeskunde, diëtisten, psychologen, (kinder)fysiotherapeuten, jeugdartsen, jeugdverpleegkundigen, chirurgen en internisten.

Tevens is het waardevol voor leden van andere beroepsgroepen die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met obesitas van 0 tot 18 jaar om kennis te nemen van de richtlijn. Te denken valt aan beroepsgroepen zoals opvoedkundig adviseurs, maatschappelijk werkers, jeugdhulpverleners, combinatiefunctionarissen, buurtsportcoaches, onderwijsprofessionals en aanbieders van interventies en van reguliere voorzieningen.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijn is in 2017 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van relevante specialismen die betrokken zijn bij de zorg voor kinderen met obesitas.

 

De werkgroepleden zijn door hun beroepsverenigingen gemandateerd voor deelname. De werkgroep is verantwoordelijk voor de integrale tekst van deze richtlijn.

 

Werkgroep

  • Dr. E.L.T. (Erica) van den Akker, kinderarts endocrinoloog, universitair hoofddocent, Erasmus MC- Sophia Kinderziekenhuis en Centrum Gezond Gewicht, Rotterdam, Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde (voorzitter)
  • Prof. dr. E. (Edgar) van Mil, kinderarts-endocrinoloog, Jeroen Bosch Ziekenhuis, ‘s-Hertogenbosch, expertise centrum voor kinderen met obesitas, Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde (vice-voorzitter)
  • Dr. C.J. (Corjan) de Groot, AIOS kindergeneeskunde, Leids Universitair Medisch Centrum/ Groene Hart Ziekenhuis, Leiden/ Gouda, Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde
  • Dr A. (Anita) Vreugdenhil, kinderarts, Maastricht Universitair Medisch Centrum, Maastricht, Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde
  • Dr. S. (Saskia) Bouma -De Jongh, kinderarts, De Kinderartsenpraktijk, Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde
  • Dr. M. (Marja) van der Vorst, kinderarts-klinisch farmacoloog, St Antonius, Utrecht/ Nieuwegein, Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde
  • Dr. A.J. (Arieke) Janse, kinderarts, Ziekenhuis Gelderse Vallei, Ede, Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde
  • Dr. M. (Malika) Chegary, kinderarts, Onze Lieve Vrouwe Gasthuis, Amsterdam, Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde
  • Dr. F.M.H. (François) van Dielen, chirurg, Maxima MC, Eindhoven, Nederlandse Vereniging voor Heelkunde
  • Prof. dr. L.W.E. (Ernst) van Heurn, (kinder)chirurg, Amsterdam UMC, Amsterdam, Nederlandse Vereniging voor Heelkunde
  • Dr. L.J.M. (Loek) de Heide, internist-endocrinoloog, Medisch Centrum Leeuwarden, Leeuwarden, De Nederlandse Internisten Vereniging
  • Drs. J.W.J. (Willy) Jubels-Hatenboer, Nederlandse Stichting Over Gewicht, Haarlem
  • Drs. R. (Ramona) Leysner, diëtist, Behandelcentrum Merem, Hilversum, Nederlandse Vereniging van Diëtisten
  • Dr. E. (Eveliene) Dera-de Bie, docent Verpleegkunde, Zuyd Hogeschool, Heerlen, Beroepsvereniging Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland
  • Drs. S. (Sanne) Laurijssen, GZ-psycholoog, Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis, Tilburg, het Nederlands Instituut van Psychologen
  • Drs. M.G.M. (Margreet) van den Berg, GZ-psycholoog, Jeroen Bosch ziekenhuis, Den Bosch, het Nederlands Instituut van Psychologen
  • Dr. I. (Irene) Peters, Arts M&G, Jeugdarts GGDrU, Utrecht, AJN Jeugdartsen Nederland
  • Drs. M. (Marloes) Meurs, kinderfysiotherapeut, Bewegingscentrum Junior, Groningen, Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie en Nederlandse Vereniging voor Kinderfysiotherapie

 

Klankbordgroep

  • Dr. J. (Jutka) Halberstadt, universitair docent kinderobesitas, landelijk projectmanager Care for Obesity, Vrije Universiteit Amsterdam
  • Drs. R. (René) Glijsteen, huisarts, Huisartsenpraktijk Kloppenborg&Glijsteen, Rotterdam, Nederlandse Huisartsen Genootschap

 

Met ondersteuning van

  • Dr. I.M. (Irina) Mostovaya, senior adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • Dr. S.N. (Stefanie) Hofstede, senior adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Belangenverklaringen

De KNMG-code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement, kennisvalorisatie) hebben gehad. Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

 

Werkgroeplid

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Ondernomen actie

Van den Akker (voorzitter)

Kinderarts Erasmus MC

Geen

Clinical trial fase III setmelatonide (Rhythm) voor patiënten met monogenetische obesitas Europees verband, gefinancierd door Rhythm Pharmaceuticals, Inc.

Geen

Van Mil (vice-voorzitter)

Kinderarts-endocrinoloog

Jeroen Bosch ziekenhuis

Bijzonder hoogleraar Jeugd, Voeding en Gezondheid aan de Universiteit Maastricht

Behandeld arts en initiatiefnemer Expertise Centrum Kinderen met Obesitas in het Jeroen Bosch ziekenhuis, dat tevens fungeert als 'best practise' voor het VWS proeftuinen project 'ketenaanpak voor kinderen met overgewicht'. Vakgroep Kindergeneeskunde wordt vergoed voor de uren die dit project worden gemaakt

Mede auteur van het boek 'Overgewicht en Obesitas bij Kinderen. Verder kijken dan de kilo's (ISBN 9789089534262), dat de basis vormt van het landelijk model voor ketenaanpak voor kinderen met overgewicht.

 

Betrokken bij de BASIC trial, gefinancieerd door MUMC.

 

Deelnemer aan de onderzoeksgroep van een wetenschappelijk studie naar het effect van bariatrische chirurgie bij adolescenten met overgewicht. De studie is genaamd: Laparoscopie Roux-en-Y Gastric Bypass Equipoise Laparoscopie Sleeve Gastrectomy for Severe Obesity in Teenagers: a Randomized Controlled Trial.

 

Deelnemer aan de onderzoeksgroep van een wetenschappelijk studie naar het effect van metformine bij adolescenten met overgewicht. De studie is genaamd: An efficacy, safety and pharmacokinetic study on the short-term and long-term use of METFORMIN in obese children and adolescents.

 

Geen

De Groot

AIOS kindergeneeskunde LUMC/Groene Hart Ziekenhuis

Binnen het GHZ betrokken bij onderwijscommissie van de afdeling kindergeneeskunde

Promotieonderzoek werd deels gefinancieerd door Nutricia Early Life Nutrition. Dit betrof een 'unrestricted grant'. Dat wil zeggen dat Nutricia Early Life Nutrition geen invloed had op het onderzoek dat ik verrichte, of zeggenschap had over het al dan niet publiceren van de resultaten. Mijn onderzoek richtte zich op neuroradiologische aspecten van obesitas. Er was derhalve ook geen direct financieel belang voor Nutricia bij de resultaten van mijn onderzoek. Er is geen nog lopend onderzoek van mij wat gefinancierd wordt door Nutricia. Er is momenteel geen enkele financiële afhankelijkheid van hen.

Geen

Vreugdenhil

Kinderarts MDL, vakgroep Kindergeneeskunde, Maastricht UMC+ , Oprichter Centre for Overweight Adolescent and Childrens Healthcare van het Maastricht UMC+

Geen

Mede onderzoeker in de BASIC trial en de TEENBEST studie

Geen

Bouma-de Jongh

Kinderarts Van Weel Bethesda ziekenhuis

Richtlijn bacterie NVVIT

Geen

Geen

Van der Vorst

Kinderarts-klinisch farmacoloog

St. Antonius ziekenhuis Utrecht/Nieuwegein

Geen

Hoofdonderzoeker: M.M.J. van der Vorst.

studienummer: NL34811.100.11. 'Metformin'

wetenschappelijke studie naar het effect van metformine bij adolescenten met overgewicht. De studie is genaamd: An efficacy, safety and pharmacokinetic study on the short-term and long-term use of METFORMIN in obese children and adolescents.

Geen

Janse

Kinderarts en klinische epidemioloog B. Werkgever: Ziekenhuis Gelderse Vallei

Geen

Hoofdonderzoeker A.J.Janse studienummer NL50601.029.14. Randomized Controlled Trial Solid food in preterm infants and the effect on obesity in the Netherlands (SPOON). Gefinancieerd middels samenwerkingsbijdrage Nutricia. Geen belang bij uitkomst onderzoek

Geen

Chegary

Kinderarts OLVG Amsterdam

Geen

Geen

Geen

Van Dielen

Bariatrisch chirurg

0.0 fte aanstelling in het Mumc+ als gastoperateur voor de BASIC trial. Betaald

Gastroperateur van de BASIC trial en derhalve hierbij actief betrokken. - Principal investigator van een internationale multicenter prospectief gerandomiseerde studie gastric sleeve versus. gastric bypass in adolescenten. (TEEN-Best).

Geen

Van Heurn

Kinderchirurg, hoogleraar kinderchirurgie AMC en VUMC

Geen

Hoofdonderzoeker BASIC trial: onderzoek naar bariatrische

Chirurgie/ leefstijlinterventies bij adolescenten gefinancierd door MUMC.

Geen belang bij de uitkomst van het onderzoek.

Geen

De Heide

Internist-Endocrinoloog, Medisch Centrum Leeuwarden, in dienst van MSB-VCL, 50%

1 dagdeel per week in dienst van CON, Centrum Obesitas Nederland, Leeuwarden,

onbetaald, protocollering postoperatieve zorg na bariatrie, wetenschappelijk onderzoek

Geen

Geen

Jubels-Hatenboer

Part-time werkzaam bij marketing in de & communicatie bij Jubels B.V.

Sinds sept 2014 actief lid van de Technische Commissie bij de Zandvoortsche Hockeyclub. En sinds 2018 bestuurslid bij de Nederlandse Stichting Over Gewicht.

Dochter met genetische obesitas (leptinereceptor deficiëntie) maar zij zal niet gebaat zijn bij een bariatrisch chirurgische ingreep.

Geen

Leysner

Dietist behandelcentrum Merem Hilversum

Lid landelijk netwerk van diëtisten die gespecialiseerd zijn in de behandeling van overgewicht en (morbide) obesitas met bijbehorende co-morbiditeit (KDOO) (onbetaald)

Geen

Geen

Dera-de Bie

Docent Verpleegkunde (0,8) en lid lectoraat wijkgerichte zorg (0,2)

Zuyd Hogeschool Heerlen

Redactielid Tijdschrift JGZ

Lid V&VN, maatschappij en gezondheid

Geen

Geen

Laurijssen

GZ-psycholoog en cognitief gedragstherapeut Elisabeth Tweesteden ziekenhuis Tilburg

Gastdocent Tilburg University

Geen

Geen

Van den Berg

Gz-psycholoog, RVE Kindergeneeskunde, Jeroen Bosch Ziekenhuis

GGZ-Oostbrabant afdeling eetstoornissen

Geen

Als Gz-psycholoog verbonden aan het zorgpad overgewicht binnen het Jeroen Bosch Ziekenhuis. Betrokken bij indicatiestelling voor behandeling.

Geen

Peters

Arts Maatschappij en Gezondheid, jeugdarts bij GGDrU.

Geen

Geen

Geen

Meurs

 

 

Kinderfysiotherapeut, voorzitter Nederlandse Vereniging voor Kinderfysiotherapie, eigen kinderpraktijk, begeleidt en behandelt kinderen met obesitas in een eerstelijns GLI.

Geen

Geen

Geen

Halberstadt

Universitair docent kinderobesitas/ Landelijk projectmanager Care for Obesity, Vrije Universiteit Amsterdam

Geen

Care for Obesity leverde in 2018 met financiering van het ministerie van VWS het landelijk model ketenaanpak voor kinderen met overgewicht en obesitas op. Vanaf 2019 vormt Care for Obesity /de Vrije Universiteit Amsterdam met vier andere landelijke partijen de coalitie voor de ketenaanpak voor kinderen met overgewicht en obesitas. Deze coalitie werkt met financiering van het ministerie van VWS aan de borging, implementatie, doorontwikkeling en evaluatie van het landelijk model.

Geen

Glijsteen

Huisarts zelfstandig in maatschap 3-3,5 dag NAP Kloppenberg& Glijsteen en Huisarts docent staflid Huisartsopleiding UMC 1,5 dag

Wedstijdsecretaris V.O.C. incident Rotterdam Onbetaald Lid raad van toezicht van PRIMEUR database (onbetaald)

Geen

Geen

Mostovaya

Senior adviseur

Geen

Geen

Geen

Hofstede

Senior adviseur

Geen

Geen

Geen

Inbreng patiëntenperspectief

Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door een afgevaardigde van de patiëntenvereniging in de werkgroep. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan de Nederlandse Stichting Over Gewicht.

Methode ontwikkeling

Evidence based

Implementatie

In de verschillende fasen van de richtlijnontwikkeling is rekening gehouden met de implementatie van de richtlijn-(module) en de praktische uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. Daarbij is uitdrukkelijk gelet op factoren die de invoering van de richtlijn in de praktijk kunnen bevorderen of belemmeren. Het implementatieplan is te vinden bij de aanverwante producten.

Werkwijze

AGREE

Deze richtlijn is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010), dat een internationaal breed geaccepteerd instrument is. Voor een stap-voor-stap beschrijving hoe een evidence-based richtlijn tot stand komt wordt verwezen naar het stappenplan Ontwikkeling van Medisch Specialistische Richtlijnen van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

 

Knelpuntenanalyse

Tijdens de voorbereidende fase inventariseerden de voorzitter van de werkgroep en de adviseur de knelpunten. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde, Nederlandse vereniging voor Heelkunde, Nederlandse Internisten Vereniging, Nederlandse Vereniging van Artsen voor Longziekten en Tuberculose, Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie, Care for Obesity, Jeugdartsen Nederland, Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland, Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie, Nederlandse Vereniging voor Kinderfysiotherapie, Kind & Ziekenhuis, Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd, Partnerschap Overgewicht Nederland, Nederlandse Obesitas Kliniek, Zelfstandige Klinieken Nederland, Zorginstituut Nederland en RA-Medical via een Invitational conference. Dit was een gecombineerde Invitational conference voor twee richtlijnen; (1) behandeling van kinderen met obesitas en (2) chirurgische behandeling van obesitas. Een verslag hiervan is opgenomen onder aanverwante producten.

 

Uitgangsvragen en uitkomstmaten

Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de voorzitter en de adviseur concept-uitgangsvragen opgesteld. Deze zijn met de werkgroep besproken waarna de werkgroep de definitieve uitgangsvragen heeft vastgesteld. Vervolgens inventariseerde de werkgroep per uitgangsvraag welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.

 

Strategie voor zoeken en selecteren van literatuur

Er werd voor de afzonderlijke uitgangsvragen aan de hand van specifieke zoektermen gezocht naar gepubliceerde wetenschappelijke studies in (verschillende) elektronische databases. Tevens werd aanvullend gezocht naar studies aan de hand van de literatuurlijsten van de geselecteerde artikelen. In eerste instantie werd gezocht naar studies met de hoogste mate van bewijs. De werkgroepleden selecteerden de via de zoekactie gevonden artikelen op basis van vooraf opgestelde selectiecriteria. De geselecteerde artikelen werden gebruikt om de uitgangsvraag te beantwoorden. De databases waarin is gezocht, de zoekstrategie en de gehanteerde selectiecriteria zijn te vinden in de module met desbetreffende uitgangsvraag. De zoekstrategie voor de oriënterende zoekactie en patiëntenperspectief zijn opgenomen onder aanverwante producten.

 

Kwaliteitsbeoordeling individuele studies

Individuele studies werden systematisch beoordeeld, op basis van op voorhand opgestelde methodologische kwaliteitscriteria, om zo het risico op vertekende studieresultaten (risk of bias) te kunnen inschatten. Deze beoordelingen kunt u vinden in de Risk of Bias (RoB) tabellen. De gebruikte RoB instrumenten zijn gevalideerde instrumenten die worden aanbevolen door de Cochrane Collaboration: AMSTAR - voor systematische reviews; Cochrane - voor gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek; Newcastle-Ottowa - voor observationeel onderzoek.

 

Samenvatten van de literatuur

De relevante onderzoeksgegevens van alle geselecteerde artikelen werden overzichtelijk weergegeven in evidencetabellen. De belangrijkste bevindingen uit de literatuur werden beschreven in de samenvatting van de literatuur. Bij een voldoende aantal studies en overeenkomstigheid (homogeniteit) tussen de studies werden de gegevens ook kwantitatief samengevat (meta-analyse) met behulp van Review Manager 5.

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs

A) Voor interventievragen (vragen over therapie of screening)

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/).

 

GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie (Schünemann, 2013).

 

GRADE

Definitie

Hoog

  • er is hoge zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Redelijk*

  • er is redelijke zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • het is mogelijk dat de conclusie verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Laag

  • er is lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • er is een reële kans dat de conclusie verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Zeer laag

  • er is zeer lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • de literatuurconclusie is zeer onzeker.

*in 2017 heeft het Dutch GRADE Network bepaald dat de voorkeursformulering voor de op een na hoogste gradering ‘redelijk’ is in plaats van ‘matig’

 

B) Voor vragen over diagnostische tests, schade of bijwerkingen, etiologie en prognose

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd eveneens bepaald volgens de GRADE-methode: GRADE-diagnostiek voor diagnostische vragen (Schünemann, 2008), en een generieke GRADE-methode voor vragen over schade of bijwerkingen, etiologie en prognose. In de gehanteerde generieke GRADE-methode werden de basisprincipes van de GRADE-methodiek toegepast: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van bewijskracht op basis van de vijf GRADE-criteria (startpunt hoog; downgraden voor risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias).

 

Formuleren van de conclusies

Voor elke relevante uitkomstmaat werd het wetenschappelijk bewijs samengevat in een of meerdere literatuurconclusies waarbij het niveau van bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methodiek. De werkgroepleden maakten de balans op van elke interventie (overall conclusie). Bij het opmaken van de balans werden de gunstige en ongunstige effecten voor de patiënt afgewogen. De overall bewijskracht wordt bepaald door de laagste bewijskracht gevonden bij een van de cruciale uitkomstmaten. Bij complexe besluitvorming waarin naast de conclusies uit de systematische literatuuranalyse vele aanvullende argumenten (overwegingen) een rol spelen, werd afgezien van een overall conclusie. In dat geval werden de gunstige en ongunstige effecten van de interventies samen met alle aanvullende argumenten gewogen onder het kopje 'Overwegingen'.

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals de expertise van de werkgroepleden, de waarden en voorkeuren van de patiënt (patient values and preferences), kosten, beschikbaarheid van voorzieningen en organisatorische zaken. Deze aspecten worden, voor zover geen onderdeel van de literatuursamenvatting, vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’.

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk. De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen.

 

Randvoorwaarden (Organisatie van zorg)

In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijn is expliciet rekening gehouden met de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, menskracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van een specifieke uitgangsvraag maken onderdeel uit van de overwegingen bij de bewuste uitgangsvraag. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van zorg.

 

Indicatorontwikkeling

Gelijktijdig met het ontwikkelen van de conceptrichtlijn heeft de werkgroep overwogen om interne kwaliteitsindicatoren te ontwikkelen om het toepassen van de richtlijn in de praktijk

te volgen en te versterken. Meer informatie over de methode van indicatorontwikkeling is op te vragen bij het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (secretariaat@kennisinstituut.nl).

 

Kennislacunes

Tijdens de ontwikkeling van deze richtlijn is systematisch gezocht naar onderzoek waarvan de resultaten bijdragen aan een antwoord op de uitgangsvragen. Bij elke uitgangsvraag is door de werkgroep nagegaan of er (aanvullend) wetenschappelijk onderzoek gewenst is om de uitgangsvraag te kunnen beantwoorden. Een overzicht van de onderwerpen waarvoor (aanvullend) wetenschappelijk van belang wordt geacht, is als aanbeveling in de Kennislacunes beschreven (onder aanverwante producten).

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijn werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties, waaronder de partijen die zijn uitgenodigd voor de invitational conference, voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijn aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijn werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.

 

Literatuur

Brouwers, M. C., Kho, M. E., Browman, G. P., Burgers, J. S., Cluzeau, F., Feder, G., et al. (2010). AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. Canadian Medical Association Journal, 182(18), E839-E842.

Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. https://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/richtlijnontwikkeling.html

Ontwikkeling van Medisch Specialistische Richtlijnen: stappenplan. Kennisinstituut van Medisch Specialisten.

Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Link: http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.

Schünemann, H. J., Oxman, A. D., Brozek, J., Glasziou, P., Jaeschke, R., Vist, G. E., et al. (2008). Rating Quality of Evidence and Strength of Recommendations: GRADE: Grading quality of evidence and strength of recommendations for diagnostic tests and strategies. BMJ: British Medical Journal, 336(7653), 1106.

Wessels, M., Hielkema, L., & van der Weijden, T. (2016). How to identify existing literature on patients' knowledge, views, and values: the development of a validated search filter. Journal of the Medical Library Association: JMLA, 104(4), 320.

Zoekverantwoording

Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.

Volgende:
Eigenschappen van een goede GLI