Organisatie van zorg - Behandeling van handartrose
Uitgangsvraag
Op welke wijze dient de zorg rondom de behandeling van patiënten met handartrose georganiseerd te worden?
Deze vraag omvat de volgende onderwerpen:
- Educatie en informatievoorziening
- Gezamenlijke besluitvorming
- Multidisciplinaire samenwerking
Aanbeveling
Biedt alle patiënten basisinformatie aan over het beloop van de aandoening, educatie over zelfmanagement en mogelijke behandelopties, en breid dit waar nodig uit naar behoefte van de individuele patiënt.
De behandeling van handartrose is gebaseerd op een gezamenlijke beslissing tussen patiënt en zorgverlener.
Lange termijn follow-up kan worden overwogen en hangt af van de behoeften van de individuele patiënt.
Diverse zorgverleners kunnen bijdragen aan de optimale behandeling van handartrose. Overweeg medicamenteuze of chirurgisch interventies als niet-medicamenteuze behandeling onvoldoende effect heeft.
Overwegingen
1. Educatie en informatievoorziening
Educatie wordt gezien als de basis in de behandeling van patiënten met handartrose, en zou aangeboden moeten worden aan alle patiënten. Deze aanbeveling, een meer algemene uitspraak over educatie, is een aanvulling op de aanbeveling t.a.v. specifieke voorlichting en instructie in de Module 1 ‘niet-medicamenteuze behandeling van handartrose’.
Voor patiënten met chronische klachten die terugkerend op consult komen, zou het aanbieden van voorlichting een continu proces moeten zijn van herhaling en uitbreiding van informatie. Specifieke evidentie voor de effectiviteit en inhoud van aan te bieden informatie bij handartrose is er niet. Zorgverleners, anders dan medisch specialisten, kunnen een belangrijke rol spelen in het aanbieden van informatie en voorlichting, evenals het toetsen of deze informatie begrepen wordt. Voorlichting kan aangeboden worden op verschillende manieren; op papier (folder of keuzekaart), digitaal (www.thuisarts.nl en www.reumanederland.nl of patiëntenverenigingen), via voorlichtingsfilmpjes (ehealth toepassingen) of face-to-face.
2. Gezamenlijke besluitvorming
Gezamenlijke besluitvorming is een aanpak van zorg waarbij zorgverlener en patiënt wederzijds informatie delen om consensus te bereiken over de behandelaanpak van voorkeur (Légaré & Witteman, 2013, Campagne Begin een Goed gesprek, Drie Goede vragen). Het aanbevelen van gezamenlijke besluitvorming laat zien dat niet alleen het best beschikbare bewijs, maar ook de patiëntvoorkeuren en -verwachtingen, en mogelijkheden tot vergoeding vanuit de zorgverzekeraar, belangrijk zijn om te overwegen bij het maken van een beslissing over de aanpak van de aandoening. Het tot stand brengen van gezamenlijke besluitvorming in de praktijk is afhankelijk van enerzijds het opbouwen en onderhouden van een goede relatie tussen patiënt en zorgverlener waarbij de patiënt zijn voorkeuren voor behandeling kan uitspreken, en anderzijds het delen van het beste bewijs, om een goed geïnformeerd besluit te kunnen nemen. Het heeft betrekking op alle momenten van behandeling, bijvoorbeeld bij het stellen van een behandeldoel, de keuze voor de beste strategie om dit te bereiken of het overwegen van een andere strategie wanneer het behandeldoel niet bereikt is.
Gezamenlijke besluitvorming speelt tevens een rol bij de invulling van het monitoren van patiënten met handartrose. Er is geen bewijs voor de kosteneffectiviteit van langdurige monitoren van patiënten. Echter, handartrose is een heterogene aandoening en de patiënten met handartrose die gezien worden zijn divers. Individuele behoeften die meegenomen kunnen worden bij de beoordeling van behoefte aan monitoren van de aandoening zijn: de ernst van de symptomen, de aanwezigheid van gewrichtsschade, gebruik van een medicamenten die moeten worden geëvalueerd en de wensen en verwachtingen van de patiënt op het gebied van dagelijkse activiteiten (ADL, werk en hobby’s) en participatie.
Het monitoren van patiënten zal waarschijnlijk de naleving van niet-medicamenteuze behandelingen, zoals oefentherapie of het gebruik van ortheses, verhogen. Tevens biedt het een mogelijkheid om de behandeling te evalueren (bijv. aanpassen van ortheses of aanpassing van de medicamenteuze behandeling). Voor de meesten patiënten is een standaard radiografische follow-up hierbij niet zinvol. Monitoring hoeft niet per se door de reumatoloog te worden gedaan. Het monitoren van niet-medicamenteuze behandeling wordt vaak door een ergo- of fysiotherapeut gedaan. Op welk moment andere zorgverleners een patiënt moeten terugverwijzen naar de huisarts of reumatoloog moet op individueel patiëntniveau worden overwogen.
3. Multidisciplinaire samenwerking
Handartrose is zowel een heterogene aandoening die leidt tot veel verschillende symptomen als een chronische aandoening. Patiënten met handartrose hebben gedurende het beloop van hun aandoening zorg nodig, soms vanuit diverse disciplines. Zorgverleners die bijvoorbeeld betrokken kunnen zijn bij de behandeling van handartrose zijn de huisarts, reumatoloog, reumaverpleegkundige, verpleegkundig specialist, ergo- of fysiotherapeut, orthopedisch of plastisch chirurg en revalidatiearts. Welke zorg door welke zorgverlener geleverd wordt kan regionaal verschillen. In sommige klinieken worden gestructureerde multidisciplinaire programma’s of zorgpaden aangeboden. Het is echter onduidelijk of dergelijke programma’s die een gestructureerde combinatie van verschillende niet-medicamenteuze behandelingen omvatten effectief zijn. Zo werden bijvoorbeeld geen consistente voordelige effecten gevonden van een combinatie programma (bestaande uit educatie, hulpmiddelen en oefentherapie) in vergelijking met educatie alleen (Dziedzic et al., 2015; Stamm et al., 2002; Stukstette et al., 2013).
Deze aanbeveling benadrukt het belang dat de eerste stap in de behandeling van handartrose gericht is op niet-medicamenteuze behandeling. Deze kunnen mogelijk aangevuld worden door medicamenteuze en chirurgische behandelingen, maar dat is afhankelijk van de ernst van de klachten en zeker niet nodig voor alle patiënten met handartrose.
Onderbouwing
Achtergrond
Handartrose is een veel voorkomende aandoening en kan zorgen voor pijn en functieverlies. Het doel in de zorg voor mensen met handartrose is om deze symptomen onder controle te houden, de handfunctie te optimaliseren en kwaliteit van leven te maximaliseren. Naast het optimaliseren van de handfunctie is ook het doel om de mogelijkheden om (de voor de patient gewenste) dagelijkse activiteiten uit te kunnen voeren. Om dit te bereiken wordt onder andere educatie aangeboden aan patiënten met handartrose, gezamenlijke besluitvorming toegepast en zorg geleverd vanuit verschillende zorgverleners.
Samenvatting literatuur
Bij deze uitgangsvraag is geen systematisch literatuuronderzoek verricht, omdat er verwacht werd geen studies te vinden die antwoord geven op de specifieke vragen in deze module, voor de Nederlandse situatie. Er worden dan ook geen literatuurconclusies vermeld. De aanbevelingen zijn gebaseerd op de ‘overarching principles’ van de 2018 update van de European Alliance of Associations for Rheumatology (EULAR) guideline for management of hand osteoarthritis (Kloppenburg et al., 2019) en overwegingen die zijn opgesteld door de werkgroepleden op basis van kennis en ervaring uit de praktijk.
Referenties
- Campagne Begin een goed gesprek: https://begineengoedgesprek.nl
- Campagne Drie Goede Vragen: https://3goedevragen.nl
- Dziedzic, K., Nicholls, E., Hill, S., Hammond, A., Handy, J., Thomas, E., & Hay, E. (2015). Self-management approaches for osteoarthritis in the hand: a 2x2 factorial randomised trial. Ann Rheum Dis, 74(1), 108-118. doi:10.1136/annrheumdis-2013-203938
- Kloppenburg, M., Kroon, F. P., Blanco, F. J., Doherty, M., Dziedzic, K. S., Greibrokk, E., . . . Carmona, L. (2019). 2018 update of the EULAR recommendations for the management of hand osteoarthritis. Ann Rheum Dis, 78(1), 16-24. doi:10.1136/annrheumdis-2018-213826
- Légaré, F., & Witteman, H. O. (2013). Shared decision making: examining key elements and barriers to adoption into routine clinical practice. Health Aff (Millwood), 32(2), 276-284. doi:10.1377/hlthaff.2012.1078
- Stamm, T. A., Machold, K. P., Smolen, J. S., Fischer, S., Redlich, K., Graninger, W., . . . Erlacher, L. (2002). Joint protection and home hand exercises improve hand function in patients with hand osteoarthritis: a randomized controlled trial. Arthritis Rheum, 47(1), 44-49. doi:10.1002/art1.10246
- Stukstette, M. J., Dekker, J., den Broeder, A. A., Westeneng, J. M., Bijlsma, J. W., & van den Ende, C. H. (2013). No evidence for the effectiveness of a multidisciplinary group based treatment program in patients with osteoarthritis of hands on the short term; results of a randomized controlled trial. Osteoarthritis Cartilage, 21(7), 901-910. doi:10.1016/j.joca.2013.03.016
Verantwoording
Autorisatiedatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 30-11-2022
Laatst geautoriseerd : 30-11-2022
Geplande herbeoordeling :
Algemene gegevens
De ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule werd ondersteund door de Nederlandse Vereniging voor Reumatologie en werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS).
De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.
Samenstelling werkgroep
Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is in 2020 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen (zie hiervoor de Samenstelling van de werkgroep) die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met handartrose.
De werkgroepleden zijn door hun beroepsvereniging gemandateerd voor deelname. De werkgroep is verantwoordelijk voor de integrale tekst van deze richtlijn.
Werkgroep
- Dr. W.Y. (Wing-Yee) Kwok, reumatoloog, Rijnstate, NVR (voorzitter)
- A. (Anda) Alkadrie, patiëntvertegenwoordiger, P-AL
- Dr. J. (Jessica) Bijsterbosch, reumatoloog, Amphia Ziekenhuis, NVR
- Dr. C.H.M. (Els) van den Ende, senior onderzoeker, Sint Maartenskliniek, KNGF
- Prof. dr. G. (Margreet) Kloppenburg, reumatoloog, LUMC, NVR
- Dr. F. P. B. (Féline) Kroon, reumatoloog in opleiding, Zuyderland, NVR
- D. (Diana) Lewinski, patiëntvertegenwoordiger, RZN
- Dr. E. A. M. (Elien) Mahler, reumatoloog en epidemioloog, Sint Maartenskliniek, NVR
- Prof. dr. M.J.P.F. (Marco) Ritt, plastisch chirurg, Amsterdam UMC, locatie AMC, NVPC
- Dr. N. (Naghmeh) Riyazi, reumatoloog, internist, Haga Ziekenhuis, NVR
- V. (Vanja) Rutten, ergotherapeut, handtherapeut, Samen praktijk voor ergotherapie, EN
- K. (Kim) van Slingerland, MSc, verpleegkundig specialist, ErasmusMC, V&VN
- Dr. A.J.H. (Anne) Vochteloo, orthopedisch chirurg, OCON Orthopedische kliniek Hengelo, NOV
- Dr. R.M. (Robbert) Wouters, assistant professor/universitair docent, handtherapeut/fysiotherapeut (CHT-NL), ErasmusMC, KNGF
Met ondersteuning van
- Dr. A.A.O.M. (Aniek) Claassen, senior beleidsmedewerker, NVR
- Dr. M. (Myrthe) van Vilsteren, senior beleidsmedewerker, NVR
Met dank aan
- I. (Ingeborg) van Dusseldorp, literatuurspecialist
- Dr. E. (Ekaterina) van Dorp, adviseur, Kennisinstituut van Medisch Specialisten
Belangenverklaringen
De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.
Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.
Werkgroeplid |
Functie |
Nevenfuncties |
Gemelde belangen |
Ondernomen actie |
Wing-Yee Kwok |
Reumatoloog, Rijnstate Arnhem |
Lid ICT Klankbordgroep Rijnstate ziekenhuis, onbetaald / Lid ICT expertgroep Medisch specialisten Rijnstate ziekenhuis, onbetaald |
Geen |
Geen actie |
Margreet Kloppenburg |
Reumatoloog/hoogleraar Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) |
Bestuurslid van de Nederlandse Vereniging voor Reumatologie (NVR). Financiele vergoeding voor LUMC. / Bestuurslid Osteoarthritis Research Society International (OARSI), onbetaald. |
|
1-3. Geen actie 4.exclusie participatie als trekker opstellen aanbeveling voor een bepaald onderwerp (werkgroeplid mag bespreken en stemmen voor aanbeveling, maar niet trekker zijn)
|
Elien Mahler |
Reumatoloog-epidemioloog Sint Maartenskliniek Nijmegen |
Geen |
Geen
|
Geen actie |
Nagmeh Riyazi |
Reumatoloog, internist, Hagaziekenhuis |
Geen |
Geen |
Geen actie |
Jessica Bijsterbosch |
Reumatoloog, Amphia Ziekenhuis |
Geen |
Geen |
Geen actie |
Féline Kroon |
AIOS reumatologie (momenteel vooropleiding interne geneeskunde) in Zuyderland medisch centrum (0,8fte) |
Onderzoeker, afdeling reumatologie, Leids Medisch Centrum (onbetaald) |
Betrokken bij de opzet, uitvoering en analyse van de HOPE studie |
exclusie participatie als trekker opstellen aanbeveling voor een bepaald onderwerp (werkgroeplid mag bespreken en stemmen voor aanbeveling, maar niet trekker zijn)
|
Marco Ritt |
staflid afd. Plastische, Reconstructieve en Handchirurgie Amsterdam UMC, hoogleraar Plastische Chirurgie, i.h.b. de Handchirurgie, locatie AMC 0,6 fte. Tevens 0,2 fte werkzaam in The Hand Clinic als hand- en polschirurg. |
Ik verricht expertises, betaald |
Geen |
Geen actie |
Anne Vochteloo |
Orthopedisch (hand) chirurg, OCON Orthopedische Kliniek Hengelo |
Onbetaald: secretaris bestuur Nederlandse Vereniging voor Handchirurgie / penningmeester werkgroep Hand Pols NOV |
Geen |
Geen actie |
Robbert Wouters |
Postdoctoraal onderzoeker ErasmusMC Rotterdam (afdeling Plastische chirurgie & revalidatiegeneeskunde, handchirurgie en -revalidatie) / Research Fellow ICHOM, standard set adult Hand & Wrist conditions / Handfysiotherapeut CHT-NL |
Onbetaald: bestuurslid Nederlandse vereniging voor Handtherapie, eindredacteur Nederlands Tijdschrift voor Handtherapie |
Betrokken bij meerdere onderzoeken omtrent de (kosten-)effectiviteit van oefentherapie in aanvulling op spalktherapie bij patiënten met duimbasisatrose (bijv. THETA study) |
exclusie participatie als trekker opstellen aanbeveling voor een bepaald onderwerp (werkgroeplid mag bespreken en stemmen voor aanbeveling, maar niet trekker zijn)
|
Els van den Ende |
Senioronderzoeker Sint Maartenskliniek, afdeling Research (1,0fte) |
Lid bestuur NHPR (onbetaald) / Redactielid Nederlands Tijdschrift voor Reumatologie (onbetaald) / Convenor Online Course dor Health Professionals (onbetaald) |
Geen |
Geen actie |
Vanja Rutten |
Ergotherapeut, handtherapeut en mede eigenaar van Samen, praktijk voor ergotherapie. / Ergotherapeut afdeling reumatologie ambulate zorg Leids Medisch Centrum (stopt per 15 maart 2020). / Onderzoeks assisstent bij het Radboud Universitair Medisch Centrum (onderzoek: Life Balance) |
Geen |
Geen |
Geen actie |
Kim van Slingerland |
Verpleegkundig specialist, Erasmus MC |
Bestuurslid V&VN reumatologie, lid werkgroep derskundigheidsbevordering V&VN reumatologie |
Geen |
Geen actie |
Diana Lewinski |
Patiëntvertegenwoordiger |
Patiëntpartner en bestuurslid bij Nationale Vereniging ReumaZorg Nederland (onbetaald) |
Geen |
Geen actie |
Anda Alkadrie |
Patiëntvertegenwoordiger |
bestuurslid Poly-Artrose Lotgenoten (P-AL) |
Geen |
Geen actie |
Inbreng patiëntenperspectief
Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door afgevaardigden van twee patiëntenverenigingen in de werkgroep. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan de patiëntenverenigingen Nationale Vereniging ReumaZorg Nederland en Poly-Artrose Lotgenoten Vereniging en de eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.
Werkwijze
AGREE
Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010). Bij deze richtlijn is er sprake van een versnelde adaptatie van een internationale richtlijn naar de Nederlandse praktijk. Daarvoor zijn de stappen gevolgd conform het advies “Adapteren van internationale richtlijnen naar de Nederlandse praktijk” (RK-17.07.07, bijlage bij adviesrapport ‘Adapteren van internationale richtlijnen naar de Nederlandse praktijk. Opgesteld door de adviescommissie richtlijnen, en vastgesteld op 27 juni 2017).
Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen
In het kader van een versnelde adaptatie is een knelpuntenanalyse niet uitgevoerd.
De werkgroep beoordeelde de uitgangsvragen en aanbeveling(en) uit de internationale richtlijnmodule (European Alliance of Associations for Rheumatology (EULAR), 2018) op noodzaak tot update.
Uitkomstmaten
Relevante uitkomstmaten werden overgenomen zoals geformuleerd in de internationale richtlijn.
Methode literatuursamenvatting
Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur en de beoordeling van de risk-of-bias van de individuele studies is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing. Deze beschrijving en beoordeling zijn overgenomen van de internationale richtlijn, en waar nodig aangevuld met nieuwe studies die geselecteerd zijn bij het updaten van desbetreffende richtlijnmodules. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.
Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs
Indien aanwezig in de internationale richtlijn werd de kracht van bewijs overgenomen. De kracht van het wetenschappelijke bewijs voor nieuwe modules werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).
GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).
Definitie |
|
Hoog |
|
Redelijk |
|
Laag |
|
Zeer laag |
|
Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).
Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)
Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk. Zo worden aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie meegewogen. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinie. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE-methodiek.
De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. Gezien de huidige richtlijn een adaptatie is van een internationale richtlijn, zijn de aanbevelingen uit deze internationale richtlijn als uitgangspunt genomen. De werkgroep heeft op basis van overwegingen specifiek voor de Nederlandse praktijk en eventueel aanvullende literatuur, de aanbevelingen aangepast.
In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel voor enkele voorbeelden). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.
Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers |
||
|
Sterke aanbeveling |
Zwakke (conditionele) aanbeveling |
Voor patiënten |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet. |
Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet. |
Voor behandelaars |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen. |
Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren. |
Voor beleidsmakers |
De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid. |
Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen. |
Organisatie van zorg
Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg die opgenomen zijn in de internationale richtlijn worden behandeld in de module Organisatie van zorg.
Commentaar- en autorisatiefase
De conceptrichtlijnmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.